Regeling vervalt per 31-12-2028

Subsidieregeling Professionele Kunsten Breda 2025-2028

Geldend van 30-12-2023 t/m 30-12-2028

Intitulé

Subsidieregeling Professionele Kunsten Breda 2025-2028

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat zij op 22 december 2023 de Subsidieregeling Professionele Kunsten Breda 2025-2028 hebben vastgesteld.

Inwerkingtreding

De subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na deze bekendmaking.

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de subsidieregeling is geen bezwaar of beroep mogelijk.

Subsidieregeling Professionele Kunsten Breda 2025-2028

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda,

gelet op artikel 3 van de Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025

besluit vast te stellen:

de Subsidieregeling Professionele Kunsten Breda 2025-2028

Artikel 1 Wat willen we bereiken met de subsidieregeling?

Met deze regeling willen we organisaties binnen de professionele kunst en cultuur, die vanuit een heldere missie en visie actief en aantoonbaar bijdragen aan de Bredase culturele infrastructuur, subsidiëren. Daarbij zijn de uitgangspunten uit het Cultuurbeleid 2025-2040 en de Uitvoeringsagenda Cultuurbeleid 2025-2028 leidend. Zo bereiken we onze culturele doelen voor gemeente Breda.

Artikel 2 Betekenissen

In deze subsidieregeling staat een aantal woorden die wij graag uitleggen:

  • -

    Cultuurverordening: Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025

  • -

    Code Diversiteit & Inclusie: een gedragscode om culturele diversiteit structureel in de culturele organisatie te verankeren;

  • -

    Cofinanciering: een bijdrage van een private of publieke partij in geld naast de subsidiebijdrage van de gemeente Breda;

  • -

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

  • -

    Cultuurbeleid: het document Cultuurbeleid 2025-2040: ‘Stad van creatief talent’. Hierin staan beleidsdoelen die we met deze subsidieregeling willen bereiken en die we als kader gebruiken bij het beoordelen van de aanvragen;

  • -

    Culturele amateurkunstorganisaties: vrijwilligersorganisaties met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op een niet-beroepsmatige basis;

  • -

    Culturele codes: de actuele gedragscodes van de cultuursector, zoals de Code Diversiteit & Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en eventuele andere geldende codes;

  • -

    Culturele infrastructuur: alle culturele voorzieningen vormen, samen met het aanbod, de culturele infrastructuur van de stad;

  • -

    Culturele organisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde culturele doelstelling, die niet valt onder de bepaling van een culturele amateurkunstorganisatie;

  • -

    Discipline: een bepaalde (uitings)vorm van cultuur, zoals muziek, theater, dans, beeldende kunst, vormgeving, fotografie, film en literatuur;

  • -

    Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun belangrijkste aandachtsgebied beschouwen en met een in de statuten verankerde erfgoeddoelstelling. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die burgemeester en wethouders waardevol vinden voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit;

  • -

    Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in culturele en creatieve sector;

  • -

    Functie: een bepaalde taak in de culturele infrastructuur uitgevoerd door een organisatie;

  • -

    Governance Code Cultuur: normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties;

  • -

    Podiumkunsten en muziek: hiertoe behoren onder meer muziek, muziektheater, theater, dans en crossovers met visuele kunst en vormgeving;

  • -

    Professionele kunst en cultuur: werk dat primair gericht is op het beroepsmatig vervaardigen, produceren, ontwikkelen of tonen en van cultureel aanbod door makers die artistiek-inhoudelijk actief zijn in de kunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd zijn in de professionele kunstpraktijk van tenminste Breda;

  • -

    Tendersysteem: alle volledige subsidieaanvragen moeten binnen de periode zoals

  • -

    genoemd in artikel 7 ingediend zijn. De subsidieaanvraag wordt vervolgens beoordeeld aan de hand van de in deze regeling genoemde vereisten en worden onderling gewogen;

  • -

    Uitvoeringsagenda: uitvoeringsagenda cultuurbeleid 2025-2028. Hierin staat beschreven hoe we het cultuurbeleid uitvoeren in de periode 2025-2028;

  • -

    Visuele kunst en vormgeving: alle visuele kunsten en vormen van ontwerp, zoals schilderkunst, beeldhouwkunst, fotografie, film, grafische- en ruimtelijke vormgeving, en crossovers met podiumkunsten en muziek.

