Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR710641
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR710641/1
Richtlijnen gemeente Maashorst (niet geharmoniseerd)
Geldend van 28-12-2023 t/m heden
Intitulé
Richtlijnen gemeente Maashorst (niet geharmoniseerd)
Richtlijn (Nummer en naam) |
Richtlijn inhoud (voormalige gemeente Uden of Landerd) |
Opmerkingen |
Richtlijn B002 - Eerste termijn inleveren gegevens bij aanvraag. |
De belanghebbende wordt verzocht om binnen 5 werkdagen na de datum van melden het (volledig) ingevulde en ondertekende inlichtingenformulier alsmede de gevraagde bewijsstukken bij de gemeente in te leveren. |
|
Richtlijn B003 - Ingangsdatum bijstand na afgewezen WW-aanvraag. |
Indien belanghebbende als gevolg van een afgewezen WW-aanvraag alsnog een beroep moet doen op de Pw (causaliteit) en hiertoe een aanvraag indient, wordt de bijstand in dat geval in beginsel, mits de aanvrager geen verwijt kan worden gemaakt, toegekend per datum van de WW-aanvraag. Ook als het UWV voorschotten heeft verstrekt (en deze als gevolg van de afwijzing terugvordert) heeft aanvrager feitelijk in de kosten van levensonderhoud kunnen voorzien. Toch wordt in die gevallen volgens een afspraak in Divosa-verband bijstand verleend vanaf de datum van de WW-aanvraag. |
|
Richtlijn B004 - Afhandeling ingetrokken aanvragen. |
Het intrekken van een aanvraag moet door de belanghebbende altijd schriftelijk worden bevestigd. Verder geldt dat het intrekken van een aanvraag altijd door of namens het college wordt bevestigd met een beschikking dat de aanvraag als gevolg van de intrekking buiten behandeling wordt gesteld. |
|
Richtlijn B005 - Categorieën aanvragen bij UWV i.p.v. college. |
Er wordt niet afgeweken van artikel 41 lid 2 Pw. |
|
Richtlijn B013 - Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde. |
Wettelijk kader Op grond van artikel 13 lid 1 onder a Pw is er geen recht op bijstand bij verblijf in detentie. Er wordt dan ook geen bijzondere bijstand verstrekt voor het aanhouden van de woning tijdens detentie. Eventueel met hulp van de reclassering, zal de gedetineerde zelf zorg moeten dragen voor het (kunnen) aanhouden van de woning door tijdige reservering voor deze kosten, het afsluiten van een lening of het tijdelijk (onder)verhuren van de woning. Zeer bijzondere omstandigheden / dringende redenen Alleen in acute noodsituaties is het mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor de doorbetaling van de vaste lasten. Dit is alleen mogelijk indien betrokkene voldoende aan kan tonen dat er zeer dringende omstandigheden zijn en dat de bovengenoemde oplossingen voor het probleem niet tot de mogelijkheden behoren. In dergelijke uitzonderlijke situaties wordt de bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 lid 2 onder b Pw. Het uitgangspunt hierbij is dat een detentie aan betrokkene te verwijten valt en daarmee een vorm is van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid. Indien er bijzondere bijstand voor deze kosten wordt toegekend, geldt dit alleen voor de kosten van de huur en eventueel het vastrecht van nutsvoorzieningen (gas, water elektriciteit). De duur van de detentie (en daarbij de bijzondere bijstand) mag maximaal 6 maanden bedragen. Indien de periode van detentie langer is, dan is bijzondere bijstand per definitie niet mogelijk. |
|
Richtlijn B028 - Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling. |
Gestorte bedragen voor een begrafenis worden buiten beschouwing gelaten tot de bedragen van een sobere doch gebruikelijke uitvaart (zie Uitvaartkosten). Als voorwaarde geldt dat het gestorte bedrag slechts opneembaar is na het overlijden (artikel 31 lid 1 Pw). Dit kan bij de bankinstelling geregeld worden. Als er reeds een verzekering is afgesloten, dient het verzekerde bedrag in mindering te worden gebracht. |
|
Richtlijn B031 - Betekenis "onverwijld uit eigen beweging" in artikel 17 lid 1 Participatiewet. |
Het college verstaat onder 'onverwijld uit eigen beweging', dat belanghebbende de bedoelde inlichtingen in ieder geval binnen één week middels het mutatieformulier meldt; gerekend vanaf het moment waarop het te melden feit:
|
|
Richtlijn B033 - Periode over te leggen bankafschriften. |
Bij aanvraag en heronderzoek is de belanghebbende verplicht van alle bank-, giro-, krediet-, creditcard-, spaar- en effectenrekeningen (van alle gezinsleden) alle afschriften te overleggen die betrekking hebben op de periode van 3 maanden voorafgaande aan de datum van de aanvraag of het heronderzoek. Bij gerichte individuele fraudeonderzoeken kan deze periode worden verlengd. |
|
Richtlijn B039 - Beleidsregels huisbezoek. |
Het huisbezoek moet een beter beeld opleveren over met name de woon- en leefsituatie van belanghebbende in relatie tot de uitkering. Het huisbezoek is een belangrijk verificatie-instrument. Als uitgangspunt zal in de volgende situaties een huisbezoek worden afgelegd.
