Begraafplaatsverordening gemeente Maashorst

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Begraafplaatsverordening gemeente Maashorst

De raad van de gemeente Maashorst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 28 november 2023:

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t

Vast te stellen:

Begraafplaatsverordening gemeente Maashorst.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • Algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • Algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • Asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • Begraafplaats: de gemeentelijke begraafplaatsen aan de Bronkhorstsingel te Uden en de Bossestraat te Schaijk;

  • Beheerder: de door het college gekozen of door het college aangewezen ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • Blijvende beplanting: winterharde beplanting;

  • College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst;

  • Gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen- graf of -urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • Graf: een zandgraf of keldergraf;

  • Grafbedekking: gedenkteken, ornamenten en grafbeplanting op een graf, een verstrooiings- of gedenkplaats;

  • Grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet. Grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • Groen begraven: de mogelijkheid tot het begraven waarbij gebruik wordt gemaakt van ecologisch afbreekbare materialen;

  • Niet-blijvende beplanting: beplanting welke niet winterhard is en beplanting welke niet vast is aangebracht op het graf;

  • Particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitende recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • Particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot;

    • a.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • b.

      het doen verstrooien van as;

    • c.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.

  • Particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen en het doen verstrooien van as;

  • Particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • Rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf of een particulier urnengraf/-nis, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • Urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • Verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • Werkdag: alle andere dagen dan wettelijke feestdagen, zondagen en zaterdagen.

Artikel 2: Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder ‘particulier graf’ mede verstaan: particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder ‘algemeen graf’ mede verstaan: algemeen urnengraf.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3: Openstelling begraafplaats

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk gedurende de door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze regels openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kan de toegang tijdelijk worden gesloten.

  • 3. De beheerder kan een bezoeker van de begraafplaats voor een bepaalde duur de toegang ontzeggen.

  • 4. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of het bezorgen van as.

  • 5. Het college kan van het in het vierde lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 4: Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan de personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe bestemde verhardingen. Motorrijtuigen zijn buiten de bestemde verhardingen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 5: Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 6: Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil verstrooien, geeft daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend geschieden door of namens de beheerder. De nabestaanden kunnen as verstrooien in een graf of het graf sluiten onder toezicht van de beheerder of de daartoe aangewezen persoon indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12:00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder kenbaar hebben gemaakt. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen te volgen van de beheerder of de daartoe aangewezen persoon.

Artikel 7: Afscheid

  • 1. Voor het afscheid nemen van een overleden persoon kan gebruik worden gemaakt van de centrale afscheidsplaats op de begraafplaats .

  • 2. De nabestaanden kunnen op of nabij het graf afscheid nemen indien zij hun wens daartoe uiterlijk voor 12:00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder kenbaar hebben gemaakt.

Artikel 8: Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf plaatsvindt, dient daartoe aan de beheerder te worden overlegd een ondertekende machtiging door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging wordt aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het derde lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele kalendermaanden.

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overlegde stukken toereikend zijn.

Artikel 9: Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is op werkdagen van 8.00 uur tot 15.30 uur en op zaterdag van 9.00 uur tot 12.00 uur.

  • 2. In het geval van calamiteiten kan het college van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte

Artikel 10: Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      Particuliere graven;

    • b.

      Particuliere urnengraven;

    • c.

      Particuliere urnennissen;

    • d.

      Particuliere gedenkplaatsen;

    • e.

      Algemene graven, en

    • f.

      Algemene urnengraven.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven en -urnennissen en hoeveel verstrooiingen van as er op particuliere graven kunnen plaatshebben.

  • 3. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels de afmetingen en uitgiftetermijn van particuliere graven en particuliere urnennissen. De uitgiftetermijn kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 11: Aantal overledenen in algemene graven

  • 1. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken in de algemene graven begraven kunnen worden.

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel asbussen met of zonder urn in de algemene urnengraven bijgezet kunnen worden.

Artikel 12: Uitgifte van graven

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en voor reservering uitgegeven.

  • 2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en nieuwe graven creëren naast bestaande graven, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 13: Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën, zoals reguliere graven, kindergraven en urnengraven. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte van de grafmetingen.

Artikel 14: Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de eerste dag van de volgende maand na uitgeven van het particuliere graf.

  • 2. Voor de daartoe aangewezen plekken waar groen begraven mogelijk is, verleent het college op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van veertig jaar het recht op een particulier graf. Deze termijn begint te lopen op de eerste dag van de volgende maand na uitgeven van het particuliere graf.

  • 3. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf, tien of twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 4. Het in het eerste lid bedoelde recht kan, in het geval van naast elkaar gelegen graven die afgedekt worden met één gedenksteen, door het college verlengd worden met telkens een termijn van één jaar. Dit geldt voor graven welke voor de periode van 1 januari 2024 in gebruik zijn genomen.

  • 5. Vanaf 1 januari 2024 geldt bij particuliere graven waar twee naast elkaar gelegen graven worden afgedekt met één gedenksteen, dat de termijn als bedoeld in het eerste lid, pas gaat lopen vanaf het moment dat het tweede graf in gebruik wordt genomen. Het in het eerste lid gestelde recht geldt niet langer dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats wordt onttrokken.