Artikel 3 Afstemming Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025

Voor al deze subsidies geldt de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025. Als we daarvan afwijken, dan staat dat in deze subsidieregeling.

Artikel 4 Waarvoor kan subsidie worden aangevraagd?

  • 1. Het college verstrekt subsidie voor 4 jaar aan organisaties actief in de volgende disciplines, zoals bedoeld in het cultuurbeleid en de uitvoeringsagenda:

    • a.

      Visuele kunst en vormgeving;

    • b.

      Podiumkunsten en muziek.

  • 2. Het college verstrekt aan één culturele organisatie subsidie voor 4 jaar voor de functie ‘Stadsbreed cultureel festival’, zoals bedoeld in het cultuurbeleid en uitvoeringsagenda.

Artikel 5 Wie kan subsidie ontvangen?

  • 1. Culturele organisaties die rechtspersonen zonder winstoogmerk zijn en die zich richten op ontwikkeling, productie en presentatie van en talentontwikkeling binnen professionele kunst en cultuur komen voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Culturele amateurkunstorganisaties en erfgoedorganisaties komen niet in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 6 Aan welke vereisten moet de subsidieaanvraag voldoen?

In aanvulling op de Cultuurverordening moet de aanvraag voldoen aan de volgende vereisten:

  • 1.

    De subsidieaanvrager onderschrijft de drie culturele codes en voldoet aan de volgende basiseisen:

    • a.

      Code Diversiteit & Inclusie: de subsidieaanvrager formuleert minimaal drie realistische doelstellingen voor de eigen organisatie op basis van deze code;

    • b.

      Fair Practice Code: de subsidieaanvrager heeft vanaf 1 januari 2025 een beloningsbeleid binnen de organisatie volgens de landelijke richtlijnen over eerlijke beloning in de culturele sector;

    • c.

      Governance Code Cultuur: de subsidieontvanger zorgt voor

      • i.

        een onafhankelijk bestuur en/of onafhankelijke raad van toezicht;

      • ii.

        een overzicht van de organisatiestructuur;

      • iii.

        vastlegging van taken en verantwoordelijkheden van bestuur, directie en medewerkers;

      • iv.

        beleid voor een veilige werkomgeving.

  • 2.

    De activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2025 tot en met 2028.

  • 3.

    De subsidieaanvrager is uiterlijk 1 januari 2023 statutair gevestigd in de provincie Noord-Brabant en heeft een vaste fysieke plek in gemeente Breda waar vanuit de activiteiten worden vervaardigd, geproduceerd, ontwikkeld en/of getoond. Dit geldt niet voor artikel 4, lid 2, van deze regeling.

  • 4.

    De subsidieaanvrager levert een realistische begroting in met een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van een bijdrage van een andere overheid of een fonds.

  • 5.

    Uit de aanvraag blijkt:

    • a.

      hoge artistiek inhoudelijke kwaliteit, blijkend uit visie, oorspronkelijkheid, vakdeskundigheid en zeggingskracht;

    • b.

      hoge zakelijke kwaliteit, blijkend uit een gezonde bedrijfsvoering, een gezonde financieringsmix met risicoanalyse, ondernemerschap en toepassing van de Fair Practice Code en Code Cultural Governance;

    • c.

      maatschappelijke betekenis en belang voor Breda, blijkend uit de bijdrage aan de Bredase culturele infrastructuur en lokale maatschappelijke opgaven, aansluiting bij het cultuurbeleid en omgevingsbewustzijn;

    • d.

      toegankelijkheid en publiekswerking, blijkend uit een visie op duurzame publieksopbouw, een passende benadering van (nieuwe) doelgroepen en toepassing van de Code Diversiteit en Inclusie.

  • 6.

    Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, in aanmerking te komen, wordt in aanvulling op lid 1, 2, 4 en 5 van dit artikel voldaan aan de volgende vereisten. De subsidieaanvrager:

    • a.

      maakt de diversiteit aan cultuurvormen in Breda op laagdrempelige wijze toegankelijk op één geconcentreerd moment in het jaar;

    • b.

      focust op visuele kunst en vormgeving, muziek en podiumkunsten, en de crossovers hiertussen, in lijn met het cultuurbeleid;

    • c.

      biedt een podium aan de professionele sector en amateursector, lokaal talent en programmeert ook in de publieke ruimte;

    • d.

      bereikt een brede en diverse doelgroep, met een focus op jeugd en jongeren;

    • e.

      stimuleert verbinding tussen publiek, makers en organisaties;

    • f.

      zet in op (cross-over) aanbod dat Breda verder op de kaart zet als internationale hotspot van toegepaste technologie en creativiteit;

    • g.

      draagt bij aan de zichtbaarheid van en deelname aan kunst en cultuur in Breda in samenwerking met de cultuursector en de citymarketingorganisatie van Breda.

Artikel 7 Wat moet er worden aangeleverd bij de aanvraag?

  • 1. In de Cultuurverordening staat wat er nodig is bij een aanvraag. Daarnaast is bij een aanvraag ook nodig:

    • a.

      een beleidsplan voor de periode 2025-2028 met ambities, doelstellingen en activiteiten, met aandacht voor:

      • i.

        de in het cultuurbeleid en in de uitvoeringsagenda geformuleerde uitgangspunten;

      • ii.

        de wijze waarop de Code Diversiteit en Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur worden nageleefd;

      • iii.

        de vereisten zoals bedoeld in artikel 6;

    • b.

      een sluitende en realistische begroting en dekkingsplan voor de periode 2025-2028, inclusief de wijze van cofinanciering en een bijbehorende toelichting;

      • i.

        Indien nog niet bekend is of fondsen of andere subsidieverstrekkers bijdragen, dient onderbouwd te worden wat het voor het activiteitenplan betekent als de bijdrage niet wordt toegekend.

  • 2. Als er sprake is van een negatief eigen vermogen legt de subsidieaanvrager ondersteund door een accountant in een plan van aanpak uit hoe de organisatie zorgt voor de continuïteit van de bedrijfsvoering.

Artikel 8 Wanneer moet u uw aanvraag inleveren?

  • 1. Subsidieaanvragen op basis van artikel 4, eerste lid, kunnen via de website worden ingediend tot en met 1 maart 2024.

  • 2. Subsidieaanvragen op basis van artikel 4, tweede lid, kunnen via de website worden ingediend tot en met 1 juli 2024.

Artikel 9 Hoeveel subsidie is er?

  • 1. Het maximale subsidiebedrag voor de periode 2025-2028 is € 860.000,- per kalenderjaar. Dat is het subsidieplafond. Per discipline en functie zoals bedoeld in artikel 4 geldt een deelplafond.

  • 2. De deelplafonds per kalenderjaar zijn:

    • a.

      € 360.000 voor de discipline genoemd in artikel 4 onder lid 1 onderdeel a. Een subsidie op grond van deze regeling bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten. Het maximaal aan te vragen bedrag is € 90.000,- per kalenderjaar;

    • b.

      € 400.000 voor de discipline genoemd in artikel 4 onder lid 1 onderdeel b. Een subsidie op grond van deze regeling bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten. Het maximaal aan te vragen bedrag is € 65.000,- per kalenderjaar;

    • c.

      € 100.000,- voor de functie genoemd in artikel 4 onder lid 2.

  • 3. Alle hiervoor genoemde bedragen zijn exclusief eventuele indexatie voor de jaren 2026-2028;

  • 4. Als er subsidie overblijft nadat alle volledig en op tijd ingediende aanvragen die voldoen aan deze regeling zijn toegekend, dan kan het resterende bedrag aan een deelplafond of een ander subsidieplafond voor cultuur worden toegevoegd.

Artikel 10 Wanneer weigeren wij de subsidie?

  • 1. In de Cultuurverordening staan weigeringsgronden. Daarnaast kan het college de subsidie (deels) weigeren als:

    • a.

      een aanvrager al een begrotingspostsubsidie krijgt of op de begroting staat om in aanmerking te komen voor een begrotingspostsubsidie in de periode 2025-2028. Dit geldt niet voor artikel 4, lid 2, van deze regeling.

