Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR711303
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR711303/1
Algemene plaatselijke verordening gemeente Bladel 2024
Geldend van 31-12-2023 t/m heden
Intitulé
Algemene plaatselijke verordening gemeente Bladel 2024De raad van de gemeente Bladel;
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders R23.089 van 14 november 2023;
gezien de behandeling van het voorstel door de Commissie Middelen en Algemene Zaken op 6 december 2023;
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet[, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s] en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
besluit:
de “Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bladel 2024” vast te stellen.
Algemene plaatselijke verordening gemeente Bladel 2024
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- -
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- -
beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- -
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;
- -
bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- -
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;
- -
college: het college van burgemeester en wethouders;
- -
gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
- -
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- -
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- -
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- -
openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
- -
parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- -
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;
- -
voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;
- -
weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 1:2 Beslistermijn
-
1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
-
2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.
-
3. Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
(Vervallen)
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
-
1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
-
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
-
3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
-
1. De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
-
1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
- a.
ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- c.
de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
- e.
de houder dit verzoekt.
- a.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel 1:7 Termijnen
-
1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
-
2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
-
1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
de openbare veiligheid;
- c.
de volksgezondheid;
- d.
de bescherming van het milieu.
- a.
-
2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 1:9 Lex Silencio Positivo
Paragraaf 4.1.3.3. Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beslissing bij niet tijdig beslissen) is:
- a.
wel van toepassing op de volgende artikelen uit deze verordening:
- -
artikel 2:6 ontheffing verbod verspreiden van gedrukte stukken;
- -
artikel 2:9 ontheffing verbod optreden als straatartiest;
- -
artikel 2:67 vrijstelling verplichting verkoopregister;
- -
- b.
niet van toepassing op de volgende artikelen uit deze verordening:
- -
artikel 2:1 ontheffing verbod samenscholing;
- -
artikel 2:25 vergunning evenementen;
- -
artikel 2:28 exploitatievergunning of vrijstelling openbare inrichting;
- -
artikel 2:29 ontheffing sluitingstijd;
- -
artikel 2:34b ontheffing schenktijden;
- -
artikel 2:39 vergunning speelgelegenheid;
- -
artikel 2:40a vergunning exploiteren bedrijf;
- -
artikel 2:60 ontheffing hinderlijke of schadelijke dieren;
- -
artikel 3:3 vergunning seksbedrijf
- -
Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
-
1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden, dan wel enig voorwerp of stof te vervoeren of bij zich te hebben die aanleiding kunnen geven tot ongeregeldheden.
-
2. Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
- a.
-
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
-
3. Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
-
4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.
-
5. Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:2 Verstoring openbare orde
-
1. Het is verboden op een openbare plaats en in een openbare inrichting op enigerlei wijze de orde te verstoren, personen lastig te vallen of te vechten.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424 of 426 bis Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2:2a Kwetsing openbare zedelijkheid
-
1. Het is verboden zich op een openbare plaats of van daar af zichtbaar te bevinden in een houding, toestand of kleding, die uit een oogpunt van openbare zedelijkheid kennelijk kwetsend is of redelijkerwijze kan worden geacht.
-
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, indien het Wetboek van Strafrecht van toepassing is
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
-
1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
-
2. De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- a.
-
3. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
-
4. Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
-
5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:4 Afwijking termijn
(Vervallen)
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
(Vervallen)
Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
-
1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
-
2. Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd
(Vervallen)
Artikel 2:8 Dienstverlening
(Vervallen)
Artikel 2:9 Vertoning op openbare plaatsen (straatartiest e.d.)
-
1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.
-
2. De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
-
3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 Voorwerpen op de weg of een openbare plaats
-
1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:
- a.
schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, voor zover deze regels niet zien op een activiteit die de fysieke leefomgeving wijzigt, als bedoeld in artikel 2.0, eerste lid, van het Omgevingsbesluit; of
- b.
niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
- a.
-
2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang van 1,5 meter wordt gelaten op voetpaden en van 3,5 meter op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.
-
3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid zijn uitstallingen bij winkels toegestaan voor zover de uitstalling is geplaatst binnen een afstand van 2 meter van de gevel van het bijbehorende winkelpand en langs de gevellijn van het bijbehorende winkelpand of wanneer dit niet mogelijk is binnen een afstand van 2 meter van de ingang van de winkel.
-
4. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen voor terrassen, uitstallingen en reclameborden.
-
5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
6. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
- b.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;
- c.
overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend;
- d.
als door het gebruik, bedoeld in het eerste lid, de fysieke leefomgeving wijzigt, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Omgevingsbesluit.
- a.
-
7. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of de provinciale wegenverordening.
