Havenverordening haven- en industrieterrein Moerdijk

Geldend van 28-12-2023 t/m heden

Intitulé

Havenverordening haven- en industrieterrein Moerdijk

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 14 december 2023:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2023.

gelet op de artikelen 108 lid 1, 147 lid 1, 149 en 156, derde lid, van de Gemeentewet;

overwegende dat:

  • -

    het noodzakelijk is in deze Havenverordening haven- en industrieterrein Moerdijk regels met betrekking tot het goed havenbeheer te herzien in verband met nieuwe ontwikkelingen, zowel op nautisch, milieu hygiënisch als op technisch en ordeningsgebied;

  • -

    de Havenverordening haven- en industrieterrein Moerdijk dient ter bevordering van een goed havenbeheer, daaronder begrepen de ordening, de veiligheid en het milieu van de haven en de omgeving van de haven, en de kwaliteit van de dienstverlening in de haven;

BESLUIT

vast te stellen de :

HAVENVERORDENING HAVEN- EN INDUSTRIETERREIN MOERDIJK

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    ADN: Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren;

  • -

    bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken: een schriftelijke mededeling aan het scheepvaartverkeer waarmee aan dat verkeer wordt gegeven:

    • a.

      een inlichting over de toestand van een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg, of;

    • b.

      een inlichting, aanbeveling, gebod of verbod onderscheidenlijk opheffing van een gebod of verbod voor het verkeersgedrag op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg;

  • -

    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

  • -

    binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in het ADN in ladingtanks;

  • -

    boeienspan: ligplaats met het kenmerk dat het schip vanaf het voor- of achterschip op of tussen een of meer daarvoor bestemde boeien of palen kan afmeren, waarbij het schip gemeerd ligt zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen;

  • -

    bootliedenorganisatie: een organisatie van bootlieden die activiteiten verricht ter waarborging van de vakbekwaamheid van bootlieden en zorgdraagt voor het vereiste materieel of een bedrijf waar bootlieden werkzaam zijn;

  • -

    bootman: degene die in de uitoefening van zijn beroep een zeeschip vast- of losmaakt;

  • -

    brandbare vloeistof: vloeistof waarvan brandbaarheid de enige gevaarlijke eigenschap is;

  • -

    bunkeren: het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen of voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    bunkerschip: schip gebruikt voor het bunkeren;

  • -

    bunkervergunning: vergunning voor het leveren of debunkeren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • -

    combinatietankschip: zeeschip, ingericht om afwisselend onverpakte vloeibare lading of droge lading te kunnen vervoeren;

  • -

    controlelijst: lijst die wordt gebruikt ter controle van de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen, bunkeren, debunkeren of het aan boord brengen van hulpstoffen;

  • -

    communicatievaren: het tegen vergoeding vervoeren van personen van en naar zeeschepen;

  • -

    damp: de atmosfeer die boven een vloeibare stof aanwezig is als gevolg van een bepaalde druk van die vloeibare stof;

  • -

    dampretourleiding: dampdrukvereffeningssysteem tussen de bij de directe overslag betrokken ladingtanks waardoor de overslag emissieloos plaatsvindt;

  • -

    debunkeren: het terugleveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij de volgende vormen van dienstverlening aan schepen, die verband houden met:

    • a.

      het repareren of reinigen;

    • b.

      het schoonmaken, zowel open, gesloten of anderszins;

    • c.

      het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen;

    • d.

      het inzamelen van scheepsafvalstoffen, of;

    • e.

      het inspecteren van de scheepshuid;

  • -

    exploitant: eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • -

    exploitant van een boeienspan of een palenligplaats: eigenaar, beheerder of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van een boeienspan of een palenligplaats;

  • -

    gasdeskundige: deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid ‘Gasdeskundige’ als bedoeld in artikel 3.5h, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

  • -

    gesloten schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat tijdens de handeling geen emissie naar de atmosfeer plaatsvindt, waaronder ook het gebruik maken van een ontgasvoorziening;

  • -

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling (kunnen) opleveren, zoals vermeld in:

    • a.

      de IBC Code;

    • b.

      de IGC Code;

    • c.

      de IMDG Code;

    • d.

      de IMSBC Code, of;

    • e.

      het ADN;

  • -

    haven: de in open verbinding met het Hollandsch Diep staande wateren binnen het havengebied, die voor de scheepvaart openstaan, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1;

  • -

    havenmeester: havenmeester als bedoeld in artikel 2.1;

  • -

    hulpbedrijf: machines, apparaten of installaties op een schip die de voortstuwing ondersteunen of de energievoorziening verzorgen;

  • -

    hulpstoffen: stoffen, die aan boord van een schip nodig zijn voor de werking van de aandrijving of het hulpbedrijf;

  • -

    IBC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van de IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Dangerous Chemicals in Bulk van de IMO;

  • -

    IGC Code: International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de IMO of Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van de IMO;

  • -

    IMDG Code: International Maritime Dangerous Goods Code;

  • -

    IMO: Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties;

  • -

    IMSBC Code: International Maritime Solid Bulk Cargoes Code;

  • -

    inerte atmosfeer: een atmosfeer in een ladingtank of sloptank waarin het zuurstofgehalte is verminderd tot ten hoogste 8 volume procent door het toevoegen van een inert gas onder positieve druk;

  • -

    infrastructuur: het geheel van plaatsgebonden, duurzame investeringsgoederen voor het verkeer of vervoer van:

    • a.

      personen en vracht, zoals water, wegen, bruggen, tunnels, kades, sluizen en zeehavens;

    • b.

      bovengrondse masten en kabels voor elektriciteit en telecommunicatie, of;

    • c.

      ondergrondse (of onderzeese) pijpleidingen voor water, gas en olie, rioleringen, kabels voor telecommunicatie, e.d.;

  • -

    ISGINTT: International Safety Guide for Inland Navigation Tank-barges and Terminals;

  • -

    ISGOTT: International Safety Guide for Oiltankers and Terminals;

  • -

    kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

  • -

    kwetsbare objecten: zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen of locaties als bedoeld in bijlage VI van het (ontwerp) Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • -

    ladingresiduen: de restanten van lading die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restante die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;

  • -

    ligplaats: een gelegenheid voor schepen om te liggen;

  • -

    loods: degene die bij of krachtens de wet bevoegd is verklaard om als loods op te treden;

  • -

    MARPOL: International Convention for the Prevention of Pollution from Ships

  • -

    oliehaven: gebied ingericht voor de afhandeling van een tankschip met gevaarlijke stoffen;

