Verordening op de heffing en de invordering van Riool- en Waterzorgheffing 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van Riool- en Waterzorgheffing 2024

De raad van de gemeente Maasdriel;

gezien het voorstel van het college van 31 oktober 2023;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van Riool- en Waterzorgheffing 2024

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water, niet zijnde hemelwater, direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt de persoon die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat deze persoon op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Voor het gebruikersdeel, wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door een persoon aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door de persoon die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door de persoon die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel binnen de gemeentegrenzen van de gemeente.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, die duurzaam aan een plaats is gebonden;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven van een perceel dat uitsluitend bestaat uit:

  • a.

    openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

  • b.

    waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

  • c.

    werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning.

Artikel 6. Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting voor het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2. De belasting voor het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd.

  • 3. Het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Als de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4. Als gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enig andere wettelijke bepaling.

  • 5. De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

  • 6. In afwijking van het derde lid wordt, ingeval sprake is van een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient en een perceel dat niet in hoofdzaak tot woning dient (niet-woning) die aangesloten zijn op één gezamenlijke watermeter, het aantal kubieke meters dat wordt afgevoerd ter zake van het perceel dat tot woning vastgesteld op 46 m3 per bewoner.

  • 7. Ter zake van het in het vorige lid genoemde perceel dat niet tot woning dient wordt het aantal kubieke meters verminderd met 46 m3 per bewoner van het perceel dat in hoofdzaak tot woning dient.

  • 8. In afwijking van het derde lid wordt, indien meerdere percelen die in hoofdzaak tot woning dienen aangesloten zijn op één gezamenlijke watermeter, per perceel de hoeveelheid kubieke meters dat wordt afgevoerd vastgesteld op 46 m3 per bewoner.

  • 9. In afwijking van het derde lid wordt, meerdere percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen aangesloten zijn op één watermeter, de hoeveelheid afgevoerd water per perceel gesteld op de totale hoeveelheid afgevoerd water gedeeld door het totaal aantal percelen dat op de watermeter is aangesloten.

  • 10. Als de gegevens bedoeld in het derde lid voor een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient niet bekend zijn, wordt het aantal kubieke meters water voor dat perceel vastgesteld op 46 m3 per bewoner.

Artikel 7. Belastingtarieven

1.

Het tarief van het eigenarendeel bedraagt:

 

€ 238,00

2.

Het tarief van het gebruikersdeel bedraagt bij een waterafvoer van:

 
 

a. 0 tot en met 200 kubieke meters water:

0-200

€ 0,32 /m3

b. 201 tot en met 1.000 kubieke meters water:

201-1.000

€ 0,42 /m3

c. 1.001 tot en met 5.000 kubieke meters water:

1001-5.000

€ 0,46 /m3

d. meer dan 5.000 kubieke meters water:

> 5.000

€ 0,50 /m3

Artikel 8. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht voor het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht voor het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 5. Voor de toepassing van lid 4 wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de ingestelde termijnen.

Artikel 12. Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2023’ van 8 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, maar zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Riool- en Waterzorgheffing 2024”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Maasdriel in zijn vergadering van 14 december 2023.

De gemeenteraad voornoemd,

de griffier,

a.i. H.M. van 't Westeinde

de voorzitter,

J.L. Geurts