Participatieverordening gemeente Oisterwijk 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Participatieverordening gemeente Oisterwijk 2024

De Raad van de gemeente Oisterwijk, gelezen het voorstel van het college van 7 november 2023;

overwegende dat het van belang is lokale democratische processen door participatie van inwoners te verrijken, de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure;]

b e s l u i t

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

vast te stellen

Participatieverordening gemeente Oisterwijk 2024

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

Inwonerparticipatie: Het op initiatief van een bestuursorgaan betrekken van inwoners, en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van beleid, ruimtelijke procedures en projecten. Inwonerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, samenwerken en delegeren.

Inwonersinitiatief: Initiatieven van inwoners of andere belanghebbenden gericht op de maatschappij.

Overheidsparticipatie: De manier waarop een bestuursorgaan ondersteuning of een bijdrage geeft aan inwonersinitiatieven

Beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van ‘beleid.

Inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester;

Uitdaagrecht: het recht van inwoners, lokale bedrijven en lokale organisaties om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak beter en/of goedkoper uit te kunnen voeren;

Bestuursorgaan: Bestuursorgaan als bedoeld in artikel: 1:1 lid 1 Awb van de rechtspersoon gemeente Oisterwijk

Artikel 2. Reikwijdte van deze verordening

  • 1. Participatie (in welke vorm dan ook), inspraak of uitdaagrecht wordt in beginsel niet toegepast:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als participatie, inspraak of uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de vaststelling van de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie, inspraak of uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

    • f.

      als het belang van participatie, inspraak of uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

  • 2. Participatie, inspraak en uitdaagrecht wordt alleen verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben.

  • 3. Het bestuursorgaan geeft inzicht in de gemeentelijke projecten, in het bijzonder voor de wijken en dorpen, zodat inwoners, organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden op tijd invloed kunnen uitoefenen.

  • 4. De gemeenteraad, voor te bereiden door het college van burgemeester en wethouders, neemt elk jaar een participatieparagraaf op in de begroting waarin de speerpunten voor participatie in het komend jaar benoemd worden.

Hoofdstuk 2 Inwonersparticipatie

Artikel 3. Participatieproces bij inwonersparticipatie

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit gemotiveerd ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inwonersparticipatie wordt toegepast

  • 2. Als inwonersparticipatie wordt toegepast, stelt het bestuursorgaan bij de start van elke participatieprocedure vast op welke manier inwonerparticipatie wordt toegepast. Het bestuursorgaan neemt over de volgende punten een beslissing en legt dit vast:

    • a.

      het doel van de participatie;

    • b.

      het niveau van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit:

      • 1.

        Informeren: Inwoners horen besluit, het bestuursorgaan beslist;

      • 2.

        Raadplegen: bestuursorgaan luistert naar de zienswijze van inwoners die reageren en besluit;

      • 3.

        Adviseren: bestuursorgaan gaat in gesprek met inwoner en neemt advies inwoner mee in besluit;

      • 4.

        Samenwerken: Inwoner en bestuursorgaan maken samen en plan en besluiten samen;

      • 5.

        Delegeren: Inwoner neemt initiatief, het bestuursorgaan laat besluit over aan inwoner;

      • 6.

        Zelfbestuur: Inwoner maakt zijn eigen plan en besluit.

    • Of een combinatie van deze niveaus;

    • c.

      de kernvragen en relevante kaders voor de participatie;

    • d.

      de te betrekken doelgroepen en de wijze waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

  • 3. Het bestuursorgaan geeft voor de start van het participatieproces aan dat zij van plan is om te starten met het participatieproces. Zij maakt dit bekend op de voor dat proces geschikte manier.

  • 4. Het college stelt een algemene handreiking voor participatie op.

Artikel 4. Terugkoppeling uitkomsten participatieproces

Het bestuursorgaan koppelt voorafgaand aan besluitvorming aan de deelnemers terug op welke wijze het zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke manier de besluitvorming zal plaatsvinden.

Artikel 5. Eindverslag participatieproces

  • 1. Aan het einde van het participatieproces maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van het bestuursorgaan op deze uitkomsten en de wijze waarop het bestuursorgaan de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan.

  • 2. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders stuurt het eindverslag ter kennisname door aan de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

Hoofdstuk 3 Inspraak

Artikel 6. Inspraakprocedure

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit voor zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2. Inspraak wordt verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden.

  • 3. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, tenzij het bestuursorgaan een andere inspraakprocedure vaststelt.

  • 4. Aan het einde van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de inspraakreacties of zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze inspraakreacties of zienswijzen, waarbij met redenen wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 5. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke manier openbaar.

Hoofdstuk 4 Overheidsparticipatie

Artikel 7. Toepassen Overheidsparticipatie

  • 1. Overheidsparticipatie kan toegepast worden als volgens het bestuursorgaan het inwonersinitiatief bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of op een andere manier een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 2. Uitgangspunt is een oplossingsgerichte en positieve benadering van deze initiatieven en het bieden van helderheid over mogelijkheden en randvoorwaarden.

  • 3. De gemeenteraad kan jaarlijks, naast de bestaande wijkbudgetten, een budget ter beschikking stellen voor ideeën en initiatieven uit de samenleving.

  • 4. Het bestuursorgaan kan afzien van overheidsparticipatie aan inwonersinitiatief als er redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners.

    • b.

      het initiatief volgens het bestuursorgaan op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is.

    • c.

      het om een onderwerp gaat waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht loopt of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • d.

      het om een onderwerp gaat dat vooral het privébelang van de indiener dient.

  • 5. Wanneer het bestuursorgaan besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan zij besluiten het inwonersinitiatief te ondersteunen door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 6. Het bestuursorgaan informeert de indieners van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

Hoofdstuk 5 Uitdaagrecht

Artikel 8. Toepassen Uitdaagrecht

  • 1. Elk bestuursorgaan biedt de mogelijkheid een voorstel te doen tot toepassing van het uitdaagrecht ten aanzien van de eigen gemeentelijke taken.

  • 2. In aanvulling op de algemene uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 2 lid 1 van deze verordening is geen uitdaagrecht mogelijk:

    • a.

      als het een lopend uitvoeringstraject of ondergeschikte herzieningen daarvan betreft;

    • b.

      als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt;

  • 3. Een voorstel met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het bestuursorgaan ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de indiener dat beter en/of goedkoper kan;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener ;

    • d.

      Onderbouwing van het draagvlak onder belanghebbende inwoners;

    • e.

      raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de indiener met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de indiener garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn;

  • 4. Indien het voorstel wordt overgenomen, voorziet het bestuursorgaan de indiener van gepaste ondersteuning.

  • 5. Er worden afspraken gemaakt over de taken, het resultaat, het budget, de looptijd en de periodieke evaluatie. Deze afspraken worden vastgelegd in een overeenkomst.

  • 6. Het bestuursorgaan wijst een voorstel af indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het voorstel voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden, of indien zij overname van de gemeentelijke taak om andere redenen onwenselijk vindt.

  • 7. Het bestuursorgaan geeft aan de indieners binnen acht weken een eerste reactie op het voorstel. Het uiteindelijke besluit van het bestuursorgaan wordt met uitleg aan de indiener gestuurd.

Hoofdstuk 6 Dorps- en wijkdemocratie

Artikel 9. Dorps- en wijkdemocratie

  • 1. De gemeente biedt de dorpen, wijken en buurtschap de mogelijkheid om zelf integrale toekomstplannen voor hun leefomgeving vorm te geven. De gemeente ondersteunt hierin;

  • 2. De gemeente werkt samen met dorps-, wijk- of buurtraad, die de overige bewoners vertegenwoordigen.

  • 3. Is zo’n vertegenwoordiging niet aanwezig, dan gaat de gemeente op zoek naar ambassadeurs voor bepaalde thema’s of overige geïnteresseerden, die over een bepaald thema mee willen denken en het mee uitwerken.

  • 4. De gemeente kan per dorp of wijk een budget toekennen, waarvan de besteding aan de inwoners zelf is. De gemeente onderzoekt hoe dit toe kan groeien naar burgerbegrotingen per dorp, wijk of buurt

Hoofdstuk 7 Omgevingswet

Artikel 10. Participatie instrumenten omgevingswet

  • 1. Het college stelt voor initiatiefnemers een “handreiking omgevingsdialoog voor ruimtelijke initiatieven in de fysieke leefomgeving” op. De handreiking bevordert vroegtijdige participatie voor het instrument omgevingsvergunning en geeft toetsingskaders voor de wijze waarop participatie plaatsvindt. De gemeente volgt deze handreiking wanneer sprake is van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een door de gemeente geïnitieerde ontwikkeling.

  • 2. De gemeente volgt de “handreiking Participeren doen we samen’ bij de toepassing van instrumenten uit de Omgevingswet:

    • a.

      de omgevingsvisie,

    • b.

      het programma,

    • c.

      het omgevingsplan en wijzigingen daarvan;

  • 3. Wanneer het vaststellen of wijzigen van het omgevingsplan op initiatief van een derde plaatsvindt, wordt van deze derde verlangd dat deze de stappen doorloopt zoals vastgelegd in hoofdstuk 2 van deze verordening en de handreiking ‘Participeren doen we samen’. Het bestuursorgaan beoordeelt in dat geval of voldaan is aan de artikelen uit hoofdstuk 2 van deze verordening en de handreiking. Wanneer naar oordeel van het bestuursorgaan niet voldaan wordt, wordt een omgevingsplan of wijziging daarvan niet in procedure gebracht.

Hoofdstuk 8 Evaluatie en monitoring

Artikel 11. Evaluatie en monitoring

  • 1. De uitvoering van deze verordening wordt één keer per raadsperiode geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders stuurt hiervoor aan de raad een participatieverslag.

  • 2. Dit verslag beschrijft de manier waarop participatieprocessen zijn georganiseerd, de rolinvulling door raad en college, de kosten, het resultaat van de participatie en de belangrijkste ervaringen. Het verslag bevat daarnaast informatie over bewonersinitiatieven, toegekende budgetten en over de werking van het uitdaagrecht.

  • 3. De gemeenteraad bespreekt het participatieverslag.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12. Intrekken oude verordening

De Inspraakverordening gemeente Oisterwijk 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 13. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de in artikel 12 genoemde verordening van toepassing.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening gemeente Oisterwijk 2024.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk, gehouden op 14 december 2023.

De griffier,

Daniëlle Robijns

de voorzitter,

Hans Janssen

Toelichting

Gemeente Oisterwijk wil de kennis en ervaring van inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden inzetten bij beleid, vanaf agendavorming tot beleidsontwikkeling, besluitvorming, uitvoering en evaluatie van het beleid. Daarnaast stimuleert de gemeente Oisterwijk dat inwoners samen het initiatief nemen om hun straat, wijk, buurtschap of dorp mooier, veiliger en socialer te maken. Zij biedt inwoners zoveel mogelijk ruimte voor inwonersinitiatieven.

Deze verordening regelt het betrekken van inwoners bij de ontwikkeling – bestaande uit de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.

Aanleiding

De raad is verplicht om een inspraakverordening vast te stellen (artikel 150 van de Gemeentewet). Met de voorgenomen wijziging van art 150 Gemeentewet ontstaat voor gemeenten de plicht om de inspraakverordening om te bouwen naar een participatieverordening. Het wetsvoorstel ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’ regelt dat het decentraal bestuur inwoners in staat stelt te participeren bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. Het wetsvoorstel, de memorie van toelichting en andere parlementaire stukken zijn raadpleegbaar op zoek.officielebekendmakingen.nl onder dossiernummer 36210.

Aanpak

Deze Participatieverordening is gebaseerd op gesprekken met (voortrekkersgroep en raadswerkgroep Oisterwijk Bouwt!)- en input van inwoners, ambtenaren, college en gemeenteraad (onder andere bij de enquête Quick Scan Lokale Democratie).

Deze Participatieverordening van de gemeente Oisterwijk bouwt voort op:

  • Inspraakverordening 2005;

  • Burgerparticipatienota 2016 gemeente Oisterwijk: Beter met de Burger, van ambitie naar actie;

  • Visie op Dienstverlening en inwonersparticipatie 2021;

  • Rekenkameronderzoek “Dorpen, wijken en buurten in Verbinding (2022);

  • Actiepunten Quick Scan Lokale Democratie 2023;

  • Strategisch communicatieplan 2023.

Gemeente Oisterwijk ontwikkelt inwonerparticipatie vooral door op een eigen manier. Dit houdt in, dat we niet vooraf alles vastleggen in regels en afspraken, maar eerst verkennen wat werkt voor de inwoners en organisatie van gemeente Oisterwijk. Wanneer dit positief uitpakt gaan we het borgen en leggen we het vast in de handreiking ‘Participeren doen we samen’ oftewel procesafspraken, wanneer dat beter past.

Zo stellen we met deze participatieverordening al regels op voor inwonerparticipatie, waarin de betrokkenheid van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling van gemeentelijke initiatieven en beleid vastgelegd wordt. Hierin wordt ook de werkwijze rondom de basis-, plus- en topdossiers meegenomen. In deze werkwijze bepaalt de raad vooraf bij een bepaald dossier of project, welke aandacht het gaat krijgen, en zeker ook hoe de participatie vanuit de raad vorm gaat krijgen.

Daarnaast volgen ook uitgangspunten voor overheidsparticipatie, dus de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere initiatiefnemers.

Uitwerking op de thema’s Uitdaagrecht en Dorps- en wijkdemocratie volgen later. Daarbij zitten we nog in verkennende fase.

Kosten participatie

Het is belangrijk dat er aan de voorkant ook helderheid is over de kosten voor het organiseren van participatie. Bij participatie over projecten zullen deze kosten onderdeel uitmaken van het projectbudget. Vanuit de subsidieverordening of het tijdelijke budget inwonersinitiatieven is het mogelijk om kleine initiatieven van inwoners te ondersteunen en te honoreren. Wanneer er door inwoners een aanvraag wordt gedaan waarvoor een groter budget nodig is, vraagt dit afzonderlijke besluitvorming door burgemeester en wethouders en/of de gemeenteraad.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 begripsomschrijvingen

Participatie

Participatie kan in twee vormen plaatsvinden volgens deze verordening. De eerste vorm is inwonersparticipatie waarbij een bestuursorgaan uitnodigt tot participatie. De tweede vorm is overheidsparticipatie waarbij de samenleving kan vragen om participatie vanuit de overheid.

Inspraak is daarbij ook een vorm van inwonersparticipatie waarbij het alleen gaat om inspraak bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid; bij participatie wordt dit uitgebreid met uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid.

Beleidsvoornemen

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Bestuursorgaan

In de verordening wordt regelmatig gesproken over ‘het bestuursorgaan’. Hieronder wordt in ieder geval verstaan de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Indien expliciet een van deze bestuursorganen wordt bedoeld, dan wordt dit ook als zodanig benoemd. Indien het in de tekst gaat over ‘het bestuursorgaan’, dan is het afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling rond dit thema welk bestuursorgaan bedoeld wordt. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort: de gemeenteraad. In gelijke zin geldt dit voor het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

Inwonersinitiatief

In artikel 1 wordt een Inwonersinitiatief gedefinieerd als initiatieven van inwoners of andere belanghebbenden gericht op de maatschappij. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om initiatieven van inwoners om een speeltuintje in de buurt te realiseren of een gezamenlijke buurttuin. Dit wordt in het artikel over overheidsparticipatie verder uitgewerkt. Het gaat hierin niet over initiatieven van particulieren of projectontwikkelaars, die bijvoorbeeld een bepaalde bouwlocatie willen ontwikkelen. Deze initiatieven zijn vooral gericht op het privébelang van de indiener. In het hoofdstuk over de Omgevingswet staan enkele relevante bepalingen voor de laatstgenoemde groep initiatiefnemers.

Uitdaagrecht

Bij de omschrijving van het begrip uitdaagrecht is aangesloten bij de memorie van toelichting op het ontwerpwetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau. Het uitdaagrecht berust bij ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen. In de begripsomschrijving is ‘lokale’ ter verduidelijking van de tekst van het ontwerpwetsvoorstel toegevoegd in aansluiting op de memorie van toelichting, waarin is toegelicht dat afhankelijk van de lokale omstandigheden het bijvoorbeeld kan gaan om lokale verenigingen of stichtingen, buurtcomités, woongroepen, vrijwilligersorganisaties, een maatschappelijke organisatie, sociale bedrijven zonder winstoogmerk of een georganiseerd collectief van inwoners die geen formele rechtsvorm hebben.

Artikel 2 Reikwijdte van deze verordening.

In het eerste lid zijn absolute uitsluitingsgronden neergelegd.

In het tweede lid staat dat participatie, inspraak en uitdaagrecht alleen wordt verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben. Deze bepaling is met name opgenomen om de scope van de participanten te beperken tot organisaties die lokaal actief zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat landelijke belangengroepen niet kunnen deelnemen aan participatieprocessen in Oisterwijk, tenzij er sprake is van een lokale afdeling. Het betekent ook dat er sprake moet zijn van een lokaal belang voor partijen die een beroep doen op het Uitdaagrecht. Verder is de schaal van het project bepalend voor het aantal te betrekken inwoners. Bij zaken die een straat of buurt betreffen, worden alleen die inwoners uitgenodigd, maar bij zaken die een dorp of de hele gemeente als geheel raken is de kring van betrokkenen ook groter.

In het derde lid wordt bepaald dat het bestuursorgaan inzicht geeft in de gemeentelijke plannen, zodat inwoners op tijd invloed kunnen uitoefenen. Dit artikel bevat een inspanningsverplichting op het gebied van actieve openbaarheid, zodat inwoners goed in staat zijn om een rol te vervullen in processen van inwonerparticipatie. Voor inwoners is het van belang om zicht te hebben op de analyses en beleidsopties die ontwikkeld worden voor hun directe leefomgeving, zodat bewoners invloed kunnen uitoefenen. De precieze uitwerking van deze bepaling is maatwerk. Uitwerking vindt plaats in de beleidsregels /procesafspraken rondom inwonersparticipatie.

Artikel 3 Participatieproces bij inwonersparticipatie

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie mogelijk is. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het begrip omvat in elk geval raad, burgemeester en wethouders en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan participatie onderwerpen of niet. De keuze om een beleidsvoornemen al dan niet te onderwerpen aan participatie is gemotiveerd.

In het tweede lid is bepaald dat het bestuursorgaan eenmaal besloten heeft om participatie toe te passen, het bestuursorgaan daarmee ook aantal zaken moet vastleggen.

Om zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, somt het tweede lid hiertoe op dat moet worden ingegaan op: doel van de participatie, kaders, communicatie en werkwijze.

Artikel 4 terugkoppeling uitkomsten participatieproces

In dit artikel wordt het belang van een terugkoppeling van het participatieproces verplicht gesteld en wordt het belang hiervan benadrukt. De terugkoppeling aan deelnemers dient plaats te vinden voordat besluitvorming plaatsvindt.

artikel 5 eindverslag participatieproces

dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 6 inspraakprocedure

Deze bepalingen zijn hetzelfde als de bepalingen uit de Inspraakverordening 2005.

Het eerste lid bepaalt dat elk bestuursorgaan besluit over zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Tenzij er een wettelijke regeling is die een bepaalde inspraakprocedure voorschrijft, dan volgt er in ieder geval inspraak.

Het begrip ‘gemeentelijk beleid’ dient hierbij breed geïnterpreteerd te worden. Het kan ook gaan om inspraak over de uitvoering van gemeentelijk beleid. Denk aan het ontwerp van een fietsverbinding of de herinrichting van de openbare ruimte. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht. In de inspraakprocedure wordt bepaald dat inspraak wordt verleend aan inwoners, organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden. Zie voor een nadere definitie van belanghebbenden art. 1, lid 2 van de Awb. Het verslag van de inspraak voldoet aan de bepalingen van de AVG.

Verschil tussen raadplegen en inspraak: Participatie gaat over meedenken of meedoen in het voortraject van beleidsvorming en projectvorming. Wanneer het beleids- of projectvoorstel klaar is, is in een aantal gevallen inspraak op dit voorstel mogelijk. De filosofie die we hierbij hanteren is dat er geen onnodige dubbele inspraak moet plaatsvinden. Zo zal de mate van participatie van invloed zijn op de mate van inspraak en vice versa.

Artikel 7 toepassen overheidsparticipatie

Artikel 7 bevat bepalingen over ‘Overheidsparticipatie’. Van overheidsparticipatie is sprake als er een initiatief komt uit de samenleving en de overheid daarin participeert. Het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester is het bestuursorgaan dat bevoegd is om te reageren op initiatieven uit de samenleving. In de praktijk is deze bevoegdheid deels belegd bij de ambtenaren met inhoudelijke projecten en de wijkregisseurs, werkzaam voor gemeente Oisterwijk. We stimuleren ook initiatieven in het kader van het beleid in het sociaal domein: Samenredzaam Oisterwijk. In onze subsidieverordening is een aparte beleidsregel opgenomen voor nieuwe initiatieven: inwoners doen mee. Incidentele budgetten voor ontmoetingen binnen een buurt is belegd bij uitvoeringsorganisatie ContourdeTwern.

In de ontwikkeling naar wijkgericht werken experimenteren we ook enkele jaren met wijk- of buurtbudgetten, waarmee inwoners zelf regie hebben op een te besteden budget. Dit is een onderdeel van de verkenning naar dorps- en wijkdemocratie. Overheidsparticipatie wordt uitgewerkt in de handreiking ‘Participeren doen we samen.

Artikel 8 toepassen uitdaagrecht

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen taken besluit of het uitdaagrecht mogelijk is. Het zal hier meestal gaan om taken van burgemeester en wethouders als in de regel het verantwoordelijke bestuursorgaan voor de uitvoering van gemeentelijke taken (artikel 160, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet).

In het tweede lid is bepaald wanneer, in aanvulling op de algemene uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 2, geen uitdaagrecht wordt verleend.

Onder lopende uitvoeringstrajecten vallen ook taken die al zijn aanbesteed of gecontracteerd.

Als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt, geldt dat in die gevallen aanbesteding is vereist.

Artikel 9 Dorps- en wijkdemocratie

De gemeente vindt de inbreng en betrokkenheid vanuit de verschillende dorpen en wijken erg waardevol. We werken steeds meer samen met de inwoners om plannen te maken voor de toekomst van hun dorp of wijk. We verkennen wat werkt en resultaat oplevert voor een wijk. Daarnaast experimenteren we ook met de zogenaamde buurtbudgetten om inwoners eigen verantwoordelijkheid te geven over de besteding daarvan. Daarom is in deze Participatieverordening een artikel hierover opgenomen. We zitten wel nog in experimenteerfase. De werkwijzen die hieruit voortvloeien leggen we later ook vast in de handreiking ‘Participeren doen we samen’.

Artikel 10 Participatie instrumenten Omgevingswet

Ook in de Omgevingswet wordt het belang van vroegtijdige participatie erkend, dat is: voorafgaand aan de formele procedure. In de Omgevingswet wordt onder participatie het volgende verstaan: Het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit.

De Omgevingswet verplicht gemeenten om voor diverse instrumenten een participatiebeleid vast te stellen. Door de kennisgevings- en motiveringsplicht zijn overheden ook verplicht om participatie daadwerkelijk in te richten.

De kennisgevingsplicht houdt in dat de gemeente een kennisgeving moet doen waarin staat hoe de gemeente participatie zal gaan vormgeven, voordat er daadwerkelijk met een plan wordt gestart.

De motiveringsplicht houdt in dat als het plan eenmaal af is er in dat dat plan moet zijn opgenomen hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding betrokken zijn en wat de resultaten hiervan zijn. De gemeente geeft hierbij ook aan hoe zij invulling heeft gegeven aan het participatiebeleid. Het bevoegd gezag neemt deze motivering op in het vaststellingsbesluit.

In onderstaande tabel staat wie bij welk instrument verantwoordelijk is voor participatie.

Instrument

Regels

Wie is verantwoordelijk voor het naleven van de participatieregels?

Waar staat het?

Omgevingsvisie

Motiveringsplicht

Bevoegd gezag

Omgevingsbesluit

(art. 10.7)

Programma

Motiveringsplicht

Bevoegd gezag

Omgevingsbesluit

(art. 10.8)

Omgevingsplan

Kennisgevings- en motiveringsplicht

Bevoegd gezag (is B&W gemeente)

Artikel 16.29 Omgevingswet

Omgevingsbesluit

(art. 10.2, eerste lid)

Omgevingsbesluit

(art. 10.2, tweede lid)

Omgevings-vergunning

In de Omgevingsregeling is een aanvraagvereiste participatie opgenomen. De initiatiefnemer moet aangeven of en zo ja, hoe hij aan participatie heeft gedaan. En wat de resultaten daarvan zijn.

Het bevoegd gezag betrekt deze informatie bij de integrale belangenafweging.

Dit aanvraagvereiste omvat geen verplichting voor de aanvrager om aan participatie te doen. Het antwoord op de eerste vraag hierboven mag dus ook 'nee' zijn. Het bevoegd gezag mag niet weigeren om een aanvraag in behandeling te nemen, omdat er geen participatie is geweest. Ook mag het bevoegd gezag de aanvraag niet buiten behandeling laten, omdat er te weinig participatie is geweest.

Hier is één uitzondering op. De gemeenteraad kan gevallen aanwijzen waarin participatie verplicht is. Dit kan alleen bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is (artikel 16.55, lid 7, Omgevingswet). Als de aanvrager bij zo’n aangewezen geval niet of onvoldoende aan participatie heeft gedaan, kan het college de aanvraag buiten behandeling laten. Wel moet het college de aanvrager de gelegenheid geven het gebrek te herstellen (artikel 4:5, Algemene wet bestuursrecht).

De wetgever heeft niet bepaald wanneer er sprake is van onvoldoende participatie. Het college werkt dit nog nader uit in beleidsregels.

Initiatiefnemer

Omgevingswet

(art. 16.55) en

art. 7.4 Omgevingsregeling

We stellen het kader voor participatie in deze verordening vast. In artikel 10 lid 1 wordt vastgesteld dat er voor initiatiefnemers een handreiking participatie voor initiatieven onder de Omgevingswet wordt vastgesteld. Dit stuk is van toepassing bij de aanvraag van omgevingsvergunningen en wordt aanbevolen om te gebruiken in de principeverzoekfase. Als participatie verplicht is gesteld door de gemeenteraad vindt de inhoudelijke toetsing van de mate van participatie plaats aan de hand van dit document. In artikel 10 lid 2 is vastgelegd dat er voor de andere instrumenten (visies, programma’s en omgevingsplannen) wordt aangesloten bij de nog op de stellen handreiking participatie die gemeentebreed zal gelden.

In lid 3 is beschreven hoe wordt omgegaan met de verantwoordelijkheden in een participatieproces als er sprake is van het vaststellen van een omgevingsplan (of wijziging daarvan) op verzoek van een derde. In de huidige praktijk komt het vaak voor dat een derde verzoekt om een herziening van het bestemmingsplan (na 1 januari 2024 een verzoek tot wijziging van het omgevingsplan). In zo’n situatie is het van belang dat de daadwerkelijke initiatiefnemer de verantwoordelijkheid neemt voor het goed doorlopen van het participatieproces. Het bestuursorgaan neemt in zo’n geval een toetsende rol aan en bekijkt of er in voldoende mate wordt voldaan een de vereisten uit deze verordening en het beleidskader. Concreet houdt dit bijvoorbeeld in dat een initiatiefnemer er zorg voor draagt dat deze beschrijft:

  • -

    Hoe het participatie wordt toegepast als bedoeld in artikel 3 lid 2 van deze verordening

  • -

    De terugkoppeling van het participatietraject als bedoeld in artikel 4 van deze verordening

  • -

    de verslaglegging als bedoeld in artikel 5 van deze verordening

  • -

    hoe er voldaan wordt aan de handreiking voor participatie

Het bevoegd bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het bekend maken van de kennisgeving tot wijziging van het omgevingsplan waarbij wordt aangegeven hoe de initiatiefnemer participatie zal gaan vormgeven, voordat er daadwerkelijk met een plan wordt gestart. Deze kennisgeving kan een derde namelijk niet doen. Dit geldt ook voor het voldoen aan de motiveringsverplichting als bedoeld in artikel 10.2 van het Omgevingsbesluit. Het bevoegd bestuursorgaan moet bij de vaststelling van het omgevingsplan vaststellen hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij wordt aangegeven op welke wijze invulling is aan deze Participatieverordening. Het is de verantwoordelijkheid van de derde om te zorgen voor een kwalitatief en zorgvuldig participatieproces. Het bevoegd bestuursorgaan toetst of in voldoende mate is voldaan aan de eisen.

Artikel 11 Evaluatie en monitoring

Artikel 11 bepaalt dat de gemeenteraad minimaal één keer per raadsperiode een bespreking wijdt aan de wijze waarop de gemeente participatieprocessen heeft georganiseerd, inclusief processen van overheidsparticipatie en uitdaagrecht. De precieze vorm is maatwerk, mag ook per keer wisselend zijn. Dit wordt vormgegeven (vanuit de Oisterwijk Bouwt!groep) door een werkgroep met vertegenwoordiging vanuit bestuur en organisatie. Ook de werkwijze rondom basis- plus- en topdossiers, kan hierin worden meegenomen.

De verschillende betrokken actoren (gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders, inwoners en ambtenaren) betrekken hier zeker inwoners bij betrekken.