  • -

    ontgast vaartuig: een vaartuig waarvoor door een gasdeskundíge een certificaat is afgegeven, inhoudende dat het vaartuig veilig is voor mensen en voor vuur;

  • -

    ontgasvoorziening: vaste of mobiele voorziening, anders dan een dampretourleiding, om dampen van lading te ontvangen tijdens het gasvrij of dampvrij maken van lege of geloste tanks en daarop aangesloten laad- en losleidingen of tijdens de overslag van gevaarlijke of schadelijke stoffen;

  • -

    ontsmetten: behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan;

  • -

    ontvangst van scheepsafvalstoffen: de ontvangst van scheepsafvalstoffen door een vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen als omschreven in Richtlijn 2019/883/EG van het Europees Parlement en de Raad, of zoals nadien gewijzigd of herzien;

  • -

    ontvangstvoorziening: voorziening voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen;

  • -

    open schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat een emissie naar de atmosfeer kan plaatsvinden;

  • -

    open vuur: vuur, vonkvorming en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;

  • -

    operationele ruimte: in lengte, breedte, diepte of hoogte begrensd gebied, waarbinnen schepen ligplaats kunnen nemen om hun activiteiten uit te oefenen;

  • -

    overslag: laden of lossen van lading in of uit een schip;

  • -

    palenligplaats: ligplaats waartegen een schip kan afmeren zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen;

  • -

    passagiersschip: een binnenschip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen buiten de bemanning ;

  • -

    plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een locatie, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;

  • -

    plantaardige of dierlijke oliën: oliën of vetten die gewonnen worden uit zaden of vruchten van planten of bomen of oliën en vetten van dierlijke oorsprong;

  • -

    pleziervaartuig: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • -

    schadelijke stoffen: stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen of worden genoemd;

  • -

    scheepsafvalstoffen: al het afval van het schip, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een zeeschip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het MARPOL-verdrag valt, eveneens passief opgevist afval;

  • -

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een duwbak, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • -

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;

  • -

    sloptank: tank aan boord van een schip, bestemd voor het houden van al dan niet met water vermengde ladingrestanten van schadelijke, brandbare of andere gevaarlijke vloeistoffen (slops);

  • -

    sleepboot: een schip dat sleepdienst verricht of assistentie verleent en hiertoe is bestemd;

  • -

    spudpaal: voorziening waarmee een schip zichzelf in de onderwaterbodem kan verankeren door middel van verticale meerpalen waarmee het schip zelf is uitgerust;

  • -

    StSTGP: Ship to Ship Transfer Guide for Petroleum, Chemicals and Liquefied Gases;

  • -

    tankschip: binnentankschip of zeetankschip;

  • -

    toestemming: vergunning, ontheffing, erkenning of vrijstelling;

  • -

    veiligheidscontour: veiligheidscontour als vastgesteld in het besluit tot vaststelling van de Veiligheidscontour Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk van gedeputeerde staten van Noord-Brabant en het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk van 12 mei 2020. Deze contour ligt rondom het Zeehaven- en industrieterrein Moerdijk en valt grotendeels samen met het plangebied van het bestemmingsplan Zeehaven- en industrieterrein Moerdijk dat op 18 januari 2018 door de gemeenteraad is vastgesteld.

  • -

    ventileren: het drogen van geopende ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze zijn schoongemaakt, waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen in het uitgeblazen mengsel op plaats van uittreding:

    • a.

      niet meer dan 10% van de onderste explosiegrens bedraagt, of;

    • b.

      zich onder de grenswaarde bevindt, als bedoeld in artikel 4.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voor stoffen als bedoeld in het ADN waarbij in kolom 18 van tabel C een giftigheidsmeter wordt vereist;

  • -

    vissen: het te water brengen, te water hebben, lichten of ophalen van vistuigen ten behoeve van de vissport alsmede het op enigerlei ander wijze pogen om vis, schaal- of schelpdieren uit het water te bemachtigen;

  • -

    vlampunt: de laagste temperatuur van een vloeistof, waarbij de damp daarvan met lucht een ontvlambaar mengsel vormt;

  • -

    vluchtige organische stoffen: organische verbinding van antropogene aard met uitzondering van methaan, die bij 293,15 K een dampspanning heeft van 1 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft;

  • -

    werkschip: elk schip dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de infrastructuur, uitgezonderd een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert;

  • -

    zeeschip: schip dat volgens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart op zee;

  • -

    zeetankschip: zeeschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in de IGC code in zijn ladingtanks.

Artikel 1.2 Waar gelden deze regels?

  • 1. Deze verordening is van toepassing in het havengebied (bijlage 1).

  • 2. Binnen het havengebied zijn naar rangschikking van toepassing:

    • a.

      de Havenverordening haven- en industrieterrein Moerdijk.

    • b.

      de Algemene Plaatselijke Verordening.

  • 3. Daar waar deze Havenverordening niets regelt, is zodoende de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Moerdijk van toepassing.

Artikel 1.3 Op wie is deze verordening van toepassing?

  • 1. De kapitein, schipper of chauffeur is in ieder geval verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2. Als een kapitein, schipper of chauffeur niet op het vaar-/ voertuig aanwezig is, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.4 Beslistermijn toestemming

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een toestemming binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan aan een toestemming, aanwijzing of maatregel voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming, aanwijzing of maatregel.

  • 2. Degene aan wie een toestemming, aanwijzing of maatregel is gegeven, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming

Het college kan de toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid, het efficiënt gebruik van de haven, het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede kwaliteit van de dienstverlening;

  • c.

    de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn, of;

  • e.

    de houder van de toestemming dit verzoekt.

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

  • 1. De toestemming geldt voor maximaal 5 jaar.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan door het college:

    • a.

      een erkenning voor onbepaalde duur worden verleend;

    • b.

      de vergunning als bedoeld in artikel 7.1 of artikel 7.5 voor een afwijkende maximale geldigheidsduur worden verleend.

Artikel 1.8 Verplichtingen aan boord houden van toestemmingen

  • 1. De toestemming of een (digitale) kopie daarvan, die op een schip betrekking heeft bevindt zich aan boord van het schip.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op een duwbak.

Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden

  • 1. Het college kan op verzoek ontheffing of vrijstelling verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.

  • 2. Het college gebruikt deze bevoegdheid slechts als:

    • a.

      daardoor het efficiënt gebruik van de haven, de veiligheid, het milieu in de haven of de omgeving van de haven niet worden geschaad, en;

    • b.

      de verzoeker aannemelijk maakt dat alle doelen als bedoeld onder a ten minste even goed worden gediend.

