Subsidieregeling Voor- en vroegschoolse voorzieningen en onderwijsachterstandenbeleid Zaanstad 2024

Geldend van 29-06-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Voor- en vroegschoolse voorzieningen en onderwijsachterstandenbeleid Zaanstad 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,

gelet op:

- de Wet kinderopvang;

- de bestuurlijke afspraken ‘Een aanbod voor alle peuters’ tussen de VNG en het Rijk;

- de artikelen 165, 166 en 167 van de Wet op het primair onderwijs;

- het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid;

- artikel 2, derde lid, van de Algemene Subsidieverordening Zaanstad (ASV) 2023;

- Onderwijsachterstandenbeleid 0 – 12 jaar voor Zaanstad;

besluit vast te stellen de:

Subsidieregeling Voor- en vroegschoolse voorzieningen en onderwijsachterstandenbeleid Zaanstad 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder ‘geregistreerd kindercentrum’, ‘kinderopvangtoeslag’ en ‘ouder’ dat wat daaronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang.

  • 2.

    In deze regeling wordt verder verstaan onder:

    • a.

      ABC-indeling: scholen en voorschoolse voorzieningen zijn verdeeld in A-locaties met de meeste onderwijsachterstanden, B-locaties met gemiddelde onderwijsachterstanden en C-locaties met de minste onderwijsachterstanden. Deze indeling van locaties wordt bepaald op basis van de gegevens van het CBS en informatie van de kinderopvangorganisaties. Dit wordt periodiek bijgesteld, vastgesteld door het college en gepubliceerd;

    • b.

      ASV: Algemene Subsidieverordening Zaanstad (ASV) 2023;

    • c.

      beleidsgroep OAB: een overlegplatform tussen beleidsmedewerkers van de gemeente, primair onderwijs, kinderopvang, Centrum Jong en andere organisaties die zich bezig houden met onderwijsachterstandenbeleid, waarin thema’s met betrekking tot het beleid rond worden besproken;

    • d.

      bovenbestuurlijke activiteiten: activiteiten die worden georganiseerd voor alle kinderen in het Zaanse onderwijs namens meerdere schoolbesturen;

    • e.

      Centrum Jong: het Centrum voor jeugd en gezin in de gemeente Zaanstad;

    • f.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad;

    • g.

      dagdeel voorschoolse educatie: voorschools VVE-programma dat gedurende 40 weken per jaar elke week een dagdeel van 4 uur wordt aangeboden;

    • h.

      doelgroeppeuter: peuters die in aanmerking komen voor deelname aan een voorschools VVE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie;

    • i.

      houder kinderopvang: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert in de gemeente Zaanstad;

    • j.

      huurkostencompensatie voorschoolse educatie: een compensatie in de vorm van subsidie voor een gedeelte van de huurkosten voor het uitvoeren van voorschoolse educatie in een nieuwbouw voorschoolse educatie ruimte in een IKC;

    • k.

      Integraal Kindcentrum (IKC): een netwerk voor kinderen en hun ouders dat bestaat uit verschillende basisvoorzieningen, waaronder in ieder geval basisonderwijs, een voorschoolse voorziening en welzijn. Doorgaande lijnen in educatie, ontwikkeling en opvang en zorg zijn kenmerken van de samenwerking;

    • l.

      kindplaats: plaats voor één kind in een voorschoolse educatie of peuteropvang, gebaseerd op totaal 640 uur per jaar, verdeeld over 40 weken per jaar en verspreid over maximaal 4 dagdelen van 4 uur;

    • m.

      kinderen: kinderen woonachtig in gemeente Zaanstad in de leeftijd 2,5 jaar tot aan het einde van de basisschoolperiode;

    • n.

      leerlingen: kinderen, die bij een basisschool zijn ingeschreven;

    • o.

      niet-werkende ouders: ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • p.

      ouderbijdrage: inkomensafhankelijke vergoeding die niet werkende ouders betalen aan de houder Kinderopvang als bijdrage in de kosten voor de plaats voor Voorschoolse educatie of Peuteropvang van hun kind;

    • q.

      ouderbetrokkenheid: educatief partnerschap tussen ouders en de voorschoolse voorziening/school van hun kind, om elkaar wederzijds te ondersteunen en elkaars bijdrage in de begeleiding van kinderen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van kinderen te bevorderen;

    • r.

      peuters: kinderen in de leeftijd 2,5 jaar tot en met 4 jaar;

    • s.

      peuteropvang: ontwikkelingsgerichte opvang voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot en met 4 jaar;

    • t.

      schoolbestuur: het bevoegde gezag van een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, dat een van overheidswege bekostigde basisschool in stand houdt;

    • u.

      schoolse periode: de periode dat een kind basisonderwijs geniet; meestal betrekking hebbend op kinderen in de leeftijd 4 tot en met 12 jaar;

    • v.

      stuurgroep OAB: een overlegplatform tussen bestuurders van de gemeente, primair onderwijs, kinderopvang, Centrum Jong en andere organisaties die zich bezig houden met onderwijsachterstandenbeleid, waarin thema’s met betrekking tot het beleid rond worden besproken;

    • w.

      toezichthouder: toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 van de Wet kinderopvang;

    • x.

      voor- en vroegschoolse educatie (VVE): ontwikkelingsgericht aanbod voor doelgroeppeuters en leerlingen in de leeftijd 2,5 tot en met 6 jaar, gericht op het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden;

    • y.

      voorschoolse periode: de periode voorafgaand aan de basisschool; voor kinderen in de leeftijd 2,5 tot en met 4 jaar;

    • z.

      voorschoolse educatie: ontwikkelingsgericht aanbod voor doelgroeppeuters in de leeftijd van 2,5 tot en met 4 jaar, gericht op het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden;

    • aa.

      voorschoolse voorziening: een voorziening voor alle kinderen van 2,5 tot en met 4 jaar van werkende en niet werkende ouders in de gemeente Zaanstad waar opvang, ontwikkelings- en taalstimulering en samen spelen centraal staan, waarbij kinderen die het nodig hebben, extra ondersteuning wordt geboden om een achterstand te voorkomen of in te lopen;

    • ab.

      vroegschoolse educatie: ontwikkelingsgericht aanbod voor kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 6 jaar, gericht op het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden;

    • ac.

      werkende ouders: ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • ad.

      wachtlijst: registratie door de houder van peuters die de startleeftijd van 2,5 jaar voor de voorschoolse educatie hebben bereikt en ingeschreven zijn voor plaatsing op een kindercentrum, maar voor wie geen peuteropvang of voorschoolse educatie beschikbaar is.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Het bepaalde in deze subsidieregeling is alleen van toepassing op de verstrekking van subsidie door het college voor de in artikelen 2.1 en 3.1 bedoelde activiteiten.

  • 2.

    De ASV is van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doelstelling

Het doel van deze regeling is om door middel van het verstrekken van subsidie te bevorderen dat ieder kind een optimale ontwikkeling krijgt om zijn of haar talenten te ontplooien, door het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden bij kinderen.

Artikel 1.4 Algemene toekenningscriteria

Schoolbesturen, houders kinderopvang en maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk met aantoonbare ervaring in het organiseren van activiteiten gericht op het signaleren en bestrijden van onderwijsachterstanden, kunnen voor deze subsidie in aanmerking komen voor zover:

  • a.

    inzet gericht is op bereik van de doelstelling zoals genoemd in artikel 1.3;

  • b.

    met de activiteiten zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de feitelijke onderwijsachterstand van leerlingen/kinderen;

  • c.

    het accent primair ligt op vroegtijdig opsporen en aanpakken van taalachterstanden;

  • d.

    de activiteiten passen binnen de ambities en speerpunten van het onderwijsachterstandenbeleid, de onderwijsagenda Zaanstreek en de optimale taalontwikkeling van het meertalig kind.

Artikel 1.5 Subsidieplafond en verdeling van middelen

  • 1.

    De financiële bandbreedte van deze regeling wordt bepaald door de structurele gemeentelijke middelen voor de basisvoorziening peuterplaatsen en de financiële middelen van het Rijk voor onderwijsachterstandenbeleid.

  • 2.

    De in deze regeling genoemde subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld door de raad.

  • 3.

    Bij de verdeling van middelen heeft het opzetten en uitvoeren van voorschoolse educatie prioriteit. Uit het resterende budget worden activiteiten gesubsidieerd met als doel kinderen te ondersteunen die door hun omgeving onvoldoende zijn voorbereid op het leren op school of tijdens hun schoolloopbaan onvoldoende gestimuleerd worden waardoor zij een verhoogd risico lopen op onderwijsachterstanden.

  • 4.

    Bij de verdeling van middelen gaat extra budget naar de locaties waar dat het meest nodig is om kansen te bieden en achterstanden te bestrijden. Hiertoe zijn wijken, scholen en voorschoolse voorzieningen verdeeld in A-locaties met de meeste onderwijsachterstanden, B-locaties met gemiddelde onderwijsachterstanden en C-locaties met de minste onderwijsachterstanden. De middelen en activiteiten worden zo verdeeld, dat de locaties waar het meeste nodig is de meeste inzet kunnen doen. De indeling van locaties wordt bepaald op basis van de gegevens van het CBS en informatie van de houders kinderopvang. Dit wordt periodiek bijgesteld, vastgesteld door het college. Het college houdt zich het recht voor om, in overleg met de Stuurgroep OAB, een wijziging aan te brengen in de categorisering van een locatie op basis van ontwikkelingen bij de locatie.