De laatstgenoemde verificatie vindt in beginsel altijd plaats en wel middels een onaangekondigd huisbezoek. In het geval het huisbezoek plaatsvindt in het kader van een fraudeonderzoek, dan is het gebruikelijk dat het huisbezoek afgelegd wordt door de consulent/medewerker controle en een (of twee) sociaal rechercheur(s). Deze laatste maakt vervolgens een rapportage waarin de bevindingen worden beschreven.
(On)aangekondigd huisbezoek Een huisbezoek wordt als uitgangspunt niet aangekondigd. Ook kan in het kader van een bijzonder onderzoek (repressieve controle) een onaangekondigd huisbezoek plaatsvinden. Bij een huisbezoek dient de consulent (en de medewerker controle) zich altijd te legitimeren. Overigens heeft belanghebbende het recht om het huisbezoek te weigeren. Indien hierdoor het recht op bijstand niet of niet meer kan worden vastgesteld, leidt dit er toe dat de bijstand moet wordt beëindigd. Belanghebbende wordt dit, bij weigering van een huisbezoek, ook medegedeeld. |
|
Richtlijn B042 - Uitleg budgetteringsplicht artikel 57 Participatiewet. |
Het college legt een budgetteringsplicht op, indien er bij belanghebbende sprake is van schulden waardoor de betaling van de maandelijkse vaste lasten in het gedrang kan komen. In geval van bijzondere bijstand wordt in geval van een negatief saldo op de lopende rekening van belanghebbende, ten aanzien van betreffende bijzondere bijstand een budgetteringsplicht opgelegd. Indien aan belanghebbende een budgetteringsplicht is opgelegd op grond van artikel 57 onder a Pw wordt hem tezamen met deze beschikking een machtigingsformulier gezonden. Zodra het machtigingsformulier ondertekend is teruggezonden, gaat het college over tot rechtstreekse betaling van de maandelijkse huur- en energierekeningen van de belanghebbende aan de desbetreffende schuldeisers door middel van inhoudingen op de uitkering. |
|
Richtlijn B060 - Bijstand voor gemis aan ALO-kop. |
Er is geen beleid gemaakt voor de verstrekking van bijstand bij het vervallen van de alleenstaande ouderkop. In beginsel vullen wij niet aan. Vanaf 1 januari 2015 geldt: de hoogte van de norm bij co-ouderschap is gelijk aan de norm voor een alleenstaande. Het niet ontvangen van de alleenstaande-ouderkop van de belastingdienst maakt niet dat co-ouders onder het overgangsrecht voor alleenstaand ouders vallen. Het niet ontvangen van de Alleenstaande ouderkop is namelijk niet het gevolg van het hebben van een toeslagpartner Alleen volledige alleenstaande ouders kunnen in aanmerking komen voor de inkomstenvrijlating ex artikel 31 lid 2 onderdeel r Participatiewet. Bij een co-ouderschap zijn de zorgtaken verdeeld en daarom is er geen sprake van volledige zorg hebben voor 1 of meerdere kinderen onder de 12 jaar. Dus geen inkomstenvrijlating ex artikel 31 lid 2 onderdeel r Participatiewet voor de co-ouder. Aandachtspunten De volgende aandachtspunten zijn bij bijstandsverlening in geval van co-ouderschap van belang.