-
8. Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid niet geldt en waarvoor op basis van het vierde lid geen ontheffing is vereist.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
(Vervallen)
Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg
(Vervallen)
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
(Vervallen)
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
(Vervallen)
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
(Vervallen)
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
(Ingetrokken)
Artikel 2:17 Kelderingangen en dergelijke
(Vervallen)
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
-
1. Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
- a.
te roken gedurende een door het college aangewezen periode;
- b.
voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
- a.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3˚, van het Wetboek van Strafrecht.
-
3. Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
(Vervallen)
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
(Vervallen)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
(Ingetrokken)
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
(Vervallen)
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
(niet opgenomen)
Artikel 2:23a Gebruik van glas op de openbare weg
Verplaatst naar artikel 2:31a
Afdeling 3. Evenementen
Artikel 2:24 Definities
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoop- en theatervoorstellingen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39;
- g.
sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.
Onder evenement wordt mede verstaan:
- e.
een herdenkingsplechtigheid;
- f.
een braderie;
- g.
een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;
- h.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- i.
een straatfeest of buurtbarbecue;
- j.
een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:
- a.
het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;
- b.
de activiteiten plaatsvinden tussen 08:00 uur en 23:59 uur;
- c.
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 08: 00 uur of na 23:59 uur, dan wel in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 70 dB(A) en 80 dB(C) op de gevels van omringende woningen niet wordt overschreden;
- d.
de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten; en
- e.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van maximaal 25 vierkante meter in totaal.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
-
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
-
2. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
-
3. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, als de organisator tenminste zes weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
-
4. De burgemeester kan binnen de periode als genoemd in het derde lid besluiten een klein evenement te verbieden, als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
-
5. Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
-
6. Het derde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
-
7. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsport-evenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
-
8. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een evenement weigeren indien de aanvraag minder dan 12 weken vóór de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
-
9. Als ook een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend, is afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de behandeling van de aanvragen om een vergunning. De burgemeester is het coördinerend bestuursorgaan.
Artikel 2:26 Ordeverstoring
-
1. Het is verboden bij evenementen onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te veroorzaken of anderszins de orde te verstoren.
-
2. Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
-
3. Een ieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt te volgen.
-
4. Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht. Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
Artikel 2:26a Openbare orde en veiligheid
-
1. De burgemeester kan in de aanloop naar, tijdens, en na een evenement alle aanwijzingen geven die hij noodzakelijk acht ter handhaving van de openbare orde. De burgemeester bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande politie, brandweer en hulpverlening.
-
2. De organisator van een evenement is verplicht in de aanloop naar, tijdens, en na het evenement:
- a.
alle maatregelen te treffen ter voorkoming van de verstoring van de openbare orde;
- b.
het evenement onverwijld te beëindigen bij verstoring van de openbare orde of de vrees daarvoor;
- c.
een aanwijzing van de burgemeester onverwijld op te volgen;
- d.
ervoor te zorgen dat bij een verstoring van de openbare orde na een aanwijzing van de burgemeester, dan wel een ambtenaar van politie, of brandweer geen publiek meer tot het evenement wordt toegelaten.
- a.
-
3. Het is voor bezoekers van een evenement tijdens en na het evenement:
- a.
verboden zich op het evenemententerrein te gedragen met het kennelijke doel om de openbare orde of veiligheid te verstoren of te bedreigen;
- b.
verboden al dan niet op het evenemententerrein – op of aan de weg of op voor het publiek toegankelijke plaatsen – voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, re dragen of te vervoeren die kennelijk bestemd zijn om de openbare orde of veiligheid te verstoren;
- c.
verboden zich op een evenemententerrein te begeven indien overeenkomstig het eerste, dan wel het tweede lid onder d opdracht is gegeven het evenemententerrein te verlaten;
- d.
verplicht ter ordelijk verloop van een evenement of bij enig voorval waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, op een daartoe strekkende aanwijzing van een ambtenaar van de politie of brandweer, zijn weg te vervolgen of aanwijzingen van andere aard in het belang van de openbare orde of veiligheid van personen en goederen, dan wel ter beperking van gemeen gevaar, onverwijld en stipt op te volgen.
- a.
Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definitie
-
1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, camping of recreatiepark, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, ijssalon, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
-
2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
-
3. In deze afdeling wordt onder ondersteunende horeca verstaan: een openbare inrichting die geen (planologische) hoofdbestemming horeca heeft, waar dranken worden geschonken en/of (kleine) spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid en waarvoor betaald moet worden. De horecafunctie dient ondersteunend en ondergeschikt te zijn aan de hoofdactiviteit;
-
4. In deze afdeling wordt onder ondersteunend verstaan: de horecafunctie mag niet los plaatsvinden van de hoofdactiviteit;
-
5. In deze afdeling wordt onder ondergeschikt verstaan: de horecafunctie binnen de inrichting beslaat maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlakte van de hoofdactiviteit. Ondersteunende ruimten, zoals het sanitair, de keuken en het terras worden tot de horecafunctie gerekend.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
-
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
-
2. De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
-
3. Aanvullend op de in artikel 1:8 genoemde weigeringsgronden kan de burgemeester de vergunning ook geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:
- a.
de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of
- b.
de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
- a.
