Regeling vervalt per 01-01-2025

Verordening rioolheffing 2024

Geldend van 28-12-2023 t/m 31-12-2024

Intitulé

Verordening rioolheffing 2024

De raad van de gemeente Weert:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

van 21 november 2023

gelet op het bepaalde in artikel 228a van de Gemeentewet;

Besluit

vast te stellen de

Verordening rioolheffing 2024

Artikel 1. Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente.

    Toelichting begrip gemeentelijke riolering: het begrip gemeentelijke riolering is veel ruimer dan alleen de riolering op zich. Het gaat om alle voorzieningen die worden getroffen om te voldoen aan de wettelijke zorgplichten. Daaronder vallen onder andere rioleringspijpen en kolken, maar ook bijvoorbeeld voorzieningen tegen grondwateroverlast en individuele behandelingssystemen (iba’s).

  • b.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft.

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

    Toelichting begrip water: onder het begrip water vallen alle verschillende soorten water. In de zorgplichten van artikel 228a Gemeentewet worden meerdere waterbegrippen gebruikt die gebaseerd zijn op de herkomst van het water. De definities van de specifieke waterbegrippen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer of Waterwet en behoeven in de verordening rioolheffing geen nadere toelichting.

  • d.

    incidentele lozing: afvoer van afvalwater op tijdelijke basis, waaronder begrepen afvoer in verband met bronbemaling en bodemzuivering.

  • e.

    Wet WOZ: Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van die kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijke recht gebruikt.

  • 2. Voor de belasting wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door de persoon die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door de degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid worden gebouwde eigendommen en gedeelten van gebouwde eigendommen, die blijkens indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en die naar aard en inrichting geschikt zijn om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen, die deel uitmaken van een in artikel 16, onderdeel e van de Wet WOZ bedoelde onroerende zaak, als zelfstandige onroerende zaken aangemerkt.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 3 wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van 365 dagen, wordt de hoeveelheid water door herleiding bepaald naar een periode van 365 dagen.

  • 3. In afwijking van de voorgaande leden wordt de belasting voor incidentele lozingen geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat in het belastingjaar op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Het tarief bedoeld in "Hoofdstuk II Maatstaven en tarieven incidentele lozingen" in de bijlage tarieven rioolheffing is van toepassing.

  • 4. Ingeval gebruik gemaakt wordt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      Watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of;

    • b.

      Bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing, indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

  • 6. Voor belastingplichtigen die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter, wordt een leidingwaterverbruik van 130 kubieke meter aangehouden, met dien verstande, dat voor alleenstaanden, die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter, een leidingwaterverbruik van 40 kubieke meter wordt aangehouden.

  • 7. Van nieuwe gebruikers, niet bedoeld in lid 6, wordt, zolang geen gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn een recht geheven naar een leidingwaterverbruik van 130 kubieke meter, met dien verstande dat voor alleenstaanden een waterverbruik van 40 kubieke meter wordt aangehouden. Indien er sprake is van een binnengemeentelijke verhuizing, wordt voor het betreffende belastingjaar het leidingwaterverbruik van het oude adres ook geacht het leidingwaterverbruik van het nieuwe adres te zijn.

  • 8. De leden 6 en 7 zijn niet van toepassing voor bedrijven en overige niet natuurlijke personen. Het waterverbruik van bedrijven en van overige niet natuurlijke personen, die gebruik maken van een gemeenschappelijke watermeter, wordt door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoeld ambtenaar (heffingsambtenaar) geschat. Zolang geen gegevens als bedoeld in het tweede lid van dit artikel bekend zijn, wordt bij nieuw gevestigde bedrijven of overige niet natuurlijke personen het waterverbruik eveneens door de heffingsambtenaar geschat

  • 9. In afwijking van de voorgaande leden van dit artikel wordt bij incidentele lozingen van beperkte duur op de gemeentelijke riolering, hetzij direct, hetzij indirect, de belasting als bedoeld in artikel 3 geheven per lozingspunt.

Artikel 6. Belastingtarieven

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven van de bij deze verordening behorende tarieventabel rioolheffing 2024 welke hier als volledig ingelast moet worden beschouwd.

Artikel 7. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van:

  • 1.

    Percelen die een WOZ-waarde hebben van minder dan € 25.000 of een (bebouwde) oppervlakte hebben van minder dan 25 m2;

  • 2.

    Onbebouwde percelen;

  • 3.

    Percelen die voor de publieke dienst bestemd zijn en waarvan de gemeente Weert genothebbende is.

Artikel 8. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigd gebruikersdeel als er in dat jaar na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing, indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 6. Voor de toepassing van het vorig lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3. Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. Overgangsbepaling, inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel

  • 1. De "Verordening rioolheffing 2023", vastgesteld door de raad der gemeente Weert in de openbare vergadering van 14 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat ze van toepassing blijft op de belastbare feiten, die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening rioolheffing gemeente Weert 2024".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2023,

de raadsgriffier,

mr. M.H.R.M. Wolfs-Corten

de raadsvoorzitter,

mr. R.J.H. Vlecken

Bijlage

Tarieventabel rioolheffing 2024 behorende bij de Verordening rioolheffing 2024

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting, indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk I Maatstaven en tarieven rioolheffing

De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Verordening rioolheffing 2024 bedraagt bij een hoeveelheid kubieke meters afgevoerd water van:

  • a.

    0 tot 400 m3 € 219,96 vastrecht (2023: 0 tot 500 m3 € 215,04);

  • b.

    Alsmede per eenheid water van 400 m3 boven de 400 m3 tot en met 4.800 m3 € 190,00;

  • c.

    Alsmede per eenheid water van 400 m3 boven de 4.800 m3 tot en met 10.000 m3 water € 140,00:

  • d.

    Alsmede per eenheid water van 400 m3 boven de 10.000 m3 tot en met 20.000 m3 water € 100;

  • e.

    Alsmede per eenheid water van 400 m3 boven de 20.000 m3 water € 60,00 ;

  • f.

    Voor de toepassing van het bepaalde onder a. tot en met e. wordt een gedeelte van een eenheid van 400 m3 aangemerkt als een volle eenheid.

Hoofdstuk IIMaatstaven en tarieven incidentele lozingen

De belasting als bedoeld in artikel 3, derde lid, verordening rioolheffing 2024 bedraagt, bij incidentele lozingen, bij een hoeveelheid kubieke meters water van:

  • a.

    0 tot 400 m3 € 219,96 (2023: 0 tot 500 m3 € 215,04);

  • b.

    Alsmede per eenheid water van 400 m3 boven de 400 m3 tot en met 4.800 m3 € 190,00;

  • c.

    Alsmede per eenheid water van 400 m3 boven de 4.800 m3 tot en met 10.000 m3 water € 140,00:

  • d.

    Alsmede per eenheid water van 400 m3 boven de 10.000 m3 tot en met 20.000 m3 water € 100,00;

  • e.

    Alsmede per eenheid water van boven de 20.000 m3 water € 60,00 tot een maximum bedrag van € 50.000;

  • f.

    Voor de toepassing van het bepaalde onder a. tot en met e. wordt een gedeelte van een eenheid van 400 m3 aangemerkt als een volle eenheid.

Behoort bij het raadsbesluit vaststelling Verordening rioolheffing 2024 van 20 december 2023,

de raadsgriffier,

mr. M.H.R.M. Wolfs-Corten