Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR710659
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR710659/1
Verordening uitvoering en handhaving (omgevingsrecht) gemeente Moerdijk
Geldend van 01-01-2024 t/m heden
Intitulé
Verordening uitvoering en handhaving (omgevingsrecht) gemeente MoerdijkDe raad van de gemeente Moerdijk;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 oktober 2023;
gelet op de artikelen 18.20, derde lid en 18.23, eerste lid, aanhef en onder a van de Omgevings-wet en artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de Verordening uitvoering en handhaving (omgevingsrecht) gemeente Moerdijk:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- •
wet: Omgevingswet
- •
betrokken wetten: Omgevingswet en Wet milieubeheer, voor zover paragraaf 18.3.3 van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing is verklaard;
- •
kwaliteitscriteria: de in de landelijke samenwerking tussen bevoegde gezagen ontwikkelde en beschikbaar gestelde vigerende kwaliteitscriteria inzake de beschikbaarheid en deskundig-heid van organisaties die met de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten zijn belast;
- •
basistaken en plustaken: taken waarvan de uitvoering bij wet of in opdracht van burgemees-ter en wethouders is opgedragen aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB);
- •
thuistaken: taken die worden uitgevoerd door burgemeester en wethouders;
- •
kwaliteitsvoorwaarden: de in lokaal verband te hanteren voorwaarden, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening, die van toepassing zijn op de uitvoering en handhaving van de thuistaken.
Artikel 2 Reikwijdte
Deze verordening is van toepassing op de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten door of in opdracht van burgemeester en wethouders.
Artikel 3 Betrokkenheid van de raad
De raad ziet toe op de hoofdlijnen van het door burgemeester en wethouders gevoerde beleid voor de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten.
Artikel 4 Kwaliteitsdoelen
-
1. Burgemeester en wethouders beoordelen de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten in het licht van daarvoor door hen gestelde doelen in de uitvoerings- en handhavingsstrategie.
-
2. De doelen in de uitvoerings- en handhavingsstrategie voor de betrokken wetten hebben in ieder geval betrekking op:
- a.
de dienstverlening;
- b.
de uitvoeringskwaliteit van diensten en producten;
- c.
de financiën;
- d.
waardering.
- a.
Artikel 5 Kwaliteitsborging
-
1. Op de uitvoering en handhaving van de basistaken en plustaken zijn de actuele kwaliteitscri-teria van toepassing.
-
2. Op de uitvoering en handhaving van de thuistaken zijn de kwaliteitsvoorwaarden van toepas-sing.
-
3. Burgemeester en wethouders stellen nadere criteria vast op basis van de kwaliteitsvoor-waarden.
-
4. Over de naleving van de kwaliteitscriteria en kwaliteitsvoorwaarden doen burgemeester en wethouders jaarlijks mededeling aan de raad.
-
5. Voor zover de kwaliteitscriteria en/of kwaliteitsvoorwaarden niet zijn of konden worden nage-leefd, doen burgemeester en wethouders daarvan gemotiveerd opgave.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening uitvoering en handhaving (omgevings-recht) gemeente Moerdijk.
-
3. Bij inwerkingtreding van deze verordening wordt de “Verordening kwaliteit vergunningverle-ning, toezicht en handhaving omgevingsrecht” vastgesteld op 7 december 2017 ingetrokken.
Ondertekening
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2023,
De griffier,
H.M. Vonk-Schenkel
de voorzitter,
A.J. Moerkerke
Bijlage 1 Kwaliteitsvoorwaarden
- 1.
Dienstverlening;
- o
beleid en strategie:
- ■
er moet een bestuurlijk vastgesteld VTH beleid zijn;
- ■
het VTH beleid is vertaald in een uitvoeringsprogramma.
- ■
- o
- 2.
Uitvoeringskwaliteit van diensten en producten;
- o
processen:
- ■
ctueel houden van procesbeschrijvingen, protocollen en werkinstructies voor elke VTH Omgevingsrecht taak.;
- ■
beschikbaar hebben van checklisten ter ondersteuning van de uitvoering en handhaving;
- ■
beschikbaar zijn van modelbrieven, modelverslagen en andere sjablonen.
- ■
- o
medewerkers:
- ■
volgens de indeling van deskundigheidsgebieden van de kwaliteitscriteria inzicht geven in opleiding, ervaring, kennis en specialismen van medewerkers die een bijdrage leveren aan VTH Omgevingsrecht producten.
- ■
- o
informatievoorziening:
- ■
informatiebeleid als basis voor informatisering;
- ■
digitale zaak- en klantdossiers;
- ■
gebruik van authentieke gegevens uit de basisregistraties;
- ■
registreren en archiveren van documenten met gegevens van objecten;
- ■
uitwisseling gegevens met opdrachtgevers en ketenpartners.
- ■
- o
- 3
Financiën;
- ■
strategie, beleid en externe en interne ontwikkelingen van de VTH Omgevingsrecht-taken zijn vertaald in de meerjarenbegroting.
- ■
- 4.
Waardering
- o
tevredenheidsonderzoek
- ■
vaststellen van en uitvoering geven aan een methodiek voor het periodiek meten van de tevredenheid van medewerkers, burgers, bedrijven en samenwerkingspartners binnen het vakgebied VTH Omgevingsrecht.
- ■
- o
TOELICHTING
ALGEMEEN
Deze verordening regelt de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht door en in opdracht van burgemeester en wethouders.
Achtergrond en aanleiding
In 2015 kwamen de VNG en het IPO met een uniforme modelverordening kwaliteit vergunning-verlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht. Deze uniforme modelverordening werd op-gesteld, omdat gemeenten, provincies en de gemeenschappelijke diensten die in hun opdracht werken, zich voor een gezamenlijke opgave gesteld zagen. De opgave was om in landelijk ver-band de kwaliteit van de uitvoering en handhaving te bevorderen, te borgen en te beoordelen bij de gedeelde zorg voor een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
De grondslag van deze verordening werd destijds opgenomen in de artikelen 5.4 en 5.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Sindsdien zijn de kwaliteitscriteria 2.1, en later per 1 juli 2019, kwaliteitscriteria 2.2, voor de uitvoering van de Wabo ontwikkeld en beschikbaar gesteld in brede samenwerking tussen bevoegde gezagen. Op 15 april 2022 zijn de kwaliteitscriteria 2.3 (2022) Deel B Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving krachtens de Omgevingswet vastgesteld. Het uitgangspunt voor de kwaliteitsbevordering zijn de in landelij-ke samenwerking opgestelde kwaliteitscriteria, die op basis van technische en maatschappelijke ontwikkelingen met betrokken partijen in landelijke afstemming zullen worden aangepast.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de Wabo als grondslag voor de verorde-ning. De Verordening uitvoering en handhaving (omgevingsrecht) gemeente Moerdijk heeft de artikelen 18.20 en 18.23 van de Omgevingswet als grondslag en is om die reden opnieuw vast-gesteld. De hierbij door de raad vast te stellen verordening volgt deels de modelverordening van de VNG. Op één onderdeel wijkt de verordening echter af van de modelverordening. In De6 verband (samenwerkingsverband tussen de gemeenten Roosendaal, Etten-Leur, Halderberge, Rucphen, Moerdijk en Zundert) is ervoor gekozen om de vastgestelde kwaliteitscriteria niet van toepassing te verklaren op de uitvoering en handhaving van de thuistaken. De kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de thuistaken wordt op een andere wijze gewaarborgd en heeft in ieder geval betrekking op de dienstverlening, de uitvoeringskwaliteit van diensten en producten, financiën en waardering. Op de uitvoering en handhaving van de basistaken en plustaken zijn echter, zoals geregeld in de modelverordening, de kwaliteitscriteria wel van toepassing. Dit laat-ste is overigens wettelijk bepaald voor de basistaken die krachtens de wet in opdracht van bur-gemeester en wethouders door omgevingsdiensten worden verricht.
Reikwijdte: een brede verantwoordelijkheid voor kwaliteit
Deze verordening gaat uit van een brede verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies voor kwaliteit. Dat wil zeggen dat als vertrekpunt wordt genomen dat alle uitvoerings- en hand-havingstaken van burgemeester en wethouders op grond van de Omgevingswet, onderwerp van de verordening vormen. Het gaat dan om thuistaken, die burgemeester en wethouders “in eigen huis” verrichten, de basistaken die krachtens artikel 18.22 van de Omgevingswet in opdracht van burgemeester en wethouders door omgevingsdiensten worden verricht en de plustaken, die burgemeester en wethouders naast de basistaken hebben belegd bij de omgevingsdienst. Behal-ve milieutaken betreft het dus ook uitdrukkelijk de zogenaamde "BRIKS-taken" (inzake bouw-, reclame-, inrit-, kap- en sloopvergunningen).