-
4. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
- a.
winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
zorginstelling;
- c.
museum; of
- d.
bedrijfskantine of -restaurant.
- a.
-
5. De burgemeester kan aan door hem aangewezen categorieën van openbare inrichtingen ambtshalve vrijstelling verlenen van het verbod genoemd in het eerste lid.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
-
1. Reguliere openbare inrichtingen (hoofdbestemming inrichting is horeca) zijn gesloten:
- a.
van maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 08.00;
- b.
op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 08.00 uur;
- c.
tijdens carnaval op zondag, maandag en dinsdag tussen 03.00 uur en 08.00 uur;
- d.
tijdens de kermis in het kerkdorp waar deze plaatsvindt op zondag, maandag en dinsdag tussen 03.00 uur en 08.00 uur;
- e.
op 2e Paasdag, de vrijdag na Hemelvaart, 2e Pinksterdag, 1e en 2e Kerstdag tussen 02.00 uur en 08.00 uur;
- f.
op Koningsdag tussen 03.00 uur en 08.00 uur.
- a.
-
2. Op nieuwjaarsdag geldt géén sluitingstijd.
-
3. Openbare inrichtingen gevestigd in een gemeenschapshuis/multifunctionele accommodatie (horeca-functie is ondergeschikt of ondersteunend aan hoofdbestemming inrichting) zijn gesloten:
- a.
van maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 08.00;
- b.
op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 08.00 uur;
- c.
tijdens carnaval op zondag, maandag en dinsdag tussen 03.00 uur en 08.00 uur;
- d.
tijdens de kermis in het kerkdorp waar deze plaatsvindt op zondag, maandag en dinsdag tussen 03.00 uur en 08.00 uur;
- e.
op 2e Paasdag, de vrijdag na Hemelvaart, 2e Pinksterdag en 2e Kerstdag tussen 02.00 uur en 08.00 uur;
- f.
op Koningsdag tussen 03.00 uur en 08.00 uur.
- a.
-
4. Overige openbare inrichtingen (horecafunctie is ondergeschikt en ondersteunend aan hoofdbestemming inrichting) zijn op alle dagen van de week gesloten tussen 01.00 uur en 08.00 uur.
-
5. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
-
6. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
-
7. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
-
8. Het eerste tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing in die situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.
-
9. De burgemeester kan andere sluitingstijden aanwijzen.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
-
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen binnen openbare inrichtingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
de orde te verstoren;
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maat-regel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
(Vervallen)
Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcohol-wet
Artikel 2:34a Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- -
alcoholhoudende drank;
- -
horecabedrijf;
- -
horecalokaliteit;
- -
inrichting;
- -
paracommerciële rechtspersoon;
- -
sterke drank;
- -
slijtersbedrijf;
- -
zwak-alcoholhoudende drank;
dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
-
1. Een paracommerciële rechtspersoon mag tijdens openingsuren die zijn gekoppeld aan de hoofdbestemming van de inrichting alcoholhoudende drank schenken met dien verstande dat:
- a.
voor sportkantines op maandag tot en met zaterdag het aanvangstijdstip voor het schenken van alcohol 14.00 uur is;
- b.
voor gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties en andere paracommerciële inrichtingen op alle dagen van de week het aanvangstijdstip voor het schenken van alcohol 10.00 uur is.
- a.
-
2. De burgemeester kan gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties ontheffing verlenen van de in het eerste lid gestelde tijden.
-
3. Een paracommerciële rechtspersoon biedt geen gebruiksmogelijkheden aan voor bijeenkomsten van persoonlijke of commerciële aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken. Uitzondering hierop wordt gemaakt voor gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties, mits het met instemming van de plaatselijke horeca geschiedt en/of als er via de plaatselijke horeca geen passend alternatief onderkomen voorhanden is.
-
4. Om oneerlijke (gesubsidieerde) concurrentie met de plaatselijke horeca te voorkomen worden door gemeenschapshuizen/multifunctionele accommodaties, bij het organiseren van bijeenkomsten van persoonlijke of commerciële aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon zijn betrokken, consumptieprijzen gehanteerd die gelijk zijn aan het niveau van de plaatselijke horeca.
Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven (niet opgenomen)
Artikel 2:34d Koppeling toegang aan leeftijden (niet opgenomen) Artikel 2:34e Beperkingen voor andere detailhandel dan slijtersbedrijven (niet opgenomen)
Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Definitie
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:37 Nachtregister
(Vervallen)
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:38a Definities
-
1. In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
-
2. In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen of de gemeentelijke speelautomatenhallenverordening.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:
- a.
naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
- b.
de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
-
1. In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
-
2. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
Afdeling 8 Toezicht op bedrijven
Artikel 2:40a Verbod exploiteren bedrijf
-
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of
- a.
