Algemene Plaatselijke Verordening Voorne aan Zee 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene Plaatselijke Verordening Voorne aan Zee 2024

De raad van de gemeente Voorne aan Zee;

gelezen op het bijbehorende raadsvoorstel;

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c, 25d, 25e, 25, 25f en 26 van de Alcoholwet, artikel 18.6 van de Omgevingswet, de artikelen 22.70 lid 1onder i, artikel 22.70 lid 1 onder j, 22.73 en 22.239 van de Bruidsschat omgevingsplan, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit:

de Algemene Plaatselijke Verordening Voorne aan Zee 2024 vast te stellen en deze in werking te laten treden op 1 januari 2024 gelijktijdig met de Verordening Fysieke Leefomgeving, onder gelijktijdige intrekking van de Algemene Plaatselijke Verordening Brielle 2015, de Algemene Plaatselijke Verordening Hellevoetsluis 2020 en de Algemene Plaatselijke Verordening Westvoorne 2021.

Inhoudsopgave APV 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 definities

Artikel 1:2 beslistermijn

Artikel 1:3 vervallen

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 

Artikel 1:7 Termijnen

Artikel 1:8 Weigeringsgronden 

Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden

Artikel 2.2 vervallen

Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

Artikel 2.4 vervallen

Artikel 2.5 vervallen

Artikel 2.6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Artikel 2.7 vervallen

Artikel 2.8 vervallen

Artikel 2.9 Vertoningen op openbare plaatsen

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

Artikel 2.10 Voorwerpen op of aan de weg

Artikel 2:11 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 2:12 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 2:13 vervallen

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke

Artikel 2:17 Kelderingangen en dergelijke

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

Artikel 2:19 vervallen

Artikel 2:20 vervallen

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

Artikel 2:23 gereserveerd

Afdeling 3 Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

Artikel 2:25a Weigeringsgronden

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen

Artikel 2:27 Definitie

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

Artikel 2:28a Terrassen

Artikel 2:29 Sluitingstijd

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaa

Artikel 2:34 vervallen

Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet

Artikel 2:34a Definities

Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen

Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

Artikel 2:34d gereserveerd

Artikel 2:34e Beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven

Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’

Artikel 2:34g Proeverij bij slijtersbedrijf

Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Definitie

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Artikel 2:37 Nachtregister

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Definities

Artikel 2:39a Speelgelegenheden

Artikel 2:40 Kansspelautomaten

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

Artikel 2:41a Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen

Artikel 2:41b Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

Artikel 2:42 Plakken en kladden

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

Artikel 2:44a Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke

Artikel 2:46 Rijden over bermen en dergelijke

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke

Artikel 2:53 Bespieden van personen

Artikel 2:54 vervallen

Artikel 2:55 vervallen

Artikel 2:56 vervallen

Artikel 2:57 Loslopende honden

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

Artikel 2:60 Voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

Artikel 2:61 vervallen

Artikel 2:62 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 2:63 gereserveerd

Artikel 2:64 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 2:65 Bedelarij

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Definitie

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

Artikel 2:69 vervallen

Artikel 2:70 vervallen

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk

Artikel 2:71 Definitie

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

Afdeling 10a. Carbidschieten

Artikel 2:73a Begripsomschrijvingen

Artikel 2:73b Carbidschieten in de open lucht

Artikel 2:73c Bij zich hebben van carbid

Afdeling 11. Drugsoverlast 

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Artikel 2:74b Weggooien van spuiten en dergelijke

Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:77a gebruik lasers

Artikel 2:78 Wijkverbod

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 3:1 Afbakening

Artikel 3:2 Definities

Artikel 3:3 Bevoegd Bestuursorgaan

Artikel 3:4 Nadere regels

Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf

Artikel 3:5 Vergunning

Artikel 3:5a Concentratie seksinrichtingen

Artikel 3:6 Beperking aantal vergunningen

Artikel 3:7 Aanvraag

Artikel 3:8 Weigeringsgronden

Artikel 3:9 Eisen met betrekking tot vergunning

Artikel 3:10 Intrekkingsgronden

Artikel 3:11 Sluiten van een seksinrichting

Artikel 3:12 Melding gewijzigde omstandigheden

Artikel 3:13 Verlenging vergunning

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven

Artikel 3:14 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang 

Artikel 3:15 Adverteren

Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees

Artikel 3:16 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees

Artikel 3:17 Bedrijfsplan

Artikel 3:18 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf

Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie

Artikel 3:19 Raamprostitutie

Artikel 3:20 Straatprostitutie

Artikel 3:21 Handhaving straatprostitutie

Afdeling 4. Overige bepalingen

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1 Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

Artikel 4:1 Definities

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

Artikel 4:4 Verbod incidentele festiviteiten

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

Artikel 4:5b Geluidhinder in de openlucht

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

Artikel 4:6a (Geluid)hinder door dieren

Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 gereserveerd

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Artikel 4:9 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:10 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:11 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:11a vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:11b vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:11c vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:12 vervallen

Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:14 vervallen

Artikel 4:15 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:16 vervallen

Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 vervallen

Artikel 4:18 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:19 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Afdeling 6. Strand en duin/natuurgebied

Artikel 4:20 Vissen vanaf het strand

Artikel 4:21 Zeilvaartuigen

Artikel 4:22 Verbod om met vaartuigen in de buurt van zwemplaatsen te zijn

Artikel 4:23 Skivliegen

Artikel 4:24 Zeil- en kitesurfplanken

Artikel 4:25 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:25 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:27 Vuur op of aan het badstrand

Artikel 4:27a vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 4:28 Nadere regels gemeentelijk duingebied

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

Afdeling 1 Parkeerexcessen en stopverbod

Artikel 5:1 vervallen

Artikel 5:2 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:3 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:4 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:5 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:6 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:7 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:8 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:9 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:10 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:11 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:12 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:12a vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwervingAfdeling

Afdeling 3. Venten

Artikel 5:14 Definitie

Artikel 5:15 Ventverbod

Artikel 5:16 vervallen

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:18 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:19 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:20 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:21 vervallen

Afdeling 5. Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Definitie

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt 

Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken

Artikel 5:24 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:25 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:26 vervallen

Artikel 5:27 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:28 vervallen in verband overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

Artikel 5:30 Veiligheid op het water

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen

Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:31a vervallen

Artikel 5:32 Crossterreinen

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

Afdeling 8. Vuurverbod

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Afdeling 9. Incidentele as verstrooiing

Artikel 5:35 Definitie

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

Artikel 6:2 Toezichthouders

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Artikel 6:4 Intrekken oude verordeningen

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Artikel 6:6 Inwerkingtreden

Artikel 6:7 Citeertitel

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    badseizoen: de periode van 1 april tot 1 november van enig jaar;

  • -

    badstrand: het zeestrand met daarbij de droog liggende banken tussen de strandpalen 12.000 en 13.300;

  • -

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is;

  • -

    beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

  • -

    beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

  • -

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet

  • -

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    duingebied: het gebied bestaande uit duinen, bossen, graslanden en daarin gelegen wateren;

  • -

    exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

  • -

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • -

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • -

    openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • -

    parkeren: hetgeen wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990;

  • -

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • -

    strand: het zeestrand met daarbij de droog liggende banken;

  • -

    vaartuigen: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten;

  • -

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

  • -

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    woonschip: elk vaartuig, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf dan wel door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd of geschikt is om te worden gebruikt als woning of recreatieverblijf;

  • -

    zwemplaatsen: die gedeelten van de openbare wateren, welke door middel van palen, drijvers of ander wijze van het openbaar water zijn afgescheiden, dan wel als zodanig zijn aangeduid.

