Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2024

Geldend van 04-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boekel,

Overwegende dat op grond van de Wet Kinderopvang en de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk onder bepaalde voorwaarden tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang kunnen worden verleend aan de in die wetten genoemde doelgroepen;

gelet op de Wet Kinderopvang, de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2024

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 – Begrippen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    College

    :

    het college van burgemeester en wethouders gemeente Boekel;

    Kinderopvang

    :

    de opvang van kinderen, woonachtig in de gemeente als bedoeld in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    Wko

    :

    Wet kinderopvang;

    Wet

    :

    de Participatiewet, IOAW, IOAZ of Algemene nabestaandenwet;

    SMI

    :

    sociaal medische indicatie, noodzakelijke indicatie om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming in kosten voor noodzakelijke kinderopvang – als gevolg van lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen van de ouder of; - om een dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand van het kind op te heffen of te verminderen.

  • 2. Voor zover niet anders bepaald worden overige begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Wko of de wet.

Hoofdstuk 2 Tegemoetkoming kosten kinderopvang

Artikel 2 – Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend een tegemoetkoming voor de noodzakelijke kosten van kinderopvang:

  • 1.

    Als aanvulling op de kinderopvangtoeslag, die door de Belastingdienst wordt verstrekt aan de in de gemeente woonachtige ouder als bedoeld in artikel 1.6 eerste lid van de Wko, onderdeel c, e en j.

  • 2.

    Op grond van een sociaal medische indicatie.

Artikel 3 – Aanvullende voorwaarden aanvraag SMI

  • 1. Bij een aanvraag voor SMI wordt het besluit van het college gebaseerd op een indicatieadvies van een onafhankelijk adviseur die beschikt over adequate deskundigheid.

  • 2. De indicatie als bedoeld in het eerste lid heeft een geldigheidsduur van maximaal een jaar en geeft aan hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk zijn.

  • 3. De voorziening voor kinderopvang moet gevestigd zijn in de gemeente Boekel, tenzij het om sociaal-medische redenen volgens het indicatie-advies meer in de rede ligt gebruik te maken van een voorziening buiten de gemeente.

Artikel 4 – Aanvraag

  • 1. De aanvraag geschiedt bij het college op een daarvoor beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat ten minste:

    • a.

      naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

  • 4. Het college weigert de tegemoetkoming als er sprake is van een voorliggende voorziening.

Artikel 5 – Hoogte en duur van de tegemoetkoming kosten kinderopvang

  • 1. De tegemoetkoming bedraagt:

    • a.

      de kosten van de kinderopvang, die nodig zijn om het re-integratietraject of de opleiding te kunnen volgen voor de aanvrager als bedoeld in artikel 1.6 eerste lid van de Wko, onderdeel c, e en j. Op de kosten wordt de kinderopvangtoeslag die door de Belastingdienst wordt verstrekt in mindering gebracht; of

    • b.

      de kosten van kinderopvang voor het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk wordt geacht.

  • 2. De aanvrager van SMI moet een inkomen dat niet meer bedraagt dan een uitkering Participatiewet wordt gelijkgesteld met een aanvrager als bedoeld onder a.

  • 3. Voor de hoogte van de tegemoetkoming wordt aangesloten bij de maximale uurprijs voor kinderopvang zoals deze is opgenomen in het Besluit kinderopvangtoeslag en wordt gehanteerd door de Belastingdienst.

  • 4. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 5. De tegemoetkoming wordt verleend voor de duur van het re-integratietraject, opleiding, indicatieduur SMI.

  • 6. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de in het vorige lid bedoelde periode of uiterlijk na een kalenderjaar de definitieve beschikking kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en de jaaropgave van de kinderopvangorganisatie of gastouderbureau. Aan de hand hiervan wordt de tegemoetkoming definitief vastgesteld.

  • 7. Teveel betaalde tegemoetkoming kosten kinderopvang wordt teruggevorderd.

Artikel 6 – Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 7 – Betaling

  • 1. De tegemoetkoming wordt rechtstreeks betaald aan de ouder op voorwaarde dat deze een bewijs van betaling van kosten van kinderopvang kan overleggen.

  • 2. Het college kan op verzoek van de ouder een andere betaalwijze dan in lid 1 genoemd toestaan.

Artikel 8 – Inlichtingenplicht

De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 9 – Afwijking

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in deze regeling.

  • 2. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet of onduidelijk is besluit het college en treffen zij zo nodig voorzieningen.

Artikel 10 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2024.