-
1. hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- a.
beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;
- b.
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
- a.
-
2. De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is.
- a.
Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat.
- b.
Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.
- c.
Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit of door de exploitant en/of beheerder onder druk staat.
- d.
Het aanwijzingsbesluit bepaalt de duur van de periode dat de aanwijzing geldt. Deze duur bedraagt maximaal vijf jaar en kan – indien dat met het oog op de bovengenoemde belangen naar het oordeel van de burgemeester nodig is – eenmalig worden verlengd met nogmaals een termijn van maximaal vijf jaar.
- a.
-
3. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
- a.
in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied; of
- b.
in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
- c.
in door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteiten.
- a.
-
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
- b.
indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- c.
indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;
- e.
indien niet voldaan is aan de bij of krachtens de in dit artikel gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;
- f.
indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- g.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan of een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 5.1 lid 1 van de Omgevingswet; en/of
- h.
indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.
- a.
-
5. Naast en in aanvulling op artikel 1:4 lid 1 APV kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden aan een exploitatievergunning die wordt verleend krachtens het derde lid van deze bepaling, die strekken ter bescherming van de belangen, zoals opgenomen in het vierde lid van deze bepaling.
-
6. De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
- b.
het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- c.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- d.
indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
- e.
een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
- f.
een verklaring omtrent gedrag (VOG);
- g.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
- a.
-
7. Naast de bovengenoemde gegevens kunnen gegevens en bescheiden worden verlangd van de aanvrager die verband houden met registraties van het specifieke gebouw of de specifieke bedrijfsmatige activiteit, waarop de aangevraagd exploitatievergunning betrekking heeft.
-
8. Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
-
9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
- b.
indien het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- c.
indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is;
- e.
indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- f.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan of een geldende omgevingsvergunning in de zin van artikel 5.1 lid 1 van de Omgevingswet;
- g.
indien de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
- h.
indien er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;
- i.
indien door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast;
- j.
indien de voorschriften uit de vergunning niet worden nageleefd; en/of
- k.
indien de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd.
- a.
-
10. Een vergunning kan ingevolge artikel 7 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur voorts door de burgemeester worden geweigerd dan wel Vervallen, indien er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de voornoemde wet. Voordat daaraan toepassing wordt gegeven, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van voornoemde wet, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
-
11. De burgemeester kan de sluiting van een gebouw of gedeelte van een gebouw bevelen indien het daarin gevestigde bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met k, van toepassing is.
-
12. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het negende lid van deze bepaling gesloten bedrijf of gebouw te betreden of daarin te verblijven.
-
13. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien uit later bekend geworden feiten en omstandigheden moet worden afgeleid dat de bescherming van de belangen in verband waarmee deze regeling van kracht is, geen langere sluiting vergen.
-
14. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één maand, aan de burgemeester te melden en een wijziging van zijn vergunning aan te vragen. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet. Indien niet binnen een maand na de verandering van omstandigheden een aanvraag wordt ingediend, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een bestaande vergunning vervalt, zodra de vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, in werking treedt.
-
15. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.
-
16. Het aanwijzingsbesluit geldt voor het aangewezen gebouw, het aangewezen gebied en de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten direct na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit. Voor bedrijven die vóór de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit in het aangewezen gebouw of gebied gevestigd waren en/of zich bezig hielden met de aangewezen bedrijfsmatige activiteiten, dient in het aanwijzingsbesluit een redelijke overgangstermijn geboden te worden, na het verstrijken waarvan het verbod uit het derde lid van toepassing wordt. De overgangstermijn bedraagt minimaal 6 maanden en maximaal 1 jaar.
Afdeling 9. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
-
1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
-
2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
-
3. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:41a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
-
1. De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
-
2. Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene Wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
-
3. Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
-
4. Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
-
5. Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
-
6. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
-
1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
-
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- a.
-
3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
-
4. De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
-
5. Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
-
6. Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
-
7. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke
-
1. Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
-
2. Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekers- en winkeldiefstalwerktuigen
-
1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
-
2. Het verbod is niet van toepassing als de genoemde werktuigen of voorwerpen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke Artikel 2:46 Rijden over bermen en dergelijke
(Vervallen)
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
-
1. Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.
- a.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
-
1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben;
-
2. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
- a.
Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik
(vervallen)
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
-
1. Het is verboden zonder redelijk doel:
- a.
zich in een portiek of poort op te houden;
- b.
in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- a.
