Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 22 november 2022, DOS-2021-0007766, PZH-2022-814792862 tot vaststelling van beleidsregel nadeelcompensatie infrastructurele maatregelen Zuid-Holland (Beleidsregel nadeelcompensatie infrastructurele maatregelen Zuid-Holland 2023)

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 22 november 2022, DOS-2021-0007766, PZH-2022-814792862 tot vaststelling van beleidsregel nadeelcompensatie infrastructurele maatregelen Zuid-Holland (Beleidsregel nadeelcompensatie infrastructurele maatregelen Zuid-Holland 2023)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

Gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 158, eerste lid, onder a, van de Provinciewet;

  • -

    Overwegende dat gedeputeerde staten als gevolg van de uitvoering van haar publiekrechtelijke taken en bevoegdheden besluiten nemen of feitelijke handelingen verrichten;

  • -

    Overwegende dat gedeputeerde staten op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd zijn om desgevraagd een vergoeding toe te kennen aan diegene die ten gevolge van de rechtmatige uitoefening van hun publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade lijdt of zal lijden;

  • -

    Overwegende dat gedeputeerde staten het wettelijk kader door middel van (interpreterende) beleidsregels kan concretiseren door de nadere invulling van hetgeen wordt verstaan onder ‘schade die uitgaat boven het normaal maatschappelijk risico, die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft’ en welke compensatienormen gehanteerd worden;

  • -

    Overwegende dat gedeputeerde staten het gewenst achten de rechtszekerheid te bevorderen en transparantie te bieden aan derden over de vergoeding van schade met betrekking tot infrastructurele maatregelen en de hiermee samenhangende overheidshandelingen;

  • -

    Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Beleidsregel nadeelcompensatie infrastructurele maatregelen Zuid-Holland 2023

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. Deze beleidsregel is van toepassing op de behandeling van een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht, als gevolg van de uitvoering van infrastructurele maatregelen, en de hiermee samenhangende overheidshandelingen en - besluiten, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze beleidsregel.

  • 2. Deze beleidsregel is niet van toepassing op de vergoeding van schade als bedoeld in hoofdstuk 15 van de Omgevingswet.

Artikel 2 Risicoaanvaarding

  • 1. Gelet op artikel 4:126, tweede lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de aanvrager in ieder geval het risico van het ontstaan van schade aanvaard als gebruik wordt gemaakt van een vergunning, waarin is opgenomen dat een wijziging of intrekking van die vergunning is te voorzien in verband met activiteiten door of in opdracht van gedeputeerde staten.

  • 2. Geen vergoeding wordt toegekend als aanvrager heeft nagelaten zijn belang te verwezenlijken, op het moment dat aanvrager daartoe redelijkerwijs in de gelegenheid was, terwijl aanvrager redelijkerwijs kon voorzien dat een maatregel genomen zou worden die aan dat verwezenlijken in de weg zou komen te staan.

Hoofdstuk 2 Infrastructurele maatregelen

Artikel 3 Berekening nadeelcompensatie

  • 1. Schade die valt onder het normaal maatschappelijk risico, bedoeld in artikel 4:126 Awb, komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 2. Onder het normaal maatschappelijk risico, bedoeld in het eerste lid, valt in ieder geval:

    • a.

      schade tot een bedrag van 500 euro voor een particulier;

    • b.

      schade tot een bedrag van 1.500 euro voor een onderneming; en

    • c.

      schade gelijk aan of minder dan 2% van de brutowinst, omzet of het inkomen van het voorafgaande jaar; en

    • d.

      schade gelijk aan of minder dan 8% van de gemiddelde jaaromzet dan wel de gemiddelde brutowinst van een onderneming berekend aan de hand van het bepaalde in lid 3.

  • 3. Als de schade bestaat uit winst- of inkomensderving, wordt de omvang daarvan bepaald door de gemiddelde jaaromzet dan wel de gemiddelde brutowinst gedurende een periode van zo mogelijk drie jaar, te vergelijken met de omzet dan wel brutowinst in het jaar waarin de schade is geleden, waarbij indien hiertoe aanleiding bestaat een inflatiecorrectie en/of een branche- of trendcorrectie wordt toegepast.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval op de vastgestelde schade die boven de drempelwaarden, bedoeld in het eerste lid, uitstijgt, een kortingspercentage toepassen dat voor rekening van de benadeelde blijft. Dit kortingspercentage bedraagt ten hoogste 25% van de schade die, na toepassing van lid 1, het berekende drempelbedrag overstijgt.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag van inwerkingtreding van titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht. Indien de bekendmaking van deze beleidsregel na de dag, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt, werkt deze beleidsregel terug tot en met de dag waarop titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht in werking is getreden.

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel nadeelcompensatie infrastructurele maatregelen Zuid-Holland 2023.

Ondertekening

Den Haag, 22 november 2022

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

ir. J.C. van Ginkel MCM, wnd. Secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

Toelichting bij de Beleidsregel nadeelcompensatie infrastructurele maatregelen Zuid-Holland 2023

Algemeen deel

Bij de rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke taak of bevoegdheid door een bestuursorgaan van de provincie kan schade ontstaan voor derden. Het rechtmatig overheidshandelen wordt wel geacht in het algemeen belang te zijn. Bij de infrastructuur kan het onder andere gaan om het feitelijk handelen dat toe te rekenen is aan een bestuursorgaan van de provincie zoals Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten of de Commissaris van de Koning. Handelingen betreffen bijvoorbeeld de reconstructie of het onderhoud van wegen of vaarwegen. Verder gaat het bijvoorbeeld om besluiten tot het beperken van het verkeer op de weg of vaarweg of het intrekken of wijzigen van een vergunning. De schade die bij bovengenoemde voorbeelden ontstaat kan onder andere bestaan uit tijdelijk geleden omzetverlies, tijdelijke winst- of inkomensderving en tijdelijke omrijdschade.

Bij dit rechtmatig overheidshandelen gaat het in de regel om algemeen maatschappelijke ontwikkelingen die van tijd tot tijd kunnen plaatsvinden en die soms nadeel voor burgers en bedrijven tot gevolg kunnen hebben. Een ieder moet hier rekening mee houden, ook al bestaat er geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkelingen aan de orde zijn. Ook is vaak niet bekend welk specifiek nadeel daaruit voortvloeit. Dit wordt het normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico genoemd. In deze beleidsregel wordt voor beide termen de term normaal maatschappelijk risico gehanteerd.

In de rechtspraak is komen vast te staan dat, als gevolg van dit rechtmatige overheidshandelen, in bepaalde gevallen wel een vergoeding van schade dient te worden toegekend. Uitgangspunt daarbij is dat alleen een verplichting tot vergoeding van schade bestaat als aan twee voorwaarden is voldaan:

  • 1.

    de benadeelde wordt in abnormale mate getroffen; de schade komt dus boven het normaal maatschappelijk risico uit (het vereiste van de abnormale last); en

  • 2.

    de schade treft een particulier of onderneming in vergelijking met anderen onevenredig zwaar (het vereiste van de speciale last).

Deze voorwaarden komen voort uit het rechtsbeginsel ‘égalité devant les charges publiques’, oftewel het beginsel van gelijke verdeling van publieke lasten (hierna: égalitébeginsel). De rechtspraak op dit onderwerp is inmiddels gecodificeerd en nader uitgewerkt in titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht. In titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht komen de aspecten aan bod die bij de beoordeling van een aanvraag om nadeelcompensatie op grond van het égalitébeginsel in aanmerking moeten worden genomen. Als de aanvrager het risico op het ontstaan van de schade heeft aanvaard, niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht of de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd, heeft dat gevolgen voor de omvang van zijn aanspraak op schadevergoeding. Hetzelfde geldt voor mogelijk voordeel dat naast de schade uit de rechtmatige overheidsdaad voortvloeit. Dit zijn de belangrijkste corrigerende factoren, die in de rechtspraak ook regelmatig terugkeren en in artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gecodificeerd.

Wat regelt deze beleidsregel:

Deze beleidsregel geeft een nadere invulling van de algemene en open norm die in titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht voor nadeelcompensatie is neergelegd. Dit betreft met name een nadere invulling van het normaal maatschappelijk risico voor infrastructurele maatregelen, in samenhang met de daarbij horende overheidshandelingen en -besluiten, waarbij het gaat om tijdelijke normaal maatschappelijke ontwikkelingen, in principe gedurende maximaal twee aaneengesloten jaren. Voor aanvragen voor vergoeding van schade die niet als tijdelijk is aan te merken, zal de beoordeling per specifiek geval plaatsvinden. De in de beleidsregel opgenomen rekenmethoden zijn vooral bedoeld voor tijdelijke schade en lenen zich minder om permanente schade te beoordelen.

Deze beleidsregel is van toepassing op infrastructurele maatregelen en de hiermee samenhangende overheidshandelingen en -besluiten. Dit betekent dat besluiten op basis van de Wegenverkeerswetgeving, Wegenwet of Scheepvaartverkeerswetgeving, onder de werking van deze beleidsregel kunnen vallen. Deze regelingen richten zich vooral op het veilig en doelmatig gebruik van weg of vaarweg door het verkeer.

Wat regelt deze beleidsregel niet:

Er zijn besluiten die vallen onder de reikwijdte van de Omgevingswet en de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening. Afdeling 15.1 Omgevingswet geeft een limitatieve en exclusieve opsomming van schadeoorzaken. Dit schadevergoedingsstelsel ziet echter op andere schadeveroorzakende gebeurtenissen en daarop is deze beleidsregel niet van toepassing. In artikel 1 wordt het toepassingsbereik van de bepalingen aangegeven.

Deze beleidsregel bevat geen hardheidsclausule. Gedeputeerde Staten hebben deze beleidsregel uiterst zorgvuldig voorbereid, waardoor er geen aanleiding bestaat om een hardheidsclausule toe te passen die meer of anders regelt dan de regeling die al in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (de inherente afwijkingsbevoegdheid) is opgenomen. Op grond van dit artikel hebben Gedeputeerde Staten in zeer uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid om af te wijken van de beleidsregel als de toepassing ervan tot gevolg heeft dat een beslissing wordt genomen die onmiskenbaar als onevenredig moet worden aangemerkt in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemeen

Bij een verzoek om nadeelcompensatie is artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Een recht op nadeelcompensatie bestaat pas als aan in dat artikel beschreven voorwaarden is voldaan. Kortgezegd moet er sprake zijn van schade die een bestuursorgaan heeft veroorzaakt in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak. Die schade moet uitgaan boven het normaal maatschappelijk risico (de abnormale last) en bovendien moet de schade de benadeelde in vergelijking met anderen (andere getroffenen) onevenredig zwaar treffen (de speciale last). Schade blijft in alle gevallen voor rekening van de aanvrager als hij:

  • -

    het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;

  • -

    hij de schade had kunnen beperken door binnen redelijke grenzen voldoende maatregelen te nemen die hadden kunnen leiden tot het voorkomen of verminderen van schade;

  • -

    de schade op andere wijze het gevolg is van een omstandigheid die aan de aanvrager kan worden toegerekend; of

  • -

    de vergoeding van de schade op andere wijze is verzekerd.

Beoordelingskader normaal maatschappelijk risico

In het hoofdstuk wordt een regeling gegeven voor de invulling van het normaal maatschappelijk risico, voor ondernemers het normale ondernemersrisico genoemd. Of sprake is van een abnormale last, is afhankelijk van alle relevante omstandigheden van het geval. Van belang zijn onder meer de aard van de schadeveroorzakende maatregel (tijd, duur, plaats, ontstaanswijze en andere relevante omstandigheden), de ernst en omvang van de schade, de aard van het getroffen belang, de voorzienbaarheid van de handeling en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, het bestaan van gerechtvaardigde verwachtingen, de eventuele voordelige positie van benadeelde als gevolg van overheidshandelen en de vraag of de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag.

Uit de rechtspraak blijkt dat verkeersbesluiten en kortdurende ingrepen in de infrastructuur (korter dan 6 maanden) in beginsel geheel onder het normaal maatschappelijk risico vallen. Nadeelcompensatie heeft in alle gevallen een complementair karakter. Dat houdt in dat, als op grond van deze beleidsregel sprake is van een recht op nadeelcompensatie, slechts een gedeelte van de daadwerkelijk geleden schade wordt vergoed. De hoogte van de nadeelcompensatie is namelijk niet gelijk aan de hoogte van de geleden schade. Er wordt met alle omstandigheden van het geval rekening gehouden en dit bepaalt de hoogte van de uiteindelijke schadevergoeding.

In artikel 4:129 van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld welke kosten bij vergoeding van schade eveneens zullen worden vergoed. Het gaat daarbij om kosten ter voorkoming of beperking van schade, kosten van verleende rechtsbijstand of andere deskundige bijstand en de wettelijke rente vanaf de ontvangst van de aanvraag, of als de schade op een later tijdstip ontstaat, vanaf dat tijdstip.

Artikel 1 Toepassingsbereik

De beleidsregel is van toepassing op de behandeling van aanvragen om nadeelcompensatie in het kader van infrastructurele maatregelen en de hiermee samenhangende overheidshandelingen en -besluiten. Het moet gaan om rechtmatige overheidsbesluiten of overheidshandelingen. De wettelijke grondslag staat in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Risicoaanvaarding

In artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald wanneer sprake is van risicoaanvaarding door de aanvrager. Schade blijft op grond van dit artikel in ieder geval voor rekening van de aanvrager voor zover:

  • a.

    hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;

  • b.

    hij de schade had kunnen beperken door binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de schade hadden kunnen leiden;

  • c.

    de schade anderszins het gevolg is van een omstandigheid die aan de aanvrager kan worden toegerekend, of

  • d.

    de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.

De in sub a bedoelde voorzienbaarheid kan onder meer betrekking hebben op de aard van een schadeoorzaak, op het tijdstip waarop deze schadeoorzaak zijn werking doet gevoelen, op de plaats waarop zij betrekking heeft, op de wijze van voltrekken of uitvoering daarvan, alsmede op de aard en omvang van de daardoor veroorzaakte schade.

Als de aanvrager zelf handelingen verricht en bijvoorbeeld investeringsrisico’s neemt, terwijl hij kon weten dat zich omstandigheden kunnen voordoen die een zeker nadeel betekenen, dan heeft de aanvrager dit risico op schade aanvaard. Of er daadwerkelijk sprake is van risicoaanvaarding, hangt af van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval.

Naast de criteria in de Algemene wet bestuursrecht is in artikel 2, de risicoaanvaarding deels geconcretiseerd. Als de aanvrager gebruik maakt van een vergunning, waarin door de provincie melding is gemaakt van binnen enige jaren te verwachten concrete infrastructurele maatregelen of besluiten die kunnen leiden tot aanpassing van het aangevraagde werk, wordt de aanvrager geacht het risico hiervan te hebben aanvaard.

In artikel 2 wordt het bepaalde in artikel 4:126, tweede lid, sub c, van de Algemene wet bestuursrecht deels geconcretiseerd. Geen schadevergoeding wordt toegekend als de aanvrager bijvoorbeeld al veel eerder gebruik had kunnen maken van zijn vergunning, maar dat niet heeft gedaan, terwijl hij redelijkerwijs kon weten dat er een maatregel zou worden genomen waardoor hij geen gebruik meer zou kunnen maken van zijn vergunning of ontheffing.

Artikel 3 Berekening nadeelcompensatie

Artikel 3 geeft nadere invulling aan het normaal maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht en zoals beschreven in de toelichting op deze beleidsregel.

Lid 1Het normaal maatschappelijk risico

In dit lid wordt de vergoedbaarheid van schade begrensd door middel van absolute en nominale drempels. Alle schade die onder één of meer drempels valt wordt tot het normaal maatschappelijk risico gerekend en komt niet voor vergoeding in aanmerking. De schade blijft dan voor rekening van aanvrager.

Bagatelgrenzen en drempelpercentages

Onder sub a en b van artikel 3, eerste lid, zijn bagatelgrenzen opgenomen. Het is in de rechtspraktijk algemeen geaccepteerd dat dergelijke, relatief geringe schades, in ieder geval tot het normaal maatschappelijk risico behoren (bagatelschade). Door hiervoor een concreet bedrag vast te stellen, ontstaat duidelijkheid voor alle betrokken partijen. De bagatelgrenzen houden concreet in dat een aanvraag om vergoeding van schade direct wordt afgewezen als de schade lager is dan 500 euro voor een particulier of natuurlijk persoon, dan wel lager is dan 1.500 euro voor een onderneming of rechtspersoon. Voor de toepassing van deze beleidsregel worden onder het begrip onderneming zowel bedrijven zonder rechtspersoonlijkheid, zoals éénmansbedrijven (ZZP’ers) en bedrijven met rechtspersoonlijkheid begrepen.

Onder sub c en d zijn nominale drempelpercentages opgenomen. De drempelpercentages betreffen de ondergrens van het normaal maatschappelijk risico, die voorafgaat aan het berekenen van de schade en het toepassen van een mogelijke korting die uit hoofde van het normaal maatschappelijk risico – alsnog – op de geleden schade in mindering wordt gebracht.

Sub c beschrijft dat schade, in de vorm van inkomensderving, per definitie voor rekening van de aanvrager blijft als de schade gelijk is aan of minder bedraagt dan 2% van de brutowinst Dit percentage wordt gerelateerd aan de voorafgaande jaarbrutowinst of jaaromzet bij een onderneming, volgens de meest recente jaarrekening. Afhankelijk van het type onderneming wordt gerekend met brutowinst of jaaromzet. Voor particulieren wordt het percentage gerelateerd aan het jaarinkomen volgens de meest recente aangifte IB. In de rechtspraak is de 2%-drempel een minimum forfait dat altijd geldt, dus zowel bij schade ten gevolge van een normale als van een niet-normale maatschappelijke ontwikkeling, en zowel bij tijdelijke als bij permanente inkomensschade.

Sub d beschrijft dat schade in de vorm van inkomstenderving, voor rekening van de aanvrager blijft als de schade gelijk is aan of minder bedraagt dan 8% van de gemiddelde jaaromzet dan wel de gemiddelde brutowinst van een onderneming. Dit percentage wordt gerelateerd aan de gemiddelde jaaromzet of de gemiddelde brutowinst van de onderneming. In de toelichting op lid 2 wordt nader ingegaan op de wijze van berekening.

Keuze voor drempelpercentage 8 %

Als uitgangspunt geldt dat de vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico in de eerste plaats aan het bestuursorgaan toekomt. Het bestuursorgaan heeft bij het vaststellen daarvan beleidsvrijheid. Dit wordt de discretionaire bevoegdheid van bestuursorganen genoemd.

In de rechtspraak zijn in het algemeen percentages aanvaard variërend van 8 tot 15%.

Voor de stedelijke omgeving is een drempelpercentage van 8% algemeen aanvaard. De provinciale infrastructuur kenmerkt zich over het algemeen echter door een relatief geringe mate aan verstedelijking en een geografisch ligging op grotere afstand tot de landelijke economische centra. In die zin wijkt provinciale infrastructuur wezenlijk af van de verstedelijkte omgeving en de dynamiek die daarbij hoort.

Hoewel het daarom acceptabel is om een hoger percentage voor het normaal maatschappelijk risico te hanteren, hebben Gedeputeerde Staten ervoor gekozen aan te sluiten bij het in de rechtspraak algemeen aanvaarde percentage voor het normaal maatschappelijk risico van 8%.

Lid 2

Winst- of inkomensderving wordt berekend aan de hand van de gemiddelde jaaromzetten of de gemiddelde brutowinst van een onderneming aan de hand van een periode van zo mogelijk drie jaar voorafgaand aan het jaar waarin de schade is geleden. Voor het bepalen van het normaal maatschappelijk risico wordt bij omzetderving het gemiddelde van de jaaromzetten van de voorgaande drie jaren als uitgangspunt voor de berekening genomen. Dit is de referentieperiode en heeft als doel om een vergelijking te kunnen maken met een representatieve periode, waarin zowel positieve als negatieve omstandigheden op jaarbasis zijn verdisconteerd.

In de regel wordt deze rekenmethode het vaakst toegepast. Het ligt echter bij bepaalde type ondernemingen, zoals brandstofverkooppunten, meer voor de hand om de drempel van het normaal maatschappelijk risico te berekenen aan de hand van de brutowinstderving in combinatie met de gemiddelde brutowinst.

Als de omzet of brutowinst van de aanvrager in de jaren voorafgaand aan de schadeperiode een bestendige daling dan wel een bestendige stijging laat zien, ligt het niet voor de hand om een referentieperiode van drie jaren aan te houden. In overeenstemming met bestendige rechtspraak wordt dan niet tot middeling van referentiejaren overgegaan, maar voor de berekening gebruik gemaakt van het jaar voorafgaand aan het ontstaan van het nadeel. Als de referentieperiode van één jaar wordt gekozen, wordt de drempel normaal maatschappelijk risico toegepast op de jaaromzet van één jaar.

Schadeberekening op niveau van rechtspersoon

Volgens vaste rechtspraak dient de mate van onevenredigheid (de abnormale last) van de schade te worden vastgesteld op het niveau van de benadeelde rechtspersoon. Dit betekent dat de beoordeling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico plaatsvindt op het niveau van het moederbedrijf/concern en niet op het niveau van het filiaalbedrijf. De achterliggende reden is dat een filiaal geen zelfstandige entiteit is, maar economisch en juridisch onderdeel is van een groter geheel. Het normaal maatschappelijk risico dient dan te worden gerelateerd aan die juridische eenheid. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen landelijk opererende ketens of regionale ketens.

Na-ijl schade

Het kan voorkomen dat de schade niet direct beëindigd is zodra de schadeveroorzakende maatregel is uitgevoerd. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als klanten niet direct terugkomen nadat een wegafsluiting heeft plaatsgevonden. Deze schade wordt wel na-ijl schade genoemd. Om deze schade in de berekening voor het normaal maatschappelijk risico mee te wegen, kan worden verzocht om de maandcijfers van de drie maanden na beëindiging van de schadeveroorzakende maatregel of het schadeveroorzakende besluit, aan te leveren. De aanvrager dient in beginsel zelf aan te tonen dat er sprake is van na-ijl schade.

Inflatiecorrectie, branche-/trendcorrectie

Als de situatie daar om vraagt, kan een correctie voor inflatie plaatsvinden naar een peildatum, gelegen

12 maanden voor het einde van het (eerste) schadejaar (inflatiecorrectie). Van deze gecorrigeerde omzetten wordt dan het gemiddelde genomen. In de opvolgende periode na de peildatum, waarbinnen de schadeperiode valt, zijn de brancheontwikkelingen vervolgens bepalend voor de ontwikkeling van de omzet. Op het gemiddelde van de gecorrigeerde omzet wordt dan de branchecorrectie toegepast die representatief wordt verondersteld voor de gemiddelde bedrijfsontwikkeling in de betreffende branche sinds de peildatum.

Lid 3 Het kortingspercentage

In deze beleidsregel is gekozen voor de combinatie van een drempelpercentage en een kortingspercentage. In het derde lid is het kortingspercentage geregeld dat Gedeputeerde Staten aanvullend op het drempelpercentage kunnen toepassen, om nader invulling te geven aan de concrete omstandigheden van het geval. De toepassing van het kortingspercentage, evenals het vaststellen van de hoogte daarvan in individuele gevallen, betreft een discretionaire bevoegdheid van Gedeputeerde Staten.

Het kortingspercentage houdt in dat als vastgesteld is dat de schade boven de drempel normaal maatschappelijk risico uitkomt, er specifieke feiten en omstandigheden aanwezig kunnen zijn waardoor een deel van die schade door de betrokkene moet worden geduld, ook al is deze schade in beginsel onevenredig. Het kortingspercentage dat wordt toegepast is ten hoogste 25% van de schade die resteert na aftrek van het bedrag dat onder het normaal maatschappelijk risico valt.

Het is afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden in het concrete geval, zowel voor wat betreft de schadeoorzaak als het geschade belang, of een kortingspercentage wordt toegepast en indien aan de orde, wat de hoogte van het kortingspercentage is.

Te denken valt onder andere aan de volgende omstandigheden als vuistregels:

Schadeoorzaak

  • -

    als sprake is van een relatief korte schadeperiode, waarbij ook nog sprake is van goed functionerende aanvullende c.q. schadebeperkende maatregelen door de provincie, kan een hogere korting op zijn plaats zijn;

  • -

    is er sprake van een relatief lange periode van schade waarbij geen of slechts in beperkte mate sprake is van passende aanvullende c.q. schadebeperkende maatregelen door de provincie, dan kan dit aanleiding zijn voor een lagere of geen korting;

  • -

    het in meer of mindere mate voorzienbaar zijn van de schade, mede gelet op de aard van het besluit en de aard van de omgeving waar een onderneming wordt geëxploiteerd. Als de schadeoorzaak bijvoorbeeld onderdeel uitmaakt van een programmatische onderhoudscyclus, die in algemene zin in de lijn der verwachtingen lag, kan er sprake zijn van een rechtvaardiging om een hoger kortingspercentage toe te passen;

  • -

    Indien de schadeoorzaak een abrupter of meer ad hoc karakter heeft, zal voor het toepassen van een hoge(re) korting minder ruimte bestaan.

Omstandigheden aan de zijde van de onderneming (o.a. de financiële invloed van de schade op de financiële kostenstructuur).

Aanleiding voor de toepassing van een kortingspercentage kan ook gelegen zijn in de kostenstructuur van de onderneming, waarbij de verhouding tussen de kosten en omzet aan de orde is. Differentiatie tussen verschillende branches is daarbij op zijn plaats; de vuistregel daarbij is dat bij een laag brutowinstmarge, een hoog kortingspercentage kan worden toegepast en andersom:

  • -

    Als de financiële invloed relatief beperkt is omdat de ondernemer vanuit zijn schadebeperkingsplicht passende maatregelen ten behoeve van zijn bedrijfsvoering heeft kunnen toepassen, dan geeft dit aanleiding om een hoger kortingspercentage toe te passen;

  • -

    Als schadebeperkende maatregelen niet of slechts beperkt mogelijk waren, waardoor de impact van de schade op de kostenstructuur groter is en niet aan de ondernemer is toe te rekenen, dan bestaat voor het toepassen van een hoge(re) korting minder ruimte.

Rekenvoorbeeld

Hierna volgt een rekenvoorbeeld om inzicht te verschaffen in de berekening van het normaal maatschappelijk risico.

NB: dit betreft een algemeen rekenvoorbeeld. Er is geen rekening gehouden met specifieke omstandigheden, terwijl daar bij een verzoek om nadeelcompensatie wel acht op dient te worden geslagen. Het voorbeeld is slechts ter illustratie hoe de berekening normaliter plaatsvindt, mede om de toegepaste begrippen nader te duiden.

Het voorbeeld is representatief voor een gemiddeld detailhandelbedrijf. Een dergelijk bedrijf kent een gemiddelde vaste kostenstructuur, hetgeen vraagt om een gemiddelde brutowinstmarge (45%), en leidt tot een relatief gemiddelde omzet.

Voorbeeld

Een bedrijf heeft een gemiddelde omzet van € 500.000 en een brutowinstmarge van 45%. De (toerekenbare) omzetdaling bedraagt € 60.000. De berekende toerekenbare schade, bepaalt door de toerekenbare omzetdaling te vermenigvuldigen met de gemiddelde brutowinstmarge, bedraagt €27.000,-. Vervolgens wordt het drempelpercentage afgezet tegen de omzet. De drempelomzet, bepaalt door de omzet te vermenigvuldigen met het drempelpercentage, bedraagt daardoor €40.000.

De drempel overstijgende omzetdaling, bepaalt door de toerekenbare omzetdaling verminderd met de drempelomzet, bedraagt € 20.000,-. De schade in de zin van gederfde brutowinst, die de drempel overschrijdt bedraagt 45% van € 20.000, dus € 9.000,-. De aftrek die het bestuursorgaan heeft vastgesteld (het kortingspercentage) is 25% en komt daarmee op € 2.250. De te vergoeden schade, bepaalt door de drempel overstijgende schade minus de aftrek vanwege korting, bedraagt dus € 6.750,-. Hieronder is het voorbeeld nog eens uitgewerkt in een overzichtelijke tabel.

1

Omzet

 

€ 500.000

2

Brutowinstmarge

 

45%

3

Toerekenbare omzetdaling

 

€ 60.000

4

Berekende toerekenbare schade

45% van € 60.000

€ 27.000

 
 
 
 

5

Drempelpercentage

 

8%

6

Drempelomzet

8% van € 500.000

€ 40.000

7

Drempel overstijgende omzetdaling

€ 60.000 -/- € 40.000

€ 20.000

8

Drempel overstijgende schade

45% van € 20.000

€ 9.000

 
 
 
 

9

Aanvullend kortingspercentage

 

25%

10

Aftrek vanwege korting

25% van € 9.000

€ 2.250

11

Tegemoetkoming in de schade

€ 9.000 -/- € 2.260

€ 6.750

Omwille van de begrijpelijkheid van het rekenvoorbeeld worden de gehanteerde begrippen hieronder toegelicht.

Brutowinst

Winst gelijk aan de omzet minus de inkoopwaarde van de omzet in een bepaalde periode. Jaarbrutowinst betreft de brutowinst over een periode van een jaar

Brutowinstmarge

Relatieve verhouding van de brutowinst gedeeld door de omzet, uitgedrukt in een percentage. De brutowinstmarge geeft aan welk percentage van de omzet overblijft als brutowinst voor een onderneming

Drempel normaal maatschappelijk risico

een vastgesteld percentage van de gemiddelde jaaromzet dan wel de gemiddelde brutowinst, uitgedrukt in een bedrag in euro’s. De drempel wordt gebruikt ten behoeve van het berekenen van de drempelomzet

drempelomzet

drempelomzet in euro’s is gelijk aan de drempel normaal maatschappelijk risico, vermenigvuldigd met de gemiddelde jaaromzet dan wel gemiddelde brutowinst

drempel overstijgende omzetdaling

drempel overstijgende omzetdaling is gelijk aan de toerekenbare omzetdaling minus de drempelomzet

drempel overstijgende schade

gelijk aan de toerekenbare schade minus de drempelomzet vermenigvuldigd met de brutowinstmarge

gemiddelde jaaromzet

jaaromzet berekend over de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden

gemiddelde brutowinst

brutowinst berekend over de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden

gemiddelde brutowinstmarge

de gemiddelde brutowinstmarge wordt berekend over de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden

inkoopwaarde omzet

inkoopprijs van de verkochte producten

jaaromzet

de omzet over een periode van een boekjaar

kortingspercentage normaal maatschappelijk risico

variabel percentage met een maximum van 25% dat wordt toegepast op de toerekenbare schade. Het bedrag in euro’s dat gelijk is aan het vastgestelde percentage van de schade blijft voor rekening van de benadeelde.

omzet

de omzet is gelijk aan het aantal verkochte producten vermenigvuldigd met de verkoopprijs van het product in een bepaalde periode

toerekenbare omzetdaling

daling van de omzet die aan de schadeoorzaak toerekenbaar is. De toerekenbare omzetdaling is niet hetzelfde als schade.

toerekenbare schade

gederfde brutowinst van de toerekenbare omzetdaling. Hiertoe wordt de toerekenbare omzetdaling vermenigvuldigd met de brutowinstmarge.