  • 5.

    Indien gelijktijdig meerdere subsidieaanvragen worden ontvangen, en verstrekking van meerdere subsidies zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond, krijgen aanvragen van kinderopvangaanbieders met de meeste doelgroepkinderen voorrang.

Artikel 1.6 Tarievenblad

Het college stelt jaarlijks het ‘Tarievenblad’ vast. Het tarievenblad is een overzicht met alle subsidietarieven die betrekking hebben op de onderhavige subsidieregeling, waaronder het uurtarief, de dagdeelvergoeding en de maatwerkvergoeding.

Hoofdstuk 2 Voorschoolse voorzieningen

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang per kindplaats een bijdrage in de kosten voor het uitvoeren van de volgende activiteiten:

    • a.

      peuteropvang voor een niet-doelgroep-peuter van een niet-werkende ouder. Daarbij worden de volgende kosten vergoed:

      • i.

        voor A-locaties in Poelenburg/Peldersveld wordt per kindplaats 640 uur subsidie verstrekt;

      • ii.

        voor overige locaties in Zaanstad wordt per kindplaats 320 uur subsidie verstrekt.

    • b.

      voorschoolse educatie voor een doelgroeppeuter. Daarbij worden de volgende kosten vergoed:

      • i.

        voor niet werkende ouders wordt voor 640 uur subsidie verstrekt;

      • ii.

        voor werkende ouders wordt voor de eerste 320 uur subsidie verstrekt voor het verschil tussen het uurtarief van de kinderopvangtoeslagregeling en het vve-uurtarief en voor de laatste 320 uur subsidie verstrekt.

  • 2.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang een subsidie als bijdrage in de kosten voor het uitvoeren van een dagdeel voorschoolse educatie op A- en B-locaties conform artikel 1.5, vierde lid. De subsidie is bedoeld voor de volgende VVE-activiteiten:

    • a.

      alle bijscholing van personeel voor VVE, inclusief vervanging/verlet uren;

    • b.

      aanschaf en onderhoud van kindvolgsysteem;

    • c.

      inzet van pedagogisch medewerkers voor coaching van medewerkers en ontwikkeling van pedagogisch beleid;

    • d.

      taakuren waaronder gebruik kindvolgsysteem, registratie, warme overdracht;

    • e.

      voorbereiding programma;

    • f.

      VVE materiaal;

    • g.

      HBO coach.

  • 3.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang extra subsidie voor A-locaties conform artikel 1.5, vierde lid voor een dagdeel voorschoolse educatie. De houder kinderopvang zet de extra subsidie naar eigen inzicht in, maar deze draagt tenminste bij aan de kwaliteit van de uitvoering van het VVE-programma op de groep door:

    • a.

      meer aandacht voor taalaanbod in de groep;

    • b.

      het vergroten van de ouderbetrokkenheid;

    • c.

      signalering en ondersteuning van kinderen met opvallend gedrag.

  • 4.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang voor C-locaties per kindplaats een maatwerkvergoeding voor een doelgroeppeuter die gebruikmaakt van peuterspelen, met een maximum van 6 kindplaatsen per locatie.

  • 5.

    Het college verstrekt aan houders kinderopvang een vast subsidiebedrag voor organisatiekosten.

  • 6.

    De subsidieontvanger mag alleen gemotiveerd en na expliciet akkoord van het college afwijken van de activiteiten, genoemd in het eerste tot en met vierde lid.

Artikel 2.2 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    De voorschoolse voorziening van de houder kinderopvang voldoet aan de bepalingen gesteld bij of krachtens de:

    • i.

      Wet kinderopvang;

    • ii.

      Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

    • iii.

      Wet op het primair onderwijs;

    • iv.

      eisen van de Belastingdienst ten aanzien van het toekennen van een toeslag voor de groep van werkende ouders;

    • v.

      meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 2.

    Het aanbod van peuterspelen voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de uitvoerende houder kinderopvang beschikt over een beleidsplan waarbij naast aandacht voor pedagogische kwaliteit er een werkwijze is voor ouderbetrokkenheid, de doorlopende leerlijn naar het onderwijs en de samenwerking met instellingen op het terrein van de zorg voor jeugd;

    • b.

      de uitvoerende houder kinderopvang handelt in voorkomende gevallen volgens de meldcode kindermishandeling.

  • 3.

    Het aanbod van voorschoolse educatie voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      De voorschoolse educatie voldoet aan de bepalingen gesteld of krachtens de werkafspraken zoals vastgesteld door de Stuurgroep OAB;

    • b.

      de houder kinderopvang dient bij de uitvoering van voorschoolse educatie samen te werken met een IKC in een brede voorschoolse voorziening in het kader van de doorgaande ontwikkelingslijn;

    • c.

      het aanbod vindt plaats in een door het college erkende VVE-locatie;

    • d.

      de houder kinderopvang legt het starten van een nieuwe VVE-locatie voor aan het college;

    • e.

      de houder kinderopvang heeft minimaal 1 jaar ervaring als houder kinderopvang voordat een subsidieaanvraag voor VVE wordt aangevraagd;

    • f.

      bij een overname door een andere houder kinderopvang, is de nieuwe houder kinderopvang verantwoordelijk voor de overdracht;

    • g.

      de houder kinderopvang draagt er zorg voor dat de activiteiten worden begeleid door VVE gecertificeerde medewerkers;

    • h.

      de houder kinderopvang is vertegenwoordigd in of maakt deel uit van de Beleidsgroep OAB en stuurgroep OAB;

    • i.

      de houder kinderopvang komt alle door de Beleidsgroep OAB en Stuurgroep OAB gemaakte werkafspraken na, onder meer over toeleiding, overdacht, zorgstructuur en doorverwijzing;

    • j.

      er wordt gewerkt met een kindvolgsysteem dat wordt geselecteerd in overleg met de samenwerkende school;

    • k.

      de houder kinderopvang maakt gebruik van de door de stuurgroep vastgestelde monitor en registreert daar alle deelnemende kinderen;

    • l.

      de houder kinderopvang heeft afspraken met de toeleider (Centrum Jong) over het gebruik van de toeleidingsmonitor;

    • m.

      de houder kinderopvang en Centrum Jong hebben een actieve rol bij de werving van doelgroeppeuters;

    • n.

      de houder kinderopvang heeft een actieve rol bij het voorkomen van wachtlijsten;

    • o.

      de houder kinderopvang heeft afspraken over de zorgstructuur jeugd met het Centrum Jong.

  • 4.

    De subsidie voor het uitvoeren van een dagdeel voorschoolse educatie op A-locaties wordt alleen verstrekt als de locatie door de Stuurgroep OAB als A-locatie is aangemerkt in het Overzicht van ABC-locaties.

  • 5.

    De subsidie voor het uitvoeren van een dagdeel voorschoolse educatie op B-locaties wordt alleen verstrekt als de locatie door de Stuurgroep OAB als B-locatie is aangemerkt in het Overzicht van ABC-locaties.

  • 6.

    Wanneer een wijziging in het aantal dagdelen plaatsvindt wordt dit aangeven bij de college.

  • 7.

    De niet werkende ouder van een kind dat gebruik maakt van peuterspelen of voorschoolse educatie betaalt een ouderbijdrage aan de houder kinderopvang voor twee dagdelen (max 8 uur), conform de Ouderbijdragetabel.

  • 8.

    Indien geen peuterplaats of VVE plaats beschikbaar is bij de houder kinderopvang, verwijst deze de ouder door naar een andere kinderopvangaanbieder met een beschikbare plaats. De houder kinderopvang spant zich in om het ontstaan van een wachtlijst te voorkomen.

  • 9.

    De subsidieontvanger mag alleen gemotiveerd en na expliciet akkoord van het college afwijken van de genoemde voorwaarden onder 2.2, eerste tot en met achtste lid.

Artikel 2.3 Toeleiding en plaatsing

  • 1.

    Toeleiding van doelgroeppeuters vindt plaats via de door de stuurgroep bepaalde VVE-toeleidingsmonitor.

  • 2.

    Bij plaatsing van kinderen gelden de volgende regels:

    • a.

      De volgende voorrangregels voor plaatsing van kinderen gelden als er op een kindcentrum sprake is van een wachtlijst. Daarbij worden kinderen die voldoen aan criterium onder 1 als eerste geplaatst, vervolgens kinderen die voldoen aan het criterium onder 2 en zo verder.

      • i.

        Peuters die naar de peuteropvang gaan en na de startleeftijd een indicatie hebben gekregen voor voorschoolse educatie;

      • ii.

        Doelgroeppeuters van de wachtlijst met een broertje of zusje op de voorschoolse voorziening of de school die binnen het IKC verbonden is met de voorschoolse voorziening;

      • iii.

        Doelgroeppeuters van de wachtlijst;

      • iv.

        Niet doelgroeppeuters van de wachtlijst met een broertje of zusje op de voorschoolse voorziening of de school die binnen het IKC verbonden is met de voorschoolse voorziening;

      • v.