|
De voormalige gemeente Uden heeft geen beleid over de ALO-kop geformuleerd. Daarom wordt hier gekozen voor het beleid van de voormalige gemeente Landerd. |
Richtlijn B084 - Baby-uitzet. |
De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is bijzondere bijstand (in de vorm van een geldlening) mogelijk. De bijstand wordt in deze situatie afgestemd op de specifieke behoefte van de aanvrager. |
|
Richtlijn B097 - Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders. |
Om in een aantal gevallen de daling in het inkomen enigszins op te vangen, wordt een toeslag bijzondere bijstand verleend aan een voormalig alleenstaande ouder die een gezamenlijk huishouding voert met zijn voormalig ten laste komende kind. Zolang de som van de inkomens van de alleenstaande en het kind lager is dan de norm voor een echtpaar ontvangt de alleenstaande periodieke bijzondere bijstand ter grootte van het verschil. Als het kind een inkomen heeft uit studiefinanciering wordt dit inkomen vastgesteld op het bedrag voor een thuisinwonende studerende als bedoeld in artikel 33 lid 2 van de Pw. De bijzondere bijstand bedraagt maximaal het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder en de norm voor een alleenstaande. De toeslag moet beëindigd worden:
|
|
Richtlijn B102 – Verhuiskosten. |
Omschrijving kosten Kosten in verband met verhuizing bijvoorbeeld de kosten in verband met het transport van de inboedel en kosten van stoffering, verf en behang. Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als en voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Pw; zie Voorliggende voorzieningen). Denk in dit geval aan:
Recht op bijzondere bijstand De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (zie CRvB 20-04-1999, nr. 97/6694 ABW). Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien:
Wel geld in bovenstaande voorbeelden het principe dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden wanneer de verhuizing ruim van te voren had kunnen worden voorzien en er hierdoor ruimte is geweest om voor de kosten te reserveren. Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan:
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de eventueel aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in Hoogte en vorm van de bijstand, in mindering gebracht. Vorm waarin de bijstand wordt verstrekt De bijstand wordt om niet verstrekt. Aan de bijstand te verbinden verplichtingen Aan belanghebbende worden de volgend verplichtingen opgelegd:
|
|
Richtlijn B108 - gevallen waarin bij leenbijstand zekerheden als pand of hypotheek worden verlangd. |
Het college verleent bijstand als geldlening onder verband van pand of hypotheek als de door belanghebbende of zijn gezin bewoonde eigen woning met bijbehorend erf een waarde heeft van meer dan € 64.100,- (het bedrag genoemd in artikel 34 lid 2 onder d Pw, bedrag geldt per 1-1-2023) en er (naar verwachting) meer bijstand verleend wordt op jaarbasis dan het wettelijk netto minimumloon op maandbasis. Daarbij worden voor de berekening van de waarde van de woning de daarop rustende schulden en de kosten van de pand- of hypotheekvestiging in mindering gebracht. Hypotheek wordt gevestigd op registergoederen (huizen en geregistreerde woonschepen) Pandrecht wordt gevestigd op niet-registergoederen (woonwagens en niet-geregistreerde woonschepen) |
|
Richtlijn B109 - Looptijd leenbijstand. |
De aflossing van een geldlening wordt in beginsel bepaald op 5% van de geldende bijstandsnorm + 50% van de ruimte in het inkomen boven de bijstandsnorm. Hierbij rekening houden met niet-gesubsidieerde woonkosten en voor eigen rekening blijvende bijzondere uitgaven. Nadat 3 jaar conform het vastgestelde aflossingsbedrag is terugbetaald wordt het (eventuele) restant van de leenbijstand omgezet in bijstand om niet. Van de algemene aflossingsregeling kan, zowel qua hoogte als qua duur, worden afgeweken als de geldlening is verstrekt, omdat de klant een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond. |
|
Richtlijn B111 - Matiging en opschorting aflossing leenbijstand. |
Wijziging aflossingsbedrag In beginsel wordt een eenmaal vastgesteld aflossingsbedrag en duur daarvan niet meer gewijzigd. Op verzoek van belanghebbende en na gebleken bijzondere omstandigheden kan een vastgesteld aflossingsbedrag lager worden vastgesteld, als de lening op die wijze uiterlijk binnen 36 maanden kan worden afgelost. |
