Verordening reclamebelasting binnenstad Amersfoort 2024

Geldend van 23-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening reclamebelasting binnenstad Amersfoort 2024

De raad van de gemeente Amersfoort;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 november 2023, DIR/BEL (nr. 1837902);

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening reclamebelasting binnenstad Amersfoort 2024

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen het gebied zoals nader aangewezen in de bij deze verordening behorende bijlage 1, een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg. Het totale gebied waarop de reclame belasting betrekking heeft, wordt begrensd door de spoorlijn, het water aan de binnenzijde van de straten Schimmelpenninckkade, Scheltussingel, Flierbeeksingel en Stadsring alsmede de binnenzijde van de Stadsring zelf vanaf waterpoort De Monnikendam tot aan de spoorlijn.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen.

  • 2. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon is gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon.

  • 3. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging die is aangebracht door tussenkomst van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op daartoe beschikbaar gestelde oppervlakken, geheven van die natuurlijk persoon of rechtspersoon.

Artikel 4. Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor:

  • a.

    een openbare aankondiging door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;

  • b.

    een openbare aankondiging die uitsluitend dient ten behoeve van de regulering van het verkeer over openbare land- en waterwegen;

  • c.

    een openbare aankondiging die korter dan 13 weken aanwezig is, tenzij deze openbare aankondiging is geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • d.

    op parasols en terrasafscheidingen welke zijn geplaatst op een terras bij een horecaonderneming;

  • e.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of citymanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het citymanagement;

  • f.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • g.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • h.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • i.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • j.

    aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • k.

    die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • l.

    posters die geen directe verwijzing inhouden naar de vestiging waaraan zij zijn aangebracht, inloopmatten en menukaarten.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening.

  • 2. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken naar een vast bedrag per openbare aankondiging.

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1. De reclamebelasting bedraagt 0,210% van de waarde, met dien verstande dat de heffing minimaal € 250,- en maximaal € 2.000,- per vestiging bedraagt;

  • 2. Indien de waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 7. Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd naar het maandtarief voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9. Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerst lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn een maand later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Overgangsrecht

De verordening 'Verordening reclamebelasting 2023’ van 20 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening reclamebelasting binnenstad Amersfoort 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2023.

de griffier,

de voorzitter,

Bijlage 1: Kaart van het afgebakende gebied behorende bij de Verordening reclamebelasting binnenstad Amersfoort 2024

Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting Binnenstad Amersfoort 2023, geldt het op onderstaande kaart blauw omcirkelde gebied

afbeelding binnen de regeling

Behorende bij raadsbesluit van 19 december 2023

De griffier van Amersfoort,