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel 1:3

(Vervallen)

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald;

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

    • e.

      de houder dit verzoekt.

    • f.

      indien (dwingende) redenen van algemeen belang daartoe aanleiding geven.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

Artikel 1:7 Termijnen

  • 1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

  • 2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu

Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2. Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing of vechtpartij;

  • is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3. Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Artikel 2:2

(Vervallen)

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2. De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld. Voorschriften, beperkingen of verboden met betrekking tot de betoging, door de burgemeester gesteld, onderscheidenlijk gegeven krachtens artikel 5 van de Wet openbare manifestaties worden op het bewijs vermeld.,

  • 4. Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

  • 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

Artikel 2:4

(Vervallen)

Artikel 2:5

(Vervallen)

Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

  • 1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

  • 2. Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:7

(Vervallen)

Artikel 2:8

(Vervallen)

Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen

  • 1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.

  • 2. De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

  • 1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

    • a.

      schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of

    • b.

      niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang van 1,2 strekkende meter wordt gelaten op voetpaden en van 3,5 strekkende meter op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.

  • 3. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen voor terrassen, uitstallingen en reclameborden.

  • 4. Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 5. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in de Verordening Fysieke Leefomgeving Voorne aan Zee;

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 6. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 2:13

(Vervallen)

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

  • 1.

    Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt, is verplicht deze:

    • a.

      te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken; en

    • b.

      terstond te verwijderen of te doen verwijderen indien deze op een locatie binnen de gemeentegrens zijn achtergelaten.

  • 2.

    Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.

  • 3.

    Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

  • 1. Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.

  • 2. De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, te knotten of op te binden, te verwijderen of op te ruimen na aanschrijving door het college, binnen een door hen te stellen termijn overeenkomstig hun aanwijzingen.

Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 2:17 Kelderingangen en dergelijke

  • 1. Kelderingangen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 1˚ of 3, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

  • 1. Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:

    • a.

      te roken gedurende een door het college aangewezen periode;

    • b.

      voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3˚, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

Artikel 2:19

(Vervallen)

Artikel 2:20

(Vervallen)

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

  • 1. Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.

Artikel 2:23

(Gereserveerd)

Afdeling 3. Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

  • 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaand voor elk publiek toegankelijk verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      Bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      Markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      Kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      Het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      Betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      Activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39;

    • g.

      Sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportwedstrijden als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  • 2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      Een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      Een braderie, snuffel- en rommelmarkten;

    • c.

      Een optocht, op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      Een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de openbare weg;

    • e.

      Een straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      Een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • 3. De volgende evenementen worden onderscheiden:

    • a.

      Categorie ‘melding’; kleinschalig evenementen zonder noemenswaardig risico;

    • b.

      Categorie ‘A-evenement’; evenement met een laag risico, waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving;

    • c.

      Categorie ‘B-evenement’; evenement met een verhoogd risico, waarbij sprake is van een verhoogd impact op de omgeving;

    • d.

      Categorie ‘C-evenement’; risicovol evenement, waarbij sprake is van een grote impact op de omgeving.

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2. Bij indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluitbrandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluitbrandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 3. Onverminderd het gestelde in artikel 1:4 kan de burgemeester in het kader van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van het houden van evenementen. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      De plaats en tijdstip van het evenement;

    • b.

      De benodigde technische voorzieningen;

    • c.

      De inrichting van het evenemententerrein;

    • d.

      Het activiteitenprogramma;

    • e.

      Een veiligheidsplan;

    • f.

      Een beveiligingsplan;

    • g.

      Een verkeersplan;

    • h.

      Geluidseisen.

  • 4. Voor de bepaling van de vergunningplicht en de categorisering van een evenement wordt aangesloten bij de uitkomst van de (regionaal vastgestelde) risicoscan. Deze scan wordt door de gemeente ingevuld aan de hand van de gegevens van de vergunningaanvraag. De gemeente bepaald in overleg met de diensten in welke categorie een evenement ingedeeld wordt.

  • 5. Indien uit de risicoscan blijkt dat om een ‘melding’ gaat en:

    • a.

      Het aantal aanwezigen niet meer dan 150 personen bedraagt;

    • b.

      Het evenement tussen 09.00 uur en 23.00 uur plaatsvindt;

    • c.

      Er geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur;

    • d.

      Er slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25m2 per object;

    • e.

      Er een organisator is;

    • f.

      De directe omgeving wordt geïnformeerd over het eendaags evenement;

    • g.

      De activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • h.

      De organisator uiterlijk 10 werkdagen voorafgaand aan het evenementen daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester;

  • Dan bestaat er geen vergunningplicht. Er is dan sprake van een meldingsplicht.

  • 6. In afwijking van hetgeen in lid 5 is bepaald, dient voor een evenement of melding in het Natura 2000 gebied te allen tijde een evenementenvergunning worden aangevraagd.

  • 7. De burgemeester kan binnen 5 dagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het vijfde lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 8. Onverminderde het vierde lid kan de burgemeester aanvullende voorschriften verbinden aan een melding.

  • 9. Een ontvankelijke aanvraag dient:

    • a.

      voor een evenement dat valt onder de A-categorie uiterlijk 8 weken voorafgaand aan het evenement te zijn ingediend;

    • b.

      voor een evenement dat valt onder de B- of C-categorie uiterlijk 16 weken voorafgaand aan het evenement te zijn ingediend;

  • 10. Een aanvraag voor evenementenvergunning bevat ten minste:

    • a.

      Een ingevuld aanvraagformulier;

    • b.

      Overzicht van inrichting van het evenemententerrein;

    • c.

      Het activiteitenprogramma;

    • d.

      Technische tekeningen (op schaal) van bouwwerken, podia en tenten op het evenemententerrein;

    • e.

      Een veiligheidsplan;

    • f.

      Een beveiligingsplan;

    • g.

      Een verkeersplan;

    • h.

      De maatregelen die de organisator zelf zal nemen om wanordelijkheden en eventuele overlast zoveel mogelijk te voorkomen;

    • i.

      De maatregelen die de organisator zelf zal nemen in geval van calamiteiten.

  • 11. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 12. De verlichting van het evenemententerrein dient op zodanige wijze uitgevoerd te worden dat lichthinder zoveel mogelijk wordt beperkt.

    • a.

      Armaturen met alleen een uitstraling naar boven (bijvoorbeeld skybeamers en lasers) zijn niet toegestaan.

    • b.

      De hoofdverlichting dient na afloop van het evenement zo spoedig mogelijk uitgeschakeld te worden.

    • c.

      Vanaf een uur na afloop van het evenement mag alleen nog bewakingsverlichting ingeschakeld zijn.

    • d.

      De bewakingsverlichting dient zodanig te zijn opgesteld dat er geen directe instraling bij omliggende woningen plaatsvindt.

  • 13. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:25a Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd in de artikelen 1:6 en 1:8 kan de burgemeester de evenementenvergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd intrekken of wijzigen indien naar zijn oordeel:

    • a.

      De zedelijkheid of de gezondheid van bezoekers niet kan worden gewaarborgd;

    • b.

      De organisator van het evenement in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      Als het gelet op een gebeurtenis van nationale omvang op de dag van het evenement of daags voor het evenement met een dusdanig effect op het gemeenschapsleven niet wenselijk is dat activiteiten worden verricht of voortgezet;

    • d.

      De ter handhaving van de openbare orde en veiligheid noodzakelijke politie- en betreffende hulpverleningscapaciteit een onevenredig beroep op de beschikbare capaciteit doet;

    • e.

      Tegen de organisator in de afgelopen drie jaar een bestuurlijke sanctie is genomen;

    • f.

      De inhoud of de uitstraling van het evenement niet past in het evenementenbeleid, het imago of de belangen van de gemeente Voorne aan Zee;

    • g.

      Het evenement van een categorie B- of C-evenement niet voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het evenement plaatsvindt, is aangemeld voor de regionale evenementenkalender;

    • h.

      Een aanvraag categorie A-evenement niet ten minste acht weken voor aanvang van het evenement compleet is ingediend;

    • i.

      Een aanvraag categorie B- of C-evenement niet ten minste 16 weken voor aanvang van het evenement compleet is ingediend.

  • 2. De burgemeester weigert de vergunning voor een evenement indien de organisator:

    • a.

      Onder curatele staat; of

    • b.

      In enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • c.

      De leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

  • 1. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2. Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij de rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 3. Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen

Artikel 2:27 Definitie

  • 1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, coffeeshop, cafetaria, snackbar, discotheek, seksinrichting, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.

  • 2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie er plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2. De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

    • a.

      de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed:

    • b.

      de exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

  • 4. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      Winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van den openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      Zorginstelling;

    • c.

      Museum;

    • d.

      Bedrijfskantine of -restaurant;

    • e.

      Automatiek;

    • f.

      Broodjeszaak;

    • g.

      Cafetaria;

    • h.

      Croissanterie;

    • i.

      Koffiebar;

    • j.

      Lunchroom;

    • k.

      Ijssalon;

    • l.

      Snackbar;

    • m.

      Tearoom;

    • n.

      Traiteur;

    • o.

      Pizzeria

  • Tenzij in die openbare inrichtingen alcohol wordt verstrekt.

  • 5. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als;

    • a.

      Zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting; of

    • b.

      De inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.

  • 6. De vrijstelling, genoemd onder lid 5, wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het zesde lid, onder a.

  • 7. Exploitatievergunningen worden in beginsel verleend voor onbepaalde tijd.

  • 8. De burgemeester heeft in geval van een zorg in het kader van de openbare orde en veiligheid de mogelijkheid om de looptijd van de exploitatievergunning te beperken tot een vergunning van een bepaalde tijd.

  • 9. Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:28a: Terrassen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10, beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij de openbare inrichting aanwezige terrassen, voorzover deze zich op de weg bevinden, over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras. Hij beoordeelt hierbij de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 2:10.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1. Openbare inrichtingen zijn per grondgebied van de voormalige gemeenten gesloten op:

    • a.

      Hellevoetsluis: maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 02.00 en 07.00 uur;

    • b.

      Brielle: maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 en 05.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 02.30 en 05.00 uur;

    • c.

      Westvoorne: maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 en 06.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 02.30 en 06.00 uur.

  • 2. Terrassen behorende bij openbare inrichtingen zijn gesloten tussen:

    • a.

      Hellevoetsluis: de Vesting 01.00 uur en 07.00 uur, de rest van Hellevoetsluis 23.00 uur en 07.00 uur;

    • b.

      Brielle maandag tot en met vrijdag: 24.00 en 09.00 uur en op zaterdag en zondag 01.00 en 09.00 uur;

    • c.

      Westvoorne: 23.00 en 07.00 uur.

  • 3. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

  • 5. De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijke openbare inrichting of een daartoe behorend terras.

  • 6. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 7. Het eerste en het vierde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

  • 8. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

Artikel 2:31 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

  • a.

    de orde te verstoren;

  • b.

    zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

  • c.

    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

De exploitant van een openbare inrichting laat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 2:34

(Vervallen)

Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet

Artikel 2:34a Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • -

    alcoholhoudende drank;

  • -

    horecabedrijf;

  • -

    horecalokaliteit;

  • -

    inrichting;

  • -

    paracommerciële rechtspersoon;

  • -

    sterke drank;

  • -

    slijtersbedrijf;

  • -

    zwak-alcoholhoudende drank;

dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.

Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Een paracommercieel rechtspersoon die zich richt op het organiseren van activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken op:

    • a.

      Voormalig gemeente Hellevoetsluis

      • -

        maandag tot en met vrijdag na 12.00 uur en tot 00.00 uur;

      • -

        zaterdag na 12.00 uur en tot 01.00 uur; en

      • -

        zondag na 12.00 uur en tot 01.00 uur.

    • b.

      Voormalig gemeente Brielle

      • -

        maandag tot en met vrijdag na 10.00 uur en tot 23.00 uur;

      • -

        zaterdag en zondag na 10.00 uur en tot 19.00 uur.

    • c.

      Voormalig gemeente Westvoorne

      • -

        maandag tot en met zondag na 12.00 uur en tot 00.00 uur;

  • 2.

    • a.

      Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen gelegen binnen het grondgebied van de voormalig gemeente Brielle wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen tijdens het laatste uur vóór het verlopen of na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in dat lid, alcoholhoudende drank te verstrekken tot 1 uur na beëindiging van deze activiteiten.

    • b.

      Paracommerciële rechtspersonen gelegen binnen het grondgebied van de voormalig gemeente Brielle waarbij het faciliteren van sociale interactie direct voortvloeit uit de doelstellingen, zoals studentenverenigingen, studentensportverenigingen en dorpshuizen, verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank na 10.00 uur en tot 01.00 uur.

    • c.

      Overige paracommerciële rechtspersonen gelegen binnen het grondgebied van de voormalig gemeente Brielle verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met 1 uur voor aanvang en eindigende met 1 uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.

    • d.

      Paracommerciële instellingen gelegen binnen het grondgebied van de voormalig gemeente Westvoorne mogen onverminderd de genoemde tijden in artikel 2.34b lid 1 onder c uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekken vanaf 2 uur voor aanvang en tot uiterlijk 2 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.

    • e.

      In afwijking van lid 1 onder c mogen tennisverenigingen gelegen binnen het grondgebied van de voormalig gemeente Westvoorne alcoholhoudend drank uitsluitend verstrekken van 12.00 uur tot 01.00 uur.

  • 3. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.

    • a.

      De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod genoemd in lid 3 voor ten hoogste twaalf dagen per jaar.

    • b.

      De paracommerciële rechtspersoon meldt een bijeenkomst als bedoeld in lid 3 ten minste twee weken voor aanvang aan de burgemeester.

Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

  • 1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken in inrichtingen:

    • a.

      Gelegen binnen de voormalig gemeente Brielle:

      • 1°.

        Waarin onderwijs wordt gegeven; of

      • 2° .

        die geheel of voor een deel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of –instellingen, met uitzondering van watersportverenigingen; of

      • 3°.

        die geheel of voor een deel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of –instellingen; of

      • 4°.

        waarin, of in een onderdeel waarvan, uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren worden verkocht.

    • b.

      Gelegen binnen de voormalig gemeente Westvoorne:

      • 1°.

        Waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patates frites en kroketten, worden verkocht; of

      • 2°.

        Welke deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een of meer jeugd- of jongerenorganisaties; of

      • 3°.

        Welke deel uitmaakt van een gebouw, dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een of meer sportorganisaties of -instellingen, met uitzondering van watersportverenigingen.

  • 2. De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in artikel 2.34c lid 1 gestelde verboden. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 3. De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.

Artikel 2:34d Koppeling toegang aan leeftijden

gereserveerd

Artikel 2:34e Beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven

Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken vanuit winkels, warenhuizen en andere locaties en ruimten als bedoeld in artikel 18, tweede lid, en artikel 19, tweede lid, onder a, onderdeel 1, van de Alcoholwet:

  • a.

    gedurende de volgende tijdsruimten:

    • 1°.

      Jaarlijks op 1 april van 00.00 uur tot 24.00 uur in de voormalig gemeente Brielle;

  • b.

    in de volgende gebieden:

    • 1°.

      Binnenstad Brielle;

    • 2°.

      Thoevelaweg Brielle.

[Artikel 2:34e sub b onder 2° bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Thoelaverweg Brielle.]

Artikel 2.34f Verbod ‘happy hours’

Het is verboden in een horecalokaliteit of terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijke wordt gevraagd.

Artikel 2.34g Proeverij bij slijtersbedrijf

Het is slijterijen toegestaan om proeverijen te organiseren, indien:

  • a.

    voldaan wordt aan voorwaarden zoals opgenomen in Hoofdstuk 6 van het Alcoholbesluit;

  • b.

    de eigenaar of leidinggevende van het slijtersbedrijf uiterlijk 14 dagen voorafgaand aan de proeverij daarvan een schriftelijke melding heeft gedaan aan de burgemeester.

Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft dan wel in verband met de uitoefening van beroep of bedrijf aan personen (werknemers) de mogelijkheid van nachtverblijf wordt verschaft. Onder een inrichting vallen in ieder geval hotels, campings, vakantiehuizen, bed & breakfasts, jachthavens en woningen waarin arbeidsmigranten verblijven.

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

Artikel 2:37 Nachtregister

  • 1. de houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.

  • 2. de houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht, het in het eerste lid bedoelde register aan de burgemeester of aan een door hem aangewezen ambtenaar over te leggen op een door de burgemeester te bepalen wijze.

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Definities

  • 1. In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2. In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.

Artikel 2:39a Speelgelegenheden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

    • b.

      de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

  • 4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:40 Kansspelautomaten

  • 1. In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.

  • 2. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.

Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is en die hiertoe ontheffing van de burgemeester hebben ontvangen.

  • 4. de burgemeester is bevoegd van de in het eerste lid en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Artikel 2:41a Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen

  • 1. De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw - niet zijnde een openbare inrichting of een seksinrichting - of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of gedeelte van een perceel of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2. De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf, het perceel of een gedeelte van het perceel of de ruimte. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

  • 3. Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4. Het is de rechthebbende op en de beheerder van het gebouw, erf, perceel of van het perceel of de ruimte waarvoor een bevel als bedoeld in het eerste lid geldt, verboden daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten gebouw, erf, perceel of gedeelte van het perceel of enige andere ruimte te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

  • 6. Op aanvraag van een belanghebbende kan:

    • a.

      een sluiting voor onbepaalde duur door de burgemeester worden opgeheven, wanneer naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden;

    • b.

      een sluiting door de burgemeester worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid.

Artikel 2:41b Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toe- passing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk ge- bouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2. De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde, veiligheid, gezondheid en zedelijkheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

  • 3. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

    • b.

      indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

    • f.

      indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • g.

      indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

  • 5. De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aan- vraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;

    • b.

      het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • c.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

    • e.

      een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.

  • 6. Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij/zij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

  • 7. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of

    • b.

      door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of

    • c.

      de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of

    • d.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • e.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

    • f.

      er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of

    • h.

      de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of

    • i.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of

    • j.

      de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidings- besluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.

  • 8. Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

  • 9. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 10. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 11. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

  • 12. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 13. De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 14. In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 15. Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuurs- recht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • b.

      met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • c.

      Het op enige andere wijze een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen;

  • 3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4. De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

  • 5. Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 6. Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke

  • 1. Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing als de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Artikel 2:44a Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen

  • 1. het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.

  • 2. het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

Artikel 2:46 Rijden over bermen en dergelijke

  • 1. Het is verboden met voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden te rijden over de berm, de glooiing of de zijkant van een weg, tenzij dit door de omstandigheden redelijkerwijs wordt vereist.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats:

    • a.

      te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

    • b.

      een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1. Het is verboden zonder redelijk doel:

    • a.

      zich in een portiek of poort op te houden;

    • b.

      in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

    • c.

      zich in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling, winkelcentrum, abri of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte op te houden.

  • 2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen

Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke

Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

Artikel 2:53 Bespieden van personen

  • 1. Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindt, te bespieden.

  • 2. Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander (optisch) instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden.

Artikel 2:54

(Vervallen)

Artikel 2:55

(Vervallen)

Artikel 2:56

(Vervallen)

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide.

    • b.

      binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd; of

    • c.

      op de weg als de hond niet is voorzien van een fysieke halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

    • d.

      buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet fysiek is aangelijnd;

  • 2. Het verbod in het eerste lid aanhef en onder b is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3. De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    • a.

      die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of

    • b.

      die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en paarden

  • 1. De eigenaar of houder van een hond of paard is verplicht ervoor te zorgen dat die hond of dat paard zich niet van uitwerpselen ontdoet:

    • a.

      binnen de bebouwde kom

    • b.

      op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers en fietsers;

    • c.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, ligweiden en/of recreatiestranden of speelweide;

    • d.

      op een andere door het college aangewezen plaats.

  • 2. Het eerste lid onder a is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid onder a gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond of het paard er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

  • 4. De eigenaar of houder van een hond is verplicht, indien deze zich met een hond op een in lid 1 genoemde plaats bevindt, een hulpmiddel in de vorm van een schep of een zakje bij zich te hebben dat geschikt is voor het verwijderen van uitwerpselen.

  • 5. De eigenaar of houder van een hond is verplicht, indien deze zich met een hond op een in lid 1 genoemde plaats bevindt, de schep of het zakje op eerste vordering te laten zien aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 6. Lid 1a, 4 en 5 zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden;

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1. Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij/zij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevig kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein

  • 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:

    • a.

      op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;

    • b.

      het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en

    • c.

      het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.

Artikel 2:60 Voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren te voeren.

  • 2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van het verboden zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2:61

(Vervallen)

Artikel 2:62 Loslopend vee

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 2:63

(Gereserveerd)

Artikel 2:64 Bijen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Definitie

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    handelaar: de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;

  • b.

    verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2. Het Digitaal Opkopersregister (DOR) geldt hierbij in ieder geval als een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register.

  • 3. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

  • 4. Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a.

    de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

    • 1.

      dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

    • 2.

      van een verandering van de onder 1 bedoelde adressen; f

    • 3.

      dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

    • 4.

      dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.

  • b.

    de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

  • c.

    aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • d.

    een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:69

(Vervallen)

Artikel 2:70

(Vervallen)

Afdeling 10. Consumentenvuurwerk

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

  • 1. Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder vergunning van het college.

  • 2. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3. De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht.

Afdeling 10a. Carbidschieten

Artikel 2:73a Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of, voor zover het openbare vermakelijkheden als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet betreft, de burgemeester;

  • b.

    bus: een (melk)bus, container, opslagvat of ander daarmee gelijk te stellen voorwerp;

  • c.

    carbidschieten: het in een bus op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calcium acetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.

2:73b Carbidschieten in de open lucht

  • 1. Carbidschieten in de openlucht is verboden.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover carbidschieten plaatsvindt buiten de bebouwde kom, waarbij het bevoegde bestuursorgaan een plaats in de gemeente heeft aangewezen en:

    • a.

      Degene die met carbid schiet moet tenminste 18 jaar zijn;

    • b.

      Geen handelingen worden verricht of nagelaten waarvan degene die het carbidschieten verrichtweet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat daardoor gevaar, schade of hinder kan optreden voor personen of voor de omgeving;

    • c.

      De te gebruiken bussen opgesteld zijn in een horizontale lijn, waarvan de opening gericht is op het schootsveld;

    • d.

      Het vrije schootsveld bedraagt tenminste 75 meter en daarin zijn geen openbare paden en/of wegen gelegen;

    • e.

      De locatie waar het carbidschieten plaatsvindt ligt op ten minste: 75 meter van de woonbebouwing, 200 meter van inrichtingen waar dieren worden gehouden en 300 meter van medische en zorginstellingen.

    • f.

      Toeschouwers moeten een afstand van 10 meter tot de schietplaats aanhouden, deze afstand moet worden aangegeven door linten of hekken;

    • g.

      Er mag niet geschoten worden in de richting van personen, dieren of nabijgelegen gebouwen;

    • h.

      Er mag enkel gebruik worden gemaakt van (melk)bussen met een maximale inhoud van 50 liter;

    • i.

      Het deksel van de melkbus moet met een touw worden bevestigd aan de melkbus of de carbidbus is met een zacht voorwerp (voetbal, plastic zak) afgesloten;

    • j.

      Het carbidgas moet op een veilige manier worden aangestoken. Direct aansteken met een aansteker is niet toegestaan;

    • k.

      Afval veroorzaakt door de activiteit moet na afloop direct worden opgeruimd.

  • 3. Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve Fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing, voor zover de Wet milieubeheer, de Omgevingswet, het Vuurwerkbesluit, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 2:73c Bij zich hebben van carbid

  • 1. Het is verboden op of aan de weg carbid bij zich te hebben op andere dagen dan op 31 december van elk jaar tussen 12.00 uur en 18.00 uur.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degenen aan wie carbid is afgeleverd gedurende de tijd die nodig is om thuis te komen, noch op degene die aannemelijk maakt dat hij het carbid nodig heeft in de uitoefening van beroep of bedrijf.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is voorts niet van toepassing op de houder van een Ontheffing als bedoeld in het derde lid van artikel 2:73b, gedurende de tijd waarvoor de ontheffing is verleend alsmede gedurende een uur daarvoor en een uur daarna.

Afdeling 11. Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 2:74b Weggooien van spuiten en dergelijke

Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers en dergelijke of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg dan wel in afvalbakken achter te laten met het kennelijke doel om afstand van het voorwerp te doen.

Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:26,2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:72, 2:73 en/ of 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

  • 1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

  • 2. De burgemeester wijst de openbare plaats of plaatsen aan waar het cameratoezicht wordt uitgeoefend.

Artikel 2:77a gebruik lasers

  • 1. Het is verboden op of aan de weg of op een openbare plaats zodanig met laserlicht te schijnen dat daardoor de openbare orde of veiligheid wordt verstoord of overlast wordt veroorzaakt.

  • 2. Het is verboden op de weg of op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, lasers, laserpennen of dergelijke apparatuur in bezit te hebben of met zich mee te voeren, anders dan voor professioneel gebruik.

Artikel 2:78 Wijkverbod

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan degene die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een verbod opleggen om zich te bevinden op in dat verbod aangewezen gebied gedurende een in het verbod neergelegde periode.

  • 2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan degene aan wie eerder een wijkverbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd dat hij opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een wijkverbod opleggen om zich gedurende een in dat wijkverbod genoemd tijdvak van ten hoogste 30 dagen te bevinden op een in dat wijkverbod aangewezen gebied.

  • 3. Een wijkverbod krachtens het tweede lid kan slechts worden opgelegd indien strafbare feiten of andere openbare orde verstorende handelingen binnen zes maanden na het opleggen van een eerder wijkverbod, opgelegd op grond van het eerste of het tweede lid zijn geconstateerd.

  • 4. De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid opgelegde wijkverboden, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 5. het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd wijkverbod.

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf.

  • 2. Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

  • 3. De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 3:1 Afbakening

De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel 3:2 Definities

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;

  • b.

    beheerder:

    • 1.

      de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;

    • 2.

      de natuurlijke persoon die algemene of onmiddellijke leiding geeft aan een onderneming waarin het seksbedrijf wordt geëxploiteerd;

  • c.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, niet zijnde de exploitant, de beheerder, de prostituee(s), de toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6:2 of andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • d.

    escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;

  • e.

    exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, voor zover van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;

  • f.

    klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele dienst;

  • g.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • h.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • i.

    prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;

  • j.

    raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats;

  • k.

    seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;

  • l.

    seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;

  • m.

    werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen betaling worden verricht.

Artikel 3:3 Bevoegd Bestuursorgaan

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

  • 2. Het college mandateert zijn bevoegdheid als het gaat om het nemen van besluiten voor escortbedrijven als bedoeld in dit hoofdstuk aan de burgemeester.

  • 3.

Artikel 3:4 Nadere regels

Met het oog op de in dit hoofdstuk genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf

Artikel 3:5 Vergunning

  • 1. Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.

  • 2. Het bevoegde bestuursorgaan draagt zorg voor een onpartijdige en transparante verlening van beschikbare vergunningen.

  • 3. Op een aanvraag om een vergunning wordt binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.

  • 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

  • 5. Een vergunning kan mede voor één seksinrichting worden verleend.

  • 6. De vergunning voor een seksbedrijf wordt verleend voor de duur van 5 jaar, tenzij in de vergunning anders staat vermeld. De vergunning wordt op naam van de exploitant gesteld en is niet overdraagbaar.

  • 7. De vergunning kan worden verlengd.

Artikel 3:5a Concentratie seksinrichtingen

Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbuiten voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor seksinrichtingen van seksbedrijven van een nader aangewezen aard.

Artikel 3:6 Beperking aantal vergunningen

  • 1. Voor het uitoefenen van een raamprostitutiebedrijf wordt geen vergunning verleend.

  • 2. Het bevoegde bestuursorgaan kan een maximum stellen aan het totaal aantal seksinrichtingen van seksbedrijven, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, waarvoor vergunning kan worden verleend.

  • 3. Het bevoegde bestuursorgaan kan een maximum stellen aan het totaal aantal werkruimtes waarvoor vergunning kan worden verleend. Hierbij kan worden bepaald dat een maximum slechts geldt voor seksbedrijven van een daarbij aangewezen aard of in daarbij aangewezen delen van de gemeente.

Artikel 3:7 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld formulier.

  • 2. Als er een beheerder is aangesteld is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de beheerder.

  • 3. Het bevoegde bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.

Artikel 3:8 Weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning wordt geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;

    • c.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld en/of er voldoende concrete aanwijzingen zijn voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of er in enig ander opzicht sprake is van slecht levensgedrag;

    • d.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • g.

      er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt en, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • i.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • (i)

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en het APV hoofdstuk Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen;

      • (ii)

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • (iii)

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • (iv)

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • (v)

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      • (vi)

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

    • j.

      een maximum als bedoeld in artikel 3:6 al is bereikt.

    • k.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met een geldend omgevingsplan, of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan. [of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4].

  • 2. Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijkgesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt.

  • 3. De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4. Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a.

      voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:10, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

    • b.

      als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:7 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

    • c.

      als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

    • d.

      als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • e.

      als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:17, eerste en tweede lid;

    • f.

      als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:18 gestelde verplichtingen zal naleven.

Artikel 3:9 Eisen met betrekking tot vergunning

  • 1. De vergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam van de exploitant;

    • b.

      voor zover van toepassing, die van de beheerder;

    • c.

      voor welke activiteit de vergunning is verleend;

    • d.

      het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;

    • e.

      het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;

    • f.

      voor zover van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend;

    • g.

      de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;

    • h.

      voor zover van toepassing, de geldigheidsduur van de vergunning;

    • i.

      het nummer van de vergunning.

  • 2. De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en tevens dat aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.

  • 3. Het is verboden te handelen in strijd met het tweede lid.

Artikel 3:10 Intrekkingsgronden

  • 1. De vergunning wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

    • c.

      is gehandeld in strijd met de artikelen 3:12, 3:15, aanhef en onder a, 3:16, 3:17 en 3:18, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;

    • d.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

    • e.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, onder a tot en met i;

    • f.

      de vergunninghouder dat verzoekt;

    • g.

      de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend omgevingsplan (of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4).

  • 2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

    • a.

      is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • b.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

    • c.

      een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

    • d.

      is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

    • e.

      is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

    • f.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

    • g.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • h.

      er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

    • i.

      gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

    • j.

      De openbare orde gevaar loopt of de woon- en leefomgeving nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting.

Artikel 3:11 Sluiten van een seksinrichting

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan kan een seksinrichting tijdelijk of voor onbepaalde tijd voor publiek of algeheel gesloten verklaren, indien het seksbedrijf wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning dan wel een van de in artikel 3:10, tweede lid onder f, h en j genoemde situaties zich voor doet.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van het bevel op of nabij de toegang of toegangen van de seksinrichting. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

  • 3. Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4. Het is de exploitant of beheerder van een seksinrichting verboden daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven zolang de sluiting van kracht is.

  • 5. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten seksinrichting te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

  • 6. Een sluiting kan op aanvraag van een belanghebbende door het bevoegde bestuursorgaan worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de situatie die tot de sluiting heeft geleid, zal plaatsvinden.

Artikel 3:12 Melding gewijzigde omstandigheden

De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:9, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.

Artikel 3:13 Verlenging vergunning

Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:5,3:6, 3:7, 3:8, 3:9 en 3:17 derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bevoegde bestuursorgaan al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.

Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf

Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven

Artikel 3:14 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang

  • 1. Het is de exploitant en de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 03.00 uur en 11.00 uur, tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde en het woon- of leefklimaat voor één of meer seksinrichtingen of categorieën van seksinrichtingen de in het eerste lid genoemde sluitingstijden, al dan niet tijdelijk, beperken dan wel andere sluitingstijden vaststellen.

  • 3. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.

  • 4. Het is een prostituee verboden zich te bevinden in een seksrichting tussen 03.30 uur en 10.30 uur, tenzij bij vergunning anders is bepaald.

  • 5. Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.

Artikel 3:15 Adverteren

Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:

  • a.

    geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, onder e, van het nummer, bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;

  • b.

    vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a; en

  • c.

    als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees

Artikel 3:16 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees

  • 1. Prostitutie vindt uitsluitend plaats door een prostituee die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.

  • 2. Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:

    • a.

      nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

    • b.

      in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

  • 3. Het is een prostituee verboden:

    • a.

      te handelen in strijd met het eerste lid;

    • b.

      werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.

Artikel 3:17 Bedrijfsplan

  • 1. Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:

    • a.

      op het gebied van hygiëne;

    • b.

      ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees;

    • c.

      ter bescherming van de gezondheid van de klanten;

    • d.

      ter voorkoming van strafbare feiten.

  • 2. De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarborgen dat:

    • a.

      de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden en dat dit controleerbaar is;

    • b.

      inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;

    • c.

      in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;

    • d.

      in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;

    • e.

      de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;

    • f.

      de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;

    • g.

      de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;

    • h.

      de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;

    • i.

      de prostituee niet verplicht kan worden om zonder condoom te werken;

    • j.

      de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;

    • k.

      aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;

    • l.

      de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;

    • m.

      de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;

    • n.

      de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;

    • o.

      de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;

    • p.

      de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt;

    • q.

      er voldoende toezicht plaatsvindt op het prostitutiebedrijf.

  • 3. Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.

  • 4. De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.

  • 5. De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant.

  • 6. In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken.

Artikel 3:18 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf

  • 1. De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend.

  • 2. De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen;

    • b.

      er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;

      • (i)

        de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;

      • (ii)

        de verhuuradministratie;

      • (iii)

        met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:17, tweede lid, onder l;

      • (iv)

        de werkroosters van de beheerders;

    • c.

      de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;

    • d.

      medewerkers van de GGD en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren, voorlichtingsmateriaal te verspreiden of een hygiëne-controle uit te voeren;

    • e.

      onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting;

    • f.

      onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de verwachte duur;

    • g.

      gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.

  • 3. Het is verboden te handelen in strijd met het eerste en tweede lid.

Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie

Artikel 3:19 Raamprostitutie

  • 1. Het is een prostituee verboden:

    • a.

      zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en

    • b.

      passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op een prostituee die werkzaam is in een onder een raamprostitutiebedrijf vallende seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend.

Artikel 3:20 Straatprostitutie

  • 1. Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen wegen gedurende de door het college vastgestelde tijden.

Artikel 3:21 Handhaving straatprostitutie

  • 1. Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, eerste lid, kan door een politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

  • 2. Een politieambtenaar of toezichthouder kan een persoon die zich op een krachtens artikel 3:19, tweede lid, aangewezen weg bevindt, in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, het voorkomen of beperken van overlast, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid van prostituees of klanten bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen.

  • 3. Met het oog op de in het tweede lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven een bevel geven zich gedurende ten hoogste drie maanden niet op te houden op krachtens artikel 3:19, tweede lid, aangewezen wegen.

  • 4. De burgemeester beperkt het in het derde lid bedoelde bevel, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk oordeelt.

Afdeling 4. Overige bepalingen

Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • 1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting

Artikel 4:1 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • -

    Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • -

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • -

    gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • -

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • -

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1. De geluidsnormen bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer van de volgende delen:

    • a.

      Hellevoetsluis: bepaald gebied binnen de gemeente.

    • b.

      Brielle: de kern Brielle, de kern Vierpolders en de kern Zwartewaal.

    • c.

      Westvoorne: de kern Rockanje, de kern Oostvoorne en de kern Tinte.

  • 4. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5. Als een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

  • 6. Geluidniveaus per grondgebied van de voormalige gemeenten:

    • i.

      Westvoorne: Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur; 60 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur en 55 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur, gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

    • ii.

      Westvoorne: Indien er binnen een afstand van 50 meter van de inrichting geen gevoelige gebouwen aanwezig zijn, bedraagt het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) veroorzaakt door de inrichting, niet meer dan 65 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur; 60 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur en 55 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur, gemeten op een afstand van 50 meter van de inrichting op een hoogte van 1,5 meter.

    • iii.

      Hellevoetsluis en Brielle: Het equivalente geluidniveau gedurende 3 minuten (LAeq, 3 min) veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan de in de tabel opgenomen waarden op een hoogte van 1,5 meter boven maaiveld of op 2/3e van de verdiepingshoogte.

      Tabel 4:2

       

      7.00-19.00 uur

      19.00-2.00 uur

      LAeq, 3 min op de gevel van gevoelige gebouwen

      65 dB(A)

      50 dB(A)

      LAeq, 3 min in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

      50 dB(A)

      35 dB(A)

      De in de tabel 4:2 aangegeven grenswaarden op de gevel gelden ook bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.

  • 7. De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten. D

  • 8. De in de tabel 4:2 aangegeven grenswaarden op de gevel, zoals opgenomen in lid 6 onder iii, gelden ook bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.

  • 9. Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5, (benoemd per grondgebied van de voormalige gemeenten) uiterlijk beëindigd om:

    • a.

      Hellevoetsluis: maandag tot en met vrijdag om 01.00 uur en op zaterdag en zondag om 02.00 uur.

    • b.

      Brielle: maandag tot en met vrijdag om 01.00 uur en op zaterdag en zondag om 02.00 uur.

    • c.

      Westvoorne: maandag tot en met vrijdag om 01.00 uur en op zaterdag en zondag om 02.30 uur.

  • 10. De geluidnorm als bedoeld in het zesde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte. Voor de buitenruimte geldt geen ontheffing van de reguliere grenswaarden.

Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten

  • 1. Het is een inrichting toegestaan op maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.

  • 3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van de melding.

  • 4. De melding is gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5. De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6. Geluidniveaus per grondgebied van de voormalige gemeenten:

    • i.

      Westvoorne: Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan [aantal] dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65 dB(A) tussen 07.00 uur en 19.00 uur; 60 dB(A) tussen 19.00 uur en 23.00 uur en 55 dB(A) tussen 23.00 uur en 07.00 uur, gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

    • ii.

      Hellevoetsluis en Brielle: Het equivalente geluidniveau gedurende 3 minuten (LAeq, 3 min) veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan de in de tabel opgenomen waarden op een hoogte van 1,5 meter boven maaiveld of op 2/3e van de verdiepingshoogte.

      Tabel 4:3

       

      07.00 - 19.00 uur

      19.00-24.00/02.00 uur

      LAeq, 3 min op de gevel van gevoelige gebouwen

      65 dB(A

      50 dB(A)

      LAeq, 3 min in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

      50 dB(A)

      35 dB(A)

  • 7. De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8. De in de tabel 4:3 aangegeven grenswaarden op de gevel gelden ook bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.

  • 9. Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5, (benoemd per grondgebied van de voormalige gemeenten) uiterlijk beëindigd om:

    • a.

      Westvoorne maandag tot en met vrijdag om 01.00 uur en op zaterdag en zondag om 02.30 uur.

    • b.

      Hellevoetsluis en Brielle 01.00 uur met uitzondering van de vrijdag, de zaterdag en dagen waar een feestdag op volgt. Hiervoor geldt dat het ten gehore brengen van extra muziek in de nacht van vrijdag op zaterdag, de nacht van zaterdag op zondag en van de nacht van de reguliere dag op de feestdag uiterlijk om 02.00 uur beëindigd.

  • 10. De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • 11. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

  • 12. Omwonenden dienen door de houder van de inrichting tijdig in kennis worden gesteld van de festiviteit.

  • 13. De genoemde geluidsniveaus in dit artikel gelden niet voor festiviteiten waar door de gemeente een maatwerkvoorschrift met betrekking tot het geluidsniveau is opgelegd.

  • 14. Voor het grondgebied van de voormalige gemeente Brielle geldt dat het maximaal aantal incidentele festiviteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verminderd met de aangewezen collectieve festiviteiten, zoals bedoeld in artikel 4:2, indien deze gelden voor het gebied waarin een inrichting gevestigd is, alsmede met het aantal door de houder van de inrichting in de nabijheid van de inrichting georganiseerde evenementen in de zin van artikel 2:25.

Artikel 4:4 Verbod incidentele festiviteiten

  • 1. Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, indien:

    • a.

      De kennisgeving daarvan niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:3 is gedaan;

    • b.

      Gehandeld wordt in afwijking van de gegevens die in de kennisgeving als bedoeld in artikel 4:3 zijn verstrekt;

    • c.

      De houder van de inrichting verzuimt te doen of na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om overmatige hinder te voorkomen;

    • d.

      De burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft, hetzij op grond van het overschrijden van het maximum van twaalf incidentele festiviteiten, hetzij wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed;

  • 2. De burgemeester meldt het verbod van een incidentele festiviteit binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding.

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

  • 1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

    • d.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

  • 2. Tabel

     

    07.00-19.00 uur

    19.00-23.00 uur

    23.00-07.00 uur

    LAr.LT op de gevel van gevoelige gebouwen

    50 dB(A)

    45 dB(A)

    40 dB(A)

    LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

    35 dB(A)

    30 dB(A)

    25 dB(A)

    LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

    70 dB(A)

    65 dB(A)

    60 dB(A)

    LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

    55 dB(A)

    50 dB(A)

    45 dB(A)

  • 3. Voor de duur van [aantal] uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

  • 4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:3.

Artikel 4:5b Geluidhinder in de openlucht

  • 1. Het is verboden buiten een inrichting in de openlucht een geluidsapparaat, toestel of machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3. Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.

  • 4. De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      het maximale geluidsniveau;

    • b.

      de situering van geluidsbronnen;

    • c.

      de frequentie en tijden van gebruik.

  • 5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

Artikel 4:6a (Geluid)hinder door dieren

Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.

Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7

(Gereserveerd)

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:10 Definities

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:11a Weigeringsgronden

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:11b Bijzondere vergunningsvoorschriften

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:11c Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:12

(Vervallen)

Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:14

(Vervallen)

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:16

(Vervallen)

Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Definitie

(Vervallen)

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Afdeling 6. Strand en duin/natuurgebied

Artikel 4:20 Vissen vanaf het strand

  • 1. Het is verboden om gedurende het badseizoen op of aan het strand van strandpaal 12.000 tot strandpaal 13.300:

    • a.

      visnetten, fuiken en dergelijke vistuigen in zee te plaatsen of te hebben op een afstand minder dan vijfhonderd meter gemeten uit de zomerhoogwaterlijn;

    • b.

      te vissen tussen 08.00 uur en 18.00 uur.

  • 2. Degene die buiten de periode van het badseizoen en waarvoor het verbod onder 1 a. niet geldt, visnetten, fuiken of dergelijke vistuigen in zee plaatst, is verplicht er voor te zorgen dat alle palen, stekken of andere obstakels, welke voor het bevestigen hiervan hebben gediend, of kunnen dienen, vóór de aanvang van het badseizoen volledig zijn verwijderd.

Artikel 4:21 Zeilvaartuigen

  • 1. Het is verboden zonder daartoe bevoegd te zijn gedurende het badseizoen zich met een zeilvaartuig te bevinden op het strand tussen strandpaal 12.000 en 13.300 of op zee binnen een afstand van tweehonderd meter vanaf de zomerlaagwaterlijn nabij dit strand.

  • 2. Het college kan hiervoor ontheffing verlenen.

Artikel 4:22 Verbod om met vaartuigen in de buurt van zwemplaatsen te zijn

Het is verboden zich met een vaartuig te bevinden binnen een afstand van vijf meter van een zwemplaats.

Artikel 4:23 Skivliegen

Het is de bestuurder van een motorvaartuig verboden zijn vaartuig in de openbare wateren te gebruiken voor het voorttrekken van één of meer personen, die zich, direct of indirect verbonden met dit vaartuig, voortbewegen door de lucht aan een parachute, een vlieger of soortgelijk voorwerp.

Artikel 4:24 Zeil- en kitesurfplanken

Het is verboden, voor zover in het geregelde onderwerp niet wordt voorzien door de Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement, om zonder daartoe bevoegd te zijn gedurende het badseizoen zich met een zeil- en kitesurfplank te bevinden op het strand of op zee binnen een afstand van 200 meter vanaf de zomerlaagwaterlijn nabij dit strand tussen de strandpalen 12.000 en 13.300.

Artikel 4:25 Rijden op het strand

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:26 Dieren op het badstrand

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:27 Vuur op of aan het badstrand

  • 1. Het is verboden vuur te stoken op of aan het Badstrand en in het duingebied, inclusief barbecues, fakkels, vuurkorven en dergelijke.

  • 2. Het college kan voor dit verbod ontheffing verlenen.

Artikel 4:27a Recreatieve bedrijfsactiviteiten

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 4:28 Nadere regels gemeentelijk duingebied

Met het oog op de openbare orde kan het college nadere regels stellen met betrekking tot het gemeentelijk duingebied.

Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente

Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod

Artikel 5:1

(Vervallen)

Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:7 Reclamevoertuigen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:8 Grote voertuigen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:9 Uitzichtbelemmerende voertuigen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:12a (Slaap)verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2. Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:

    • a.

      in besloten kring;

    • b.

      door een instelling die is ingedeeld in het door het college vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt of

    • c.

      door een andere, door het college aangewezen instelling.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden geld of goederen in te zamelen op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 20.30 uur en 08.00 uur.

  • 5. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 3. Venten

Artikel 5:14 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

    • a.

      het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of artikel 5:22;

    • c.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

Artikel 5:15 Ventverbod

  • 1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3. Het is verboden te venten op zondagen en maandag tot en met zaterdag tussen 22.00 uur en 08.30 uur.

  • 4. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid is het verboden te venten op nader door het college aan te wijzen wegen, dagen of uren. Bij de aanwijzing van wegen, dagen, of uren kan het college bepalen dat het verbod niet dan wel uitsluitend geldt voor het venten van producten of diensten die vallen in door deze aangewezen productcategorieën of categorieën van diensten.

  • 6. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:16

(Vervallen)

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 Definitie

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:21

(Vervallen)

Afdeling 5. Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Definitie

  • 1. In deze afdeling wordt onder snuffelmarkt verstaan een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.

  • 2. Onder snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    • a.

      een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

    • b.

      een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:26

(Vervallen)

Artikel 5:27

(Vervallen)

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

(Vervallen in verband met overgang naar de Verordening Fysieke Leefomgeving)

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 5:30 Veiligheid op het water

  • 1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Vaarwegverordening Zuid-Holland.

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen

  • 1. Het is verboden zich zonder redelijk doel vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:31a

(Vervallen)

Artikel 5:32 Crossterreinen

  • 1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

    • a.

      het voorkomen van overlast;

    • b.

      de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van het publiek.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:

    • a.

      ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • b.

      die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • c.

      die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    • d.

      van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

    • e.

      voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • 4. Het verbod is voorts niet van toepassing:

    • a.

      op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;

    • b.

      binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

  • 5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

Afdeling 8. Vuurverbod

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2. Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

Afdeling 9. Incidentele Asverstrooiing

Artikel 5:35 Definitie

In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

  • 1. Incidentele asverstrooiing is verboden op:

    • a.

      verharde delen van de weg;

    • b.

      openbare terreinen en gemeentelijke plantsoenen;

    • c.

      het verbod zoals bedoeld in het eerste lid onder b geldt voor het Badstrand Rockanje uitsluitend in de periode van 1 april tot 1 oktober;

    • d.

      op kinderspeelplaatsen, ligweiden en openbare sport- en spelterreinen.

  • 2. Incidentele asverstrooiing is toegestaan op de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen na verkregen toestemming van het college. Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

  • 1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, (artikel 2:12 eerste lid) en artikel 4:11 tweede lid.

  • 3. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      Opsporingsambtenaren, zoals genoemd in artikel 141 en 142 Wetboek van Strafvordering;

    • b.

      De gemeentelijk toezichthouders;

    • c.

      De bij de gemeente Voorne aan Zee in dienst zijnde ambtenaren die zijn belast met bouw- en woningtoezicht;

    • d.

      De toezichthouders van het Stichting het Zuid Hollands Landschap, domein 2 Milieu en Welzijn voor zover aangesteld voor werkzaamheden binnen de gemeente Voorne aan Zee of een van diens rechtsvoorgangers;

    • e.

      De toezichthouders van de vereniging Natuurmonumenten, domein 2 Milieu en Welzijn voor zover aangesteld voor werkzaamheden binnen de gemeente Voorne aan Zee of een van diens rechtsvoorgangers;

    • f.

      De toezichthouders van Staatsbosbeheer, domein 2 Milieu en Welzijn voor zover aangesteld voor werkzaamheden binnen de gemeente Voorne aan Zee of een van diens rechtsvoorgangers.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de artikelen 4:2, 4:3, 4:5 en 4:6 van deze verordening zijn mede belast de toezichthouders van de DCMR.

  • 3. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Intrekking oude verordeningen

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Hellevoetsluis 2020, De Algemene Plaatselijke Verordening Westvoorne 2021 en de Algemene Plaatselijke Verordening Brielle 2015 worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten, genomen krachtens de verordeningen bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Onder het overgangsrecht vallen in ieder geval:

    • -

      alle in de voormalig genomen gemeente genomen aanwijzingsbesluiten en gemaakte beleidskeuzes, die hun grondslag vinden in de verordeningen bedoeld in artikel 6:4, voorzover hier (nog) niet in is voorzien voor de gemeente Voorne aan Zee. Ieder aanwijzingsbesluit en beleidskeuze geldt voor het grondgebied waarvoor zij zijn genomen, totdat het wordt ingetrokken of vervangen.

  • 3. Besluiten, genomen krachtens de Algemene Verordening voor het Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg 2006, die golden op het moment van de inwerkingtreding van de Algemene plaatselijke verordening Voorne aan Zee 2024 en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op vergunningen die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Hellevoetsluis 2017 op grond van hoofdstuk 5, afdeling 4 juncto artikel 1:7 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hellevoetsluis 2017 voor onbepaalde tijd zijn verleend (standplaatsvergunningen). Voor die vergunningen geldt dat zij 10 jaar na inwerkingtreding van het raadsbesluit van 13 december 2018 komen te vervallen.

Artikel 6:6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 6:7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente Voorne aan Zee 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2023

De raad voornoemd,

de griffier,

drs. A. (Ariëtte) Goslings

de voorzitter,

dr. P. (Peter) Rehwinkel