  • 2. Deze beleidsregel treden in werking met ingang van 1 januari 2024 en vervangen de Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 5 december 2023

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

J.G. Marcic

de burgemeester,

C.J.M. van den Elsen

Toelichting Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2024

Algemeen

Sinds 1 januari 2013 is de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen peuterspeelzalen gewijzigd. Kinderopvangtoeslag is toen grotendeels overgeheveld naar de Belastingdienst. Kinderopvangtoeslag wordt sindsdien betaald door de Belastingdienst. De verordeningsplicht is daarmee komen te vervallen. Gemeenten kunnen door middel van beleidsregels zelf beleid blijven vaststellen met betrekking tot kinderopvang op sociaal – medische gronden (SMI) en voor de gemeentelijke doelgroep uitkeringsgerechtigden met een voorziening gericht op arbeid, tienermoeders en studenten (KOA – kopje) aanvulling op de kinderopvangtoeslag; deze dekt immers niet de volledige kosten. Gemeenten ontvangen via het gemeentefonds middelen voor kinderopvang en SMI. Sinds 2010 is deze Rijksbijdrage structureel maar niet geoormerkt. De uitvoering van deze regeling wordt door gemeente Meierijstad gedaan en is geregeld via een Dienstverleningsovereenkomst.

In 2016 zijn de beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang geactualiseerd. Op 29 september 2020 heeft het college ingestemd aan te sluiten bij de regelgeving en uitvoering tegemoetkoming kosten kinderopvang van Meierijstad. Met deze beleidsregels formaliseren we deze keuze.

a.De strekking van het KOA kopje

In de Wet Kinderopvang werd tot 1 januari 2013 aan gemeenten de verplichting opgelegd om een aanvulling op de kinderopvangtoeslag te betalen. Dit betrof bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, werkenden met een aanvullende bijstandsuitkering en studenten. De hoogte van de toeslag werd in het Besluit Kinderopvang voorgeschreven.

Onder de gewijzigde Wko is het verstrekken van een KOA kopje toegestaan aan bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, tienerouders jonger dan 18 jaar die een opleiding volgen en uitkering Participatiewet krijgen of kunnen krijgen en aan studenten.

In deze beleidsregels wordt het verstrekken van het KOA kopje geregeld voor deze doelgroepen.

Voor de bijstandsgerechtigden is dit een stimulans om zich goed in te zetten bij het traject. Omdat zij op dat moment nog niet direct uitzicht hebben op een baan moeten zij investeren in zichzelf door het re-integratietraject te volgen. De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst dekt ook voor bijstandsgerechtigden niet de volledige kosten van kinderopvang. Zij zouden zonder aanvullende toeslag onder bijstandsniveau komen. Dat wordt als ongewenst geacht. Om die reden wordt een aanvullende tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang. Voor tienerouders vinden wij het eveneens gewenst om hen zo goed mogelijk in staat te stellen om hun opleiding te volgen. Daardoor wordt hun kans op een goede toekomst op de arbeidsmarkt immers zo groot mogelijk. Om die reden willen wij de financiële belemmering zo veel mogelijk wegnemen en hen eveneens in aanmerking laten komen voor het KOA kopje.

De compensatie voor studenten is bedoeld om te voorkomen dat een ouder vroegtijdig zijn studie moet afbreken als gevolg van deze kosten en hierdoor mogelijk (opnieuw) uitkeringsafhankelijk wordt.

b.De vergoeding van kinderopvang bij sociaal medische indicaties

De doelgroep SMI bestaat uit gezinnen waar sprake is van sociaal-medische problematiek en waar kinderopvang noodzakelijk is ter ondersteuning van het vinden van een oplossing van deze problematiek. Daarbij kan het gaan om sociaal-medische problemen bij de ouders en de kinderen of een combinatie van beide. Bij sociaal-medische problemen moet worden gedacht aan lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen die kinderopvang noodzakelijk maken. Ook in situaties waar de ontwikkeling van kinderen wordt bedreigd en waar geen andere voorzieningen kunnen worden ingezet is een vergoeding mogelijk. Hiervoor is een indicatie-advies noodzakelijk van een onafhankelijk adviseur die beschikt over adequate deskundigheid en op basis van een behandelplan. Aan de toekenning worden geen andere voorwaarden verbonden dan die in het behandelplan zijn opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1Algemeen

Artikel 1 – Begrippen

De begrippen die in de beleidsregels worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Wet kinderopvang, Participatiewet, IOAW, IOAZ of Algemene nabestaandenwet.

Hoofdstuk 2Tegemoetkoming kosten kinderopvang

Artikel 2 – Doelgroep

In dit artikel is aangegeven welke doelgroep voor een KOA kopje in aanmerking komt. In de Wko worden drie groepen benoemd: bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, tienermoeders die een opleiding volgen en studenten.

Artikel 1.6 eerste lid onderdeel c betreft de bijstandsgerechtigden (en IOAW en IOAZ) of uitkeringsgerechtigden Algemene nabestaandenwet die een re-integratietraject volgen.

Artikel 1.6 eerste lid onderdeel e betreft de tienerouders jonger dan 18 jaar die een opleiding volgen en algemene bijstand ontvangen of kunnen ontvangen.

Artikel 1.6 eerste lid onderdeel j betreft degenen die zijn ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000.

Naast deze groepen kan een tegemoetkoming worden verstrekt voor kinderopvang op sociaal medische indicatie (SMI). Het college kan besluiten kinderopvang op sociaal medische gronden te verstrekken, als deze kinderopvang noodzakelijk is:

  • als gevolg van lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen van de ouder; of

  • om een dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand van het kind op te hebben of te verminderen.

