Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024

Geldend van 08-11-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024

De raad van gemeente Vijfheerenlanden,

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2023;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2024

(Verordening precariobelasting 2024).

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • -

    dagdeel: een aaneengesloten periode van 4 uur;

  • -

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • -

    maand: een kalendermaand;

  • -

    jaar: een kalenderjaar;

  • -

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen op de openbare weg tijdens vergunning- of meldingsplichtige evenementen;

  • d.

    voorwerpen, welke rechtens moeten worden gedoogd;

  • e.

    deuren, welke krachtens een wettelijk voorschrift naar buiten moeten openslaan;

  • f.

    brievenbussen en telefooncellen;

  • g.

    afvoerbuizen van hemelwater, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,15 meter buiten de gevel uitsteken;

  • h.

    voorwerpen, welke uitsluitend voorzien in een algemeen belang dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden en welke niet worden geëxploiteerd tegen betaling;

  • i.

    buizen in de grond, tot lozing van fecaliën, huishoudelijk of hemelwater;

  • j.

    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten;

  • k.

    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • l.

    bloemen- of plantenbakken;

  • m.

    spandoeken zonder commercieel belang;

  • n.

    een mobiele onderzoeksunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend, gedurende dat gebruik.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7. Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 5 worden niet geheven.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. Een aanslag moet worden betaald binnen één termijn, die vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen één maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Overgangsrecht

De Verordening precariobelasting 2023, vastgesteld op 13 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting 2024.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van Vijfheerenlanden

in zijn openbare vergadering van 12 december 2023

de raadsgriffier

K.I. (Krista) Goossens

de voorzitter

S. (Sjors) Fröhlich

Bijlage Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting 2024

Nummer

Omschrijving voorwerp

Tarief per dag

Tarief per week

Tarief per maand

Tarief per

jaar

Hoofdstuk 1 Voertuigen

1.1

Het tarief bedraagt

1.1.1

voor een kampeerwagen op de daartoe aangewezen gemeentelijke camperplaatsen, per voertuig

€ 8,80

Hoofdstuk 2 Bouwmaterialen en dergelijke

2.1

Het tarief bedraagt voor bouwmaterialen, zoals een loods, een keet, een container, een steiger of een stelling, een heikar of een heistelling, een kraan, een betonmolen, een asfaltketel, trechter, of enig ander werktuig ten dienste van bouwwerken, bij een totaal ingenomen oppervlakte per m2:

€ 0,63

€ 1,89

€ 6,22

€ 62,46

Hoofdstuk 3 Leidingen, kabels en buizen

3.1

Het tarief bedraagt voor leidingen, kabels en buizen per m1:

€ 2,34

Hoofdstuk 4 Terrassen

4.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen onder, op of boven een terras, bij een totaal ingenomen oppervlakte per m2:

€ 1,18

€ 12,55

Hoofdstuk 5 Standplaatsen

5.1

Het tarief bedraagt voor het innemen van een standplaats, zoals bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening,

voor 1 dagdeel per week, per m2

€ 0,60

€ 1,70

€ 15,14

voor 1 dag per week, per m2

€ 1,20

€ 3,39

€ 30,28

voor 2 dagdelen per week, per m2

€ 1,20

€ 3,39

€ 30,28

voor 2 dagen per week, per m2

€ 1,76

€ 4,97

€ 49,46

voor 3 dagdelen per week, per m2

€ 1,80

€ 5,09

€ 45,42

voor 3 dagen per week, per m2

€ 2,33

€ 6,58

€ 68,65

voor 4 dagdelen per week, per m2

€ 1,76

€ 4,97

€ 49,46

voor 4 dagen per week, per m2

€ 2,90

€ 8,20

€ 87,83

voor 5 dagdelen per week, per m2

€ 2,20

€ 6,21

€ 61,83

voor 5 dagen per week, per m2

€ 3,47

€ 9,78

€ 107,02

voor 6 dagdelen per week, per m2

€ 2,33

€ 6,58

€ 68,65

voor 6 dagen per week, per m2

€ 4,07

€ 11,45

€ 126,20

voor 7 dagdelen per week, per m2

€ 2,72

€ 7,68

€ 80,09

voor 7 dagen per week, per m2

€ 4,63

€ 13,02

€ 145,39

Hoofdstuk 6Stroom

6.1

Het tarief bedraagt voor het innemen van een aansluiting op:

6.1.1

Gewone gemeentelijke stroomvoorziening, per dagdeel

€ 1,40

incl. BTW

6.1.2

Krachtstroom, per dagdeel

€ 2,80

Incl. BTW

Hoofdstuk 7 Overige voorwerpen

7.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen waarvoor in voorgaande hoofdstukken geen afzonderlijk tarief is opgenomen, per m2:

€ 1,77

€ 4,00

€ 27,56

Behoort bij raadsbesluit van 12 december 2023.

de raadsgriffier

K.I. (Krista) Goossens

de voorzitter

S. (Sjors) Fröhlich