Artikel 1.10 Melding aan de havenmeester

Het doorgeven van een op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening verplicht gestelde melding, vindt plaats op een door de havenmeester aangegeven wijze of tijdstip, waarbij de havenmeester tevens de door te geven gegevens kan bepalen.

Paragraaf 2 Havenmeester

Artikel 2.1 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst de havenmeester aan.

Paragraaf 3 Ordening en gebruik van de haven

Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

  • 1. Het college kan verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en kan die verkeerstekens voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2. Een verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen moeten worden nageleefd.

  • 3. Wat in het eerste en tweede lid staat, is van overeenkomstige toepassing op een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

  • 1. Het college kan gebieden aanwijzen waar:

    • a.

      bepaalde categorieën van schepen zich wel of niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van een ligplaats, of;

    • b.

      bepaalde activiteiten wel of niet zijn toegestaan;

  • 2. Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.

  • 3. De aanwijzing van een ligplaats ontheft de kapitein of schipper van een vaartuig niet van de verplichting zich er van te overtuigen dat die ligplaats voor zijn vaartuig veilig is.

Artikel 3.3 Nemen van een ligplaats

Een schip mag alleen ligplaats nemen als dit gebeurt:

  • a.

    in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen die daar zijn aangebracht;

  • b.

    in overeenstemming met een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken, of;

  • c.

    op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een huurder, erfpachter of eigenaar, behalve als het college het nemen van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van het efficiënt gebruik van de haven, veiligheid of milieu.

Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren

Een schip wordt deugdelijk en veilig afgemeerd.

Artikel 3.5 Onvoldoende bemande vaartuigen

  • 1. Het is verboden een vaartuig dat niet deelneemt aan het economisch verkeer of dat niet is bemand of dat onvoldoende is bemand om het te kunnen verhalen, op een ligplaats te laten liggen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde is niet van toepassing indien het een vaartuig zonder bemanningsverblijf betreft, of indien het college een ontheffing heeft verleend.

  • 3. Het college kan voor bepaalde categorieën vaartuigen ligplaatsen en gedeelten van een haven aanwijzen, waar het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Aan de aanwijzing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 3.6 Verhalen van schepen

  • 1. Het college is bevoegd om een schip op kosten van de eigenaar, exploitant of de gebruiker, te verhalen naar een andere ligplaats indien dat in het belang van de orde en veiligheid noodzakelijk is.

  • 2. Van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt, behoudens in een spoedeisend geval en in het geval van een onbekende eigenaar, beheerder of gebruiker, geen gebruik gemaakt dan nadat het college de eigenaar, beheerder of gebruiker van het vaartuig schriftelijk heeft opgedragen om het vaartuig voor een in de opdracht vermeld tijdstip te verhalen naar een andere ligplaats en nadat is gebleken dat geen gevolg is gegeven aan de opdracht.

Artikel 3.7 Omhoog brengen van schepen

Een schip mag alleen met hulpmiddelen omhoog worden gebracht, als het schip zich bevindt in een gebied dat door het college hiervoor is aangewezen.

Artikel 3.8 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1. Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:

    • a.

      het aan de grond zit;

    • b.

      het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

    • c.

      de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren, of;

    • d.

      dit schade kan toebrengen aan de infrastructuur.

  • 2. Wat in het eerste lid, onder b, staat, geldt niet als het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

  • 3. Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.

  • 4. Wat in het derde lid staat, geldt niet als het schip:

    • a.

      afmeert of ontmeert;

    • b.

      een lengte van maximaal 35 meter heeft;

    • c.

      op grond van het vereiste geldige certificaat, als bedoeld in de Binnenvaartwet, met één bemanningslid mag varen, en;

    • d.

      één bemanningslid, zijnde de schipper, heeft, die als enige aan boord is.

Artikel 3.9 Gebruik van ankers en spudpalen

  • 1. Een anker of een spudpaal mag alleen worden gebruikt:

    • a.

      in door het college aangewezen gebieden, en;

    • b.

      in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen of met een besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken, of

    • c.

      als het gebruik geen schade toebrengt of schade kan toebrengen aan infrastructuur, in de onderwaterbodem aangebrachte ondergrondse infrastructuur of oever- of beschermingswerken.

  • 2. Als een anker of spudpaal in een situatie als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt gebruikt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

  • 3. Wat in het eerste lid staat, geldt niet voor een anker als deze wordt gebruikt door een zeeschip op advies van een loods:

    • a.

      bij het afmeren, of;

    • b.

      ter voorkoming van een aanvaring.

Artikel 3.10 Rechthebbenden

Alleen een eigenaar of huurder dan wel anderszins gemachtigde mogen een schip vasthouden, zich daarop bevinden of een schip losmaken.

Artikel 3.11 Melding bedrijfsstoring, gebrek, schade of aanvaring

Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, dan wel een aanvaring worden direct aan de havenmeester gemeld.

Artikel 3.12 Meldplicht zeeschepen

  • 1. De kapitein, de exploitant of de agent van een zeeschip dat op weg is van of naar een binnen de haven gelegen ligplaats, meldt aan de havenmeester gegevens omtrent:

    • a.

      de aankomst;

    • b.

      het vertrek;

    • c.

      het verhalen;

    • d.

      de positie van het schip;

    • e.

      de gegevens met betrekking tot de te gebruiken nautische dienstverleners en de scheepsagent;

    • f.

      de gegevens met betrekking tot het schip;

    • g.

      de daarmee vervoerde lading, en;

    • h.

      de uit te voeren reis.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart en het Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 3.13 Operationele ruimte ligplaatsen

  • 1. Het college kan voor een ligplaats de operationele ruimte aanwijzen.

  • 2. Het college kan aanvullende regels stellen met betrekking tot het nautisch gebruik van de operationele ruimte.

  • 3. De huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening van de ligplaats mag schepen alleen ligplaats laten nemen binnen de operationele ruimte.

  • 4. Bunker- of dienstverlenende schepen mogen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk buiten de operationele ruimte ligplaats innemen na een melding aan de havenmeester, tenzij het college in het besluit als bedoeld in het eerste lid anders heeft bepaald.

Artikel 3.14 Maatregelen onttrekking economisch verkeer

Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen dan wel het belang van een efficiënt beheer van de haven, aan een schip, als:

  • a.

    dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;

  • b.

    beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;

  • c.

    dat schip is opgelegd, of;

  • d.

    dat schip is onttrokken aan het nautische of economisch verkeer.

Artikel 3.15 Voorzieningen in de haven

Het is een ieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te plaatsen of aan te brengen, tenzij:

  • a.

    daardoor geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, of;

  • b.

    het betreft het plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen, en als zodanig in gebruik zijn, om een schip te laden en te lossen.

Artikel 3.16 Vast- en losmaken van zeeschepen

  • 1. De diensten van Bootman mogen alleen worden verricht door een bootman voor een zeeschip:

    • a.

      met een lengte van meer dan 75 meter; of

    • b.

      met een lengte van 75 meter of minder dat is gebouwd of wordt gebezigd voor het vervoer van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk, tenzij het schip leeg is en de tanks van die stoffen zijn gereinigd.

  • 2. Het eerste lid geldt niet als:

    • a.

      terstond als bootman wordt gehandeld door de bemanningsleden die, bij aankomst of vertrek van het schip op de betreffende ligplaats, aan boord zijn en de kapitein dit meldt aan de havenmeester;

    • b.

      wordt gehandeld door een bootman die aangesloten is bij een door het college erkende bootliedenorganisatie;

    • c.

      het zeeschip wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen;

    • d.

      de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding Bootman, onder verantwoordelijkheid van een bootman als bedoeld in onderdeel b; of

    • e.

      het marine- of visserijschepen betreft en de kapitein aan de havenmeester meldt dat van de dienst van een bootman geen gebruik wordt gemaakt.

Artikel 3.17 Erkenning bootliedenorganisatie

Het college kan bootliedenorganisaties erkennen.

Artikel 3.18 Eisen erkenning bootliedenorganisatie

Het college verleent een erkenning voor een bootliedenorganisatie, als deze:

  • a.

    voorzien is van een geldig ISO 9001 of daarmee vergelijkbaar certificaat;

  • b.

    beschikt over ten minste één continu bereikbaar meldpunt waar bootlieden kunnen worden besteld;

  • c.

    aantoont dat regelmatig overleg plaatsvindt met nautische dienstverleners in de haven omtrent de werkwijze en procedures bij meren en ontmeren;

  • d.

    aantoont dat, om de continuïteit van de adequate dienstverlening te waarborgen, wordt voldaan aan de mogelijkheid om in volcontinudienst, per uur, ten minste 3 zeeschepen afzonderlijk, in verschillende situaties wat afmeting, scheepstype en locatie betreft, te kunnen meren of ontmeren, met behulp van daartoe gekwalificeerd personeel;

  • e.

    haar diensten aanbiedt aan alle zeeschepen en op alle afmeerlocaties voor zeeschepen, en;

  • f.

    aan de bootlieden een legitimatiebewijs, fysiek of digitaal, wordt verstrekt dat is voorzien van een goedgelijkende pasfoto en dat ten minste vermeldt:

    • 1°.

      de naam, geboorteplaats en geboortedatum van de bootman;

    • 2°.

      de met goed gevolg behaalde opleiding Bootman, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, onder a, met vermelding van de datum van diplomaverstrekking; en

    • 3°.

      de naam van de bootliedenorganisatie waarbij de bootman is aangesloten.

Artikel 3.19 Beroep en verplichtingen bootman

  • 1. Het beroep van bootman wordt uitsluitend uitgeoefend door degene die:

    • a.

      de opleiding Bootman, als opgenomen in het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vastgesteld dossier, onder toekenning van de betreffende registratiecode CREBO, met goed gevolg heeft afgesloten, of;

    • b.

      in een andere lidstaat van de Europese Unie met goed gevolg een opleiding tot bootman heeft afgesloten die gelijkwaardig is aan de opleiding Bootman, mits diegene de Nederlandse taal voldoende machtig is; of

    • c.

      in de afgelopen zeven aansluitende kalenderjaren ten minste vier jaar ervaring heeft opgedaan als zelfstandig bevoegd bootman in een of meer havens binnen de Europese Unie, en degene:

      • 1°.

        in een haven die met de Moerdijkse havensituatie te vergelijken is;

      • 2°.

        de Nederlandse taal voldoende machtig is;

      • 3°.

        beschikt over een groot vaarbewijs of een daaraan gelijkwaardig buitenlands bewijs van vaarbekwaamheid als bedoeld in bijlage 7.1, onder 1.1, van de Binnenvaartregeling en een basiscertificaat marifonie of een daaraan gelijkwaardig buitenlands bewijs;

      • 4°.

        naar het oordeel van de erkende bootliedenorganisatie waar hij te werk gesteld wordt of werkzaam is, een gelijkwaardig niveau van kennis en vaardigheden zeker is gesteld, en;

      • 5°.

        is aangesloten bij een erkende bootliedenorganisatie als bedoeld in artikel 3.18.

  • 2. De bootman is tijdens de werkzaamheden voorzien van een geldig legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 3.18, onder f.

  • 3. De bootman toont het legitimatiebewijs, bedoeld in artikel 3.18, onder f, op verzoek van personen of bedrijven die van zijn diensten gebruik maken.

Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven

Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen

Het is verboden:

  • a.

    stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan, of;

  • b.

    in de haven aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.

Artikel 4.2 Verbod gebruik generator, hoofd- en hulpmotor

  • 1. Het college kan gebieden aanwijzen waarin het verboden is aan boord van een schip een generator of een hoofd- of hulpmotor te gebruiken.

  • 2. Het is toegestaan om direct voor het vertrek en direct na aankomst van een schip in een aangewezen gebied aan boord van een schip een generator of een hoofd- of hulpmotor in werking te hebben.

Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen

Het college kan als naar zijn oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van het efficiënt gebruik van de haven in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:

  • a.

    een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of;

  • b.

    mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.

Artikel 4.4 Veilige toegang

  • 1. Een afgemeerd schip beschikt over een veilige toegang.

  • 2. Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken indien:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen, of;

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden

  • 1. Een ieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, als:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan, of;

    • b.

      de werkzaamheden:

      • 1°.

        plaatsvinden binnen een periode van 7 x 24 uur na aanvang van de eerste werkzaamheden;

      • 2°.

        geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;

      • 3°.

        ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen, laad- en losinstallaties voor gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;

      • 4°.

        worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn, en;

      • 5°.

        geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken als het schip in een oliehaven ligt.

  • 2. Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:

    • a.

      een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven, of;

    • b.

      is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.

  • 3. Het is een ieder verboden om werkzaamheden uit te voeren aan boord van een schip aan een installatie die door het college aangewezen brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen bevat, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.

  • 4. Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op een locatie waar deze activiteiten mogen worden uitgevoerd.