Deze verordening stelt regels die voor alle gemeenten en provincies gelijk zijn. In alle gevallen zullen burgemeester en wethouders beleid moeten voeren over de kwaliteit (zie ook artikel 3). Dit beleid komt tot uitdrukking in de uitvoerings- en handhavingsstrategie, bedoeld in artikel 13.5 van het Omgevingsbesluit. Deze verordening regelt waarover de doelen van dit beleid ten minste moeten gaan. Deze verordening regelt bovendien dat de verrichtingen van de gemeentelijke organisaties en de omgevingsdiensten, waar het de uitvoerings- en handhavingstaken betreft, in het licht van die doelen worden beoordeeld. Tot slot regelt de verordening dat de raad, in het ka-der van het horizontale toezicht, inhoudelijk debat voert over de hoofdlijnen van het meerjarige kwaliteitsbeleid dat burgemeester en wethouders voeren.
Samenhang met andere domeinen
Onderwerpen die tot het bereik van de verordening behoren, kunnen onderdeel blijven uitmaken van andere thema's dan die van de fysieke leefomgeving alleen. De verordening belemmert bijvoorbeeld niet dat onderwerpen met betrekking tot fysieke veiligheid ook aan de orde kunnen komen in beoordelingen of rapportages op andere domeinen. Zoals bij de openbare orde en vei-ligheid binnen gemeenten, waar raakvlakken bestaan tussen bijvoorbeeld de Omgevingswet en de Alcoholwet, de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en ande-re bijzondere wetten.
De uniforme regeling van de verordening betekent ook dat voor bijvoorbeeld de taken op grond van artikel 18.22, tweede lid, van de Omgevingswet geen specifieke, aanvullende eisen worden gesteld. Ook hier is het relevante kader breder dan de Omgevingswet alleen en vindt taakuitoe-fening plaats in samenwerking met andere bevoegde gezagen. De basis van de kwaliteitscriteria blijven ook hier de afspraken die in het kader van het Programma Uitvoering met Ambitie (PU-MA) zijn gemaakt. De criteria voor de omgevingsdiensten met taken, bedoeld in artikel 18.22, tweede lid, van de Omgevingswet, zijn in Nederland hetzelfde. In afstemming met de andere bevoegde gezagen kunnen aanvullende afspraken gemaakt worden.
Hoofdlijnen van de verordening
De verordening vormt het kader voor de kwaliteit van de uitvoerings- en handhavingstaken op het terrein van de Omgevingswet door de gemeente en in opdracht daarvan handelende (omgevings)diensten. De verordening drukt commitment uit van de raad aan kwaliteit.
De verordening verbindt daarmee inhoudelijke ambities voor kwaliteit aan bestaande, deels in ontwikkeling zijnde, andere kaders die door procedurele of inhoudelijke normering van uitvoering en handhaving bijdragen aan deze kwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan de Gemeentewet, de Provinciewet, de Omgevingswet, de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet gemeenschappelijke regelingen. Bij ontwikkeling en bekendmaking van de kwaliteitscriteria worden deze kaders ook betrokken.
Van deze kaders is de Omgevingswet en daarop gebaseerde regelgeving wellicht de belangrijkste. Zo bevat artikel 13.5 e.v. van het Omgevingsbesluit procedurele regels voor het uitvoerings- en handhavingsbeleid en de vergunningverlening door het bevoegd gezag. Dit houdt in dat burgemeester en wethouders verplicht zijn tot het stellen van doelen, het identificeren van activiteiten ter uitvoering daarvan, de inrichting van de uitvoeringsorganisatie, het monitoren en het rapporteren daarover.
In de praktijk zijn bovendien verschillende kaders gebruikelijk voor het beoordelen van de kwaliteit door de omgevingsdienst (respectievelijk de eigen diensten), door burgemeester en wethouders en tot slot door de gemeenteraad. Vertrekpunt zijn de actuele kwaliteitscriteria en kwaliteits-voorwaarden (waarvan de toepassing is verankerd in artikel 5, zie de toelichting aldaar) en andere standaarden en methoden die door het bevoegde gezag al veel worden gehanteerd. Deze zijn ontwikkeld en worden verder ontwikkeld met als doel de kwaliteit van uitvoerings- en handhavingstaken te waarborgen en te bevorderen.