    • b.

      de aanvrager niet binnen de doelgroep als bedoeld in artikel 5 valt;

    • c.

      de aanvraag onvoldoende concreet is over de activiteiten;

    • d.

      de uitvoering van de activiteiten niet realistisch is;

    • e.

      subsidieverlening niet past binnen het cultuurbeleid en de uitvoeringsagenda dan wel de activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • f.

      uit de financiële beoordeling blijkt dat het aangevraagde subsidiebedrag hoger is dan noodzakelijk voor de uitvoering van de activiteiten;

    • g.

      er naar het oordeel van het college al voldoende aanvragen ondersteund zijn binnen een bepaalde kunstdiscipline, culturele functies of beleidslijnen uit het cultuurbeleid en de uitvoeringsagenda;

    • h.

      de aanvrager in voorgaande jaren niet heeft voldaan aan één of meerdere subsidieverplichtingen, waaronder in elk geval het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de realisatie en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten.

Artikel 11 Hoe verdelen wij de subsidie?

  • 1. We verdelen het subsidieplafond met een tenderprocedure. De aanvragen worden gehonoreerd op volgorde van behaalde punten van hoog naar laag, tot het subsidieplafond is bereikt. We maken hierbij gebruik van deze beoordelingscriteria:

    • a.

      Artistiek inhoudelijke kwaliteit, blijkend uit visie, oorspronkelijkheid, vakdeskundigheid en zeggingskracht, te waarderen met maximaal 100 punten;

    • b.

      Zakelijke kwaliteit, blijkend uit een gezonde bedrijfsvoering, een gezonde financieringsmix met risicoanalyse, ondernemerschap en toepassing van de Fair Practice Code en Code Cultural Governance, te waarderen met maximaal 100 punten

    • c.

      Maatschappelijke betekenis en belang voor Breda, blijkend uit de bijdrage aan de Bredase culturele infrastructuur en lokale maatschappelijke opgaven, aansluiting bij het cultuurbeleid en omgevingsbewustzijn, te waarderen met maximaal 100 punten

    • d.

      Toegankelijkheid en publiekswerking: blijkend uit een visie op duurzame publieksopbouw, een passende benadering van (nieuwe) doelgroepen en toepassing van de Code Diversiteit en Inclusie, te waarderen met maximaal 100 punten.

  • 2. Aanvragen worden gerangschikt op basis van het totale aantal punten. De aanvraag waaraan de meeste punten is toegekend komt het eerst voor subsidie in aanmerking. Het aantal te behalen punten per criterium is afhankelijk van de mate waarin de aanvraag voldoet aan het criterium. In de toelichting op deze regeling zijn de criteria en de wijze waarop de criteria gewogen worden, uitgewerkt.

  • 3. Als een subsidieaanvraag op een beoordelingscriterium minder dan 51 punten behaalt, dan wordt de aanvraag geweigerd.

  • 4. Als een subsidieaanvraag in totaal minder dan 240 punten behaalt, dan wordt de aanvraag geweigerd.

  • 5. Als aanvragen na de beoordeling op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de rangschikking bepaald door het beoordelingscriterium Maatschappelijke betekenis en belang voor Breda, waarbij de aanvraag met de meeste punten op dit beoordelingscriterium hoger eindigt in de rangschikking.

  • 6. Als het toepassen van het vorige lid ervoor zorgt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

Artikel 12 Welke verplichtingen horen bij deze subsidie?

  • 1. In de Cultuurverordening staan verplichtingen. Daarnaast gelden de volgende verplichtingen:

    • a.

      De subsidieontvanger stelt rechtenvrij beeld- en/of videomateriaal beschikbaar voor informatievoorziening en/of stadspromotie;

    • b.

      De subsidieontvanger neem deel aan belangrijke (data)onderzoeken waarvoor de gemeente Breda opdracht geeft;

    • c.

      De subsidieontvanger noemt de gemeente Breda in publiciteits- en communicatie-uitingen.

    • d.

      De subsidieontvanger informeert het college of de beoogde cofinanciering, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, sub b, is gelukt. Als blijkt dat de cofinanciering niet is gelukt, kan de subsidie worden ingetrokken of lager worden bijgesteld.

Artikel 13 Wanneer heeft u onze toestemming nodig?

  • 1. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor:

    • a.

      het wijzigen van de statuten;

    • b.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • c.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • d.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 2. Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

Artikel 14 Hoe verantwoordt u de subsidie?

Dit zijn de verantwoordingseisen op grond van de Subsidieverordening Cultuur en deze subsidieregeling:

  • 1.

    Bij subsidies boven de € 10.000 levert de subsidieontvanger ieder jaar een tussenrapportage in, bestaande uit:

    • a.

      een inhoudelijk tussenverslag;

    • b.

      een financieel tussenverslag;

    • c.

      bij subsidies van € 125.000 per jaar en meer: een rapportage van een accountant waarbij wordt voldaan aan het accountantsprotocol.

  • 2.

    Bij subsidies boven de € 10.000 levert de subsidieontvanger na 4 jaar een aanvraag tot vaststelling in, bestaande uit:

    • a.

      een inhoudelijk eindverslag met een reflectie op doelstellingen, de gerealiseerde activiteiten en de wijze waarop is voldaan aan de culturele codes;

    • b.

      een financieel eindverslag met de bij de aanvraag ingediende begroting en in hetzelfde format de werkelijke uitgaven en inkomsten en een reflectie op de verschillen;

    • c.

      de jaarrekeningen van het afgelopen subsidietijdvak;

    • d.

      bij subsidies van € 125.000 per jaar en meer: een rapportage van een accountant waarbij wordt voldaan aan het accountantsprotocol.

Artikel 15 Wat is belangrijk om te weten?

  • 1. We kunnen afwijken van deze regels als we vinden dat het toepassen van de regels een onredelijke uitkomst heeft voor de aanvrager of subsidieontvanger.

  • 2. Hoofdstuk 5 van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 blijft gelden voor aanvragen tot en met 2024 en voor besluiten op die aanvragen.

  • 3. Hoofdstuk 5 van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017 wordt per 31 december 2024 ingetrokken.

  • 4. Deze subsidieregeling geldt vanaf de dag na de bekendmaking daarvan en vervalt op 31 december 2028.

  • 5. We noemen dit de Subsidieregeling Professionele Kunsten en Talentontwikkeling Breda 2025-2028

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in de vergadering van 22 december 2023.

De burgemeester,

De secretaris,

Toelichting Subsidie Professionele Kunsten en Talentontwikkeling Breda 2025-2028

Artikel 6Aan welke vereisten moet de subsidieaanvraag voldoen?

In dit artikel staat uitgelegd aan welke vereisten de subsidieaanvraag moet voldoen. Als een aanvraag niet voldoet aan één of meerdere vereisten, dan komt de subsidieaanvrager niet in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling.

Het eerste lid gaat over de drie culturele codes. Hieronder wordt toegelicht wanneer aan de subsidievereisten wordt voldaan.

Code Diversiteit & Inclusie: De Code Diversiteit & Inclusie is een gedragscode voor ondernemen en werken in de culturele en creatieve industrie en gaat over een gelijkwaardige en toegankelijke sector. De subsidieaanvrager formuleert minimaal drie realistische doelstellingen voor de eigen organisatie op basis van deze code. Te raadplegen via https://codedi.nl/.

Relevante aandachtspunten met betrekking tot de Code Diversiteit & Inclusie zijn:

  • o

    Hoe divers en inclusief zijn de artistieke en/of inhoudelijke activiteiten of de maatschappelijke activiteiten?

  • o

    Hoe is het publiek samengesteld?

  • o

    Welke inspanningen levert de instelling om de diversiteit van het publiek te vergroten en de inclusie te maximaliseren?

  • o

    Op welke publieksgroepen richten inspanningen op het gebied van bijvoorbeeld educatie of participatie zich?

  • o

    Met welke partners op dit vlak wordt samengewerkt en hoe bestendig zijn die samenwerkingen?

  • o

    Hoe wordt diversiteit organisatiebreed (inclusief bestuur en raad van toezicht) bevorderd?

  • o

    Hoe zien werving, instroom, doorstroom, uitstroom en loopbaanbevordering eruit in de organisatie?

Fair Practice Code: De Fair Practice Code is een gedragscode voor ondernemen en werken in de culturele en creatieve industrie en gaat over de maatschappelijke kernwaarden solidariteit, duurzaamheid, vertrouwen, diversiteit en transparantie. Te raadplegen via https://www.fairpracticecode.nl. De subsidieaanvrager reflecteert hierop in diens aanvraag.

Met solidariteit wordt bedoeld hoe de instelling zich inzet voor eerlijke vergoeding en behandeling zowel binnen de eigen organisatie (denk aan de gelijke behandeling en gelijke ontwikkelingsmogelijkheden van vast personeel en zzp'ers), als daarbuiten (denk aan de manier waarop de instelling bijdraagt aan gezamenlijke lobby of overleg binnen de sector). Met duurzaamheid wordt bedoeld hoe de instelling zich inzet voor gezonde bedrijfsvoering op de lange termijn (bijvoorbeeld door scholing, of het beperken van fysieke en mentale belasting van het personeel). Met vertrouwen wordt onder andere bedoeld hoe de instelling investeert in de sociale veiligheid op de werkvloer en in een gezonde werkomgeving. De waarden diversiteit en transparantie worden getoetst aan de Code Diversiteit & Inclusie en de Governance Code Cultuur.

Governance Code Cultuur: De Governance Code Cultuur is een normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties. De subsidieaanvrager zet uiteen hoe de acht principes van de Governance Code Cultuur in praktijk worden gebracht. Te raadplegen via https://bij.cultuur-ondernemen.nl/cogovernance-code-cultuur/principe/introductie.

Artikel 11Hoe verdelen wij de subsidie?

In dit artikel staat uitgelegd hoe wij subsidie verdelen. Dit gebeurt met een tendersysteem. Hierbij wordt het beschikbare budget verdeeld op basis van een onderlinge vergelijking en het toewijzen van punten. De beste aanvragen, dus voor activiteiten die het meest bijdragen aan de te halen beleidsdoelen, krijgen de meeste punten en komen als eerst voor subsidie in aanmerking.

Bij het tendersysteem is het uiteraard van belang dat het van tevoren duidelijk is aan welke beoordelingscriteria de aanvragen worden getoetst. De beoordelingscriteria en de wijze van beoordeling worden hieronder nader toegelicht. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met het profiel en de context van de subsidieaanvrager.

a.Artistiek-inhoudelijke kwaliteit

Onder dit criterium wordt getoetst op welke wijze de organisatie erin slaagt om artistiek-inhoudelijke activiteiten uit te voeren op een niveau dat kwalitatief hoogstaand is en waarmee een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan het Bredase cultuuraanbod. Met een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit wordt bedoeld dat er sprake moet zijn van een sterke artistiek-inhoudelijke visie. De artistiek-inhoudelijke kwaliteit wordt getoetst aan de hand van de indicatoren ‘visie’, ‘oorspronkelijkheid’, ‘vakdeskundigheid’ en ‘zeggingskracht’.

Visie

Visie heeft betrekking op het beeld van de artistiek-inhoudelijke ontwikkelingen, die de subsidieaanvrager beoogt op de langere termijn, in relatie tot de positie die de organisatie inneemt in de sector en de disciplines op lokaal, regionaal of nationaal niveau.

Oorspronkelijkheid

Oorspronkelijkheid houdt verband met de herkenbare (artistieke) signatuur die onlosmakelijk is verbonden met de organisatie en de mate van onderscheidende activiteiten. In hoeverre zijn de activiteiten van de subsidieaanvrager onderscheidend ten opzichte van andere makers of soortgelijke instellingen in de stad, regio of het land?

Vakdeskundigheid

Vakdeskundigheid heeft betrekking op de vaardigheid van de makers en professionals die bij de instelling betrokken zijn. De activiteiten moeten een vanzelfsprekende hoogwaardige kwaliteit hebben. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de technische beheersing van instrumenten, spel, regie of choreografie, of uit de wijze waarop een curator, conservator of programmeur een tentoonstelling of festival samenstelt. Het gevolgd hebben van een vakopleiding is daarbij niet doorslaggevend, het gaat om de vaardigheid en het vakmanschap waarmee de activiteiten tot stand komen en worden uitgevoerd. Bij ondersteunende activiteiten heeft het betrekking op de wijze waarop een instelling zich ten dienste stelt van cultuursector en andere relevante sectoren.

Zeggingskracht

Zeggingskracht heeft betrekking op de artistieke impact van de activiteiten op het publiek. Dat wil zeggen dat de activiteiten de bezoeker ook aanspreken. Is de organisatie in staat het publiek te prikkelen, te ontroeren of aan het denken te zetten? Slaagt de organisatie erin om datgene wat zij wil uitdrukken of bereiken, ook daadwerkelijk over te dragen op het publiek of de gebruikers? De subsidieaanvrager dient dan ook blijk te geven van kennis van het publiek dat men er mee hoopt te bereiken.

b.Zakelijke kwaliteit

Met zakelijke kwaliteit wordt bedoeld dat de organisatie financieel, organisatorisch en bedrijfsmatig op orde is. De subsidieaanvrager dient een gezonde bedrijfsvoering te hebben, die voldoende vertrouwen geeft om de voorgenomen activiteiten op verantwoorde en gezonde wijze te realiseren. Een goed onderbouwde begroting is essentieel. Van belang daarbij is dat er sprake is van een realistische mix van inkomstenbronnen, inclusief een risicoanalyse: hoe wordt omgegaan met tegenvallende inkomsten en uitgaven en welke maatregelen kunnen er dan getroffen worden? Ook van belang is de wijze waarop ondernemerschap wordt ingevuld, qua verbindingen in de stad en samenwerkingen.

Bij het beoordelen van het criterium 'zakelijke kwaliteit' wordt ook gekeken naar de verhouding tussen het bedrag dat de subsidieontvanger aanvraagt (en de daarbij behorende activiteiten) en de meerwaarde voor de stad.

Ook de Governance Code Cultuur en de Fair Practice Code zeggen iets over de zakelijke kwaliteit van een organisatie. Daarom dient een subsidieaanvrager te onderbouwen dat deze codes worden nageleefd.

De toepassing van de Governance Code Cultuur wordt beoordeeld ten aanzien van de volgende onderdelen: de aanstelling van een onafhankelijk bestuur en onafhankelijke raad van toezicht, een overzicht van de organisatiestructuur, de vastlegging van taken en verantwoordelijkheden van bestuur, directie en medewerkers en de formulering van beleid voor een veilige werkomgeving.

Ook wordt het beloningsbeleid van de subsidieaanvrager beoordeeld, waarbij wordt gekeken of er eerlijke beloningen worden gehanteerd conform de Fair Practice Code. De subsidieaanvrager zet uiteen wat het beloningsbeleid is en gaat daarbij in op:

  • o

    De wijze waarop het beloningsbeleid aansluit bij de bestaande afspraken over honorering, zoals de geldende cao, andere collectieve afspraken, collectieve richtlijnen en auteursrecht.

  • o

    De rol die de aanvrager speelt in de sociale dialoog (waar afspraken over eerlijke beloning worden gemaakt of herijkt).

  • o

    De grondslag voor beloningsvormen (op basis waarvan de beloning wordt vastgelegd in vaste contracten, kortlopende contracten en afspraken met zzp’ers).

  • o

    Het beleid over de verhouding tussen het aantal ingezette uren en het aantal gehonoreerde uren.

c.Maatschappelijke betekenis en belang voor Breda

Er wordt gekeken naar de inbedding van de subsidieaanvrager in de lokale culturele infrastructuur. Van belang daarbij is dat de activiteiten van de subsidieaanvrager bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, samenhangend en divers cultuuraanbod en aansluiten op het Bredase cultuurbeleid.

Ook wordt gekeken naar of en hoe een subsidieaanvrager een bijdrage levert aan lokale maatschappelijke vraagstukken of aan andere maatschappelijke sectoren. De subsidieaanvrager dient te getuigen van omgevingsbewustzijn. Omgevingsbewustzijn doelt op de mate waarin de subsidieaanvrager geïnformeerd is over ontwikkelingen in de stad en regio en duurzaam samenwerkt met andere culturele en maatschappelijke partijen.

d.Toegankelijkheid en publiekswerking

Onder dit criterium valt de verantwoordelijkheid om de drempels voor participatie van publiek en deelnemers zo veel mogelijk te verlagen zodat potentieel publiek gemakkelijk toegang heeft tot gesubsidieerd cultureel aanbod.

De toegankelijkheid is deels afhankelijk van het profiel van een organisatie. Het gekozen profiel heeft immers gevolgen voor de samenstelling van het potentiële publiek en de wijze waarop de omgang met diversiteit invulling krijgt. Tegelijkertijd zijn er veel aspecten die een organisatie, ongeacht het profiel, op orde moet hebben. De subsidieaanvrager dient een duidelijke visie op duurzame publieksopbouw (met het oog op de toekomst) en een passende benadering van (nieuwe) doelgroepen te hebben.

Het publieksbeleid (het geheel van educatie-, participatie- en marketingbeleid) dient erop gericht te zijn potentieel publiek daadwerkelijk in staat te stellen activiteiten te bezoeken, bijvoorbeeld door het verlagen van drempels voor doelgroepen die niet eerder bereikt werden, door aan te sluiten op zaken die in de (lokale) maatschappij spelen of door zich te verbinden met bredere doelgroepen dan alleen het bestaande publiek.

Ook de Code Diversiteit & Inclusie heeft betrekking op toegankelijkheid en publiekswerking. Van de subsidieaanvrager wordt verwacht dat deze de code onderschrijft en erop reflecteert. In de aanvraag moet worden toegelicht hoe de code wordt geïmplementeerd in de dagelijkse praktijk van de aanvrager aan de hand van een reflectie op de vier P’s uit de code. Daarnaast dient de subsidieaanvrager minimaal drie duidelijke en realistische doelstellingen te formuleren voor de eigen organisatie ten aanzien van deze code.

Puntentoekenning

Aan ieder van de vier beoordelingscriteria kan maximaal 100 punten worden toegekend. In totaal kunnen er dus maximaal 400 punten worden toegekend. Per beoordelingscriterium wordt op meerdere aspecten beoordeeld en een eindscore toegekend, onderbouwd met argumenten. De basis voor deze beoordeling zijn de bij de aanvraag ingediende documenten.

100 Excellent:

Er zijn geen punten van kritiek. De aanvraag is op het betreffende criterium excellent uitgewerkt, de inhoud is zeer helder beschreven, excellent (want zeer zorgvuldig en overtuigend) onderbouwd en roept geen vragen op.

90 Zeer Goed:

Er zijn bijna geen punten van kritiek. De aanvraag is op het betreffende criterium zeer goed uitgewerkt, de inhoud is helder beschreven, zeer goed (want zorgvuldig en overtuigend) onderbouwd en roept bijna geen wezenlijke vragen op.

80 Goed:

Er zijn weinig punten van kritiek en deze zijn niet van cruciale betekenis. De aanvraag is op het betreffende criterium onderdeel is goed uitgewerkt, de inhoud is helder beschreven en roept slechts een beperkt aantal vragen op.

70 Ruim voldoende:

Er zijn enkele punten van kritiek, maar deze doen weinig afbreuk aan de inhoud. De aanvraag is op het betreffende criterium ruim voldoende uitgewerkt en helder. De vragen die het oproept staan de uitvoering van het plan niet in de weg.

60 Voldoende:

Er zijn wel punten van kritiek maar deze zijn niet van doorslaggevende betekenis. De positieve elementen hebben de overhand. De aanvraag is op het betreffende criterium voor verbetering vatbaar, maar de verwachting is dat de aanvrager deze verbeteringen bij de uitvoering van het plan kan realiseren.

50 Matig:

Er zijn punten van kritiek, maar ook enkele positieve elementen. De aanvraag is op het betreffende criterium matig uitgewerkt en roept vragen op. Op onderdelen ontbreekt concrete informatie of is de informatie inconsistent. Er zijn verbeterpunten die opgepakt moeten worden. Als een subsidieaanvraag op een beoordelingscriterium minder dan 50 punten behaalt, is de kwaliteit niet goed genoeg en dan wordt de aanvraag geweigerd.

40 Zwak:

De punten van kritiek hebben de overhand. Deze betreffen cruciale aspecten. De aanvraag is op het betreffende criterium zwak uitgewerkt en roept veel vragen op. Veel informatie ontbreekt of de informatie is inconsistent. Er zijn belangrijke verbeterpunten die de uitvoering van het plan in de weg kunnen staan.

30 Erg Zwak / 20 Zeer zwak / 10 Slecht

De aanvraag levert zeer veel kritiek op. Er zijn bijna (30) tot geen (10) positieve elementen te benoemen. De aanvraag is op het betreffende criterium slecht uitgewerkt en roept veel significante vragen op. Essentiële informatie ontbreekt of de informatie is inconsistent. Er is gerede twijfel aan de uitvoerbaarheid.