Artikel 15: Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 16: Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen en/of op naam te stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een graf dat reeds geruimd is.

Artikel 17: Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen

Artikel 18: Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het plaatsen en het hebben van een grafbedekking dient de rechthebbende van een particulier graf of -urnengraf een schriftelijke vergunning aan te vragen bij het college.

  • 2. De rechthebbende van een particuliere urnennis vraagt bij de gemeente een vergunning voor een gedenkplaat aan.

  • 3. Het is mogelijk dat voor het aanvragen van een vergunning, als bedoeld in het eerste en tweede lid, leges verschuldigd zijn, welke geregeld zijn in de verordening Begrafenisrechten en tarieven.

  • 4. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, als bedoeld in het eerste en tweede lid. De nadere regels kunnen betrekking hebben op de aard en de afmetingen van de grafbedekking of gedenkplaat als ook de wijze van aanbrengen.

  • 5. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het vierde lid;

    • b.

      de grafbedekking of gedenkplaat afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking of gedenkplaat ondeugdelijk is.

Artikel 19: Grafbeplanting, aanstootgevende en losse voorwerpen

  • 1. Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door of namens de beheerder zonder voorafgaande kennisgeving worden verwijderd, zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

  • 2. Omtrent de afmetingen en omvang van blijvende beplanting kan het college nadere regels vaststellen.

  • 3. Aanstootgevende voorwerpen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving door of namens de beheerder worden verwijderd.

  • 4. Losse voorwerpen welke op de begraafplaats, anders dan op een graf, aanwezig zijn kunnen zonder voorafgaande kennisgeving door de beheerder of de daartoe bevoegde personen worden verwijderd.

Artikel 20: Onderhoud door de gemeente

  • 1. Het college voorziet in het schoonhouden en onderhoud van de begraafplaats en in de zorg van de tot de begraafplaats behorende gemeentelijke voorzieningen.

  • 2. Indien bij de grafbedekking gebruik is gemaakt van een door de gemeente beschikbaar gestelde fundering, voorziet het college in herstel van de gedenkteken in geval van verzakking en komen de kosten voor rekening van de gemeente.

  • 3. Een expert resp. de beheerder beoordeelt of de gestelde fundering de verzakking, als bedoeld in het tweede lid, veroorzaakt heeft.

Artikel 21: Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van grafbedekking geschiedt voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden, conform kwaliteitsniveau A als bedoeld in de kwaliteitscatalogus CROW, en zo nodig te herstellen. Indien het een grafbedekking betreft met fundering, waarvan de eigen fundering of aanvullende fundering buiten de standaardfundering is aangebracht, valt ook het opnieuw stellen na verzakking onder het onderhoud aan rechthebbende.

  • 3. Ingeval van bijzetting dient de grafbedekking binnen de contouren van de fundering te blijven. Wanneer het buiten de fundering staat, dient het door en voor rekening van de rechthebbende tijdig te worden verwijderd.

  • 4. Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, als bedoeld in artikel 20, kan de beheerder namens het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken na verwijdering ter beschikking van de rechthebbende of gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 5. Verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende door middel van een schriftelijk verklaring op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van begraafplaats bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 6. Het college kan de rechthebbende schriftelijk verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen een door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 22: Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen mededeling en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3. Indien de grafbedekking niet binnen dertien weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 23: Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarbinnen de grafrechten verlopen per brief aan de rechthebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen mededeling en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 2. De beheerder draagt er zorg voor dat tijdens de ruiming het te ruimen graf afgeschermd wordt, dat bij de ruiming geen andere personen aanwezig zijn dat degenene die door de beheerder met deze werkzaamheden belast zijn en dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 4. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij het college schriftelijk een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij het college een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf kan het college schriftelijk verzoeken om de menselijke resten te doen verzamelen om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan het college schriftelijk verzoeken de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. In stand houden historische en bijzondere graven

Artikel 24: Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische en/of bijzondere betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit of monumentale waarde heeft.

  • 2. Ten behoeve van de vaststelling of een graf bijzondere en/of historische betekenis heeft, kan het college nadere regels stellen.

  • 3. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 4. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 8. Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25: Afwijkende regels

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van de graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 10 tweede lid, 13 en 18, derde lid van deze verordening.

  • 2. Het college stelt het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk ervan in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud of herstel behoeft, wanneer het kerkgenootschap schriftelijk om dergelijke kennisgeving heeft verzocht.

Hoofdstuk 9. Inrichting register

Artikel 26: Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 27: Intrekking oude regeling

De verordeningen ‘Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Landerd 2010’ en ‘Begraafplaatsverordening gemeente Uden’ worden ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van de ‘Begraafplaatsverordening gemeente Maashorst’.

Artikel 28: Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Landerd 2010 en de Begraafplaatsverordening gemeente Uden gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Landerd 2010 of op grond van de Begraafplaatsenverordening gemeente Uden is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 29: Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, 4 en 5 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikelen in deze verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 30: Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de medewerkers van het cluster Toezicht Openbare Ruimte (TOR) van de gemeente Maashorst.

Artikel 31: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op 1 januari 2024 dan wel bij latere bekendmaking op de eerste dag daarna en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

Artikel 32: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Begraafplaatsverordening gemeente Maashorst’.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 14 december 2023.

De raad voornoemd,

de griffier,

mr. N.E. Gradisen

de voorzitter,

M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)

Toelichting op de begraafplaatsverordening gemeente Maashorst

De Begraafplaatsverordening gemeente Maashorst kent tot slot nog een toelichting op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen.

Toelichting op basis van de geharmoniseerde verordening:

Begraafplaatsverordening gemeente Maashorst

Burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden.

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak, mede gelet op de emotionele aspecten welke met betrekking tot dit onderwerp aan de orde zijn en waar rekening mee gehouden moet worden.

De waarde die aan de begraafplaatsen wordt toegekend maakt het nodig dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. Er zijn daarom bepalingen opgenomen welke voorzien in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft zo uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats.

Voor de dienstverlening op de begraafplaatsen geeft de Begraafplaatsverordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling betreft algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan datgene waar de samenleving om vraagt.

De Begraafplaatsverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Daarbij zal het college niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aansluiten bij de natuurlijke situatie van beide begraafplaatsen en de daar aanwezige beplanting en kunstvoorwerpen. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behouden beide begraafplaatsen hun aantrekkelijkheid.

Het is voor nabestaanden, maar ook voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst dat de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring voor een grafbedekking snel verloopt. Er is daarom gekozen om grafuitingen en vergunning voor grafbedekking te laten indienen bij de beheerder van de begraafplaats. Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de beheerder, kunnen de verzoeken door hem/haar worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • Grafkelders worden in de praktijk steeds vaker gebruikt. Deze constructies kunnen ook bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.

  • Wanneer één of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.

  • Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt begraven.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

Voor een particulier (urnen)graf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Artikel 3. Opstelling begraafplaats

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 4. Ordemaatregelen

De verordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

De bevoegdheid van de beheerder om personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten weg te sturen wanneer zij zich niet aan de aanwijzingen houden biedt, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan.

Artikel 5. Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (2010) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

Artikel 6. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

Indien de nabestaanden bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht.

Artikel 8. Over te leggen stukken

Artikel 12 van De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van burgerlijke stand. Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren, zoals voorgeschreven in artikel 11. Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (artikel 8, tweede lid van deze verordening). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting worden gedaan volgens artikel 16, tweede lid van deze verordening.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (artikel 8, derde lid) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, 10 jaar.

Artikel 9. Tijden van begraving en bezorging van as

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Er zijn gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.

Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 10. Indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

Artikel 11. Aantal overledenen in algemene graven

Het Besluit op de lijkbezorging bevat in artikel 5, derde lid de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven. Wanneer het college nadere regels stelt, zal het aantal nooit meer kunnen zijn dan het aantal dat is gegeven in het genoemde Besluit.

Artikel 12. Uitgifte van graven

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.

Artikel 13. Categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

Artikel 14. Termijnen particuliere graven

Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen om een verlengingstermijn te hanteren.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 14, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. De verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres ligt uitdrukkelijk bij de rechthebbende. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. Het recht steunt om lijken in een bepaald graf - vroeger aangeduid als ‘eigen graf’ - te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Artikel 17. Afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 18. Vergunning grafbedekking

Wanneer elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Deze verordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor onder andere de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen worden uitgewerkt in de uitvoeringsregels voor begraafplaatsen.

Artikel 19. Grafbeplanting, aanstootgevende en losse voorwerpen

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd.

Artikel 20. Onderhoud door de gemeente

In dit artikel is omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.

Artikel 21. Onderhoud door de rechthebbende of gebruiker

In dit artikel worden de rechten en plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf.

Het eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens artikel 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.

Het onderhoud dat door de gemeente wordt verricht zal in een aantal gevallen voldoende zijn voor algemene graven.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.

Artikel 22. Verwijdering grafbedekking

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.

Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op lijkbezorging, op de hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte.

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen. Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

Volgens het vijfde lid van artikel 23 van deze verordening kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Met betrekking tot het ruimen is gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen ten allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

Artikel 24. Lijst

Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en/of door het gebruikte materiaal. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven.

Artikel 25. Afwijkende regels

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijke deel.

Artikel 26. Voorschriften

In de verordening worden alleen voorschriften gesteld met betrekking tot begraven lijken en niet voor het register van de bezorgde as, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging gedetailleerde voorschriften voor dit register geeft.

Artikel 28. Overgangsbepaling

In deze bepaling wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 29. Strafbepaling

De verordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Om op te kunnen treden tegen niet-naleving van deze voorschriften is opnemen van een strafbepaling noodzakelijk. De hoogte van de in deze bepaling genoemde straffen vloeit voort uit artikel 154 van de Gemeentewet. Op grond van deze bepaling kan de gemeenteraad op overtredingen van zijn verordeningen straf stellen, welke niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de eerste categorie.