-
2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:50a Vechten
-
1. Het is verboden in het openbaar te vechten.
-
2. Het verbod geldt niet voor zover artikel 424 of 426 bis van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Artikel 2:50b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
(vervallen)
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijke verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw, of dat portiek, of als daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke
Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of een bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
-
1. Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw of woonwagen op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw of deze woonwagen bevindt, te bespieden.
-
2. Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een persoon die zich in een gebouw of woonwagen bevindt te bespieden.
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
(Vervallen)
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
(Vervallen)
Artikel 2:56 Alarminstallaties
(Vervallen)
Artikel 2:57 Loslopende honden
-
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;
- c.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet is aangelijnd;
- d.
op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- a.
-
2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
-
3. Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
-
1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd alsmede een deugdelijk hulpmiddel bij zich te dragen dat gezien vorm en constructie geschikt is voor het verwijderen van de uitwerpselen van die hond.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
-
3. Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:58a Verontreiniging door paarden en/of pony’s
Degene die zich met een aangespannen of bereden paard of pony op een openbare plaats binnen de bebouwde kom begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van dat paard of die pony binnen 4 uur worden verwijderd, en buiten de bebouwde kom op verharde wegen en voetpaden binnen 24 uur worden verwijderd.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
-
1. Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
-
2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
-
3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- a.
-
4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
-
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft medegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
-
2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
- a.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
-
1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
- a.
aanwezig te hebben;
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;
- c.
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven; of
- d.
te voeren.
- a.
-
2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2:61 Wilde dieren
(Vervallen)
Artikel 2:62 Loslopend vee
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:63 Duiven
(Vervallen)
Artikel 2:64 Bijen
(Vervallen)
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken.
Afdeling 9. Bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Definitie
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
-
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- a.
-
2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
- b.
de onder a. bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
- c.
aan de hoofdingang van de lokaliteit waar de onderneming is gevestigd een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar voorkomt;
- d.
indien hij in de gelegenheid is enig goed te verkrijgen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan, hiervan onverwijld kennis te geven aan de onder a. bedoelde functionaris;
- e.
zijn administratie op eerste aanvraag ter inzage te geven aan de burgemeester of een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar;
- f.
wanneer hij heeft opgehouden van het opkopen een beroep of gewoonte te maken, onderscheidenlijk het beroep van handelaar niet langer uitoefent, de onder a. bedoelde functionaris hiervan onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen.
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
(Vervallen)
Artikel 2:70 Helingbestrijding van fietsen
-
1. Het is verboden op of aan de weg fietsen, bromfietsen en scooters te koop aan te bieden, te verkopen of te kopen, anders dan direct vanuit een aan de weg gevestigd detailhandelsbedrijf voor rijwielen.
-
2. Het in het bovenstaande verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 10. Consumentenvuurwerk en Carbidschieten
Artikel 2:71 Definitie
-
1. In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit.
Artikel 2:71a Verbod carbidschieten
-
1. Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.
-
2. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de traditie van het losschieten in verband met een aanstaand huwelijk. Er mag in dat geval gedurende één uur worden geschoten. Na 21.00 uur en voor 08.00 uur mag er niet worden geschoten.
-
3. Het verbod in het eerste lid geldt eveneens niet op tijden waarop het op grond van het vuurwerkbesluit is toegestaan consumentenvuurwerk af te steken.
-
4. Het college is bevoegd van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing te verlenen.
-
5. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie en het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
(niet opgenomen)
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
-
1. Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
-
2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
-
3. De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 11. Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk ge-bouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen op-houden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1 (samenscholing en ongeregeldheden), 2:10 (voorwerpen op of aan de weg), 2:11 (omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg), 2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen), 2:48 (verboden drankgebruik), 2:49 (verboden gedrag bij of in gebouwen), 2:50 (hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten), 2:50a (vechten) of 5:34 (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken) groepswijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
-
1. De burgemeester kan aan een persoon die één of meerdere van de artikelen 138, 184, 247e, 267, 300, 306, 350, 424, 426, 447e en 453 Wetboek van Strafrecht of de artikelen 2:31, 2:48 en 2:50a Algemene Plaatselijke Verordening overtreedt een bevel geven zich gedurende ten hoogste zeven dagen niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden na tenminste één maal te zijn gewaarschuwd door de politie. De genoemde waarschuwingstermijn bedraagt ten hoogste één jaar.
-
2. De burgemeester kan aan een persoon die één of meerdere van de artikelen 141, 180, 246, 285, 302, Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, enig artikel uit de Wet wapens en munitie of artikel 3:9 Algemene Plaatselijke Verordening overtreedt zonder een voorafgaande waarschuwing een bevel geven zich gedurende ten hoogste veertien dagen niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
-
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan de burgemeester bepalen dat het bevel, om zich niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden, alleen betrekking heeft op het tijdsvlak vrijdag 22.00 tot en met zaterdag 04.00 en zaterdag 22.00 tot en met zondag 04.00. Het hiervoor bedoelde bevel kan worden opgelegd wanneer een persoon binnen dit tijdsvlak de genoemde artikelen uit het eerste en tweede lid heeft overtreden en heeft een maximale duur van zes maanden.
-
4. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan diegene aan wie eerder een bevel als bedoeld in het eerste of tweede lid is gegeven en ten aanzien van wie binnen twaalf maanden na het geven van dit bevel wordt geconstateerd dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste of tweede lid bedoelde gedragingen een bevel geven zich voor een tijdvak van ten hoogste twaalf weken niet te bevinden op de in dat bevel aangewezen plaats of gebied, waar of in de nabijheid waarvan, de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad. In het geval de burgemeester de bevoegdheid uit lid drie heeft toegepast kan de periode maximaal worden verlengd met twaalf maanden.
-
5. De burgemeester beperkt de in het eerste, tweede, derde en vierde lid genoemde bevelen, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
-
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
-
2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
geluid- of geurhinder;
- b.
hinder van dieren;
- c.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- d.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of erf; of
- e.
intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.
- a.
Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Artikel 3:1 Afbakening
De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 3:2 Definities
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- -
advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;
- -
beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;
- -
bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;
- -
escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;
- -
exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, voor zover van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- -
klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;
- -
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- -
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- -
prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;
- -
raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats;
- -
seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;
- -
seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;
- -
werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen betaling worden verricht.
Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:3 Vergunning
-
1. Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.
-
2. Het bevoegde bestuursorgaan draagt zorg voor een onpartijdige en transparante verlening van beschikbare vergunningen.
-
3. Op een aanvraag om een vergunning wordt binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.
-
4. Een vergunning kan mede voor een seksinrichting worden verleend.
-
5. De vergunning wordt verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld.
-
6. De vergunning kan ten hoogste tweemaal worden verlengd.
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
( Vervallen)
Artikel 3:5 Beperking aantal vergunningen
-
1. Er kan voor ten hoogste één seksbedrijf vergunning worden verleend.
-
2. Voor het uitoefenen van een raamprostitutiebedrijf wordt geen vergunning verleend.
Artikel 3:6 Aanvraag
-
1. Een aanvraag om vergunning wordt ingediend middels een door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld formulier.
-
2. Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant;
- b.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- c.
of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf is Vervallen;
- d.
het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- e.
het adres van een onder het seksbedrijf vallende seksinrichting;
- f.
het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;
- g.
een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;
- h.
voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;
- i.
een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen, verstrekt door de Belastingdienst;
- j.
bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf;
- k.
voor zover van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en schaalaanduiding;
- l.
voor zover van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.
- a.
-
3. Als er een beheerder is aangesteld, is het tweede lid, onder a tot en met c, g en h, van overeenkomstige toepassing op de beheerder.
-
4. Het bevoegd bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.
Artikel 3:7 Weigeringsgronden
-
1. Een vergunning wordt geweigerd als:
- a.
de exploitant of de beheerder onder curatele staat;
- b.
de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;
- c.
de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;
- e.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
- f.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;
- g.
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
- h.
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;
- i.
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- 1.
bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;
- 2.
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
- 3.
artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- 4.
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 5.
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of
- 6.
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 1.
- j.
een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al is bereikt;
- k.
de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan, of een omgevingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd.
- a.
-
2. Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt gelijk gesteld:
- a.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;
- b.
betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.
- a.
-
3. De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
-
4. Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.
-
5. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
- a.
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is Vervallen, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
- b.
als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;
- c.
als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is Vervallen, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;
- d.
als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;
- e.
als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;
- f.
als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven.
- a.
Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning
-
1. De vergunning vermeldt in ieder geval:
- a.
de naam van de exploitant;
- b.
voor zover van toepassing, die van de beheerder;
- c.
voor welke activiteit de vergunning is verleend;
- d.
het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- e.
het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;
- f.
voor zover van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend;
- g.
de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;
- h.
voor zover van toepassing, de geldigheidsduur van de vergunning;
- i.
het nummer van de vergunning.
- a.
-
2. De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en tevens dat aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
-
1. De vergunning wordt ingetrokken als:
- a.
de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
- b.
de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;
- c.
is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, aanhef en onder a, 3:14, tweede lid, 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;
- d.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;
- e.
zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met h;
- f.
de vergunninghouder dat verzoekt;
- g.
de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend omgevingsplan.
- a.
-
2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
- a.
is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;
- b.
in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;
- c.
een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;
- d.
is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;
- e.
is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;
- f.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;
- g.
de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;
- h.
er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;
- i.
gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
- a.
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Artikel 3:11 Verlenging vergunning
-
1. Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:3, 3:5, 3:6 tot en met 3:8 en 3:15, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bevoegde bestuursorgaan al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.
-
2. Als ten minste twaalf weken voorafgaand aan de vervaltermijn van de vergunning verlenging van de vergunning is aangevraagd, blijft de vergunning van kracht totdat op de aanvraag om verlenging is besloten.
Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf
Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
-
1. Een seksinrichting mag vanaf 08.00 uur geopend zijn voor bezoekers en heeft van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag een sluitingstijd van uiterlijk 02.00 uur en op de andere dagen een sluitingstijd van uiterlijk 01.00 uur, tenzij bij vergunning anders is bepaald.
-
2. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.
-
3. Het is een prostituee verboden zich te bevinden in een seksrichting tussen 30 minuten voor openingstijd en 30 minuten na sluitingstijd, tenzij bij vergunning anders is bepaald.
-
4. Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.
Artikel 3:13 Adverteren
Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:
- a.
geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e, van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;
- b.
vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a, en
- c.
als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf
-
1. Prostitutie vindt uitsluitend plaats door een prostituee die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
-
2. Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
- a.
nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;
- b.
in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.
- a.
-
3. Het is een prostituee verboden:
- a.
te handelen in strijd met het eerste lid;
- b.
werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
- a.
Artikel 3:15 Bedrijfsplan
-
1. Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:
- a.
op het gebied van hygiëne;
- b.
ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees;
- c.
ter bescherming van de gezondheid van de klanten;
- d.
ter voorkoming van strafbare feiten.
- a.
-
2. De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarborgen dat:
- a.
de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden en dat dit controleerbaar is;
- b.
inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;
- c.
in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;
- d.
in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;
- e.
de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;
- f.
de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;
- g.
de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;
- h.
de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;
- i.
de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;
- j.
aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;
- k.
de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;
- l.
de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;
- m.
de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;
- n.
de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;
- o.
de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt.
- a.
-
3. Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.
-
4. De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
-
5. De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant.
-
6. In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken.
Artikel 3:16 Minimale verhuurperiode werkruimte
( Niet opgenomen)
Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
-
1. De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend.
-
2. De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:
- a.
de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen;
- b.
er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;
- -
de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;
- -
de verhuuradministratie;
- -
met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, onder k;
- -
de werkroosters van de beheerders.
- -
- c.
de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;
- d.
medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden;
- e.
onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting;
- f.
onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de verwachte duur;
- g.
gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.
- a.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:18 Raamprostitutie
Het is een prostituee verboden:
- a.
zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en
- b.
passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.
Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie
Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, kan door een politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
Afdeling 4. Overige bepalingen
Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten
-
1. Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostituee van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
-
2. Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats gebruik te maken van de diensten van een prostituee.
-
3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, geldt niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend.
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
-
1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting
Artikel 4:1 Definities
(Vervallen)
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
(Vervallen)
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
(Vervallen)
Artikel 4:4 Gehoorschadepreventie
(Vervallen)
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
(Vervallen)
Artikel 4:5a Traditioneel schieten
(Niet opgenomen)
Artikel 4:5b Geluidhinder in de openlucht
-
1. Het is verboden in de openlucht een geluidsapparaat, toestel of machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
3. Het college kan terreinen of wateren aanwijzen waar het verbod niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangewezen categorieën van geluidsapparaten, toestellen of machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
-
4. De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betrekking hebben op:
- a.
het maximale geluidsniveau;
- b.
de situering van geluidsbronnen;
- c.
de frequentie en tijden van gebruik;
- a.
-
5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.
Artikel 4:5c Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 4:5d Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 4:5e Geluidhinder door vrachtauto’s
-
1. Het is verboden buiten een inrichting een vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
Artikel 4:5f Routering
(Vervallen)
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
-
1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende en/of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt of een ernstig risico bestaat op letsel en/of ander vormen van gehoorschade.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen om geluidhinder en letsel en/of andere vormen van gehoor-schade, bedoeld in het eerste lid, te voorkomen.
-
4. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.
Artikel 4:6a Mosquito
(Niet opgenomen)
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Straatvegen
(Niet opgenomen)
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
(Vervallen)
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Definities (Vervallen)
Artikel 4:11 Kapverbod (Vervallen)
Artikel 4:11a Weigeringsgronden
(Vervallen)
Artikel 4:11b Bijzondere vergunningsvoorschriften
(Vervallen)
Artikel 4:11c Herplant-/instandhoudingplicht
(Vervallen)
Artikel 4:11d Monumentale houtopstanden
(Vervallen)
Artikel 4:11e Herdenkingsbomen
(Vervallen)
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:12 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
(Vervallen)
Artikel 4:13 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
(Vervallen)
Artikel 4:14 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
(Vervallen)
Artikel 4:15 Verbod borden, vlaggen, spandoeken en objecten
(Vervallen)
Artikel 4:16 Vergunningplicht lichtreclame
(Vervallen)
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Definitie
(Vervallen)
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
(Vervallen)
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
(Vervallen)
Artikel 4:20 Nachtverblijf op of aan de weg
(Vervallen)
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5:1 Definities
(Vervallen)
Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
(Vervallen)
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
(Vervallen)
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
(Vervallen)
Artikel 5:5 Voertuigwrakken
(Vervallen)
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen
(Vervallen)
Artikel 5:7 Reclamevoertuigen
(Vervallen)
Artikel 5:8 Grote voertuigen
(Vervallen)
Artikel 5:9 Uitzicht belemmerende voertuigen
(Vervallen)
Artikel 5:10 Parkeren of laten stilstaan van voertuigen anders dan op de rijbaan
(Vervallen)
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
(Vervallen)
Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen
(Vervallen)
Afdeling 2. Collecteren
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
-
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
-
2. Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
-
3. Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:
- a.
In besloten kring
- b.
door een instelling die is ingedeeld in het door het college vastgestelde collecte- en wervings-rooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt;
- c.
door een andere, door het college aangewezen instelling.
- a.
Afdeling 3. Venten
Artikel 5:14 Definitie
-
1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
-
2. Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 4.128 van de VFL.
- a.
Artikel 5:15 Ventverbod
-
1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
-
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden te venten op maandag tot en met zondag tussen 21.00 uur en 09.00 uur.
-
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
-
4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard. Het venten van gedrukte of geschreven stukken kan verboden worden op door het college in het belang van de openbare orde aangewezen openbare plaatsen, dagen of uren.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
(Vervallen)
Afdeling 4. Standplaatsen
Artikel 5:17 Definitie
(Vervallen)
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
(Vervallen)
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
(Vervallen)
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
(Vervallen)
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
(Vervallen)
Afdeling 5. Snuffelmarkten
Artikel 5:22 Definitie
-
1. In deze afdeling wordt onder snuffelmarkt verstaan: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.
-
2. Onder snuffelmarkt wordt niet verstaan:
- a.
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
- b.
een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
- a.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
-
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
-
3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.
Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
(Niet opgenomen)
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen
(Niet opgenomen)
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
(Niet opgenomen)
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
(Niet opgenomen)
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
(Vervallen)
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen
(Niet opgenomen)
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
(Niet opgenomen)
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
(Niet opgenomen)
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31a Begripsbepalingen
(Vervallen)
Artikel 5:32 Crossterreinen
-
1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
-
2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieu-waarden;
- c.
de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
- a.
-
3. Het verbod is niet van toepassing als de activiteit is toegelaten bij of krachtens de Omgevingswet, in het bijzonder afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving en binnen de in het omgevingsplan aangewezen terreinen voor zover die activiteit daarbij is toegelaten, of als sprake is van een situatie waarin wordt voorzien door de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
-
1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen:
- a.
zich buiten de wegen en opengestelde paden te bevinden;
- b.
te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig of een bromfiets.
- a.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen van overlast;
- b.
de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van het publiek.
- a.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen, paarden:
- a.
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29 eerste lid van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
- b.
die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- c.
die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
- d.
van de zakelijke gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- e.
voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
- a.
-
4. Het verbod is voorts niet van toepassing:
- a.
op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid en tweede lid bedoelde gebieden of terreinen;
- b.
binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening ‘Stiltegebieden’ aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel;
- c.
binnen de in het omgevingsplan aangewezen terreinen voor zover die activiteit daarbij is toegelaten.
- a.
-
5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
Afdeling 8. Vuurverbod
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
-
1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
-
2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
- a.
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
- b.
sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;
- c.
vuur voor koken, bakken en braden.
- a.
-
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
-
5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.
Afdeling 9. Verstrooiing
Artikel 5.35 Definitie
In dit artikel wordt onder incidentele as verstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
-
1. Incidentele as verstrooiing is verboden op:
- a.
verharde delen van de weg;
- b.
gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.
- a.
-
2. Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan die genoemd in het eerste lid as verstrooiing plaatsvindt.
-
3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het tweede lid, onder a.
-
4. Incidentele as verstrooiing is verboden als daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derde
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden als daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:1 Sanctiebepaling
-
1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, hetzij een geldboete van de eerste categorie.
-
2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 2:10.
-
3. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.
Artikel 6:2 Toezichthouders
-
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:
- a.
de bij bijzondere wetten met de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten belaste personen;
- b.
de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
- a.
-
2. Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen belasten met dit toezicht.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening Bladel 2021, 1e wijziging, vastgesteld op 11 oktober 2021 wordt ingetrokken.
Artikel 6:5 Overgangsbepaling
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikel 6:6 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 31 december 2023.
Artikel 6:7 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente Bladel 2024
Ondertekening
Ondertekening
Aldus besloten in de openbare raadvergadering van 21 december 2023.
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl