Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting 2024

Geldend van 29-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting 2024

De raad van de gemeente De Ronde Venen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting 2024

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    Vakantieonderkomens: recreatiewoningen, chalets, stacaravans en andere (delen van) verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens, die hoofdzakelijk bestemd zijn als vakantieverblijf en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    Mobile kampeeronderkomens: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    Kampeerterrein: terrein of terreingedeelte, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele onderkomens en/of vakantieonderkomens geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • d.

    Arrangement: periodes in het belastingjaar zoals weergegeven in artikel 6, lid 4 en 5.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • a.

    van degene die verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • c.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • d.

    van degene die tijdelijk in de gemeente verblijft als deelnemer aan een door een school vallend onder de Wet op het voortgezet (speciaal) onderwijs (WVO) van een in het kader van het onderwijs georganiseerde groepsreis, alsmede van degene die verblijft als deelnemer aan een door een vereniging, scoutinggroep of andere vorm van een door een vrijwilligersorganisatie georganiseerde groepsreis.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt met toepassing van artikel 6, lid 3, de belasting geheven naar een vast bedrag per arrangement.

  • 3. Op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek wordt de maatstaf van heffing als bedoeld in het tweede lid vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen als bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat dit resulteert in een lager aanslagbedrag.

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1. Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 3,10 voor accommodaties die in eigendom en/of exploitatie zijn bij de verblijfgever en door de verblijfgever ter beschikking worden gesteld aan de verblijfhouder.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief per persoon per overnachting € 1,70 in accommodaties die in eigendom/bezit zijn bij de verblijfhouder en door de verblijfhouder zelf worden meegebracht, geplaatst en gebruikt.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de belasting voor het houden van verblijf op een kampeerterrein, in mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of vakantieonderkomens, die gedurende de gehele arrangementsperiode geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt door dezelfde persoon of personen, bij de aangifte gebruik worden gemaakt van de in lid 4 en 5 opgenomen tarieven per arrangement.

  • 4. Het tarief bedraagt, per arrangement, met betrekking tot accommodaties die in eigendom en/of exploitatie zijn bij de verblijfgever en door de verblijfgever ter beschikking worden gesteld aan de verblijfhouder:

    • a.

      Bij een arrangement met verblijf van 4 weken tot 3 maanden: € 484,00;

    • b.

      Bij een arrangement met verblijf van 3 tot 6 maanden: € 729,00;

    • c.

      Bij een arrangement met verblijf van 6 tot 9 maanden: € 875,00;

    • d.

      Bij een arrangement met verblijf van 9 tot 12 maanden: € 974,00.

  • 5. Het tarief bedraagt, per arrangement, met betrekking tot accommodaties die in eigendom/bezit zijn bij de verblijfhouder en door de verblijfhouder zelf worden meegebracht, geplaatst en gebruikt:

    • a.

      Bij een arrangement met verblijf van 4 weken tot 3 maanden: € 213,00;

    • b.

      Bij een arrangement met verblijf van 3 tot 6 maanden: € 317,00;

    • c.

      Bij een arrangement met verblijf van 6 tot 9 maanden: € 385,00;

    • d.

      Bij een arrangement met verblijf van 9 tot 12 maanden: € 427,00.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan tien heeft belopen.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Aanmeldingsplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen heffingsambtenaar.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 12. Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verplicht per belastingjaar een nachtverblijfsregister bij te houden.

  • 2. De vorm van het nachtverblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft, de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

    • b.

      aantal van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3. Voor zover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere termijn geldt, geldt voor het nachtverblijfregister een bewaartermijn van 7 jaar.

Artikel 13. Aangifteplicht

De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

Artikel 14. Kwijtschelding

Ter zake de toeristenbelasting, zoals bedoeld in deze verordening, wordt geen kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 verleend.

Artikel 15. Overgangsrecht

De ‘Verordening toeristenbelasting 2023’ wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid van artikel 16 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening toeristenbelasting 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2023.

voorzitter

griffier