Erfgoedverordening Noordwijk 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Noordwijk 2024

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • -

    gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

  • -

    gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet;

  • -

    gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;

  • -

    gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • -

    karakteristiek pand of zaak: onroerende goederen en zaken, geen monument zijnde,

  • -

    die van algemeen cultuurhistorisch belang zijn en op grond van artikel 12A en 25 van deze

  • -

    verordening als beschermd karakteristiek pand of zaak;

  • -

    minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • -

    omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht;

  • -

    het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1. Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed (monument, archeologisch monument, karakteristiek, dorpsgezicht, cultuurlandschap) is toebedeeld.

  • 2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over de onderdelen van de onroerende zaak die niet tot de bescherming behoren.3. Een eventueel gesimplificeerde toelichting is geen gegeven ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1. Het college kan besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.

  • 2. Het college kan besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijke verzameling.

  • 3. Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd, is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het collegeadvies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet, waaronder in ieder geval wordt verstaan de adviescommissie zoals benoemd in artikel 8.

  • 5. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1. Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft, wordt aangewezen als:

    • a.

      door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3. Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 3. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet..

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

  • 1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Voordat een monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 7. Voorbescherming

  • 1. De bescherming van hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid is bekendgemaakt.

  • 2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 8. Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1. Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Noordwijk.

  • 2. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1. Het college beslist binnen 26 weken na het voornemen tot aanwijzing.

  • 2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1. In een spoedeisend geval kan het college beargumenteerd een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2. Bij aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument verplicht het college zich tot een voordracht van de specifieke onroerende zaak als gemeentelijk monument, zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing.

  • 4. Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1. Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten ambtshalve wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 12A. Aanwijzing beschermd karakteristiek pand of zaak

  • 1. Het college kan besluiten een onroerende zaak, groenelement of structuur aan te wijzen als beschermd karakteristiek pand of zaak.

  • 2. Artikel 5 tot en met 12 en 13 t/m 14 zijn van overeenkomstige toepassing. In genoemde artikelen moet ‘gemeentelijk monument’ dan gelezen worden als ‘beschermd karakteristiek pand of beschermde karakteristieke zaak’.

  • 3. Bij het beoordelen van (ver)bouwplannen voor een karakteristiek pand of karakteristieke zaak, moet de gemeentelijke adviescommissie (voor zover van toepassing) haar aandacht richten op het in stand houden van de uiterlijke verschijningsvorm en karakteristiek van het karakteristieke pand of de karakteristieke zaak, evenals op de uitstraling of beeldbepaling in de openbare ruimte.

  • 4. Het interieur wordt niet betrokken bij de beoordeling van (ver)bouwplannen voor karakteristieke panden of zaken.

Hoofdstuk 4. Bescherming gemeentelijk monument, beeldbepalend pand of zaak

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of

    • b.

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

    • c.

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • 1˚.

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • 2˚.

        doen van begravingen of asbijzettingen, of

      • 3˚.

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

  • 3. Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Waaronder, maar niet enkel, de plicht tot het verrichten van archeologisch of bouwhistorisch onderzoek, verstaan kan worden. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 15. Vervallen

Artikel 16. Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Hoofdstuk 5. Vervallen

Artikel 17. Vervallen

Hoofdstuk 6. Vervallen

Artikel 18. Vervallen

Artikel 19. Vervallen

Artikel 20. Vervallen

Hoofdstuk 7. Handhaving en toezicht

Artikel 21. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22. Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester conform artikel 5:11 Awb aan te wijzen personen.

  • 2. Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Hoofdstuk 8. Vangnet archeologie

Artikel 23. Vangnet archeologie

  • 1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      de verstoring valt binnen de vrijstellingsgrenzen van de meest recente archeologische beleidsadvieskaarten of waardenkaarten;

    • c.

      uit archeologische beleidsadvieskaarten of waardenkaarten blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;

    • d.

      het de verstoring betreft van een terrein van archeologische waarde dat is aangegeven op de provinciale cultuurhistorische kaart (CHS) en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door het college vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • e.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • f.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

  • 3. Het college kan nadere regels met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische beleidsadvies- of waardenkaart;

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordeningen

De Erfgoedverordening Noordwijk 2019 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1. De krachtens de Erfgoedverordening Noordwijk 2011en de Erfgoedverordening Noordwijkerhout 2010 en Erfgoedverordening 2019 aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monumenten of beeldbepalende panden of zaken, zijn opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening Noordwijk 2019.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking gelijktijdig met inwerkingtreding van de Omgevingswet en kan worden aangehaald als Erfgoedverordening Noordwijk 2024.

  • 2. In afwijking van lid 1 treedt artikel 23 in deze verordening in werking op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet, zodat artikel 23 op grond van artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet onderdeel uitmaakt van het tijdelijke omgevingsplan.

Ondertekening

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2023.

voorzitter

griffier