Artikel 3 – Aanvullende voorwaarden aanvraag SMI

De indicatie voor SMI wordt afgegeven na overleg en advies door een onafhankelijk adviseur met voldoende adequate deskundigheid. Bijvoorbeeld van/via de Jeugdmedewerkers binnen het Dorpsteam, een gecertificeerde instelling als bedoeld in de Jeugdwet, via een medisch specialist (niet eigen huisarts) of bijvoorbeeld door GGZ en GGD.

Bedoeling is wel dat kinderopvang op grond van SMI een tijdelijk karakter heeft en gedurende de indicatieperiode wordt gezocht naar een permanente oplossing voor de problemen. De kinderopvang wordt als een tijdelijke oplossing gezien om rust te brengen in de gezinssituatie waar de ouder niet verantwoord zelf de zorg voor het kind op zich kan nemen. Tegelijkertijd moet er een behandelplan worden opgesteld, waardoor de ouder er naar toe werkt dat zij/hij de zorg voor het kind weer zelf kan dragen of dat de problemen van het kind behandeld worden, zodat de ouder weer in staat is de zorg op zich te nemen.

Artikel 4 – Aanvraag

Lid 1 tot en met 3 spreekt voor zich.

In lid 4 wordt aangegeven dat geen tegemoetkoming kan worden verstrekt, als er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:

  • a.

    De Wet kinderopvang (Wko)

  • b.

    De Wet langdurige zorg (Wlz)

  • c.

    De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

  • d.

    Een medisch kinderdagverblijf

  • e.

    Regeling VVE (Voor- en vroegschoolse educatie)

  • f.

    Informele kinderopvang (opvang door buurt, familie, mantelzorg)

De Wko wordt ook aangegeven als voorliggende voorziening. Er kunnen situaties zijn waarin er sprake is van sociaal medische indicatie, maar waarbij de ouder om andere redenen behoort tot de doelgroep van de Wko. Bijvoorbeeld omdat hij werkt, of student is. Voor de uren waarop hij/zij een beroep kan doen op de voorziening vanuit de Belastingdienst is dan geen tegemoetkoming mogelijk. Heeft de ouder naast deze uren nog behoefte aan kinderopvang SMI dan kan – aanvullend op de uren waarvoor de Belastingdienst kinderopvangtoeslag verstrekt – wel een tegemoetkoming worden verstrekt.

Ook de Wlz kan soms als een voorliggende voorziening worden beschouwd. Bijvoorbeeld in het geval er gespecialiseerde gezinszorg wordt geleverd of het kind een indicatie heeft voor een medisch kinderdagverblijf. De Wmo wordt genoemd als voorliggende voorziening. Op dit moment zijn er nog geen collectieve voorzieningen in de Wmo voor kinderopvang. Mogelijk verandert dat in de toekomst. Een dergelijke voorziening kan dan eveneens als voorliggende voorziening worden beschouwd.

Artikel 5 – Hoogte en duur van de tegemoetkoming kosten kinderopvang

Onder de gewijzigde Wko is het verstrekken van een KOA kopje toegestaan aan bijstandsgerechtigden met een re-integratietraject, tienerouders jonger dan 18 jaar die een opleiding volgen en uitkering Participatiewet krijgen of kunnen krijgen en aan studenten. In deze beleidsregels is het verstrekken van het KOA kopje geregeld voor deze doelgroep. De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst dekt echter niet de volledige kosten van kinderopvang. Zij zouden zonder aanvullende toeslag voor de eigen bijdrage onder bijstandsniveau komen. Dat is niet wenselijk. Om die reden wordt aan deze doelgroep een aanvullende tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang.

De doelgroep SMI bestaat uit gezinnen waarvan sprake is van sociaal-medische problematiek en waar kinderopvang noodzakelijk is ter ondersteuning van het vinden van een oplossing van deze problematiek. Zij hebben geen recht op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Aan deze doelgroep wordt daarom een tegemoetkoming verstrekt door de gemeente in overeenstemming met de regels van de Belastingdienst.

Omdat de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst voor rechthebbenden niet de volledige kosten van kinderopvang zou hebben gedekt, kan in sommige SMI situaties ook een aanvullende vergoeding worden verstrekt voor de eigen bijdrage. Als een ouder behoort tot de doelgroep SMI en zonder aanvullende toeslag onder bijstandsniveau komt, wordt tevens een aanvullende tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang.

Artikel 6 – Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7 – Betaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 8 – Inlichtingenplicht

In dit artikel wordt de inlichtingenplicht beschreven. Dit zijn de gebruikelijke verplichtingen. In het geval dat de klant zich hier niet aan houdt, trekt het college het besluit in of wijzigt het. Eventueel teveel betaalde tegemoetkoming wordt teruggevorderd.

Hoofdstuk 3Slotbepalingen

Artikel 9 – Afwijking

Alleen in heel specifieke individuele gevallen kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regels.

Artikel 10 – Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.