Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Maassluis

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Maassluis

Toelichting

Met het in werking treden van de Omgevingswet komen de huidige regels en reglementen uit de Bouwverordening en de Erfgoedverordening te vervallen. In plaats daarvan is een verordening nodig voor de taken en bevoegdheden van de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit. Deze commissie vervangt de huidige welstandscommissie en erfgoedcommissie. De huidige commissie adviseert nu ook al op een geïntegreerde wijze zoals de Omgevingswet beoogt.

Zowel voor de verordening als voor het benoemingsbesluit zijn modellen opgenomen. Voor het benoemen van nieuwe leden is een benoemingsbesluit nodig. Dit model gaat uit van een benoeming voor vier jaar.

Deze conceptverordening is tot stand gekomen in overleg met de gemeente, opgesteld door Dorp, Stad en Land en gebaseerd op het landelijke Model Verordening op de gemeentelijke commissie van de VNG (september 2020). De verordening voorziet in een brede adviescommissie die meerdere adviesrollen krijgt toegewezen binnen de mogelijkheden van de Omgevingswet. De gemeente bepaalt hiermee zelf wanneer en over welke activiteiten advies wordt gevraagd. Dat kan via aanwijzen van activiteiten in het omgevingsplan of als het college daartoe aanleiding ziet.

Algemeen

De Omgevingswet bundelt de wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Belangrijk verbeterdoel van de nieuwe wet is een kader te bieden dat overheden meer afwegingsruimte biedt om doelen voor de leefomgeving te bereiken. Eén van de doelen van de wet is het bereiken van een goede omgevingskwaliteit (artikel 1.3 van de wet). Daarbij gaat het om het belang van aspecten als cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap. Gemeenten bepalen zelf hoe zij het doel van een goede omgevingskwaliteit willen bereiken. Dat geldt ook voor de rol van de gemeentelijke adviescommissie (hierna: commissie) daarbij. Een adequate invulling van de taak en de werkwijze van deze commissie draagt bij aan het bereiken van het doel van een goede omgevingskwaliteit.

Ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen er omgevingsvergunningen worden aangevraagd voor bouwwerken en (gemeentelijke) monumenten. Advisering hierover is dan ook nodig om deze aanvragen adequaat en zorgvuldig te kunnen behandelen en het huidige dienstverleningsniveau te kunnen voortzetten. Dit past ook bij de ruimtelijke uitstraling en de kwaliteiten die de gemeente Maassluis nastreeft. Integrale advisering, is in het licht van de Omgevingswet gewenst.

Het radicaal wijzigen van de huidige structuur wordt niet voorgestaan. De gemeente kiest er voor de huidige inrichting en samenstelling van de commissie voorlopig te bestendigen en om te vormen tot een gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit.

In het licht van de Omgevingswet, zal de komende jaren toegewerkt worden naar een brede commissie waarin meerdere disciplines zijn vertegenwoordigd om zo met een integrale benadering tot een integrale advisering te komen.

Bij specifieke gemeentelijke wensen kan Dorp, Stad en Land, op maat, diverse adviesvormen faciliteren.

De raad van de gemeente Maassluis;

gelezen het voorstel van het college van 21 november 2023;

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Maassluis

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    commissie: gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Maassluis;

  • -

    goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet. Het betreft onder meer aspecten als cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap;

  • -

    wet: de Omgevingswet;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders.

Paragraaf 2. Adviestaak

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1. De gemeenteraad verzoekt hierin een gespecialiseerde, onafhankelijke, partij om de commissie te faciliteren. De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Waaronder het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.

  • 2. Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • 1°.

        een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

      • 2°.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

      • 3°.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden van een beschermd gezicht, een gebied en/of de bebouwing;

      • 4°.

        een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • 5°.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd beeldbepalend object of een beeldbepalend object of bij (voorbeschermd) monumentaal en beeldbepalend varend erfgoed;

      • 6°.

        een andere activiteit in geval het college een advies nodig acht met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over:

      • 1°.

        het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet

        of

      • 2°.

        het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet

        of

      • 3°.

        het in het omgevingsplan aan een locatie geven van de functie-aanduiding cultuurhistorisch waardevol / karakteristiek / beeldbepalend

        of

      • 4°.

        het aanwijzen van monumentaal en beeldbepalend varend erfgoed;

    • c.

      adviseert de commissie op verzoek van het college of uit eigen beweging over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

    • d.

      adviseert de commissie op verzoek van het college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig acht in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

    • e.

      informeert en begeleidt de commissie op verzoek van het college planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

    • f.

      voert de commissie op verzoek van het college vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • g.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen;

    • h.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het geven van beschikkingen op grond van regels in verordeningen op grond van artikel 149 van de Gemeentewet die een eis ten aanzien van de omgevingskwaliteit bevatten. Onder meer regels over reclame in de openbare ruimte, voorwerpen op of aan de weg, standplaatsvergunning, exploitatievergunning horecabedrijven en ligplaatsvergunning.

Paragraaf 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd

Artikel 3. Verplichte advisering

  • 1. Het college wint advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 4 ̊, en onder b.

Paragraaf 4. Samenstelling en inrichting

Artikel 4. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit tenminste 3 leden, de voorzitter daaronder begrepen. Voor de leden worden door de onafhankelijke organisatie plaatsvervangers aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen. De leden en hun plaatsvervangers zijn personen die werkzaam zijn voor de organisatie en die onafhankelijk zijn van de gemeente Maassluis.

  • 2. De voorgedragen leden worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. De plaatsvervangers hebben vergelijkbare deskundigheid, alsmede maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid kan één lokaal lid en diens plaatsvervanger worden benoemd. Zij worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, en/of op grond van maatschappelijke kennis en ervaring, en/of bekendheid met de lokale historie en heemkunde van Maassluis.

  • 4. De commissie telt gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet minimaal twee leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

  • 5. De disciplines die de leden in gezamenlijkheid kunnen vertegenwoordigen zijn: (restauratie-) architectuur, ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, bouwtechnieken, landschap en stedenbouw, ruimtelijke visies en beeldkwaliteitsplannen.

  • 6. Commissieleden zijn waar mogelijk multidisciplinair en hebben affiniteit met de ruimtelijke kwaliteitszorg in brede zin (zowel omgevingskwaliteit, monumenten en cultureel erfgoed).

  • 7. De leden en de plaatsvervangers zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur.

Artikel 5. Benoeming

  • 1. De leden kunnen voor een termijn van ten hoogste vier jaar worden benoemd.

  • 2. Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

  • 3. Afgetreden leden zijn één jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4. De leden worden op eigen verzoek ontslagen. Zij kunnen voorts door het college worden geschorst en door de raad worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

  • 5. De leden van de commissie worden door het college benoemd op grond van artikel 156, eerste lid van de gemeentewet en nadat de onafhankelijke organisatie gevraagd is om een selectie en voordracht van kandidaat-leden. Het college informeert de raad over deze benoeming.

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een of meerdere ambtelijke medewerkers.

  • 2. Een van de leden of de ambtelijke medewerker zorgt voor verslaglegging en het secretariaat van de commissie.

  • 3. Deze medewerkers zijn voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

Paragraaf 5. Advisering en standpuntbepaling

Artikel 7. Adviestermijn

  • 1.

    De commissie brengt advies uit binnen een termijn van vier weken, tenzij het college heeft aangegeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1. De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen. De openbaarheid geldt niet voor informeel vooroverleg of bij de beleidsgerichte, opgavegerichte of ontwerpgerichte advisering.

  • 2. De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Een belanghebbende heeft alleen in toelichtende zin spreekrecht in de door de commissie gehouden openbare vergadering. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht tenzij de voorzitter anders bepaalt. Een en ander zoals vastgelegd in een reglement van orde op de commissie.

  • 3. Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumenten-activiteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

  • 4. Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 5. De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

  • 1. De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden of een subcommissie.

  • 2. Het aangewezen lid, de aangewezen leden of de subcommissie kunnen adviseren wanneer ze ervan overtuigd zijn dat ze de mening van de commissie representeren. In geval van twijfel kan het initiatief alsnog aan de commissie worden voorgelegd.

Artikel 10. Adviseurs

  • 1. De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot ter zake kundige ambtenaren van de gemeente Maassluis.

  • 2. De commissie kan zich laten bijstaan door andere personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 11. Verwerking van het advies

  • 1. Het college kan eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Een second opinion wordt pas gevraagd nadat de commissie de mogelijkheid tot heroverweging van het advies heeft gekregen. Zij stellen de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte. De commissie neemt een second opinion voor kennisgeving aan.

  • 2. In geval het college een beschikking geeft in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies stellen zij de commissie hiervan op de hoogte.

Paragraaf 6. Werkwijze

Artikel 12. Reglement van orde

  • 1. De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2. Het college draagt, via de gemeentelijke website, zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde.

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

  • 1. Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie.

  • 2. Indien gewenst kan een lid of adviseur van de commissie optreden als supervisor of deelnemen aan een kwaliteitsteam, een intaketafel, een omgevingstafel of een overlegtafel enz.

Artikel 14. Vergoeding

  • 1. De leden van de commissie en de adviseurs als bedoeld in artikel 10 , tweede lid die op voordracht van de onafhankelijke organisatie zijn benoemd of door de commissie zijn gevraagd ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding op grond van de tarieven zoals jaarlijks afgesproken met die organisatie.

  • 2. Commissieleden of adviseurs die door de gemeente zijn voorgesteld of gevraagd ontvangen een vergoeding op grond van hun afspraken met de gemeente.

Paragraaf 7. Jaarverslag

Artikel 15. Jaarverslag

  • 1. De commissie brengt jaarlijks verslag uit, als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid van de wet, van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

    • b.

      de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

  • 3. De commissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk omgevingskwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van toetsingskaders (als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet) in het bijzonder.

Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16. Onvoorzienbaarheid

  • 1. In alle gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, alsmede bij gerezen geschillen, beslist het college, na de commissie te hebben gehoord.

Artikel 17. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de vigerende Bouwverordening gemeente Maassluis 2013 en de Verordening Commissie Cultureel Erfgoed Maassluis (CCEM) benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijn van ten hoogste vier jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid, loopt vanaf de datum dat deze verordening in werking treedt.

  • 2. Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en cultureel erfgoed/monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Adviescommissie omgevingskwaliteit Maassluis wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 18. Vervallen [en intrekking] oude regeling

  • 1. De regels met betrekking tot de commissie conform de Bouwverordening gemeente Maassluis 2013 en de Verordening Commissie Cultureel Erfgoed Maassluis (CCEM) vervallen bij in-werkintreding van deze verordening.

Artikel 19. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

Artikel 20. Citeertitel

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Maassluis.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 december 2023.

De griffier,

J. Vinke

De voorzitter,

drs. G.G.J. Rensen