|
Richtlijn B112 - Aanpassing aflossing leenbijstand. |
In beginsel wordt een vastgesteld aflossingsbedrag niet meer gewijzigd. Een tussentijdse aanpassing van het aflossingsbedrag is wel mogelijk indien de belanghebbende daar zelf om verzoekt naar aanleiding van een verandering van persoonlijke en financiële omstandigheden zoals wijziging van inkomsten, gezinssamenstelling, etc. |
|
Richtlijn B113 - Rente over leenbijstand. |
Over als een geldlening verstrekte bijstand wordt - mits wettelijk voorgeschreven - geen rente in rekening gebracht. |
|
Richtlijn B114 - Gevallen waarin bijstand in natura wordt verstrekt. |
Er wordt geen bijstand in natura verstrekt. Wel vindt zo nodig budgetbeheer plaats. |
|
Richtlijn B116 - Verstrekken voorschotten tijdens aanvraag. |
Termijn 4 weken Op grond van het huidige artikel 52 Pw is de gemeente verplicht om, binnen 4 weken na de datum van de formele aanvraag, een voorschot te beoordelen. Let op: Het betreft hier de datum waarop de aanvraag is ingediend, niet de waarschijnlijke startdatum van de uitkering. Zowel bij een positief als een negatief besluit dient de klant hiervan schriftelijk op de hoogte te worden gesteld. Het voorschot op grond van artikel 52 Pw wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening en vooraf bij beschikking toegekend (of afgewezen). In de beschikking wordt vermeld: de hoogte van het voorschot, de periode waarop het voorschot betrekking heeft en de voorwaarden. Wanneer de klant gegevens, die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van het recht op bijstand, niet tijdig overlegd, wordt het voorschot afgewezen. Wanneer de gegevens later alsnog compleet worden aangeleverd, wordt opnieuw een voorschot beoordeeld. Het betreft hier een verplichting die voortvloeit uit de wet waarin geen ruimte is voor een beoordeling van de consulent. Of betrokkene wel of niet over middelen kan beschikken is niet van belang voor de beoordeling van dit verplichte voorschot. Na toekenning van het voorschot dient uiterlijk 4 weken later opnieuw een beoordeling voor een voorschoot plaats te vinden. Na toekenning van de uitkering (vanaf het moment dat het besluit is genomen) is er geen verplichting/mogelijkheid meer tot het verlenen van een voorschot op grond van artikel 52 Pw. Bij geen middelen Indien een betrokkene (ruim voor de 4 weken termijn is verstreken) verzoekt om een voorschot, kan er in individuele gevallen toch een voorschot worden verstrekt. Er dient in deze gevallen wel een toets plaats te vinden op de op dat moment aanwezige middelen van betrokkene. Een dergelijk voorschot is ook alleen bedoeld voor de kosten van eerste levensbehoefte (voedsel) en niet voor vaste lasten. Deze incidentele voorschotten dienen op het reguliere voorschot na 4 weken in mindering te worden gebracht. Dit voorschot kan in beginsel ook nooit hoger zijn dan het tot dan toe opgebouwde recht op uitkering. Ook dient aannemelijk te zijn dat er recht is op bijstand. |
|
Richtlijn B117 - Hoogte en duur voorschotten tijdens aanvraag. |
Het voorschot bedraagt 90% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag), hierbij rekening houdende met de inkomsten die betrokkene naast de uitkering heeft. Voorschotten bijzondere bijstand worden tot een absoluut minimum beperkt, maar indien er geen ander mogelijkheid is wordt dit voorschot (op basis van een nota) uitbetaald aan de leverancier. Hiervoor is een machtiging van de klant noodzakelijk. De werkwijze bij inrichtingskrediet vormt de uitzondering op deze regel. Zie hiervoor het betreffende hoofdstuk en het daarover beschreven gemeentelijke beleid in Schulinck. |
|
Richtlijn B118 - Verrekening van bij aanvraag verstrekte voorschotten. |
Het verstrekte voorschot als genoemd in art. 52 Pw, wordt bij toekenning verrekenen met de toegekende bijstand over de desbetreffende periode. Ingeval belanghebbende hierdoor in ernstige financiële problemen zou geraken, kan het college met belanghebbende een gespreide terugbetaling van het voorschot overeenkomen of, indien er ook aansluitend deze periode recht op bijstand bestaat, het betalingsmoment (van een deel) van de uitkering tijdelijk aanpassen. |
|
Richtlijn B140 - Verkoop of vererving van woning ingeval van leenbijstand. |
Bij verkoop of vererving van de woning moeten het restant van de hoofdsom alsmede de eventueel bijgeschreven rentevorderingen in één keer worden terugbetaald. Dit geldt ook wanneer de verkoop geschiedt in het kader van een om dringende redenen noodzakelijke verhuizing. Wanneer de woning wordt verkocht wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard of wegens werkaanvaarding elders kan tot maximaal het (in het kader van de verkoop verplicht) afgeloste deel een nieuwe lening (onder verband van hypotheek) worden verstrekt. De hypotheek kan dan als het ware worden meegenomen naar de nieuwe woning. Voorwaarde hiervoor is dat de belanghebbende het na afrekening vrijgekomen vermogen (inclusief het vrijgekomen bescheiden vermogen en de extra vrijlatingen) volledig inzet voor de aankoop van de nieuwe woning. Bij verkoop van de woning tegen de waarde in het economisch verkeer komt, indien de opbrengst daartoe toereikend is, aan de belanghebbende in ieder geval een bedrag toe ter hoogte van het bescheiden vermogen dat bij de vaststelling van de krediethypotheek op de waarde van de woning in mindering is gebracht. Indien bij verkoop van de woning tegen de marktwaarde het voor afrekening beschikbare bedrag (dus na aftrek van het bescheiden vermogen) lager is dan de resterende vordering, wordt het verschil kwijtgescholden. |
|
Richtlijn B141 - Herleving geldlening i.v.m. eigen woning na onderbreking bijstand. |
Wanneer binnen twee jaar na beëindiging van de bijstand die is verleend in de vorm van een geldlening in verband met vermogen gebonden in de woning opnieuw recht op bijstand bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatste geldlening. De geldlening herleeft als het ware. Een reeds afgelost deel kan dan opnieuw als lening verstrekt worden. Voor de toepassing van bovenstaande is het moment bepalend waarop de bijstand in de vorm van een geldlening (artikel 50 lid 2 Pw) eindigt. Dit kan een moment zijn waarop er in het geheel geen recht meer bestaat op bijstand (bijvoorbeeld wegens werkaanvaarding of de ontvangst van vermogen), maar ook het moment waarop de bijstand in de vorm van de geldlening wordt omgezet in bijstand om niet, omdat het plafond van de geldlening bereikt is. Duurt de onderbreking van de bijstand in de vorm van een geldlening langer dan twee jaar dan zal opnieuw de hoogte van de geldlening vastgesteld moeten worden. Daarbij moet de woning opnieuw worden getaxeerd en mag niet worden uitgegaan van de waarde van de woning in verband met een vorige periode van bijstandsverlening in de vorm van een geldlening. Voorbeeld: Kees ontvangt sinds 01-01-2004 bijstand in de vorm van een geldlening. Op 01-07-2005 wordt deze bijstand omgezet in bijstand om niet wegens het bereiken van het plafond van de geldlening. Op 01-11-2006 eindigt het recht op bijstand van Kees wegens werkaanvaarding. Kees wordt per 01-02-2008 ontslagen en vraagt opnieuw bijstand aan. Het college moet nu opnieuw onderzoek doen naar de mogelijkheid tot het verstrekken van een geldlening. De oude lening herleeft niet. Deze was immers reeds per 01-07-2005 beëindigd, zodat er meer dan twee jaar zijn verlopen. |
|
Richtlijn B142 - Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand. |
Er geldt een vereenvoudigde aanvraagprocedure in het geval dat belanghebbende binnen zes maanden na beëindiging een hernieuwd beroep op bijstand doet. Met het UWV is de afspraak gemaakt dat de aanvraag rechtstreeks wordt ingediend bij de gemeente in het geval dat belanghebbende binnen zes maanden na beëindiging een hernieuwd beroep op bijstand doet |
|
Richtlijn B147 - Wanneer wordt toepassing gegeven aan de inkomstenvrijlating. |
Het uitgangspunt van de gemeente Maashorst is om maximaal gebruik te maken van deze mogelijkheid, omdat in veel situaties de weg naar volledige uitstroom gefaseerd verloopt. Bij iedere situatie van deeltijdarbeid mag daarom geconcludeerd worden dat dit bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Bovenstaande vloeit voort uit hetgeen is bepaald in de notitie premie re-integratie. |
|
Richtlijn B170 - Nadere regels bewijsopdracht. |
Mede ter uitvoering van art. 53a lid 2 Pw kan het college verzoeken aan te tonen hoe de woonsituatie is, al dan niet via een huisbezoek en ook wanneer er geen vermoeden van fraude is. |
De voormalige gemeente Uden heeft hierover geen beleid geformuleerd. Daarom wordt hier gekozen voor het beleid van de voormalige gemeente Landerd. |
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl