Algemene subsidieverordening Breda 2025

Geldend van 29-12-2023 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Breda 2025

De raad van de gemeente Breda;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda van 21 november 2023

gelet op de artikelen 149 en 156 lid 1 van de Gemeentewet en gelet op Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit vast te stellen:

Algemene subsidieverordening Breda 2025

Artikel 1 Betekenissen

In deze verordening en de subsidieregelingen wordt verstaan onder:

  • -

    anticipatiesubsidie: subsidie op grond van artikel 4:23, lid 3, onder a, van de wet, waarbij het college subsidie geeft voordat het een subsidieregeling heeft vastgesteld waarin staat welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie;

  • -

    begrotingspostsubsidie: subsidie op grond van artikel 4:23, lid 3, onder c, van de wet, waarbij de naam van de subsidieontvanger, de activiteit(en) en het maximale subsidiebedrag in de begroting staan;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • -

    gemeente: gemeente Breda;

  • -

    raad: gemeenteraad van Breda;

  • -

    incidentele subsidie: subsidie op grond van artikel 4:23, lid 3, onder d, van de wet waarbij in een incidenteel geval voor de activiteit maximaal één keer voor een periode van maximaal 4 jaar subsidie kan worden verstrekt;

  • -

    subsidie: artikel 4:21 Awb omschrijft subsidie als 'de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten';

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • -

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Bereik van deze verordening

  • 1. Deze verordening geldt voor de verstrekking van subsidies door het college, behalve voor:

    • a.

      subsidies waarvoor de raad in een aparte subsidieverordening alles al geregeld heeft;

    • b.

      subsidies die het college rechtstreeks op grond van een Europees programma als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder b, van de wet verstrekt;

    • c.

      subsidies op grond van de Wet op de bedrijveninvesteringszones.

  • 2. Op het verstrekken van anticipatiesubsidies zijn de artikelen 1, 5 tot en met 18 van toepassing.

  • 3. Op het verstrekken van begrotingspostsubsidies zijn het artikel 1, artikel 3, leden 2, 3 en 4, en de artikelen 4 tot en met 18 van toepassing.

  • 4. Op het verstrekken van incidentele subsidies zijn artikel 1, artikel 3, leden 2, 3 en 4, en de artikelen 5 en 8 tot en met 18 van toepassing.

Artikel 3 Bevoegdheden van het college

  • 1. Het college is bevoegd tot:

    • a.

      het uitvoeren van deze verordening, waaronder het beslissen op subsidieaanvragen en het nemen van daarmee verband houdende beslissingen op grond van titel 4.2 van de wet, deze verordening en subsidieregelingen;

    • b.

      het vaststellen van subsidieregelingen;

    • c.

      het vaststellen van subsidieplafonds;

    • d.

      het vaststellen van een accountantsprotocol;

    • e.

      het vaststellen van beleidsregels, waaronder een beleidsregel over het voorkomen van misbruik.

  • 2. Het college kan bij of volgens subsidieregelingen afwijken van de bepalingen in deze verordening en deze aanvullen, behalve van de artikelen 1 en 2 lid 1 en artikel 3 lid 1.

  • 3. Als dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van alle bepalingen van deze verordening en deze aanvullen.

  • 4. Het college kan afwijken van een artikel uit deze verordening of een artikel buiten toepassing laten. Dat kan alleen als toepassing van dat artikel volgens het college een onredelijke uitkomst heeft voor de subsidieaanvrager of subsidieontvanger.

Artikel 4 Subsidieaanvraag

  • 1. Een subsidieaanvraag voor één of meer kalenderjaren levert de subsidieaanvrager via de website in, vóór 1 oktober voor het kalenderjaar of de kalenderjaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere subsidieaanvragen worden via de website 13 weken voor de start van de activiteiten ingeleverd.

  • 3. Een subsidieaanvrager maakt gebruik van het formulier dat daarvoor op de website van de gemeente staat. Welke gegevens en documenten de subsidieaanvrager moet inleveren, staat in de subsidieregeling of op het formulier.

Artikel 5 Beslissing, termijn en meerjarige subsidies

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 13 weken na de ontvangst.

  • 2. Het college mag zijn beslissing één keer voor maximaal 13 weken verlengen.

  • 3. Het college kan meerjarige subsidies verstrekken.

  • 4. Bij aanvragen die volgens artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, verlengt het college de beslistermijn totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 6 Redenen om subsidie te weigeren

  • 1. Naast andere redenen om een subsidie te weigeren die in de wet of andere wet- en regelgeving zijn genoemd, kan het college de subsidie weigeren als:

    • a.

      subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • b.

      de subsidieaanvrager niet kan laten zien dat er behoefte aan de activiteiten is;

    • c.

      voor dezelfde activiteiten al een subsidie is verstrekt;

    • d.

      de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift.

  • 2. Verder kan het college de subsidie in ieder geval weigeren als het waarschijnlijk is dat:

    • a.

      de activiteiten van de subsidieaanvrager zich niet of niet genoeg richten op de gemeente Breda of niet genoeg voordelen opleveren voor de inwoners van de gemeente Breda;

    • b.

      de subsidieaanvrager doelstellingen heeft of activiteiten zal uitvoeren die in strijd zijn met de goede zeden, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      de activiteiten van de subsidieaanvrager partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming als doel hebben;

    • d.

      dat binnen de organisatie van de subsidieaanvrager of binnen de activiteiten waarvoor de subsidieaanvrager alleen of medeverantwoordelijk is, discriminatie plaatsvindt of zal plaatsvinden en de subsidieaanvrager niet de nodige maatregelen neemt om te zorgen dat dit niet gebeurt;

    • e.

      de subsidieaanvrager de subsidie niet nodig heeft om de activiteiten te kunnen betalen, het kan hierbij gaan om eigen geld of dat van anderen;

    • f.

      de subsidieaanvrager meer inkomsten voor de activiteiten kan binnenhalen dan in de subsidieaanvraag staan;

    • g.

      de subsidieaanvrager met de uitvoering van de activiteiten winst wil maken.

Artikel 7 Europese redenen om subsidie te weigeren

Het college weigert de subsidie verder als subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader, omdat:

  • a.

    een bevel tot terugvordering uitstaat tegen een subsidieaanvrager volgens een eerder besluit van de Europese Commissie waarin staat dat de steun onrechtmatig en niet verenigbaar met de interne markt is.;

  • b.

    subsidie verstrekt zou worden aan een subsidieaanvrager met een onderneming in moeilijkheden, als bedoeld in het geldende steunkader; of

  • c.

    de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het geldende steunkader.

Artikel 8 Algemene verplichtingen voor subsidieontvangers

  • 1. De subsidieontvanger moet het meteen schriftelijk aan het college melden als:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten niet, niet op tijd of niet helemaal zullen worden uitgevoerd;

    • b.

      niet, niet op tijd of niet helemaal aan de verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten overeenkomstig wetten, regelgeving, de goede zeden, in het algemeen belang en niet in strijd met de openbare orde uit te voeren;

    • b.

      de activiteiten niet te richten of mede te richten op partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming, tenzij de subsidie voor deze vorming is verstrekt;

    • c.

      discriminatie binnen de organisatie te voorkomen en zo nodig maatregelen te treffen tegen discriminatie.

Artikel 9 Bijzondere verplichtingen voor subsidieontvangers

  • 1. In de subsidieregeling of verleningsbesluit kunnen voor de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37 lid 1 van de wet gelden, maar alleen als deze te maken hebben met het doel van de subsidie.

  • 2. In de subsidieregeling kan het college verplichtingen opleggen die niet te maken hebben met het doel van de subsidie, maar alleen als deze gaan over de manier waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 10 Voorschotten en betalen

  • 1. Alle subsidies tot en met € 10.000 stelt het college direct vast en betaalt het college voor 100% uit.

  • 2. Bij subsidies boven de € 10.000 betaalt het college een voorschot van 95%. Het college kan voorschotten in termijnen betalen. De overgebleven 5% betaalt het college als uit de vaststelling van de subsidie blijkt dat de subsidieontvanger daar recht op heeft.

  • 3. Bij meerjarige subsidies betaalt het college per jaar een voorschot van 95% van het gemiddelde subsidiebedrag per jaar. Nadat is voldaan aan de jaarlijkse verplichting een tussenrapportage in te leveren, betaalt het college de overgebleven 5% van het gemiddelde subsidiebedrag per jaar. De overgebleven 5% over het laatste jaar betaalt het college als uit de vaststelling van de subsidie blijkt dat de subsidieontvanger daar recht op heeft.

Artikel 11 Tussentijdse monitoring

Het college kan de subsidieontvanger verplichten om een tussenrapportage in te leveren. Het college zet in de subsidieregeling of in het verleningsbesluit hoe, hoe vaak en voor welke datum dat moet.

Artikel 12 Meerjarige subsidies bij strategisch partnerschap

  • 1. De subsidieontvanger van een meerjarige subsidie is verplicht jaarlijks een tussenrapportage in te leveren.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 of meer per jaar zit bij iedere tussenrapportage ook een rapportage van een accountant waarbij wordt voldaan aan het accountantsprotocol.

  • 3. Bij meerjarige subsidies mag de subsidieontvanger, op initiatief van de gemeente of van de subsidieontvanger;

    • *

      de gesubsidieerde activiteiten en de kosten daarvan verspreiden over de subsidieperiode;

    • *

      bedragen schuiven tussen de verschillende kostenposten van een activiteit;

    • *

      bedragen schuiven tussen kostenposten van verschillende activiteiten in de activiteitenbegroting.

  • 4. Alle wijzigingen gaan in overleg met de gemeente. Wijzigingen tussen subsidiejaren op initiatief van de subsidieontvanger mogen maximaal 20% van het gemiddelde subsidiebedrag per jaar zijn. Alle wijzigingen worden vastgelegd in de tussenrapportage.

  • 5. Het college blijft bevoegd de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen, wanneer daarvoor een reden is als genoemd in artikel 4:48 van de wet.

  • 6. Bij meerjarige subsidies bepaalt het gemiddelde subsidiebedrag per jaar, welke verantwoordingsregels van toepassing zijn.

Artikel 13 Verantwoording subsidies tot en met € 10.000

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000 worden direct vastgesteld.

  • 2. Het college kan binnen 2 jaar na de vaststelling, bepalen dat de volgende gegevens en documenten worden ingeleverd:

    • a.

      een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de uitgaven en inkomsten van de activiteiten met de facturen die daarbij horen;

    • c.

      documenten waaruit blijkt dat de subsidieontvanger zich aan de verplichtingen heeft gehouden.

Artikel 14 Verantwoording subsidies van meer dan € 10.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000 levert de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      vóór 1 juni van het jaar dat volgt op de subsidieperiode wanneer de subsidie voor 1 of meer kalenderjaren is verleend;

    • b.

      binnen 13 weken nadat de activiteiten waarvoor subsidie is gekregen zijn uitgevoerd in alle andere gevallen.

  • 2. Bij de aanvraag tot vaststelling zit:

    • a.

      een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is gekregen zijn uitgevoerd en welke niet zijn uitgevoerd met een uitleg;

    • b.

      een financieel verslag waarin de uitgaven en inkomsten van de activiteiten staan en dat is ingericht op dezelfde manier als de activiteitenbegroting die bij de subsidieaanvraag zat;

    • c.

      documenten waaruit blijkt dat de subsidieontvanger zich aan de verplichtingen heeft gehouden.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 of meer zit bij de aanvraag tot vaststelling ook een rapportage van een accountant waarbij wordt voldaan aan het accountantsprotocol.

Artikel 15 Verantwoording bij meerdere subsidies

Als een subsidieontvanger meerdere subsidies ontvangt, dan kan het college de verantwoordingsregels toepassen die gelden voor het totaalbedrag van alle subsidies

Artikel 16 Beslistermijn vaststelling subsidies van meer dan € 10.000

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling binnen 13 weken na de ontvangst.

  • 2. Het college mag zijn beslissing één keer voor maximaal 13 weken verlengen.

Artikel 17 Terugbetaling van subsidie

  • 1. Het college kan besluiten de onterecht betaalde subsidiebedragen terug te vorderen. Daarbij geldt de regel uit artikel 4:57 van de wet.

  • 2. Het college trekt de subsidieverlening of -vaststelling in en vordert terugbetaling van het subsidiebedrag met rente, als dit nodig is om een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of om een definitief vaststaande rechterlijke uitspraak uit te voeren. De subsidieaanvrager moet de ontvangen subsidie terugbetalen als er een besluit is van de Europese Commissie waarin staat dat de steun tegen de regels was.

Artikel 18 Vergoeding voor vermogensvorming

  • 1. De subsidieontvanger moet de gemeente Breda een vergoeding betalen als hij vermogen heeft opgebouwd met de subsidie van de gemeente.

  • 2. Een vergoeding is alleen verschuldigd in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 lid 2 van de wet.

  • 3. De hoogte van de vergoeding wordt als volgt berekend. De waarde van:

    • a.

      de bezittingen worden berekend op hun actuele waarde in het economisch verkeer;

    • b.

      onroerende zaken wordt berekend op basis van de waarde die hieraan is gegeven volgens de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4. Bij ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt, komt het positief bedrag van de liquidatierekening toe aan de gemeente, tot maximaal het bedrag dat opgebouwd is met gemeentelijke subsidie.

Artikel 19 Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening Breda 2017 blijft gelden voor aanvragen die gaan over activiteiten in 2024 en daarvoor, en voor besluiten over die aanvragen.

  • 2. De Algemene subsidieverordening Breda 2017 wordt per 31 december 2024 ingetrokken. De op grond van de Algemene subsidieverordening Breda 2017 vastgestelde subsidieregelingen blijven gelden, zolang deze niet zijn ingetrokken.

  • 3. Deze verordening geldt vanaf de dag na de bekendmaking daarvan en geldt voor aanvragen voor activiteiten vanaf 2025.

  • 4. Deze verordening heet Algemene subsidieverordening Breda 2025.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 21 december 2023

De raad van Breda,

, voorzitter

, griffier