  • 5. Van de werkzaamheden aan een zeeschip bedoeld in het eerste lid, onder b, en tweede lid wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.6 Ontsmetten

Het college kan ligplaatsen aanwijzen waar het is toegestaan met een schip ligplaats te nemen om het schip of de lading te ontsmetten.

Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet

  • 1. Een schip geladen met bulklading in vaste vorm, waarbij de lading is ontsmet, mag zich op een ligplaats bevinden, als:

    • a.

      tijdens en na het afmeren geen operationele handelingen worden uitgevoerd;

    • b.

      de ruimen en ventilatieopeningen van de ruimen gesloten zijn, en;

    • c.

      de nautische en operationele afwikkeling van het schip plaatsvindt overeenkomstig een door het college vastgesteld plan van aanpak.

  • 2. Een ieder die bij het plan betrokken is, is verplicht zich te houden aan het vastgestelde plan van aanpak.

Artikel 4.8 Vergunning ontvangst afval zeeschepen

Het is voor een ontvangstvoorziening verboden zonder vergunning van het college scheepsafvalstoffen van zeeschepen te ontvangen.

Artikel 4.9 Minimum eisen vergunning ontvangst afval zeeschepen

  • 1. Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunninghouder en de vergunning voor de ontvangst van scheepsafvalstoffen.

  • 2. Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om scheepsafvalstoffen in normale en veilige omstandigheden in ontvangst te nemen en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid om scheepsafvalstoffen in ontvangst te nemen voor alle gebruikers, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, of;

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening

  • 1. Het is verboden voor een mobiele ontgasvoorziening om zonder vergunning van het college dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen.

  • 2. Direct voorafgaand en direct na afloop van het gesloten schoonmaken van ladingtanks via een mobiele ontgasvoorziening wordt een melding gedaan aan de havenmeester, tenzij het schoonmaken plaatsvindt op een locatie waar deze activiteit is toegestaan.

Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

  • 1. Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitingsmogelijkheid voor een dampretourleiding;

    • b.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd mot worden;

    • c.

      een vloeistof als bedoeld in bijlage 2, of;

    • d.

      een vluchtige organische stof.

  • 2. Ladingtanks of sloptanks van een tankschjp, leeg van andere stoffen als bedoeld in het eerste lid, mogen open worden schoongemaakt op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 3. Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC-code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:

    • a.

      op een locatie waar deze schoonmaakactiviteiten zijn toegestaan, en;

    • b.

      deze locatie de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst neemt.

  • 4. Het ventileren van ladingtanks of sloptanks van een tankschip is alleen toegestaan op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 5. Wat in het tweede en vierde lid staat, geldt niet voor de stoffen die zijn genoemd in bijlage 2.

  • 6. Het college kan regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten bedrijven, indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 7. Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.12 Langszij liggen tijdens het open schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van zeetankschepen

Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of leeg daarvan zijn en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde:

  • a.

    één zeetankschip, of;

  • b.

    maximaal twee binnentankschepen, overeenkomstig het ADN gecertificeerd, liggen.

Artikel 4.13 Overslag tussen schepen en mobiele voorzieningen op de wal

  • 1. Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:

    • a.

      over te slaan;

    • b.

      als brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van artikel 7.1, tweede lid, of artikel 7.5, tweede lid, of;

    • c.

      als scheepsafvalstoffen in te zamelen;

    tenzij deze activiteit onderdeel uitmaakt van een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.

  • 2. In afwijking van wat in het eerste lid, onder c, staat, kan het college gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het inzamelen door een mobiele voorziening is toegestaan.

Paragraaf 5 Ligplaatsen met oliehavenregime

Artikel 5.1 Oliehavens

Het college kan ligplaatsen aanwijzen waar een oliehavenregime geldt.

Artikel 5.2 Toegelaten schepen op een ligplaats met een oliehavenregime

  • 1. Een schip mag zich alleen op een ligplaats in een oliehavenregime bevinden als:

    • a.

      het een tankschip is;

    • b.

      het schip van de infrastructuur gebruikt maakt, heeft gemaakt of zal maken tijdens, kort voor of kort na, het lossen, het laden, het schoonmaken van ladingtanks of sloptanks of om te bunkeren;

    • c.

      het een roei- of motorboot is die niet door een benzinemotor wordt voortbewogen en die tot de uitrusting van een schip als bedoeld in onderdeel a of b behoort, en:

      • 1°.

        gebruikt wordt voor het vervoeren van opvarenden naar en van een schip, of;

      • 2°.

        waarvan de werking van de motor, de davit of de vrije val-installatie wordt getest;

    • d.

      de aanwezigheid van dat schip in de haven in verband met de aankomst, het verblijf of het vertrek van een schip als bedoeld in onderdeel a of b, noodzakelijk is;

    • e.

      het schip werkzaam is voor een publiekrechtelijk lichaam of het schip van de havenbeheerder is;

    • f.

      het schip rechtstreeks en zonder onderbreking vaart naar of van infrastructuur buiten de oliehaven;

    • g.

      het een dienstverlenend schip is;

    • h.

      het een schip betreft dat baggerwerkzaamheden uitvoert;

    • i.

      het een werkschip is;

    • j.

      het een bunkerschip is, of;

    • k.

      het een schip betreft betrokken bij het communicatievaren.

  • 2. Het is verboden zich met een pleziervaartuig of passagiersschip op een ligplaats te bevinden waar een oliehavenregime geldt.

Artikel 5.3 Verbod open vuur, roken en vonkvorming

  • 1. Het is een ieder verboden om op een ligplaats waar een oliehavenregime geldt of aan boord van een zich aldaar bevindend schip:

    • a.

      open vuur te gebruiken;

    • b.

      in de buitenlucht te roken;

    • c.

      in het schip te roken, tenzij dit plaatsvindt in een ruimte die niet rechtstreeks van buiten toegankelijk is, gesloten is, dan wel deze ruimte (woning of dienstruimte) voldoet aan nationale of internationale wetgeving, of;

    • d.

      activiteiten te ondernemen waardoor vonkvorming naar de buitenlucht optreedt of kan optreden.

  • 2. Het is verboden om zich met een schip op een ligplaats waar een oliehavenregime geldt te bevinden met een vonkende uitlaatgassenleiding van een verbrandingsmotor.

Artikel 5.4 Tankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1. Tankschepen waarvan de lading- of sloptanks gevaarlijke stoffen of residuen daarvan bevatten mogen zich alleen op een ligplaats bevinden waar een oliehavenregime geldt.

