Regeling vervallen per 03-06-2024

Gemeenschappelijke regeling GBLT 2023

Geldend van 01-01-2024 t/m 02-06-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling GBLT 2023

De dagelijkse besturen van de waterschappen

Drents Overijsselse Delta, Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe, Vechtstromen en Zuiderzeeland, elk voor zover voor het eigen waterschap bevoegd,

en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bunschoten, Dalfsen, Dronten, Leusden, Nijkerk, Ommen en Zwolle,

elk voor zover voor de eigen gemeente bevoegd,

Gelet op

de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Waterschapswet, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, Wet Milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken,

de verleende toestemming van de algemene besturen van de waterschappen en de gemeenteraden als bedoeld in artikel 61, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen,

hebben besloten

de gemeenschappelijke regeling GBLT te wijzigen, in dier voege dat de regeling komt te luiden als volgt:

HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE BEPALING

Begripsbepalingen Artikel 1

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • - algemeen bestuur: het algemeen bestuur van GBLT;

  • - ambtenaar van GBLT: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder c, van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder c, van de Waterschapswet;

  • - ambtenaar WOZ: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT belast met de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken als bedoeld in artikel 30, achtste lid, van de Wet WOZ;

  • - belasting: de belastingen die de deelnemer heft, bedoeld in artikel 219, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 113 van de Waterschapswet;

  • - belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder d, van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder d, van de Waterschapswet, dan wel een als belastingdeurwaarder aangewezen gerechtsdeurwaarder, bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet;

  • - belastingverordening: de verordeningen van de deelnemers tot heffing en invordering van belasting als bedoeld in artikel 110 van de Waterschapswet en artikel 216 van de Gemeentewet;

  • - beleidsregels: beleidsregels in de zin van Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht op het gebied van heffing en invordering van belastingen en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken;

  • - college van een deelnemer: de aan deze regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders van gemeenten en dagelijkse besturen van waterschappen;

  • - colleges van gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Drenthe, gedeputeerde staten van Flevoland, gedeputeerde staten van Friesland, gedeputeerde staten van Gelderland, gedeputeerde staten van Overijssel en gedeputeerde staten van Utrecht;

  • - dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van GBLT;

  • - deelnemers: de gemeenten en waterschappen achter de aan deze regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders en dagelijkse besturen;

  • - directeur: de directeur van GBLT als bedoeld in artikel 34 van deze gemeenschappelijke regeling;

  • - GBLT: het openbaar lichaam GBLT;

  • - inspecteur: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT belast met de heffing van belastingen als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder a van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet, en de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT als bedoeld in artikel 30, achtste lid, van de Wet WOZ;

  • - kwijtscheldingsregels: de door of namens de vertegenwoordigende organen van de deelnemers vastgestelde regels als bedoeld in artikel 255, derde en vierde lid, van de Gemeentewet en artikel 144, derde en vierde lid, van de Waterschapswet;

  • - nadere regels: nadere regels ter uitvoering van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de Invorderingswet 1990, van de Wet waardering onroerende zaken en van de belastingverordening;

  • - ontvanger: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van GBLT belast met de invordering van belastingen als bedoeld in artikel 232, vierde lid, onder b, van de Gemeentewet en artikel 124, vijfde lid, onder b, van de Waterschapswet;

  • - regeling: de Gemeenschappelijke regeling GBLT;

  • - vertegenwoordigend orgaan van een deelnemer: de gemeenteraden en algemene besturen van de deelnemers;

  • - voorzitter: de voorzitter van GBLT;

  • - wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van andere regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van respectievelijk gemeente, de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester te worden gelezen: GBLT, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 3. Waar in deze regeling artikelen van de Waterschapswet of van andere regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in plaats van respectievelijk waterschap, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter te worden gelezen: GBLT, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 4. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet, de Waterschapswet of andere regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van respectievelijk inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van de rijksbelastingdienst, en de belastingdeurwaarder te worden gelezen: de inspecteur van GBLT, de ontvanger van GBLT, de ambtenaar van GBLT en de belastingdeurwaarder.

HOOFDSTUK 2: HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 2

  • 1. Er is een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid, genaamd GBLT.

  • 2. GBLT is gevestigd te Zwolle.

  • 3. GBLT treedt in het gehele beheersgebied van de deelnemers naar buiten onder de naam GBLT.

Artikel 3

Het beheersgebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemers.

Artikel 4

  • 1. Het bestuur van GBLT bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2. GBLT heeft een inspecteur, een ontvanger, een ambtenaar van GBLT, een ambtenaar WOZ en een belastingdeurwaarder.

HOOFDSTUK 3: DOELSTELLING EN BEVOEGDHEDEN

Doelstelling Artikel 5

GBLT heeft als doelstelling zorg te dragen voor een efficiënte en effectieve heffing en invordering van

belastingen, voor de heffing en invordering waarvan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers belastingverordeningen en kwijtscheldingsregels hebben vastgesteld, elk voor zover het hun grondgebied betreft, de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken en desgewenst de inrichting en/of het beheer van andere basisregistraties.

Bevoegdheden Artikel 6

  • 1. Aan GBLT en zijn organen komen de bevoegdheden toe die in de Regeling aan GBLT en zijn organen zijn toegekend.

  • 2. De colleges van de deelnemers dragen de bevoegdheden over die benodigd zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de heffing en invordering van de belastingen, heffingen en rechten, de Wet waardering onroerende zaken, de inrichting en/of het beheer van andere basisregistraties, en/of andere taken, een en ander als aangegeven in de van deze regeling onderdeel uitmakende bijlage.

  • 3. Het college van een deelnemer kan bevoegdheden als bedoeld in het tweede lid, voor zover die niet reeds zijn overgedragen, aan GBLT overdragen. De colleges en de vertegenwoordigende organen van de deelnemers verlenen elkaar automatisch wederzijdse toestemming voor deze overdracht. Het college van de deelnemer dient een verzoek tot overdracht van de betreffende bevoegdheid in bij het algemeen bestuur. Een overdracht van bevoegdheden behoeft de instemming van ¾ van de uitgebrachte stemmen van het algemeen bestuur. Na instemming van het algemeen bestuur draagt het college van de betreffende deelnemer door middel van een delegatiebesluit de bevoegdheid over.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd om op verzoek van een college van een deelnemer bevoegdheden terug te leggen bij de deelnemer, met dien verstande dat hierbij een opzegtermijn van één jaar in acht wordt genomen en deze bepaling niet geldt in geval van een wens tot uittreding van een deelnemer als bedoeld in artikel 48 van de regeling.

  • 5. Het algemeen bestuur bepaalt de voorwaarden waaronder bevoegdheden worden overgedragen of teruggelegd.

  • 6. Het dagelijks bestuur past bij overdracht of teruglegging van bevoegdheden de bijlage als bedoeld in het tweede lid aan, zendt deze bijlage aan de deelnemers, en draagt ervoor zorg dat de bijlage wordt bekendgemaakt.

  • 7. De aan GBLT overgedragen bevoegdheden worden door het dagelijks bestuur bijgehouden in een openbaar register.

HOOFDSTUK 4: HET ALGEMEEN BESTUUR

Samenstelling Artikel 7

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit zo veel leden als er deelnemers zijn.

  • 2. Ieder college van een deelnemer wijst uit zijn midden een lid van het algemeen bestuur aan.

  • 3. Ieder college van een deelnemer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.

  • 4. Bij de vorige leden wordt in acht genomen dat het aantal leden van het dagelijks bestuur nooit de meerderheid van het algemeen bestuur mag uitmaken.

Artikel 8

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra een lid ophoudt lid te zijn van het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt hij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de voorzitter van het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen op de hoogte.

  • 3. Indien een plaats van een lid van het algemeen bestuur openvalt, wijst het college van de deelnemer dat het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering, of indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid van het algemeen bestuur aan.

  • 4. Het college van de betreffende deelnemer geeft van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid schriftelijk kennis aan de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 5. Een college van een deelnemer kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur tussentijds ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het betreffende college niet meer bezit.

  • 6. Op een plaatsvervangend lid zijn het eerste tot en met het vijfde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het dagelijks bestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Werkwijze Artikel 10

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste viermaal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel tenminste een vijfde deel van de leden dit, onder opgave van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert binnen twee weken na een conform het eerste lid ingediend verzoek.

  • 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of de vergadering met gesloten deuren zal worden voortgezet.

Artikel 11

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur hebben ieder één stem. Besluitvorming vindt zoveel als mogelijk plaats op basis van consensus en unanimiteit. Komt het aan op stemming, dan is voor een besluit ¾ van de uitgebrachte stemmen vereist.

Participatie Artikel 12

  • 1. Het algemeen of het dagelijks bestuur van GBLT kunnen besluiten, voor zover zij daartoe bevoegd

  • 2. zijn, bij de voorbereiding of evaluatie van een besluit van algemene strekking, waaronder het vaststellen van beleidsregels, inspraak te verlenen in overeenstemming met artikel 10, zevende en achtste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen

Extra zienswijze Artikel 13

  • 1. Indien het algemeen bestuur daartoe aanleiding ziet, kan het alvorens het een besluit neemt,

  • 3. het dagelijks bestuur opdragen de vertegenwoordigende organen van de deelnemers in de gelegenheid te stellen om een zienswijze te geven.

  • 2. Voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is, stelt het dagelijks bestuur de vertegenwoordigende organen en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Informatie en verantwoording Artikel 14

  • 1. Het algemeen bestuur geeft aan de colleges van de deelnemers gevraagd dan wel

  • 3. ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 2. Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dat college, of één of meer leden daarvan, worden verlangd.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur is aan het college van de deelnemer dat hem heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

Bevoegdheden van het algemeen bestuur Artikel 15

Het algemeen bestuur is belast met het algemeen bestuur van GBLT, waaronder kaderstelling en controle van het dagelijks bestuur.

Artikel 16

  • 1. Het algemeen bestuur stelt verordeningen vast omtrent de bedrijfsvoering van GBLT, het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van GBLT en van de organisatie van de administratie.

  • 2. Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling of wijziging van de begroting van GBLT.

  • 3. Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling van de jaarrekening van GBLT.

  • 4. Het algemeen bestuur is bevoegd tot vaststelling van de regeling voor de algemene en bijzondere bijdragen van de deelnemers.

  • 5. Het algemeen bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van de leden van het dagelijks bestuur en van de voorzitter.

  • 6. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 7. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen van regels als bedoeld in de artikelen 108 en 109 van de Waterschapswet respectievelijk de artikelen 213 en 214 van de Gemeentewet.

Artikel 17

Op voorstel van het dagelijks bestuur kan het algemeen bestuur besluiten tot het aangaan van een overeenkomst tot opdracht (‘dienstverleningsovereenkomst’) met een niet-deelnemende gemeente of een niet-deelnemend waterschap op basis van het Handvest potentiële deelnemers.

Artikel 18

Het algemeen bestuur kan besluiten tot deelneming in een belangenvereniging ter behartiging van een of meer belangen van GBLT, onverminderd het bepaalde in artikel 64a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK 5: HET DAGELIJKS BESTUUR

Samenstelling Artikel 19

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit een voorzitter en daarnaast uit een door het algemeen bestuur te bepalen aantal leden, dat ten minste 2 en ten hoogste 3 bedraagt.

  • 2. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het midden van het algemeen bestuur.

  • 3. De voorzitter wordt aangewezen uit de door de deelnemende waterschappen aangewezen leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Eén lid, de voorzitter niet inbegrepen, wordt aangewezen uit de door de deelnemende waterschappen aangewezen leden van het algemeen bestuur.

  • 5. Tenminste één lid, de voorzitter niet inbegrepen, wordt aangewezen uit de door de deelnemende gemeenten aangewezen leden van het algemeen bestuur.

  • 6. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die ten gevolge van gemeenteraadsverkiezingen respectievelijk waterschapsverkiezingen openvallen, vindt plaats in de eerste vergadering van het nieuw gekozen algemeen bestuur voor wat betreft de deelnemende gemeenten respectievelijk de deelnemende waterschappen.

  • 7. Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, vindt plaats uiterlijk drie maanden na dat openvallen.

  • 8. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 9. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 10. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.

  • 11. Tussentijds verlies van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt terstond verlies van het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mee.

  • 12. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid in het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

Werkwijze Artikel 20

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste vier keer per jaar en zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste één ander lid van het dagelijks bestuur dit schriftelijk, onder opgave van te behandelen onderwerpen, verzoekt.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder één stem. Besluiten worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Indien bij een stemming de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 4. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten, indien ten minste twee leden tegenwoordig zijn. Wanneer het dagelijks bestuur, de voorzitter niet inbegrepen, uit drie leden bestaat, kan in de vergadering van het dagelijks bestuur slechts worden beraadslaagd en besloten indien ten minste drie leden tegenwoordig zijn.

  • 5. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering.

Artikel 21

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

Bevoegdheden van het dagelijks bestuur Artikel 22

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse aangelegenheden van GBLT, tenzij het algemeen bestuur of de voorzitter bij of krachtens de wet of krachtens deze regeling daarmee is belast.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming moet worden gebracht.

  • 3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de besluitvorming van het algemeen bestuur, tenzij de voorzitter krachtens deze regeling daarmee is belast.

Artikel 23

Het dagelijks bestuur is in ieder geval belast met:

  • 1. de organisatorische inrichting en de bedrijfsvoering van GBLT en de personeelsaangelegenheden;

  • 2. het beheer van de inkomsten, uitgaven en het vermogen van GBLT;

  • 3. de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • 4. het houden van toezicht op de uitoefening van de bevoegdheden door de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van GBLT, de ambtenaar WOZ en de belastingdeurwaarder;

  • 5. het houden van toezicht op al wat GBLT aangaat;

  • 6. het behartigen van de belangen van GBLT bij andere overheden en andere instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor GBLT van belang is;

  • 7. het beheer van een register met de belastingverordeningen en de kwijtscheldingsregels die GBLT voor de deelnemers uitvoert.

Artikel 24

  • 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 2. Het dagelijks bestuur is bevoegd, indien ingevolge wettelijk voorschrift aan GBLT of aan het bestuur van GBLT hetzij een recht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, om beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, om schorsing van het aangevochten besluit of om voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

  • 3. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van GBLT te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 18.

  • 4. Het dagelijks bestuur is bevoegd om namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarvan te verrichten, tenzij het algemeen bestuur voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 5. Indien het dagelijks bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures voert, of handelingen ter voorbereiding daarvan verricht die het algemeen bestuur – als bedoeld in artikel 33b, eerste lid, onder e, van de Wet gemeenschappelijke regelingen - aangaat, wordt het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar ingetrokken indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het voeren van het rechtsgeding, het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet hetzij in zijn eerst volgende vergadering, hetzij binnen drie maanden bekrachtigt.

  • 6. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie van GBLT.

  • 7. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van de directeur en het overige personeel van GBLT.

  • 8. Het dagelijks bestuur is bevoegd een of meer ambtenaren van GBLT aan te wijzen als inspecteur, als ontvanger, als ambtenaar van GBLT, of als de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 30, achtste lid, van de Wet WOZ.

  • 9. Het dagelijks bestuur is bevoegd een of meer ambtenaren van GBLT of een gerechtsdeurwaarder als bedoeld in de Gerechtsdeurwaarderswet aan te wijzen als belastingdeurwaarder.

  • 10. Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Wet waardering onroerende zaken, de Waterwet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van de deelnemers.

  • 11. Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van GBLT en de belastingdeurwaarder per geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de bevoegdheden van die ambtenaren.

  • 12. Het dagelijks bestuur is bevoegd ten behoeve van de heffing en invordering van belastingen nadere regels te stellen.

  • 13. Het dagelijks bestuur is bevoegd beleidsregels te stellen waarmee de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van GBLT, de ambtenaar WOZ en de belastingdeurwaarder bij de uitoefening van hun bevoegdheden rekening houden.

  • 14. Het dagelijks bestuur is bevoegd de belastingaanslag geheel of gedeeltelijk oninbaar te verklaren. Artikel 255, vijfde lid, van de Gemeentewet en artikel 144, vijfde lid, van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 15. Het dagelijks bestuur is bevoegd om te besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten.

  • 16. Het dagelijks bestuur is verplicht tot het doen van aangifte van alle strafbare feiten waarvan het kennis heeft genomen.

Informatie en verantwoording Artikel 25

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur of door hem of haar gevoerde bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt het verslag van het algemeen bestuur, en de openbare besluitenlijsten van het dagelijks bestuur en van de voorzitter, aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

Artikel 26

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks vóór 1 juli ter vaststelling een verslag aan van de werkzaamheden van GBLT over het afgelopen jaar.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen veertien dagen na de vaststelling aan de colleges van de deelnemers en aan de colleges van gedeputeerde staten.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de afzonderlijke leden van het algemeen bestuur periodiek een overzicht van de te heffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde belastingen, alsmede een rapportage over de bedrijfsvoering van GBLT. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

HOOFDSTUK 6: DE VOORZITTER

Verkiezing Artikel 27

Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter van GBLT aan.

Taken en bevoegdheden van de voorzitter Artikel 28

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt hij vervangen door een plaatsvervangend voorzitter die door het dagelijks bestuur uit zijn midden wordt aangewezen.

  • 3. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt GBLT in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 5. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij GBLT is betrokken, oefent een ander door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van het dagelijks bestuur de in het vierde lid bedoelde bevoegdheid uit.

Informatie en verantwoording Artikel 29

  • 1. De voorzitter geeft aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor

  • 1. de uitoefening van zijn taak nodig heeft, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door hem gevoerde beleid.

HOOFDSTUK 7: DE INSPECTEUR, DE ONTVANGER, DE AMBTENAAR VAN GBLT, DE AMBTENAAR WOZ EN DE BELASTINGDEURWAARDER

Artikel 30

  • 1. De inspecteur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de inspecteur.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de inspecteur de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 31

  • 1. De ontvanger oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ontvanger.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het vorige lid neemt de ontvanger de kwijtscheldingsregels van de desbetreffende deelnemer en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de beleidsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

  • 3. De ontvanger beslist niet tot het leggen van beslag en tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg, hoger beroep en in cassatie dan nadat hij het dagelijks bestuur schriftelijk van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

  • 4. De ontvanger is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 24, veertiende lid.

Artikel 32

  • 1. De ambtenaar van GBLT oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet, Wet milieubeheer en Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar als bedoeld in artikel 123, derde lid, onder d, van de Waterschapswet en artikel 231, tweede lid, onder d, van de Gemeentewet.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de ambtenaar van GBLT de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 33

  • 1. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Waterschapswet, de Waterwet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het voorgaande lid neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de beleidsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

HOOFDSTUK 8: DE DIRECTEUR

Artikel 34

  • 1. GBLT heeft een ambtelijke organisatie, met aan het hoofd een directeur.

  • 2. De directeur handelt in overeenstemming met de door het algemeen bestuur vastgestelde instructie.

  • 3. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directeur mede ondertekend.

HOOFDSTUK 9: FINANCIEN EN ADMINISTRATIE

Bijdragen deelnemers Artikel 35

  • 1. De kosten van GBLT worden enerzijds door de deelnemers gedragen en anderzijds gedekt door aan belastingplichtigen in rekening gebrachte invorderkosten voor het verzenden van onder andere aanmaningen en dwangbevelen. Het verschil, zijnde de netto exploitatielasten, worden jaarlijks op basis van de verdeelsleutel, bedoeld in het tweede en derde lid, aan de deelnemers in rekening gebracht.

  • 2. De kosten van GBLT worden verdeeld over de verschillende producten die de dienstverlening van GBLT kent. Deze dienstverlening wordt gekoppeld aan de deelnemers welke gebruik maken van de dienstverlening. De generieke dienstverlening wordt doorbelast naar alle deelnemers, de specifieke dienstverlening wordt alleen doorbelast naar de deelnemers die gebruik maken van deze specifieke dienstverlening.

  • 3. Ten behoeve van de verdelingen als bedoeld in het tweede lid worden de grondslagen gebruikt als aangegeven in onderstaande tabel.

    Grondslag

    Basisbepaling omvang

     

    Aantal ingezetenen

    BRP per 1 januari van het begrotingsjaar T-1

    WOZ Objecten

    WOZ basis registratie per 1 januarivan het

    begrotingsjaar T-1

    Hectaren ongebouwd

    Begrotingen waterschappen van het

    begrotingsjaar T-1

    Hectaren Natuur

    Begrotingen waterschappen van het

    begrotingsjaar T-1

    VE huishoudens

    Begrotingen waterschappen van het

    begrotingsjaar T-1

    VE bedrijven

    Begrotingen waterschappen van het

    begrotingsjaar T-1

    Aantal aanslagen Diftar

    Begroting gemeente van het begrotingsjaar

    T-1

  • 4. Het algemeen bestuur stelt, nadat een zienswijzeprocedure onder de deelnemers is gevoerd een bijdrageverordening vast, waarin is uitgewerkt op welke wijze de hoogte van de bijdrage van de deelnemers jaarlijks wordt berekend en betaling ervan plaatsvindt.

Begroting Artikel 36

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 30 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers. De algemene financiële en beleidsmatige kaders bevatten in ieder geval een indicatie van de bijdrage van de deelnemers aan de regeling en de prijscompensatie.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 15 september de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. In de begroting wordt aangegeven de door elke deelnemer voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde algemene en bijzondere bijdragen, waarvan de hoogte wordt bepaald op de wijze, bedoeld in artikel 35.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

  • 4. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van deelnemende gemeenten en waterschappen voor eenieder ter inzage gelegd, en tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaar stelling geschiedt openbare kennisgeving.

  • 5. De vertegenwoordigende organen van de deelnemers kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin die zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 6. Het dagelijks bestuur stelt de vertegenwoordigende organen voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze bedoeld in het vijfde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 37

  • 1. Van de vaststelling van de begroting van GBLT wordt terstond mededeling gedaan aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers, die het in de begroting van GBLT voor die

  • 1. deelnemer als bijdrage in de kosten van GBLT geraamde bedrag opnemen in de eigen begroting.

  • 2. De door de deelnemers maandelijks te betalen voorschotten, van één twaalfde gedeelte van het begrote jaarbedrag, worden maandelijks met de voor de deelnemers ontvangen belastingbedragen verrekend.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 september van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, aan de colleges van gedeputeerde staten.

  • 4. De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Op besluiten tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Van het bepaalde in het derde en vijfde lid alsmede van het bepaalde in artikel 191 van de Gemeentewet kan worden afgeweken ten aanzien van begrotingswijzigingen die het totaalbedrag van de begroting en de deelnemersbijdragen niet aantasten, alsmede geen afwijking inhouden van het algemeen en financieel beleid.

Rekening Artikel 38

  • 1. Van de inkomsten en uitgaven van GBLT over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag als bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, respectievelijk artikel 109, tweede lid, van de Waterschapswet, alsmede een door het dagelijks bestuur opgemaakt verslag ter verantwoording van het financieel beheer.

  • 3. De artikelen 103 tot en met 107a van de Waterschapswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39

  • 1. Het algemeen bestuur onderzoekt jaarlijks de rekening over het afgelopen jaar en stelt haar voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, de voorlopige jaarrekening aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, met alle bijbehorende stukken aan de colleges van gedeputeerde staten. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de vertegenwoordigende organen van de deelnemers.

  • 4. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 40

  • 1. In de rekening wordt het door elk van de deelnemers over het betreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2. Verrekening van het verschil tussen de op grond van artikel 36, tweede lid, betaalde en de werkelijk verschuldigde bijdrage vindt plaats terstond na de kennisgeving aan de deelnemers van de vaststelling van de rekening.

Administratie en controle Artikel 41

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien in een financieringsstatuut, waarin in ieder geval regels zijn opgenomen ten aanzien van:

    • a.

      de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie;

    • b.

      de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, waaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

  • 3. GBLT werkt bij de uitvoering van de eigen administratieve functie, samen met de deelnemers als dat efficiënt is.

Artikel 42

  • 1. GBLT houdt de administratie voor de opgelegde aanslagen en ingevorderde belastingen gescheiden van de administratie voor de bedrijfsvoering van GBLT.

  • 2. De ingevorderde belastingen worden beheerd op een uitsluitend daartoe bestemde rekening.

Artikel 43

  • 1. Ingevorderde belastingen worden periodiek overgemaakt naar een rekening van de desbetreffende deelnemer. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt periodiek aan de colleges van de deelnemers een overzicht van de te treffen, geheven, in te vorderen en ingevorderde belastingen. Het algemeen bestuur bepaalt de duur van de periode.

Artikel 44

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogensvoorwaarden. De regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de aanwijzing van een of meer accountants als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek belast met het onderzoek van de rekening alsmede met het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.

  • 3. De deelnemers in GBLT zullen er steeds zorg voor dragen dat GBLT te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. Indien aan het algemeen bestuur van GBLT blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan het desbetreffende college van gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 of 195 van de Gemeentewet of artikel 60 van de Waterschapswet.

HOOFDSTUK 10: GESCHILLENBEHANDELING

Artikel 45

  • 1. Over geschillen tussen deelnemers onderling of tussen een of meer deelnemers en het bestuur van GBLT omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling wordt beslist door gedeputeerde staten van Overijssel, de overige in artikel 1, eerste lid, genoemde colleges van gedeputeerde staten gehoord hebbende.

  • 2. Voorafgaand aan het voorleggen van het geschil aan gedeputeerde staten van Overijssel, wordt het geschil ter advisering voorgelegd aan een door het algemeen bestuur samengestelde geschillencommissie. Nadat advies is uitgebracht neemt het algemeen bestuur in overeenstemming met de betrokken deelnemers zo spoedig mogelijk een beslissing over het voorleggen van het geschil aan gedeputeerde staten van Overijssel.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien het gevallen betreft behorende tot die vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die waarvan beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de Grondwet is opgedragen aan hetzij de rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren.

HOOFDSTUK 11: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING

Algemeen Artikel 46

Het college van een deelnemer zendt een voorstel tot toetreding, uittreding of wijziging aan het betreffende vertegenwoordigende orgaan, dat binnen acht weken na ontvangst van het voorstel een zienswijze over het voorstel naar voren kan brengen bij het betreffende college. Indien het vertegenwoordigend orgaan geen zienswijze naar voren wenst te brengen, stelt het het betreffende college hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.

Toetreding Artikel 47

  • 1. Het dagelijks bestuur van een waterschap of het college van burgemeester en wethouders van een gemeente dat wenst toe te treden tot de regeling dient het verzoek tot toetreding met inbegrip van de verkregen toestemming van het algemeen bestuur van dat waterschap respectievelijk de raad van die gemeente in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur legt het verzoek ter advisering voor aan het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur zendt het verzoek tot toetreding met het advies van het algemeen bestuur aan de colleges van de deelnemers.

  • 2. Het dagelijks bestuur van het waterschap onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente treedt toe tot de regeling indien ¾ van de colleges van de deelnemers, na verkregen toestemming van hun vertegenwoordigende organen, heeft ingestemd met de verzochte toetreding.

  • 3. Het college van de nieuw toe te treden deelnemer doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig artikel 7. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van het algemeen bestuur aftreden.

  • 4. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan toetreding tot de regeling.

Uittreding Artikel 48

  • 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling.

  • 2. Het college van een deelnemer dat uit de regeling wenst te treden, maakt zijn voornemen tot uittreding tegen het einde van het kalenderjaar schriftelijk kenbaar

  • 1. aan het algemeen bestuur en aan de overige deelnemers, maar niet eerder dan in het derde jaar na toetreding tot de regeling.

  • 2. Uittreding kan niet eerder plaatsvinden dan per 1 januari van het derde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin het voornemen tot uittreding bekend is gemaakt

  • 3. De uittredende deelnemer is na het moment van uittreding verplicht tot betaling van een bijdrage voor de duur van twee kalenderjaren. In het eerste kalenderjaar na het moment van uittreding bedraagt deze bijdrage 60% van de bijdrage die de uittredende deelnemer

  • 4. betaalde in het laatste kalenderjaar van deelname. In het tweede kalenderjaar na

  • 5. hetmoment van uittreding bedraagt deze bijdrage 30% van de bijdrage die de uittredende deelnemer betaalde in het laatste kalenderjaar van deelname.

Wijziging Artikel 49

  • 1. Op voorstel van het algemeen bestuur, van het dagelijks bestuur of van een college van een deelnemer kan de regeling worden gewijzigd. Een voorstel dat niet is ingediend door het algemeen bestuur wordt ter advisering aan het algemeen bestuur gezonden.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de colleges van de deelnemers het voorstel tot wijziging alsmede het advies van het algemeen bestuur en verzoekt de colleges van de deelnemers tot het nemen van een besluit over de voorgestelde wijziging.

  • 3. De colleges van de deelnemers besluiten over de voorgestelde wijziging nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun vertegenwoordigende organen.

  • 4. Een besluit tot wijziging van de regeling is tot stand gekomen wanneer ¾ van de colleges van de deelnemers zich op de wijze als vermeld in het derde lid daar voor hebben verklaard.

  • 5. In afwijking van wat is bepaald in het vierde lid, kan een wijziging of intrekking van artikel 6 of een wijziging of intrekking van de artikelen 7 en 11 slechts plaatsvinden bij een unaniem besluit van alle colleges van de deelnemers.

  • 6. Tenzij in een daartoe strekkend besluit uitdrukkelijk anders is bepaald, treedt een wijziging van de regeling pas in werking nadat zij bekend is gemaakt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 62 en artikel 26 Wet gemeenschappelijke regelingen.

Opheffing Artikel 50

  • 1. De regeling wordt opgeheven zodra minder dan twee colleges van de deelnemers bereid zijn om aan de regeling te blijven deelnemen.

  • 2. De opheffing gaat niet eerder in dan nadat de besluiten zijn bekend gemaakt in overeenstemming met het bepaalde in artikel 62 en artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen tenzij in een tot opheffing strekkend besluit uitdrukkelijk anders is bepaald.

  • 3. Ingeval een besluit tot opheffing volgens het eerste lid van dit artikel is genomen, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt het, gehoord de colleges van de deelnemers, een liquidatieplan vast.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Voorts voorziet het in de personele gevolgen van het besluit.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

  • 6. Zo nodig blijft het dagelijks bestuur ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat het liquidatieplan is uitgevoerd.

  • 7. Het dagelijks bestuur zendt het besluit tot opheffing aan de colleges van gedeputeerde staten.

HOOFDSTUK 12 OVERIGE BEPALINGEN

Archief Artikel 51

Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van GBLT, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 40, tweede lid, van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.

Evaluatie Artikel 52

Op voorstel van het algemeen bestuur wordt de governance van GBLT om de vier jaar geëvalueerd. Voorts besluit het algemeen bestuur tot een evaluatie van de governance voordat ¾ van de deelnemers bestaat uit gemeenten of uit waterschappen.

Inwerkingtreding Artikel 53

Deze gewijzigde regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de dag na bekendmaking.

Citeertitel Artikel 54

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling GBLT.

Ondertekening