        Niet-doelgroeppeuters van de wachtlijst;

      • vi.

        Nieuw aangemelde doelgroeppeuters met een broertje of zusje op de voorschoolse voorziening of de school die binnen het IKC verbonden is met de voorschoolse voorziening;

      • vii.

        Nieuw aangemelde doelgroeppeuters;

      • viii.

        Nieuw aangemelde niet doelgroeppeuters met een broertje of zusje op de voorschoolse voorziening of de school die binnen het IKC verbonden is met de voorschoolse voorziening;

      • ix.

        Nieuw aangemelde niet doelgroeppeuters.

    • b.

      Bij een crisisplaatsing zijn uitzonderingen op deze voorrangregels van toepassing in afstemming met het college.

Artikel 2.4 Subsidietarieven

  • 1.

    Het subsidiebedrag per kindplaats peuterspelen bedraagt het uurtarief, zoals vastgesteld in het Tarievenblad, minus voor 2 dagdelen de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, zoals vastgesteld in de Ouderbijdragetabel.

  • 2.

    Het subsidiebedrag per kindplaats voorschoolse educatie voor niet werkende ouders bedraagt het uurtarief, zoals vastgesteld in het Tarievenblad, minus voor 2 dagdelen de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, zoals vastgesteld in de Ouderbijdragetabel.

  • 3.

    Het subsidiebedrag per kindplaats voorschoolse educatie voor werkende ouders bedraagt het uurtarief plus de compensatie tot het VVE-tarief, zoals vastgesteld in het Tarievenblad, zoals vastgesteld in het Tarievenblad.

  • 4.

    Het subsidiebedrag per dagdeel voorschoolse educatie bedraagt een eenmalige bijdrage per jaar conform het bedrag van de dagdeelvergoeding, zoals vastgesteld in het Tarievenblad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een dagdeelvergoeding voor A-locaties en B-locaties. C-locaties ontvangen geen dagdeelvergoeding.

  • 5.

    Het subsidiebedrag voor maatwerk op C-locaties bedraagt de maatwerkvergoeding, zoals vastgesteld in het Tarievenblad.

Artikel 2.5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de duur van een kalenderjaar. De subsidieaanvraag voor het opvolgende kalenderjaar wordt uiterlijk 1 oktober ingediend via de website van de gemeente Zaanstad.

  • 2.

    Het college neemt uitsluitend volledige aanvragen in behandeling. Bij onvolledige aanvragen krijgt de aanvrager een hersteltermijn van twee weken.

  • 3.

    De aanvraag bevat de naam en het adres van de houder kinderopvang, de locatie waar de opvang plaatsvindt, de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, de wijze waarop de opvang is vermeld in het Landelijk Register Kinderopvang met het bijbehorende registratienummer en het IBAN van aanvrager;

  • 4.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van de ASV overlegt de aanvrager bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens:

    • a.

      het nummer waaronder de voorschoolse voorziening in het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerd staat;

    • b.

      een prognose van het aantal bezette kindplaatsen in het volgend kalenderjaar;

    • c.

      een prognose van het aantal dagdelen VVE in het volgend kalenderjaar;

    • d.

      een organisatieplan dat een beschrijving bevat van de:

      • i.

        omvang en samenstelling van de groep waarvan de kindplaats waarvoor subsidie wordt aangevraagd deel uitmaakt;

      • ii.

        wijze waarop de brede ontwikkeling van het kind gevolgd wordt;

      • iii.

        wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten;

      • iv.

        ontwikkelpunten ten aanzien van de kwaliteit van activiteiten en de wijze waarop hieraan wordt gewerkt;

      • v.

        wijze waarop gericht beleid voor ouderbetrokkenheid gevoerd wordt;

      • vi.

        informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool;

      • vii.

        wijze waarop de samenwerking met het bestuur van de basisscholen c.q. de basisschool wordt gerealiseerd;

      • viii.

        samenwerking met andere organisaties;

      • ix.

        voor een A-locatie: de wijze waarop de extra dagdeelsubsidie wordt ingezet.

      • x.

        voor een B-locatie: de wijze waarop de extra dagdeelsubsidie wordt ingezet.

      • xi.

        voor een C-locatie: de wijze waarop de maatwerkvergoeding wordt ingezet.

  • 5.

    De aanvrager beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij om:

    • a.

      een door de ouder(s) ondertekende aanvraag waarin vermeld staan de naam en adres en BSN van de ouder(s);

    • b.

      actuele inkomensgegevens van de ouders van het kind dat de kindplaats bezet waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      een gedagtekende offerte of overeenkomst tussen de aanvrager en de ouder van het kind;

    • d.

      indien van toepassing: de naam en het BSN van de fiscale partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner;

    • e.

      naam en BSN en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • f.

      inkomensgegevens van de ouder(s) en, indien van toepassing, van de fiscale partner waarmee de ouderbijdrage wordt bepaald. De ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze regeling geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben. Voor de inkomensgegevens dient een kopie van een recente loonstrook, de jaaropgave van het voorgaande jaar, de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar of een recente aanslag inkomstenbelasting van de belastingdienst te worden overlegd;

    • g.

      de wijze waarop de ouderbijdragentabel is toegepast;

    • h.

      een plaatsingsovereenkomst van de kinderopvangaanbieder dat de opvang gaat verzorgen waarin wordt aangegeven: de naam en adres van de brede voorschoolse voorziening waar de opvang plaatsvindt, de soort opvang, het aantal uren opvang per kind, de kostprijs, de aanvangsdatum en (verwachte) einddatum van de opvang;

    • i.

      indien het gaat om voorschoolse educatie, een bewijs van indicatiestelling voor VVE door het Centrum Jong of een andere door het college daartoe aangewezen organisatie met daarin een opgave van de geldigheidsduur.

  • 6.

    In aanvulling op het vijfde lid, onder f kan de houder kinderopvang in afstemming met het college afwijken van de procedure voor de vaststelling van de ouderbijdrage, als naar het oordeel van de houder kinderopvang de situatie van de ouder dit rechtvaardigt.

  • 7.

    In aanvulling op het derde tot en met vijfde lid kan het college overige gegevens opvragen die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.

  • 8.

    Het college kan bepalen dat de subsidieaanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 9.

    Het college kan bepalen dat bij een vervolgaanvraag de gegevens bedoeld onder lid 4 onder b tot en met d niet opnieuw hoeven te worden overgelegd.

  • 10.

    Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt gelet op:

    • a.

      de mate waarin wordt voldaan aan de subsidievoorwaarden als bedoeld in artikel 2.2;

    • b.

      het subsidieplafond en de verdeelsleutel als bedoeld in artikel 1.5;

    • c.

      of de subsidie in overeenstemming is met Europese regels in het kader van staatssteun;

    • d.

      of er geen sprake is de in artikel 10 van de ASV genoemde weigeringsgronden.

Artikel 2.6 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2.5 uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaande aan het subsidie tijdvlak waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan de beslistermijn met maximaal 9 weken verdagen. Het college doet hiervan voor afloop van de beslistermijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 2.7 Evaluatie en verantwoording

  • 1.

    Gedurende de subsidieperiode verstrekt de houder kinderopvang aan het college op uiterlijk 1 juli een beschrijving van de wijze waarop aan de kwaliteit wordt gewerkt van de gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 2.4.

  • 2.

    De houder kinderopvang dient uiterlijk op 1 juli, na afloop van het kalenderjaar waarop subsidie betrekking had, een aanvraag tot vaststelling in. De aanvraag bevat:

    • a.

      De aanvraag bevat naast de genoemde bepalingen in artikel 14, 15, 16 van de ASV een registratie van het aantal gerealiseerde kindplaatsen;

    • b.

      De houder kinderopvang maakt in de verantwoording de verschillende soorten omzet, vanuit publieke en private middelen, inzichtelijk.

    • c.

      Het college kan bepalen dat verantwoording geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

Artikel 2.8 Subsidievaststelling

Bij vaststelling van de subsidie worden de prognoses bij aanvraag van de subsidie vergeleken met de werkelijke realisatie zoals opgegeven in de verantwoording. De vaststelling vindt plaats op basis van het gemiddelde aantal bezette kindplaatsen en de werkelijk ontvangen ouderbijdrage.

Hoofdstuk 3 Overige voorzieningen onderwijsachterstandenbeleid

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Een subsidie aan een schoolbestuur kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de doelstelling zoals genoemd in artikel 1.3, door inzet op:

    • a.

      voorzieningen voor onderwijstijdverlenging en extra leeractiviteiten;

    • b.

      activiteiten gericht op het stimuleren en versterken van ouderbetrokkenheid;

    • c.

      coördinatie van VVE en de daaraan gekoppelde professionalisering en optimalisatie van doorlopende leerlijn.

  • 2.

    Een subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die beschikbaar zijn voor kinderen op de scholen van het betreffend schoolbestuur of activiteiten die worden georganiseerd voor alle kinderen in het Zaanse onderwijs namens meerdere schoolbesturen.

  • 3.

    De subsidieontvanger mag alleen gemotiveerd en na expliciet akkoord van het college afwijken van de genoemde zaken in het eerste lid.

Artikel 3.2 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    De voorziening van het schoolbestuur voldoet aan de bepalingen gesteld bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs.

  • 2.

    De activiteiten in de voorziening van het schoolbestuur voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het schoolbestuur draagt er zorg voor dat de activiteit gericht is op het tegengaan van achterstanden op het gebied van taal, met een koppeling naar brede ontwikkeling van kinderen;

    • b.

      het schoolbestuur werkt bij de uitvoering van de activiteiten samen met een houder kinderopvang in het kader van overdracht van kinderen en het bieden van een doorgaande ontwikkelingslijn;

    • c.

      het schoolbestuur werkt bij de uitvoering van de activiteiten samen met Centrum Jong in het kader van overdracht van doelgroeppeuters;

    • d.

      het schoolbestuur is vertegenwoordigd in of maakt deel uit van de Beleidsgroep OAB en stuurgroep OAB;

    • e.

      het schoolbestuur komt alle door de Beleidsgroep OAB en de stuurgroep OAB gemaakte werkafspraken na, onder meer over toeleiding, overdacht en kwaliteit;

    • f.

      het schoolbestuur zet zich samen met andere educatieve partners in op ouderbetrokkenheid;

    • g.

      er wordt gewerkt met een kindvolgsysteem dat wordt geselecteerd in overleg met de samenwerkende houder kinderopvang;

    • h.

      het schoolbestuur heeft afspraken over de zorgstructuur jeugd met het Centrum Jong.

Artikel 3.3 Subsidiebedrag en verdeelsleutels

  • 1.

    De hoogte van het totale beschikbare bedrag voor subsidiering van overige voorzieningen van het onderwijsachterstandenbeleid wordt jaarlijks bepaald. Het bedrag wordt bepaald op basis van de financiële middelen van het Rijk voor onderwijsachterstandenbeleid, na aftrek van onder andere benodigde inzet van budget voor de organisatie en subsidiering van voorschoolse educatie.

  • 2.

    Vervolgens wordt eerst bepaald welke bovenbestuurlijke activiteiten van dit budget worden gesubsidieerd.

  • 3.

    Het resterende bedrag wordt verdeeld over subsidieaanvragers, op basis van de ABC-indeling (het aandeel van deze organisaties in het geheel aan A-locaties).

  • 4.

    De beschikbare bedragen per schoolbestuur worden jaarlijks uiterlijk 31 maart bekend gemaakt, waarna schoolbesturen subsidie aan kunnen vragen, conform de aanvraagprocedure als bedoeld in artikel 3.4. Wanneer een schoolbestuur geen subsidie aanvraagt wordt het beschikbare bedrag verdeeld over andere subsidieaanvragers, conform dezelfde verdeelsleutel.

Artikel 3.4 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de duur van een schooljaar. De subsidieaanvraag voor het opvolgende schooljaar wordt uiterlijk 1 juni ingediend via het website van de gemeente Zaanstad.

  • 2.

    Het college neemt uitsluitend volledige aanvragen in behandeling. Bij onvolledige aanvragen krijgt de aanvrager een hersteltermijn van twee weken.

  • 3.

    De aanvraag bevat de naam en het adres van het schoolbestuur, de locatie(s) waar de activiteiten plaatsvinden, de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd en het bankrekeningnummer van aanvrager.

  • 4.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van de ASV overlegt de aanvrager bij de subsidieaanvraag een activiteitenplan dat een beschrijving bevat van:

    • a.

      de activiteiten die per locatie worden uitgevoerd;

    • b.

      de wijze waarop de brede ontwikkeling van het kind gevolgd wordt;

    • c.

      de ontwikkelpunten ten aanzien van de kwaliteit van activiteiten en de wijze waarop hieraan wordt gewerkt;

    • d.

      de wijze waarop gericht ouderbeleid gevoerd wordt;

    • e.

      de wijze waarop de samenwerking met de houder kinderopvang en eventuele andere organisaties wordt gerealiseerd;

    • f.

      de informatieoverdracht bij overgang van kindercentrum naar basisschool;

    • g.

      de wijze van evaluatie van begeleiding, kwaliteit en resultaten.

Artikel 3.5 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 3.4 binnen 9 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de beslistermijn met maximaal 9 weken verdagen. Het college doet hiervan voor afloop van de beslistermijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 3.6 Evaluatie en verantwoording

  • 1.

    Om de voortgang in beeld te brengen van het bereiken van de in artikel 1.3 genoemde doelstelling verplicht de subsidieontvanger zich tot het verzamelen van hiertoe benodigde informatie, te weten in ieder geval:

    • a.

      beschikbare gegevens over leerlingen in het kindvolgsysteem;

    • b.

      beschikbare toetsgegevens (Woordenschat, begrijpend lezen, Taal en/of Rekenen) voor de groepen 3 t/m 8 (d.m.v. Middentoets, Eindtoets en Peutertoets).

  • 2.

    Het schoolbestuur dient uiterlijk op 1 november, na afloop van het schooljaar waarop subsidie betrekking had, een aanvraag tot vaststelling in conform de bepalingen in artikel 14, 15, 16 van de ASV. Deze aanvraag is voorzien van:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten;

    • b.

      een overzicht van de bestedingen die ten laste van de ontvangen subsidie zijn gebracht;

    • c.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijke accountant, welke betrekking heeft op de inzet van het verleende subsidiebedrag;

    • d.

      een algemeen jaarverslag, inclusief jaarrekening en bezoldiging topfunctionarissen, van het afgelopen kalenderjaar.

Hoofdstuk 4 Huurkostencompensatie voorschoolse educatie

Artikel 4.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan subsidie verstrekken aan houders kinderopvang voor een gedeelte van de huurkosten voor het uitvoeren van voorschoolse educatie in een nieuwbouw voorschoolse educatie ruimte in een IKC.

  • 2.

    Er kan subsidie verstrekt worden voor locaties die aangemerkt zijn als nieuwbouw conform het IHP 2011 en IHP PO (V)SO 2021.

Artikel 4.2 Subsidievoorwaarden

  • 1.

    De subsidie kan worden aangevraagd door een houder kinderopvang die reeds subsidie ontvangt voor de uitvoering van voorschoolse educatie in het kader van deze subsidieregeling onder hoofdstuk 2.

  • 2.

    De subsidie kan alleen aangevraagd worden voor specifieke locaties binnen scholen die vanaf 2018 vernieuwd zijn conform het IHP 2011 en IHP PO (V)SO 2021 en waarvoor een huurovereenkomst op basis van kostprijs dekkende huur is afgesloten.

Artikel 4.3 Subsidiebedrag

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de totale huurkosten van vve-locaties zoals afgesproken in de huurovereenkomst tussen de houder kinderopvang en de gemeente.

  • 2.

    De huurkosten worden vastgesteld op basis van kostprijs dekkende vierkante meter prijs.

Artikel 4.4 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de duur van een kalenderjaar. Indien een huurovereenkomst halverwege het kalenderjaar ingaat, kan de subsidie vanaf het eerst volgende kalenderjaar aangevraagd worden door houder. De subsidieaanvraag wordt uiterlijk 1 oktober ingediend via de website van de gemeente Zaanstad.

  • 2.

    Het college neemt uitsluitend volledige aanvragen in behandeling. Bij onvolledige aanvragen krijgt de aanvrager een hersteltermijn van twee weken.

  • 3.

    De aanvraag bevat de naam en het adres van de houder kinderopvang, de locatie(s) waar de activiteiten plaatsvinden, de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd en het bankrekeningnummer van aanvrager.

  • 4.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 7, tweede lid, van de ASV overlegt de aanvrager bij de subsidieaanvraag:

    • a.

      een overzicht van het aantal locaties en aantal lokalen waarvoor de aanvraag geldt;

    • b.

      de huurovereenkomst van de locaties.

Artikel 4.5 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 4.4 uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaande aan het subsidie tijdvlak waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan de beslistermijn met maximaal 9 weken verdagen. Het college doet hiervan voor afloop van de beslistermijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 4.6 Evaluatie en verantwoording

  • 1.

    De houder kinderopvang dient uiterlijk op 1 juli, na afloop van het kalenderjaar waarop subsidie betrekking had, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat documenten waaruit de daadwerkelijk gemaakte huurkosten gedurende het subsidiejaar blijken.

Artikel 4.7 Subsidievaststelling

Bij vaststelling van de subsidie worden de prognoses bij aanvraag van de subsidie vergeleken met de werkelijke realisatie zoals opgegeven in de verantwoording. De vaststelling vindt plaats op basis van de daadwerkelijk gemaakte huurkosten.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, afwijken van het bepaalde in deze regeling, indien een strikte toepassing daarvan zal leiden tot een onevenredige behandeling van de aanvrager/kinderopvangaanbieder of wanneer in het individuele geval met strikte toepassing van de regeling niet voldaan wordt aan het doel van deze regeling.

Artikel 5.2 Onvoorziene gevallen

In de gevallen waarin in deze regeling niet voorziet beslist het college.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Voor- en vroegschoolse voorzieningen en onderwijsachterstandenbeleid Zaanstad 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Zaanstad, 07-11-2023

drs. J. Hamming, burgemeester

drs. G. Blom, gemeentesecretaris