Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025

Geldend van 29-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 21 december 2023 de Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025 heeft vastgesteld.

Inwerkingtreding

De verordening wordt van kracht vanaf de dag na deze bekendmaking en is van toepassing op aanvragen voor subsidie vanaf 2025.

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.

Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025

De raad van de gemeente Breda;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda van 21 november 2023;

gelet op de artikelen 149 en 156, lid 1, van de Gemeentewet en gelet op Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit vast te stellen:

Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025

Artikel 1 Betekenissen

In deze verordening en de subsidieregelingen wordt verstaan onder:

  • *

    begrotingspostsubsidie: subsidie op grond van artikel 4:23, lid 3, onder c, van de wet, waarbij de naam van de subsidieontvanger, de activiteit(en) en het maximale subsidiebedrag in de begroting staan;

  • *

    bestemmingsreserve: een specifieke reserve waaraan vooraf een bestemming is gegeven. Het maakt onderdeel uit van het eigen vermogen.

  • *

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;

  • *

    cultuurbeleid: het geldend cultuurbeleid met een uitvoeringsagenda zoals vastgesteld door de raad;

  • *

    culturele codes: de actuele gedragscodes van de cultuursector, zoals de Code Diversiteit & Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en eventuele andere geldende codes;

  • *

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • *

    exploitatielasten: de exploitatie omvat de gehele bedrijfsvoering, dus zowel beheerslasten als activiteitenlasten;

  • *

    egalisatiereserve: de egalisatiereserve is een buffer gerelateerd aan de verleende subsidie, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten uit het andere jaar. Het maakt onderdeel uit van het eigen vermogen;

  • *

    materiële activiteitenlasten: de materiële lasten die direct samenhangen met de activiteiten van de subsidieaanvrager. Hieronder vallen zaken als zaalhuur (voor repetities en uitvoeringen), educatie, reis- en transportkosten, specifieke publiciteitskosten en kosten van vergunningen;

  • *

    materiële beheerlasten: alle materiële lasten die samenhangen met het beheer en de algemene bedrijfsvoering van de organisatie en niet direct toe te wijzen zijn aan activiteiten. Hieronder vallen zaken als huisvesting, kantoorkosten, publiciteitskosten en afschrijvingskosten;

  • *

    personele activiteitenlasten: de personele lasten die direct samenhangen met de activiteiten van de subsidieaanvrager. Hieronder vallen bijvoorbeeld de programma- en projectleider en productiemedewerkers. Personele lasten omvatten tenminste de brutosalarissen, werkgeversdeel sociale lasten, vakantiegeld, kosten pensioenpremie en kosten inhuur;

  • *

    personele beheerlasten: alle personele lasten die samenhangen met het beheer en de algemene bedrijfsvoering van de subsidieaanvrager. Hieronder vallen bijvoorbeeld de staffuncties. Personele lasten omvatten tenminste de brutosalarissen, werkgeversdeel sociale lasten, vakantiegeld, kosten pensioenpremie en kosten inhuur;

  • *

    raad: gemeenteraad van Breda;

  • *

    resultaat: het netto bedrijfsresultaat, dat wil zeggen het finale resultaat na aftrek van alle kosten, rentelasten en rentebaten en belastingen;

  • *

    subsidie: artikel 4:21 Awb omschrijft subsidie als 'de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten';

  • *

    uitvoeringsagenda: hierin staat beschreven hoe we het cultuurbeleid 2025-2040 uitvoeren in de periode 2025-2028;

  • *

    verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • *

    wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Bereik van deze verordening

  • 1. De Algemene subsidieverordening van de gemeente Breda is niet van toepassing op het verstrekken van subsidies waarvoor deze verordening geldt.

  • 2. Deze verordening geldt voor de verstrekking van meerjarige subsidies voor subsidiabele activiteiten en beheerslasten die passen binnen het door de raad vastgestelde cultuurbeleid en de uitvoeringsagenda.

  • 3. Op het verstrekken van begrotingspostsubsidies met de aanduiding Cultuur zijn artikel 1, artikel 3 leden 2, 3 en 4 en de artikelen 4 tot en met 19 van toepassing.

Artikel 3 Bevoegdheden van het college

  • 1. Het college is bevoegd tot:

    • a.

      het uitvoeren van deze verordening, waaronder het beslissen op subsidieaanvragen en het nemen van daarmee verband houdende beslissingen op grond van titel 4.2 van de wet, deze verordening en subsidieregelingen;

    • b.

      het vaststellen van subsidieregelingen voor het verstrekken van meerjarige subsidies die passen binnen het cultuurbeleid;

    • c.

      het vaststellen van subsidieplafonds;

    • d.

      het vaststellen van een accountantsprotocol;

    • e.

      het vaststellen van beleidsregels.

  • 2. Het college kan bij of volgens subsidieregelingen afwijken van de bepalingen in deze verordening en deze aanvullen, behalve van de artikelen 1 en 2 lid 1 en artikel 3 lid 1.

  • 3. Als dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van alle bepalingen van deze verordening en deze aanvullen.

  • 4. Het college kan afwijken van een artikel uit deze verordening of een artikel buiten toepassing laten. Dat kan alleen als toepassing van dat artikel volgens het college een onredelijke uitkomst heeft voor de subsidieaanvrager of subsidieontvanger.

Artikel 4 Subsidieaanvraag meerjarige subsidie

  • 1. In de subsidieregeling staat wanneer een subsidieaanvraag voor een meerjarige subsidie ingeleverd moet zijn.

  • 2. Een subsidieaanvraag voor een begrotingspostsubsidie levert de subsidieaanvrager in via de website voor 1 oktober voor de kalenderjaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, tenzij het college een andere termijn voor het inleveren bepaalt.

  • 3. Een subsidieaanvrager maakt gebruik van het formulier dat daarvoor op de website van de gemeente Breda staat.

  • 4. Bij de aanvraag zit in ieder geval:

    • a.

      een meerjaren activiteitenplan: een artistiek-inhoudelijk plan met doelstellingen en aandacht voor de criteria en doelstellingen uit het cultuurbeleid, de uitvoeringsagenda, de culturele codes en de subsidieregeling;

    • b.

      een meerjarenbegroting bestaande uit vier onderdelen:

      • i.

        gespecificeerd overzicht van de activiteitenlasten;

      • ii.

        gespecificeerd overzicht van de beheerslasten;

      • iii.

        gespecificeerd overzicht van de baten (financiële dekking); en

      • iv.

        samenvatting van de baten en lasten en het resultaat.

  • 5. Een subsidieaanvrager die voor het eerst een meerjarige subsidie aanvraagt, levert bij de aanvraag ook nog aan:

    • a.

      een kopie van de oprichtingsakte of de statuten;

    • b.

      een jaarverslag, jaarrekening en balans van het vorige jaar;

    • c.

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel van maximaal 3 maanden oud;

    • d.

      een de-minimisverklaring (als de Europese de-minimisverordening van toepassing is).

  • 6. Welke overige gegevens en documenten de subsidieaanvrager moet inleveren, staat in de subsidieregeling of op het aanvraagformulier.

  • 7. Een subsidieaanvraag kan uitsluitend ingediend worden door een rechtspersoon zonder winstoogmerk.

Artikel 5 Beslissing en termijn

  • 1. Het college beslist op een subsidieaanvraag binnen 13 weken na ontvangst.

  • 2. Het college mag zijn beslissing één keer voor maximaal 13 weken verlengen.

  • 3. Bij aanvragen die volgens artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie, verlengt het college de beslistermijn totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 6 BTW en subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt alleen verstrekt voor BTW als deze niet verrekend kan worden op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968 of niet gecompenseerd kan worden op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds 2003. Als aanvrager hiervan gebruik wil maken, dan verstrekt de aanvrager hiervoor een verklaring van de Belastingdienst waaruit blijkt dat de aanvrager aan de voorwaarde voldoet.

  • 2. Deze kosten komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      materiële activiteitenlasten;

    • b.

      personele activiteitenlasten;

    • c.

      materiële beheerslasten;

    • d.

      personele beheerslasten.

Artikel 7 Redenen om subsidie te weigeren

  • 1. Naast andere redenen om een subsidie te weigeren die in de wet of andere wet- of regelgeving zijn genoemd, kan het college de subsidie weigeren als:

    • a.

      subsidieverstrekking niet past binnen het cultuurbeleid of de uitvoeringsagenda;

    • b.

      de activiteiten niet in de eerste plaats een culturele doelstelling hebben. Hiervan is in ieder geval sprake als uit de statuten niet blijkt dat de aanvrager een culturele doelstelling heeft;

    • c.

      de subsidieaanvrager niet kan laten zien dat er behoefte aan de activiteiten is;

    • d.

      voor dezelfde activiteiten al een subsidie is verstrekt;

    • e.

      de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift.

  • 2. Verder kan het college de subsidie weigeren als het waarschijnlijk is dat:

    • a.

      de activiteiten van de subsidieaanvrager zich niet of niet genoeg richten op de gemeente Breda of niet genoeg voordelen opleveren voor de inwoners van de gemeente Breda;

    • b.

      de subsidieaanvrager doelstellingen heeft of activiteiten zal uitvoeren die in strijd zijn met de goede zeden, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      de activiteiten van de subsidieaanvrager partijpolitieke of godsdienstige vorming als doel hebben;

    • d.

      de subsidieaanvrager de culturele codes niet onderschrijft en toepast;

    • e.

      binnen de organisatie van de subsidieaanvrager of binnen de activiteiten waarvoor de subsidieaanvrager alleen of medeverantwoordelijk is, discriminatie plaatsvindt of zal plaatsvinden en de subsidieaanvrager niet de nodige maatregelen neemt om te zorgen dat dit niet gebeurt;

    • f.

      als redenen bestaan om aan te nemen dat de aanvrager over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • g.

      de subsidieaanvrager met de uitvoering van de activiteiten winst wil maken.

Artikel 8 Europese redenen om subsidie te weigeren

Het college weigert de subsidie verder als subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader, omdat:

  • a.

    een bevel tot terugvordering uitstaat tegen een subsidieaanvrager volgens een eerder besluit van de Europese Commissie waarin staat dat de steun onrechtmatig en niet verenigbaar met de interne markt is;

  • b.

    subsidie verstrekt zou worden aan een subsidieaanvrager met een onderneming in moeilijkheden, als bedoeld in het geldende steunkader; of

  • c.

    de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het geldende steunkader.

Artikel 9 Algemene verplichtingen voor subsidieontvangers

  • 1. De subsidieontvanger moet het meteen schriftelijk aan het college melden als:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten niet, niet op tijd of niet helemaal zullen worden uitgevoerd;

    • b.

      niet, niet op tijd of niet helemaal aan de verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten overeenkomstig wetten, regelgeving, de goede zeden, in het algemeen belang en niet in strijd met de openbare orde uit te voeren;

    • b.

      de activiteiten niet te richten of mede te richten op partijpolitieke of godsdienstige vorming, tenzij de subsidie voor deze vorming is verstrekt;

    • c.

      discriminatie binnen de organisatie te voorkomen en zo nodig maatregelen te treffen tegen discriminatie.

  • 3. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op wijziging of beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de algemene en financiële situatie en relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden, met gevolgen voor de organisatorische situatie, de financiële situatie of de verhoudingen met derden;

    • c.

      wijziging van de statuten voor zover het de vorm van de rechtspersoon betreft;

    • d.

      wijziging in samenstelling van bestuur en of directie.

  • 4. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de wet, als zij van invloed zijn op de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 10 Bijzondere verplichtingen voor subsidieontvangers

  • 1. In de subsidieregeling of in het verleningsbesluit kunnen voor de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37 lid 1 van de wet gelden, maar alleen als deze te maken hebben met het doel van de subsidie.

  • 2. In de subsidieregeling kan het college verplichtingen opleggen die niet te maken hebben met het doel van de subsidie, maar alleen als deze gaan over de manier waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 11 Voorschotten en betalen

  • 1. Alle subsidies tot en met €10.000 per jaar stelt het college direct vast en betaalt het college voor 100% per jaar uit.

  • 2. Bij subsidies boven de €10.000 per jaar betaalt het college per jaar een voorschot van 95% van het gemiddelde subsidiebedrag per jaar. Nadat is voldaan aan de jaarlijkse verplichting(en) uit het verleningsbesluit, betaalt het college de overgebleven 5% van het gemiddelde subsidiebedrag per jaar. De overgebleven 5% over het laatste jaar betaalt het college uit, als uit de vaststelling van de subsidie blijkt dat de subsidieontvanger daar recht op heeft.

Artikel 12 Meerjarige subsidies bij strategisch partnerschap

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan tussentijdse evaluaties, waaronder monitorgesprekken.

  • 2. In de subsidieregeling staat of een tussenrapportage verplicht is en hoe, hoe vaak en voor welke datum deze ingeleverd moet worden.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 of meer per jaar is de subsidieontvanger verplicht om jaarlijks een rapportage van een accountant in te leveren waarbij wordt voldaan aan het accountantsprotocol. Het college zet in de subsidieregeling of in het verleningsbesluit hoe en voor welke datum dat moet.

  • 4. Bij meerjarige subsidies mag de subsidieontvanger, op initiatief van de gemeente of van de subsidieontvanger;

    • *

      de gesubsidieerde activiteiten en de kosten daarvan verspreiden over de subsidieperiode;

    • *

      bedragen schuiven tussen de verschillende kostenposten van een activiteit;

    • *

      bedragen schuiven tussen kostenposten van verschillende activiteiten in de activiteitenbegroting.

  • 5. Alle wijzigingen gaan in overleg met de gemeente. Wijzigingen tussen subsidiejaren op initiatief van de subsidieontvanger mogen maximaal 20% van het gemiddelde subsidiebedrag per jaar zijn. Alle wijzigingen worden schriftelijk vastgelegd.

  • 6. Het college blijft bevoegd de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen, wanneer daarvoor een reden is als genoemd in artikel 4:48 van de wet.

  • 7. Het gemiddelde subsidiebedrag per jaar zoals dat in het laatste verleningsbesluit staat, bepaalt welke verantwoordingsregels van toepassing zijn.

  • 8. Subsidies worden verleend onder voorbehoud van het beschikbaar stellen van middelen door de raad. In het verleningsbesluit wordt daarop gewezen.

Artikel 13 Reserves

  • 1. Een subsidieontvanger mag, na schriftelijke toestemming van het college, een uit subsidiemiddelen opgebouwde:

    • a.

      egalisatiereserve aanhouden genaamd “Egalisatiereserve Gemeente Breda”;

    • b.

      bestemmingsreserve vormen.

  • 2. Bij het verzoek om uit subsidiemiddelen een egalisatiereserve of een bestemmingsreserve te mogen vormen, toont de subsidieontvanger onder andere planmatig aan:

    • a.

      de stand van de eerder opgebouwde reserves;

    • b.

      welke andere financieringsbronnen er zijn naast de subsidie van de gemeente;

    • c.

      wat de noodzaak is voor de te vormen reserve; en

    • d.

      dat dit gekoppeld is aan de subsidie en past binnen het cultuurbeleid.

  • 3. Het college kan voorwaarden verbinden aan de egalisatiereserve of bestemmingsreserve.

  • 4. Als het college toestemming geeft voor het vormen van een egalisatiereserve, dan bedraagt deze voor de subsidieperiode maximaal 20% van het gemiddelde subsidiebedrag per jaar zoals dat in het laatste verleningsbesluit staat.

  • 5. Als de subsidie wordt verlaagd, dan wordt de maximaal toegestane egalisatiereserve berekend op basis van de verlaagde subsidie.

  • 6. Als een egalisatiereserve is opgebouwd, moet de subsidieontvanger deze egalisatiereserve gebruiken volgens de voorwaarden uit het verleningsbesluit:

    • a.

      om eventuele exploitatietekorten op te vangen; en

    • b.

      voor de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend en die niet kunnen worden bekostigd uit de subsidie; en

    • c.

      de subsidieontvanger dient deze reserve gedurende de lopende en indien van toepassing zijnde daaropvolgende subsidieperiode aan te wenden.

  • 7. Blijkt uit de financiële verantwoording bij het verzoek tot definitieve vaststelling dat een subsidieontvanger een hogere egalisatiereserve heeft dan is toegestaan, dan wordt de subsidie bij de vaststelling verlaagd.

  • 8. Bij het niet volledig aanwenden van de subsidie in de periode als genoemd in de verleningsbeschikking bij gehele of gedeeltelijke beëindiging van de meerjarige subsidierelatie, of bij faillissement, surseance van betaling, ontbinding, opheffing of liquidatie betaalt de subsidieontvanger het bedrag van de egalisatiereserve en de bestemmingsreserve direct aan de gemeente terug.

  • 9. Als een subsidieontvanger een positief resultaat behaalt, wordt bepaald hoe groot het aandeel gemeentelijke subsidie daarvan is. Dit wordt bepaald op basis van het percentage gemeentelijke subsidie (de meerjarige subsidie onder deze Subsidieverordening Cultuur) van het subsidiejaar ten opzichte van de totale baten van de subsidieontvanger in dat jaar. Voor het gemeentelijke aandeel in het uiteindelijke resultaat vraagt de subsidieontvanger toestemming bij het college voor het eventueel bestemmen hiervan.

Artikel 14 Verantwoording subsidies tot en met € 10.000

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000 worden direct vastgesteld.

  • 2. Het college kan binnen 5 jaar na de vaststelling, bepalen dat de volgende gegevens en documenten worden ingeleverd:

    • a.

      een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten zijn uitgevoerd;

    • b.

      een overzicht van de uitgaven en inkomsten op de onderdelen die ook in de begroting bij de subsidieaanvraag stonden en de facturen die daarbij horen;

    • c.

      documenten waaruit blijkt dat de subsidieontvanger zich aan de verplichtingen heeft gehouden.

Artikel 15 Verantwoording subsidies van meer dan € 10.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000 levert de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      vóór 1 juni van het jaar dat volgt op de subsidieperiode wanneer de subsidie voor 1 of meer kalenderjaren is verleend;

    • b.

      binnen 13 weken nadat de activiteiten waarvoor subsidie is gekregen zijn uitgevoerd in alle andere gevallen.

  • 2. Bij de aanvraag tot vaststelling zit:

    • a.

      een verslag waaruit blijkt:

      • i.

        welke onderdelen van het ingediende plan zijn uitgevoerd en welke zijn gewijzigd en niet zijn uitgevoerd met een uitleg;

      • ii.

        dat de subsidieontvanger zich aan de verplichtingen heeft gehouden.

    • b.

      een financieel verslag dat is ingericht op dezelfde manier als de begroting die bij de subsidieaanvraag zat waarin alle uitgaven en inkomsten staan;

    • c.

      Balans met daarop de stand van de bestemmingsreserve en de egalisatiereserve Gemeente Breda, als daarvoor toestemming is verleend in de verleningsbeschikking.

  • 3. Bij een gemiddeld subsidiebedrag van € 125.000 of meer per jaar zit bij de aanvraag tot vaststelling ook een rapportage van een accountant waarbij wordt voldaan aan het accountantsprotocol.

Artikel 16 Verantwoording bij meerdere subsidies

Als een subsidieontvanger meerdere subsidies ontvangt, dan kan het college de verantwoordingsregels toepassen voor het totaalbedrag van alle subsidies die zijn verstrekt door Gemeente Breda.

Artikel 17 Beslistermijn vaststelling subsidies

  • 1. Het college beslist op een aanvraag tot vaststelling binnen 13 weken na de ontvangst.

  • 2. Het college mag zijn beslissing één keer voor maximaal 13 weken verlengen.

Artikel 18 Terugbetaling van subsidie

  • 1. Het college kan besluiten de onterecht betaalde subsidiebedragen terug te vorderen. Daarbij geldt de regel uit artikel 4:57 van de wet.

  • 2. Het college trekt de subsidieverlening of -vaststelling in en vordert terugbetaling van het subsidiebedrag met rente, als dit nodig is om een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of om een definitief vaststaande rechterlijke uitspraak uit te voeren. De subsidieaanvrager moet de ontvangen subsidie terugbetalen als er een besluit is van de Europese Commissie waarin staat dat de steun tegen de regels was.

Artikel 19 Vergoeding voor vermogensvorming

  • 1. De subsidieontvanger moet de gemeente Breda een vergoeding betalen als hij vermogen heeft opgebouwd met de subsidie van de gemeente.

  • 2. Een vergoeding is alleen verschuldigd in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 lid 2 van de wet.

  • 3. De hoogte van de vergoeding wordt als volgt berekend. De waarde van:

    • a.

      de bezittingen worden berekend op hun actuele waarde in het economisch verkeer;

    • b.

      onroerende zaken wordt berekend op basis van de waarde die hieraan is gegeven volgens de Wet waardering onroerende zaken.

  • 4. Bij ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt, komt het positieve bedrag van de liquidatierekening toe aan de gemeente, tot maximaal het bedrag dat opgebouwd is met gemeentelijke subsidie.

Artikel 20 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening heet Verordening voor meerjarige subsidies Cultuur Breda 2025.

  • 2. Deze verordening geldt vanaf de dag na de bekendmaking daarvan en is van toepassing op aanvragen voor subsidie vanaf 2025.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 21 december 2023

De raad van Breda,

, voorzitter

, griffier