Beleidsregel beoordelingscriteria levensgedrag 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel beoordelingscriteria levensgedrag 2024

Inleiding

Exploitanten, leidinggevenden/bedrijfsleiders/houders en beheerders van inrichtingen of bedrijven, organisatoren en aanvragers van vergunningen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat in de buurt te waarborgen.

Voor diverse aanvragen overeenkomstig de Algemene Plaatselijke Verordening Valkenswaard (hierna APV) en enige andere wettelijke voorschriften geldt dat er geen sprake mag zijn van slecht levensgedrag in enig opzicht. De levensgedrag toets is een noodzakelijke preventieve toets om de risico's op inbreuken op de openbare orde en openbare veiligheid en een goed woon- en leefklimaat te beperken. Slecht levensgedrag is een grond om de vergunning te weigeren of in te trekken of om een leidinggevende niet bij te schrijven op de vergunning.

Op basis van de Dienstenrichtlijn dienen de criteria in deze beleidsregel duidelijk en ondubbelzinnig, objectief en vooral openbaar bekend gemaakt te worden. De randvoorwaarden zijn dat bij de beoordeling van het levensgedrag:

  • Relevantie: Enkel feiten en omstandigheden worden meegewogen die relevant zijn voor de aanvraag/het betreffende bedrijf

  • Kenbaarheidsvereiste: de betrokkene vooraf had kunnen weten waaraan voldaan moet worden

  • Evenredigheidsbeginsel: de beoordeling mag niet verder gaan dan nodig is voor het waarborgen van de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat in de buurt.

Hoofdstuk 1 Algemene bepaling

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

  • Organisator: degene die een evenement organiseert in verschillende vormen en genres;

  • Aanvrager evenement: degene die de aanvraag indient voor een evenementenvergunning;

  • Beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;

  • Houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • Exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • Bedrijf: een organisatie, zowel commercieel als niet- commercieel, waar arbeid en kapitaal centraal staan en tot doel heeft om producten en of diensten te verkopen aan klanten waardoor omzet wordt gegenereerd;

  • Inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte

  • Bedrijfsleider: Door de ondernemer aangestelde gemachtigde of lasthebber voor de leiding van het bedrijf. Ook wel de manager.

  • Leidinggevende:

    • o

      de natuurlijke persoon, personen, exploitanten, bestuurders en beheerders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de (openbare) inrichting wordt geëxploiteerd;

    • o

      de natuurlijke persoon, personen die algemene leiding geeft aan een onderneming of bedrijf, waarin de (openbare) inrichting wordt geëxploiteerd in een of meer inrichtingen;

    • o

      de natuurlijke persoon, personen, die onmiddellijke leiding geeft aan de exploitatie van zodanig bedrijf in een inrichting.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

  • 1. Met deze beleidsregel geeft de burgemeester invulling aan de beoordelingscriteria levensgedrag zoals bedoeld in de APV (artikelen 2:25, 2:28, 2:38c, 2:40b, 2:40f, 3:7), de Alcoholwet, de Wet op de kansspelen en het Speelautomatenbesluit 2000.

  • 2. Ook gedurende de looptijd van een vergunning kan er aanleiding zijn om het levensgedrag opnieuw te beoordelen, bijvoorbeeld als sprake is van nieuwe (strafbare) feiten of omstandigheden, naar aanleiding van signalen over de onderneming of naar aanleiding van signalen over een andere onderneming van dezelfde exploitant.

  • 3. Indien er een vergunningplicht komt voor bepaalde andere branches, waarvoor de slecht levensgedragstoets gaat gelden, is deze beleidsregel ook op betreffende branche van toepassing.

Hoofdstuk 2 Toets levensgedrag

Artikel 2.1 Informatie bronnen

  • 1. Om het levensgedrag en de wijze van exploitatie te toetsen worden diverse gegevens, in samenhang, gewogen. Hieronder volgt een niet-limitatieve opsomming van de belangrijkste informatiebronnen:

    • Informatie van de politie

    • Het Justitieel Documentatie Systeem

    • Handhavingsgegevens en overige gegevens waarover de gemeente beschikt, waaronder rapportages en bevindingen van BOA’s en toezichthouders

    • Informatie uit een BIBOB-toets

    • Informatie uit openbare bronnen

    • Informatie van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid

    • Informatie van de Belastingdienst

    • informatie van de Douane

    • informatie van de Immigratie en Naturalisatiedienst

    • informatie uit het Centraal insolventieregister

Artikel 2.2 Algemene uitgangspunten

  • 1. In beginsel worden slechts feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het besluit meegenomen in de beoordeling.

    • De pleegdatum is in beginsel leidend.

    • Voor de berekening van de laatste vijf jaar telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of voorlopige hechtenis is ondergaan niet mee.

    • De datum van de aanvraag van het primaire besluit over het levensgedrag op de aanvraag van een vergunning, de tussentijdse bijschrijving van een exploitant en/of leidinggevende of intrekking van de exploitatievergunning is de peildatum voor vaststellen van de periode van vijf jaar.

    • Indien er sprake is van een patroon of een hoge frequentie van (soortgelijke) feiten, kunnen ook gedragingen en/of veroordelingen die langer dan vijf jaar voorafgaand aan het besluit hebben plaatsgevonden, in de beoordeling worden betrokken.

  • 2. Bij de beoordeling van het levensgedrag kunnen feiten en omstandigheden worden meegewogen die niet zijn gerelateerd aan de exploitatie van een inrichting.

  • 3. Voor het aannemen van slecht levensgedrag is niet vereist dat zich daadwerkelijk concrete feiten/omstandigheden met betrekking tot het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde of veiligheid hebben voorgedaan.

  • 4. De gedragingen moeten aannemelijk zijn.

  • 5. Naast strafrechtelijke veroordelingen wegen ook transacties en strafbeschikkingen mee.

  • 6. Zaken waarin het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard kunnen worden meegewogen.

  • 7. Zaken die zijn geseponeerd, kunnen worden meegewogen in de beoordeling van het levensgedrag.

Artikel 2.3 Gedragingen

De onderstaande lijst betreft een niet-limitatieve opsomming van feiten en gedragingen die meewegen in de beoordeling van het levensgedrag. Feiten die hier niet zijn beschreven kunnen ook leiden tot de conclusie slecht levensgedrag.

  • Geweldsdelicten en vernielingen;

  • Alcoholfeiten;

  • Drugsfeiten;

  • Wapen bezit/gebruik;

  • Vermogensdelicten;

  • Zedendelicten en mensenhandel;

  • Overtredingen van de Wet op de Kansspelen;

  • Valsheid in geschrifte;

  • Discriminatie;

  • Gedragingen waaruit blijkt dat tijdens de exploitatie gevreesd moet worden dat aanwijzingen van politie en toezichthouder niet nageleefd zullen worden;

  • Openbare orde en APV gerelateerde feiten;

  • Wegenverkeerswet.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

De burgemeester kan in bijzondere en/of dringende gevallen afwijken van een artikel of artikelen van deze beleidsregels.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2024.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel beoordelingscriteria levensgedrag 2024

Ondertekening

Valkenswaard, 21 december 2023

de burgemeester van Valkenswaard,

drs. A.B.A.M. Ederveen.