Of deze kaders gerealiseerd zijn en hoe deze bijdragen aan de kwaliteit van de uitvoering- en handhavingstaken, moet jaarlijks worden beoordeeld door burgemeester en wethouders. Hiervoor is input nodig van de omgevingsdiensten en van de interne gemeentelijke organisatie. Burgemeester en wethouders zullen dus beoordelen "of het goed gaat" op basis van de door henzelf geformuleerde beleidsdoelen voor in ieder geval de dienstverlening, uitvoeringskwaliteit van producten en diensten, de financiën of waardering (artikel 4, tweede lid, onder a tot en met d). Daarnaast zijn ook andere doelen mogelijk. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de veiligheid of de duurzaamheid (in de zin van natuur en een goede omgevingskwaliteit) met inbegrip van daarvoor geselecteerde indicatoren.
Uiteindelijk zullen burgemeester en wethouders hierover verantwoording afleggen aan de gemeenteraad (horizontale verantwoording). De leden van de gemeenteraad vormen immers ook een eigen oordeel "of het goed gaat” in het licht van de kwaliteit van de leefomgeving. De politiekbestuurlijke overwegingen van de gemeenteraad zullen betrekking hebben op de meerjarige hoofdlijnen van het beleid, niet op de organisatorische kwesties van bezetting die tot de competentie van de directeuren van de diensten behoort. Daarbij zal ook het verband gelegd kunnen worden tussen de strategische plannen en visies over de hoofdlijnen van het omgevingsbeleid binnen de gemeente, zoals vastgelegd in de omgevingsvisie. De gemeenteraad oefent invloed uit op de formulering van doelen en indicatoren door burgemeester en wethouders en op de bijstelling daarvan zoals bijvoorbeeld welke informatie de gemeenteraad wil terugzien in de verantwoordingsrapportages van burgemeester en wethouders. In die zin worden de kaders voor de beoordeling van de gemeenteraad overgelaten aan het politieke debat. Zo ordent de verordening de kwaliteit van uitvoering en handhaving, door de betrokken actoren met elkaar te verbinden vanuit ieders competentie:
- •
De organisaties werken overeenkomstig de actuele kwaliteitscriteria met betrekking tot deskundigheid en beschikbaarheid, en leggen rekenschap af aan burgemeester en wethouders die hiervoor verantwoording afleggen aan de gemeenteraden.
- •
Burgemeester en wethouders zijn, als bevoegd bestuursorgaan, belast met het stellen van beleidsdoelen voor de kwaliteit van de uitvoerings- en handhavingstaken overeenkomstig de procesregels van het Omgevingsbesluit,
- •
De gemeenteraad oefent horizontaal toezicht uit op burgemeester en wethouders en gebruikt, waar nodig, de - krachtens de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen - aan haar toekomende mogelijkheden.
Impact van deze verordening: meer dan regels alleen
Deze verordening is een blijvend kader voor het bevorderen, beoordelen en borgen van de kwaliteit van uitvoering en handhaving. Blijvende goede verrichtingen in dit kader vergen meer dan regels alleen. De kwaliteitscriteria zijn in dat kader in 2022 geactualiseerd naar een versie 2.3. Om de kwaliteitscriteria up-to-date te houden zullen deze op termijn in brede samenwerking met andere gemeenten en provincies en omgevingsdiensten geactualiseerd moeten worden. Hetzelfde geldt voor de doelen en de daarvoor gehanteerde indicatoren, die door bevoegde gezagen worden gebruikt.
Interbestuurlijke regeldruk, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
Deze verordening beoogt zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande rapportage- en informatiestromen, op basis van afdelingen 13.2 en 13.3 van het Omgevingsbesluit en de organieke wetgeving (Gemeentewet, Provinciewet en Wet gemeenschappelijke regelingen). De verordening introduceert geen nieuwe rapportageverplichtingen maar vereist wel extra input voor bestaande rapportages. Een goede, tijdige en transparante uitvoering van de bestaande verplichtingen faciliteert ieders rol in de kwaliteitsketen. De verordening is vanuit deze bestaande competentieverdeling gericht op horizontaal toezicht. Van regeldruk voor burgers en bedrijven is geen sprake.
ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel zijn geen begrippen opgenomen die al zijn gedefinieerd in de Omgevingswet.
Als betrokken wetten worden aangemerkt de Omgevingswet zelf, en de Wet milieubeheer, voor zover bij of krachtens die wetten is bepaald dat paragraaf 18.3.3 van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing is. Dat de Wet milieubeheer van toepassing is, is bepaald in artikel 18.1a van de Wet milieubeheer. Op de uitvoering of handhaving van een geheel andere wet, zoals de Alcoholwet, is deze verordening niet van toepassing (wat onverlet laat dat over overlappende onderwerpen elders wordt gerapporteerd, zie het algemeen deel van de toelichting).
Een belangrijk begrip in deze verordening is kwaliteitscriteria. De kwaliteitscriteria waar het hier om gaat zijn de in de landelijke samenwerking tussen bevoegde gezagen ontwikkelde en beschikbaar gestelde vigerende kwaliteitscriteria inzake de beschikbaarheid en deskundigheid van organisaties die met de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de betrokken wetten zijn belast. Deze liggen aan de basis van het VTH-stelsel. De kwaliteitsvoorwaarden zijn de voorwaarden zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening. Met deze begripsbepalingen en de verankering in artikel 5 van de verordening liggen de kwaliteitscriteria en de kwaliteitsvoorwaarden aan de basis van deze verordening.
Het begrip omgevingsdienst is niet apart gedefinieerd, omdat hiervoor is aangesloten bij de omgevingsdiensten waarvan melding wordt gemaakt in artikel 18.21 van de Omgevingswet.
Artikel 2 Reikwijdte
De reikwijdte van de verordening heeft een inhoudelijke afbakening en een afbakening naar bevoegd gezag. Ten eerste moet het gaan om de uitvoering of handhaving van de betrokken wetten. De terminologie “uitvoering en handhaving” duidt op de uitvoerings- en handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.20 van de Omgevingswet. “Uitvoering en handhaving” betekent dan vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dat wil zeggen alle taken tot uitvoering of handhaving van de Omgevingswet en van de Wet milieubeheer, voor zover dat in die wet is bepaald. Zie daarover de toelichting bij artikel 1. Ten tweede moet het gaan om de uitvoering of handhaving door of in opdracht van burgemeester en wethouders. De verordening is dus van toepassing als het gaat om de uitvoering van de betrokken wetten door burgemeester en wethouders zelf of, in opdracht van burgemeester en wethouders door een omgevingsdienst of een private partij (maar vanwege burgemeester en wethouders). Uitvoering van de Omgevingswet of de Wet milieubeheer door andere bevoegde gezagen, zoals het provinciebestuur of andere gemeentebesturen die hun verordeningen op basis van hetzelfde model vaststellen, het waterschapsbestuur of de Minister van Infrastructuur en Milieu of de Minister van Economische Zaken, valt buiten het bereik van deze verordening. Waar hier wordt gesproken over de uitvoering of handhaving van taken door of in opdracht van het bevoegd gezag wordt gedoeld op de uitvoering door gemeentelijke diensten en regionale uitvoeringsdiensten.
Artikel 3 Betrokkenheid van de raad
Dit artikel is van belang voor de rolverdeling tussen de gemeenteraad en burgemeester en wethouders. Ingevolge de systematiek van afdelingen 13.2 en 13.3 van het Omgevingsbesluit, is de jaarlijkse beoordeling van en rapportage over kwaliteit een taak voor het bevoegd gezag. Dat wil zeggen: burgemeester en wethouders. Bezien vanuit de Gemeentewet, is kaderstelling juist de taak van de gemeenteraad. De kaderstellende rol krijgt allereerst gestalte door de vaststelling van deze verordening als geheel. Daarnaast is het echter, gelet op de samenhang met afdelingen 13.2 en 13.3 van het Omgevingsbesluit, van belang uitdrukking te geven aan het feit dat de gemeenteraad vooral vanuit de hoofdlijnen betrokken is bij het beleid en zullen toezien op de continuïteit van de kwaliteit over meerdere jaren. Het horizontale toezicht door de gemeenteraad op het (regionale) uitvoerings- en handhavingsbeleid door burgemeester en wethouders, zal daarom plaatsvinden in het licht van het strategische beleid dat op hoofdlijnen wordt gevoerd voor de fysieke leefomgeving, zoals omgevingsvisies, milieubeleidsplannen en structuurvisies.
Artikel 3 richt zich tot de gemeenteraad. Indirect is het eveneens van belang voor burgemeester en wethouders, en de omgevingsdiensten die in hun opdracht werken, omdat de rol van de gemeenteraad zich juist bij de meerjarenprogrammering en hoofdlijnen laat gelden. Voor het waarmaken van deze rol, beschikt de gemeenteraad reeds over de mogelijkheden die de organieke wetgeving hen biedt en de kaders die zijn op strategisch niveau voor de fysieke leefomgeving in plannen en visies hebben vastgelegd.
Om deze rol waar te kunnen maken is het vanzelfsprekend van belang dat burgemeester en wethouders de gemeenteraad daartoe door tijdige informatieverstrekking in staat stellen. Dat daarvoor eveneens informatie van de omgevingsdienst van belang kan zijn, spreekt voor zich en is op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de opdrachten aan de omgevings-diensten voldoende gewaarborgd.
Artikel 4 Kwaliteitsdoelen
Afdelingen 13.2 en 13.2 van het Omgevingsbesluit verplichten het bevoegd gezag (lees: burgemeester en wethouders) om beleid te formuleren voor de kwaliteit van de uitvoering van de uitvoeringsen handhavingstaken. Er is dan sprake van een uitvoeringsbeleid en handhavingsbeleid, waarover onderlinge afstemming plaats dient te vinden tussen de bevoegde gezagen op het niveau van de omgevingsdienst. Welk beleid moet worden geformuleerd laat het Omgevingsbesluit inhoudelijk open. Dit artikel strekt ertoe een inhoudelijke ambitie te geven aan de procesverplichting om kwaliteitsbeleid te vormen.
Ten eerste door voor te schrijven dat burgemeester en wethouders naar de kwaliteit van de uitvoering en handhaving kijken in het licht van het geformuleerde (regionale) beleid, waarbij de doelen van dat beleid betrekking moeten hebben op een aantal voorgeschreven inhoudelijke thema's. Het gaat er daarbij telkens om die doelen te zien, niet vanuit elke mogelijke factor die daaraan kan bijdragen, maar vanuit het perspectief van de prestaties en kwaliteit van de uitvoering van de eigen organisaties.
Het gaat dan in ieder geval om dienstverlening, uitvoeringskwaliteit van producten en diensten, financiën en waardering.
Er is voor gekozen in deze verordening geen voorschriften te geven over de te gebruiken indicatoren. Dat is in de eerste plaats een taak voor de bevoegde gezagen, die daarmee in de praktijk al ruime ervaring hebben.
Artikel 5 Kwaliteitsborging
Dit artikel borgt de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van de basistaken, plustaken en thuistaken. Dit artikel geeft onder andere een verankering aan de kwaliteitscriteria 2.3 en de opvolgers daarvan. De kwaliteitscriteria hebben betrekking op de deskundigheid van de uitvoerende en handhavende organisaties.
Het strekt ertoe te regelen dat van die kwaliteitscriteria voor de uitvoering van uitvoerings- en handhavingstaken in de praktijk gebruik gemaakt wordt waar het gaat over de uitvoering en handhaving van de basistaken en plustaken.
De verankering van de kwaliteit voor de uitvoering en handhaving van de thuistaken wordt geborgd doordat voldaan moet worden aan de kwaliteitsvoorwaarden zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening.
Van belang is dat de kwaliteitscriteria en de kwaliteitsvoorwaarden relevante input leveren voor de kwaliteit. Dat geeft vanzelfsprekend geen garantie dat de doelen die door burgemeester en wethouders zijn gesteld op grond van artikel 4 ook zonder meer in alle gevallen worden gehaald. Het bereiken van deze doelen zal immers niet alleen afhankelijk zijn van de goede verrichtingen van de uitvoerende organisaties. Van de naleving van de kwaliteitscriteria en de kwaliteitsvoorwaarden zal daarom jaarlijks mededeling gedaan moeten worden aan de gemeenteraad. Het gaat hier om een belangrijke inhoudelijke mededelingsplicht die kan worden meegenomen in bestaande jaarlijkse rapportages, in de op grond van afdelingen 13.2 en 13.3 van het Omgevingsbesluit op te stellen documenten.
Omgekeerd wil het evenmin zeggen dat, als de criteria en/of voorwaarden (nog) niet in alle relevante taken worden toegepast, dat de kwaliteit per definitie te wensen zal overlaten. In dit geval zal echter wel gemotiveerd moeten worden waarom de criteria en/of voorwaarden niet toegepast zijn of konden worden en hoe wel voor de gestelde kwaliteit wordt gezorgd. De kwaliteitscriteria en de kwaliteitsvoorwaarden zijn derhalve een cruciaal richtsnoer waarvoor, op grond van het vijfde lid geldt: pas toe of leg uit, “comply or explain”.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening. Het is, gelet op de aard van de gestelde regels, niet nodig om deze verordening in overgangsrecht te voorzien.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl