Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2024 Beuningen

Geldend van 23-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2024 Beuningen

De raad van de gemeente Beuningen in openbare vergadering bijeen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2024 Beuningen

(Verordening toeristenbelasting 2024 Beuningen)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of een soortgelijk onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • b.

    kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

  • c.

    vaste standplaats: terrein of terreingedeelte, dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van hetzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar;

  • d.

    volgtijdige standplaats: terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van kampeermiddelen;

  • e.

    woning: huis, een naar aard en inrichting vergelijkbaar ander onderkomen of deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen;

  • f.

    particulier: natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf;

  • g.

    particulier verhuurde woning: woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

  • h.

    scouts: personen die deelnemen aan een door een scoutingorganisatie georganiseerd evenement met een scoutingkarakter en lid zijn van een scoutingorganisatie die is aangesloten bij de vereniging Scouting Nederland.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “toeristenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt voor verblijf in onroerende zaken gelegen op een terrein dat is bestemd voor verblijfsrecreatie, als verblijfbieder aangemerkt degene die het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak heeft.

  • 3 De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 4 Als er geen persoon is aan te wijzen, die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1

    van degene die verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • 2

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • 3

    van deelnemers en hun begeleiders aan door sport- of culturele verenigingen georganiseerde verenigingsactiviteiten en van scouts en hun begeleiders in scoutinggebouwen of-terreinen in het kader van scoutingactiviteiten.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing voor vaste standplaatsen

Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen wordt per standplaats:

  • 1

    het aantal personen, dat heeft overnacht,

    • a.

      indien het aantal slaapplaatsen drie of minder bedraagt, gesteld op 2,00

    • b.

      indien het aantal slaapplaatsen meer dan drie bedraagt, gesteld op 3,50

  • 2

    het aantal overnachtingen door de in het 1e lid bedoelde personen gesteld op:

     

    als een kampeermiddel op een vaste standplaats alleen mag worden gebruikt gedurende:

     

    meer dan

    maar niet meer dan

    aantal nachten

    1

    -

    3 maanden

    40

    2

    3 maanden

    6 maanden

    50

    3

    6 maanden

    9 maanden

    55

    4

    9 maanden

    -

    60

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing voor vaste standplaatsen

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op basis van een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek, de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien aangetoond kan worden dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8 Aangifteplicht

  • 1 De voor het doen van aangifte te stellen termijn en de voor de aanmaning tot het doen van aangifte in acht te nemen termijnen belopen ten minste veertien dagen.

  • 2 De belastingplichtige, aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die maand bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar schriftelijk te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.

Artikel 9 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 2,00.

Artikel 10 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 11 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,- worden niet opgelegd.

Artikel 13 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 14 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9 eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt - ingeval het totaalbedrag van de op één aanslag biljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 45,- met een maximum van € 3.000,- en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag -, dat:

    • a.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt tussen 1 januari en 1 oktober van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven met een maximum van acht;

    • b.

      aanslagen, waarvan de dagtekening ligt na 30 september van het belastingjaar waarop ze betrekking hebben, worden geïncasseerd in drie gelijke termijnen. Bij het van toepassing zijn van het vorenstaande vervalt de eerste incassotermijn een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt, voor aanslagen waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen € 45,- of minder bedraagt en een machtiging is afgegeven voor het automatisch incasseren van het verschuldigde bedrag, dat het totaalbedrag van de aanslag in één keer wordt geïncasseerd twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. Voor aanslagen, waarvan het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 3.000,-, is geen automatische incasso mogelijk en is de betalingstermijn als onder lid 1 van toepassing.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 15 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 16 Administratieve plichten

  • 1. Ieder die gelegenheid tot het houden van nachtverblijf biedt in de zin van de verordening is verplicht verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd nachtverblijfregister.

  • 2. Burgemeester en Wethouders stellen het genoemde nachtverblijfregister op verzoek kosteloos beschikbaar.

  • 3. De verplichting, genoemd onder lid 1, vervalt indien de belastingplichtige een soortgelijk, en door burgemeester en wethouders geaccepteerd, nachtverblijfregister voert.

  • 4. Het nachtverblijfregister dient minimaal 3 jaar bewaard te worden en te allen tijde aan de gemeente of een daartoe gemachtigde controleur, ter controle van de administratie van de toeristenbelasting overhandigd te kunnen worden.

Artikel 17 Overgangsrecht

De “Verordening toeristenbelasting 2023” vastgesteld bij besluit van 20 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 18, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting 2024 Beuningen’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Beuningen, 19 december 2023

De raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,