  • 2. Tankschepen mogen zich ook op ligplaatsen bevinden die niet onder een oliehavenregime vallen, als de lading- of sloptanks:

    • a.

      alleen gevaarlijke stoffen met een uitsluitend brandbare eigenschap of residuen daarvan bevatten:

      • 1°.

        met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger;

      • 2°.

        een inerte atmosfeer bevatten;

      • 3°.

        maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat en gesloten blijven; of

    • b.

      alleen kaliumhydroxide, natriumhydroxide, fosforzuur, schadelijke stoffen die geen gevaarlijke stoffen zijn of residuen daarvan bevatten of leeg zijn.

Artikel 5.5 Binnentankschepen met gevaarlijke stoffen

In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een binnentankschip zich ook op een ligplaats bevinden dat niet onder een oliehavenregime valt:

  • a.

    als kortstondig ligplaats wordt genomen:

    • 1°.

      op een aangewezen autoafzetplaats om een auto onmiddellijk af te zetten of aan boord te nemen;

    • 2°.

      op een locatie waar brandstof ingenomen wordt en dit is toegestaan;

    • 3°.

      bij een aangewezen plaats voor het onmiddellijk innemen van drinkwater, of;

  • b.

    als het schip een ontvangstvoorziening is dat ter plaatse uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de ontvangst van scheepsafvalstoffen.

Artikel 5.6 Zeetankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1. Als een zeetankschip, als bedoeld in artikel 5.4, tweede lid onderdeel a, subonderdelen 2° en 3°, zich op een ligplaats bevindt waar geen oliehavenregime geldt:

    • a.

      wordt door een gasdeskundige het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ afgegeven;

    • b.

      blijven ladingtanks of sloptanks gesloten, en;

    • c.

      vinden er geen handelingen met gevaarlijke stoffen plaats.

  • 2. Wanneer dit zeetankschip zich bevindt op een ligplaats waar geen oliehavenregime geldt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

Artikel 5.7 Combinatietankschepen met gevaarlijke stoffen

  • 1. In afwijking van artikel 5.4, eerste lid, mag een combinatietankschip zich op een ligplaats bevinden dat niet onder een oliehavenregime valt als:

    • a.

      door een gasdeskundige het door de havenmeester vastgestelde formulier ‘verklaring gasdeskundige’ is afgegeven;

    • b.

      het geladen is of wordt met losgestorte bulklading in vaste vorm;

    • c.

      alle overige tanks, met uitzondering van bunkertanks, en ruimten vrij zijn van brandbare vloeistoffen of residuen daarvan met een vlampunt dat lager ligt of gelijk is aan 55 graden Celsius;

    • d.

      er geen handelingen plaatsvinden met gevaarlijke stoffen, en;

    • e.

      de tanks die niet direct aan laadruimen grenzen, en brandbare ladingresiduen bevatten een inerte atmosfeer hebben; of een atmosfeer maximaal 20% van de laagste explosiegrens brandbare dampen bevat.

  • 2. Wanneer een combinatietankschip zich bevindt op een ligplaats waar geen oliehavenregime geldt, wordt dit vooraf gemeld aan de havenmeester.

Artikel 5.8 Bouw- en uitrustingsvoorschriften dienstverlenend- of werkschip

Een dienstverlenend schip of een werkschip dat zich op een ligplaats bevindt waar een oliehavenregime geldt, heeft:

  • a.

    een scheepsromp die volledig uit onbrandbaar materiaal bestaat;

  • b.

    tijdens het verblijf op de ligplaats met een oliehavenregime een in werking zijnde marifooninstallatie, waarop voortdurend op het betreffende VHF havenkanaal wordt uitgeluisterd;

  • c.

    een elektrische installatie die voldoet aan minimaal de voorschriften overeenkomstig Atex zone 2 van Richtlijn 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999, dan wel zoals nadien gewijzigd;

  • d.

    indien aanwezig, een verblijfsruimte, stuurhuis, machinekamer of controleruimte die voldoende bescherming biedt tegen het binnendringen van gevaarlijke gassen en dampen;

  • e.

    indien aanwezig, een verwarming-, kook- of koeltoestel dat werkt op elektriciteit of een brandbare vloeistof met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger dan wel zijn deze toestellen uitgeschakeld, en;

  • f.

    een afgeschermde motor die niet als ontstekingsbron kan dienen

Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

Artikel 6.1 Overslag gevaarlijke stoffen op boeienspan of palenligplaats

  • 1. Het is verboden op een boeienspan of een palenligplaats gevaarlijke stoffen over te slaan, intern te verpompen, te verplaatsen of te mengen.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde verbod is niet van toepassing indien voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 6.2.

Artikel 6.2 Exploitatie van een boeienspan of een palenligplaats

Het is de exploitant van een boeienspan of een palenligplaats verboden op deze boeienspan of deze palenligplaats gevaarlijke stoffen over te slaan, over te laten slaan, te behandelen of te laten behandelen, tenzij:

  • a.

    als gevolg van deze overslag of die behandeling het plaatsgebonden risico op de veiligheidscontour, aantoonbaar, niet komt te liggen boven 10-6;

  • b.

    door de exploitant aantoonbaar is vastgesteld dat door deze overslag of die behandeling het plaatsgebonden risico op de veiligheidscontour niet komt te liggen boven 10-6 , en;

  • c.

    door de exploitant aan de schipper of kapitein van het schip dat de gevaarlijke stoffen overslaat of behandelt, is aangegeven:

    • 1°.

      de stof die mag worden overgeslagen of behandeld;

    • 2°.

      de hoeveelheid van die stof die maximaal mag worden overgeslagen of behandeld.

Artikel 6.3 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

  • 1. De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen een zeetankschip en een locatie waar de activiteit is toegestaan mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT overeenkomstig het bepaalde in de hiervoor bedoelde controlelijst door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.

  • 2. De overslag vindt plaats overeenkomstig de controlelijst.

Artikel 6.4 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk

  • 1. Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitingsmogelijkheid voor een dampretourleiding;

    • b.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;

    • c.

      een vloeistof als bedoeld in bijlage 2, of;

    • d.

      een vluchtige organische stof;

      wordt gebruik gemaakt van een:

      • 1°.

        tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of;

      • 2°.

        ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.

  • 2. Voor de overslag worden niet meer ladingleidingen gebruikt dan noodzakelijk. De vaste aansluitpunten voor ladingleidingen liggen op zo kort mogelijke afstand van elkaar.

  • 3. Bij de overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen wordt de vaste scheepsleiding gebruikt.

  • 4. Bij het lossen van vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, wordt de vaste scheepspomp gebruikt.

  • 5. Een schip dat vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, overslaat, mag aan beide zijden één schip afgemeerd hebben. Er mogen meer schepen aan één zijde afgemeerd liggen als het gaat om:

    • a.

      één enkel dienstverlenend schip, mits deze afgemeerd wordt buiten de ladingzones van het tankschip, of;

    • b.

      één enkel bunkerschip.

Artikel 6.5 Overslag van gas

Overslag van een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN tussen twee tankschepen onderling is verboden.

Artikel 6.6 Langszij afmeren bij overslag van gas

Het is verboden af te meren langszij een schip dat betrokken is bij de overslag van een gas zoals bedoeld in de IGC Code of het ADN.

Paragraaf 7 Bunkeren, debunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen

Artikel 7.1 Bunkeren

  • 1. Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen die door eenieder, alleen met een vergunning van het college, gebunkerd of gedebunkerd mogen worden.

  • 2. Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het:

    • a.

      verboden is te bunkeren of te debunkeren;

    • b.

      bunkeren of debunkeren is toegestaan, of;

    • c.

      bunkeren of debunkeren volgens het bepaalde in het eerste lid slechts voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen is toegestaan.

  • 3. Het college kan brandstoffen aanwijzen die niet gedebunkerd mogen worden.

  • 4. Een vergunning is niet nodig als het bunkeren of debunkeren plaatsvindt bij een locatie waar die activiteiten zijn toegestaan.

  • 5. Het college kan brandstoffen of energiebronnen die één of meerdere eigenschappen van een gevaarlijke stof bevatten aanwijzen, waarbij gelijktijdige activiteiten met het bunkeren of debunkeren van deze brandstoffen of energiebronnen zijn toegestaan.

Artikel 7.2 Minimumeisen aan een bunkervergunning

  • 1. Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunning en de vergunninghouder van de bunkervergunning.

  • 2. Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om het bunkeren in normale en veilige omstandigheden uit te voeren en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid van de vergunninghouder om te bunkeren of te debunkeren, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, en;

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 7.3 Invulling minimum eisen aan bunkervergunning

  • 1. Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overgelegd die zijn vermeld in een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het college kan bepalen dat voor bepaalde brandstoffen of energiebronnen voor de aanvraag voor de vergunning aanvullende gegevens worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de bunker- of debunkeractiviteiten die het bedrijf uitvoert.

  • 3. Aan de vergunning kunnen onder andere voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de locatie waar het bunkeren of debunkeren uitgevoerd mag worden en de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het bunkeren of debunkeren;

    • b.

      de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het bunkeren of debunkeren, alsmede het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig met het bunkeren of debunkeren plaatsvinden;

    • c.

      de nautische veiligheid;

    • d.

      de externe veiligheid;

    • e.

      het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het bunkeren of debunkeren, en;

    • f.

      De onderwerpen als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid.

Artikel 7.4 Regels schepen langszij bij bunkeren

Het college kan brandstoffen en energiebronnen aanwijzen waarbij beperkingen gelden aan het aantal, de locatie en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met deze brandstoffen of energiebronnen.

Artikel 7.5 Hulpstoffen

  • 1. Het college kan hulpstoffen aanwijzen die door eenieder, alleen met een vergunning van het college, van of aan boord van een schip mogen worden gebracht.

  • 2. Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar :

    • a.

      hulpstoffen niet van of aan boord van een schip worden gebracht;

    • b.

      hulpstoffen wel van of aan boord van een schip worden gebracht, of;

    • c.

      alleen bepaalde hulpstoffen van en aan boord van schepen mogen worden gebracht.

  • 3. Een vergunning is niet nodig als het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen plaatsvindt op een locatie waar de activiteiten zijn toegestaan.

Artikel 7.6 Eisen aan hulpstoffenvergunning

  • 1. Bij de vergunningaanvraag worden de gegevens overlegd die zijn vermeld in een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het college kan bepalen dat voor bepaalde hulpstoffen voor de aanvraag van de vergunning aanvullende gegevens moeten worden overgelegd. Deze aanvullende gegevens staan in verband met de voorschriften en beperkingen als bedoeld in het derde lid en kunnen verband houden met een audit die het college kan houden voor de activiteiten die het bedrijf uitvoert voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen.

  • 3. Aan de vergunning kunnen onder meer voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de veiligheidsafstanden die in acht moeten worden genomen tijdens het van of aan boord van schepen brengen van de hulpstoffen;

    • b.

      de operationele veiligheid en de procedures die zien op de uitvoering van het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen, alsmede het al dan niet toestaan van andere activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden met het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen;

    • c.

      de nautische veiligheid;

    • d.

      de externe veiligheid, en;

    • e.

      het doen van operationele meldingen die betrekking hebben op het van of aan boord van schepen brengen van hulpstoffen.

Artikel 7.7 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen

  • 1. Het college kan controlelijsten voor het bunkeren of het debunkeren of voor het van of aan boord brengen van hulpstoffen vaststellen.

  • 2. Het college kan brandstoffen, energiebronnen en hulpstoffen alsmede categorieën van schepen aanwijzen waarbij voor het bunkeren of het debunkeren hiervan- een controlelijst geldt.

  • 3. Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.

Artikel 7.8 Tekens

  • 1. Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen waarvoor tijdens het bunkeren of debunkeren een door het college te bepalen teken geldt.

  • 2. Het college kan voor elk van de aangewezen brandstoffen als bedoeld in het eerste lid een minimale passeerafstand voor schepen ten opzichte van de bunkeractiviteit vaststellen.

Artikel 7.9 Meldingen

Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen waarvoor meldingen moeten worden gedaan aan de havenmeester voorafgaand en bij beëindiging van het bunkeren, debunkeren of aan of van boord brengen van hulpstoffen:

  • a.

    door of namens de houder van de bunkervergunning, of;

  • b.

    indien er geen houder van de bunkervergunning is, het te bunkeren schip.

Paragraaf 8 Bepalingen landzijde, openbare wegen, kades en overige bepalingen

Artikel 8.1 Gebruik openbare kaden, terreinen en wegen

Het is verboden:

  • 1.

    De toegang tot de naast de kademuur en steigers gebouwde trappen te belemmeren anders dan voor het in,- of ontschepen van personen en/ of goederen, gedurende de tijd die voor deze in,- of ontscheping strikt noodzakelijk is;

  • 2.

    Buiten daarvoor aangewezen gebieden, voorwerpen of goederen, neer te leggen, te laten staan of op te slaan op kaden, meergelegenheden, trappen, openbare wegen en/of buiten een priva(a)t(e) perceel(-sgrens).

  • 3.

    Buiten daarvoor aangewezen gebieden, voertuigen, aanhangwagens en opleggers te parkeren op of aan alle openbare wegen binnen het haventerrein.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1, lid 2 en lid 3.

Artikel 8.2 Gevaarlijke stoffen op openbare kaden, terreinen en wegen

  • 1. Het is verboden gevaarlijke stoffen, al dan niet in verpakking op openbare kaden, terreinen en wegen te plaatsen.

  • 2. Het is verboden vervoerseenheden met gevaarlijke stoffen (geladen of lege en ongereinigd) op openbare kaden, terreinen en wegen te parkeren.

Artikel 8.3 Reinigen van kaden, terreinen en wegen

  • 1. lndien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen, dan wel bij andere werkzaamheden, de openbare kaden, terreinen of wegen worden verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht verplicht:

    • a.

      De kaden, terreinen of wegen terstond na de beëindiging van de werkzaamheden en bij werkzaamheden die langer dan een dag duren, elke dag na beëindiging van de werkzaamheden op die dag te reinigen of te doen reinigen.

    • b.

      lndien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadigingen van het wegdek, dan wel hinder voor de omgeving oplevert, de kaden, terreinen of wegen terstond na het ontstaan van de verontreiniging te reinigen of te doen reinigen.

  • 2. lndien de aan lid 1 verbonden verplichting binnen een door de havenmeester te stellen termijn niet wordt voldaan, kan de havenmeester op kosten van degene die de bedoelde verplichting niet is nagekomen, de nodige daartoe strekkende werkzaamheden laten verrichten ten laste van de veroorzaker.

Artikel 8.4 Gevaarlijke stoffen

  • 1. lndien ten gevolge van een ongeluk gevaarlijke gassen of dampen ontsnappen dan wel gevaarlijke vloeistoffen uitvloeien, is de veroorzaker van de verontreiniging verplicht de havenmeester hiervan onverwijld in kennis te stellen.

  • 2. In afwachting van eventueel nader door de havenmeester te nemen maatregelen dient door de veroorzaker al het mogelijke te worden gedaan om de gevolgen van dit ongeluk tot een minimum te beperken; het afvloeien van schadelijke en verontreinigde stoffen in de riolering of in de haven dient te worden voorkomen.

Artikel 8.5 In bewaring nemen van onbeheerde goederen

Indien op de openbare weg onbeheerde goederen hinder of gevaar veroorzaken, is het college bevoegd deze goederen voor risico en rekening van de eigenaar en/of de gebruiker in bewaring te nemen, dan wel zodanige maatregelen te treffen als hij geraden zal oordelen ter beteugeling van de hinder of het gevaar.

Artikel 8.6 Incidentmanagement

  • 1. Indien een voertuig of bijzonder transport het gebruik van de weg(en) binnen het beheersgebied, door welke oorzaak dan ook, niet meer op reguliere wijze kan voortzetten zonder gevaar of hinder voor andere gebruikers en/of op zodanige wijze dat een vlotte doorstroming van het verkeer in gevaar komt of kan komen, kan de havenmeester alle noodzakelijke maatregelen treffen die een adequate afhandeling van het incident bewerkstelligen.

  • 2. De veroorzaker van het incident, als bedoeld in het eerste lid, is voor de ontstane kosten als gevolg het nemen van de noodzakelijke maatregelen voor een adequate afhandeling van het incident, aansprakelijk.

  • 3. De havenmeester kan de gemaakte kosten, ontstaan als gevolg van het nemen van de noodzakelijke maatregelen voor een adequate afhandeling van het incident, direct aan veroorzaker in rekening brengen.

  • 4. De havenmeester heeft het recht om afgevoerde goederen, die als gevolg van het nemen van maatregelen voor een adequate afhandeling van het incident, zijn afgevoerd naar een door de havenmeester aangewezen plaats, onder zich te houden, totdat de kosten, als bedoeld in het tweede lid, volledig zijn voldaan.

Artikel 8.7 Duiken en dreggen

  • 1. Het is verboden:

    • a.

      in de haven recreatief te duiken of recreatief met enigerlei middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen;

    • b.

      in de haven bij wijze van beroep te duiken of met enigerlei middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid sub b gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 8.8 Vissen

  • 1. Het is verboden in het havengebied te vissen.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen

Artikel 8.9 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 8.10 Open vuur

Open vuur is verboden.

Paragraaf 9 Handhaving

Artikel 9.1 Verplichting om regels na te leven

De bij of krachtens deze verordening opgenomen regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften levert een strafbaar feit op.

Artikel 9.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 9.3 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      de havenmeester;

    • b.

      de ambtenaren belast met toezicht, vergunning en handhaving die als zodanig door of namens het college zijn aangesteld.

  • 2. Het college kan daarnaast andere personen belasten met het toezicht bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

Artikel 9.4 Binnentreden van woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Paragraaf 10 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10.1 Intrekking oude regelgeving

De volgende regeling wordt ingetrokken: Havenbeheersverordening Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk 2016;

Artikel 10.2 Overgangsrecht

  • 1. Toestemmingen, besluiten of erkenningen die zijn verleend bij of krachtens de in artikel 10.1 ingetrokken regeling en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als toestemmingen, besluiten of erkenningen bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om toestemming, besluit of erkenning op grond van de in artikel 10.1 ingetrokken regeling is ingediend waarop nog niet is beslist wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om toestemming, besluit of erkenning krachtens de in artikel 10.1 ingetrokken regeling wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 10.3 Inwerkingtreding

Deze verordening wordt gepubliceerd in het gemeenteblad en treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 10.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: HAVENVERORDENING HAVEN- EN INDUSTRIETERREIN MOERDIJK.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2023.

De Griffier,

H.M. Vonk-Schenkel

De Voorzitter,

A.J. Moerkerke

Bijlage 1 Havengebied van het complex haven- en industrieterrein Moerdijk

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2

De in artikel 4.11 en artikel 6.4 van de Havenverordening bedoelde stoffen zijn:

Stofnaam

V.N.-nummer

- benzeen

1114

- benzeenhoudende mengsels

meerdere V.N.- nummers

met meer dan 10% benzeen

Mogelijk

- ethylacrylaat

1917

- formaldehyde oplossing

1198 of 2209

- iso-butylacrylaat

2527

- iso-butyraldehyde

2045

- iso-propylamine

1221

- methylacrylaat

1919

- n-butylacrylaat

2348

- n-butyraldehyde

1129

- propyleenoxide

1280

- styreen

2055

- terpentijn

1299