Profielenlegger primaire en regionale waterkeringen en oppervlaktewateren 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Profielenlegger primaire en regionale waterkeringen en oppervlaktewateren 2024

Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,

gelet op het voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van 7 november 2023 met nr. DM1967442;

gelet op artikel 2.39 van de Omgevingswet, artikelen 2.20 en 2.21 van de Omgevingsverordening Provincie Utrecht en artikel 7.4 van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening;

gezien de inspraaknota, zoals is vastgesteld door dijkgraaf en hoogheemraden op [datum];

BESLUIT:

Vast te stellen de Profielenlegger primaire en regionale waterkeringen en oppervlaktewateren Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2024

Artikel 1. Begrippen

In deze legger en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

ondersteunend kunstwerk: een kunstwerk dat van belang is voor en ten dienste staat van het watersysteembeheer, zoals gemalen, dammen, duikers, sluizen, stuwen en inlaatwerken;

oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna;

primaire waterkering: een waterkering die bescherming biedt tegen overstroming door water van een oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterstand direct invloed ondergaat van hoge stormvloed, hoog opperwater van een van de grote rivieren, hoog water van het IJsselmeer of het Markermeer, of een combinatie daarvan, en van het Volkerak-Zoommeer, het Grevelingenmeer, het getijdedeel van de Hollandsche IJssel en de Veluwerandmeren;

profielenlegger: de legger bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet, waarin wordt beschreven waaraan waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen;

waterkering: een kunstmatige hoogte, natuurlijke hoogte of gedeelte daarvan, of hoge gronden met ondersteunende kunstwerken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben; en

waterschapsverordening: Waterschapsverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Artikel 2. Leggerkaart

  • 1. Bijlage I bij deze legger bevat de leggerkaart van de volgende waterstaatswerken in het beheergebied van het waterschap:

    • a.

      de oppervlaktewaterlichamen, kunstwerken, bergingsgebieden, onderhoudsvaarwateren, beschoeiingen, natuurvriendelijke oevers, aangewezen vaarwegen en overige vaarwegen;

    • b.

      de primaire waterkeringen langs de Neder- Rijn en Lek met de daartoe ondersteunende kunstwerken; en

    • c.

      de regionale waterkeringen en de daartoe behorende ondersteunende kunstwerken.

  • 2. Op de leggerkaart wordt aangegeven waaraan de waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen.

Artikel 3. Categorieën oppervlaktewaterlichamen

  • 1. Op de leggerkaart staan alle oppervlaktewaterlichamen die dienen voor de afvoer, aanvoer en/of berging van water.

  • 2. De oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in het vorige lid, worden onderscheiden in drie categorieën:

    • a.

      primaire oppervlaktewaterlichamen: de oppervlaktewaterlichamen die van overwegend belang zijn voor de waterbeheersing.

    • b.

      secundaire oppervlaktewaterlichamen: de oppervlaktewaterlichamen die van beperkt belang zijn voor de waterbeheersing.

    • c.

      tertiaire oppervlaktewaterlichamen: alle overige oppervlaktewaterlichamen, zoals scheisloten en binnensloten.

  • 3. Bij een verschil tussen de data van de primaire en regionale waterkeringen en de data van de oppervlaktewateren ten aanzien van de ligging, vorm, afmeting en constructie van de waterstaatswerken, prevaleert die van de primaire en regionale waterkeringen.

Artikel 4. Onderhoudsvaarwater en natuurvriendelijke oevers

  • 1. Bepaalde oppervlaktewaterlichamen zijn op de leggerkaart aangewezen als onderhoudsvaarwater, die door het waterschap varend kunnen worden onderhouden of gebruikt kunnen worden als vaarroute naar wateren die varend kunnen worden onderhouden.

  • 2. Bruggen en kunstwerken in onderhoudsvaarwater voldoen aan de minimale afmetingen voorgeschreven in verleende omgevingsvergunningen.

  • 3. Bepaalde oevers van oppervlaktewaterlichamen, inclusief een deel van het bijbehorende natte profiel, zijn op de leggerkaart aangewezen als natuurvriendelijke oever.

  • 4. De natuurvriendelijke oevers voldoen, voor zover van toepassing, aan de minimale afmetingen volgens de verleende omgevingsvergunningen, subsidievoorschriften, beheerovereenkomsten en overige vastgelegde afspraken.

Artikel 5. Aangewezen vaarwegen en overig vaarwater

  • 1. Bepaalde oppervlaktewaterlichamen zijn op de leggerkaart aangegeven als:

    • a.

      aangewezen vaarweg, aangewezen door de provincie; of

    • b.

      overig vaarwater, aangewezen door het waterschap.

  • 2. De aangewezen vaarwegen en de in deze wateren gelegen bruggen en kunstwerken voldoen aan afmetingen die gelden volgens de voorschriften van de provincie.

  • 3. De overige vaarwateren en de in deze wateren gelegen bruggen en kunstwerken voldoen aan de minimale afmetingen die zijn voorgeschreven op grond van de regels van de waterschapsverordening of specifiek vaarbeleid, met uitzondering van overig vaarwater De Vlist.

Artikel 6. Gekanaliseerde Hollandse IJssel

  • 1. Het beheer en onderhoud van de Gekanaliseerde Hollandse IJssel is op 1 januari 2014 overgedragen door Rijkswaterstaat aan het waterschap.

  • 2. Het waterschap heeft de leggerbepalingen, vastgesteld door Rijkswaterstaat op 30 november 2012, die horen bij de Gekanaliseerde Hollandse IJssel onveranderd overgenomen in deze legger.

Artikel 7. Ontwerpeisen primaire waterkeringen

Bijlage II bij deze legger bevat de minimale ontwerpeisen ten aanzien van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek.

Artikel 8. Overgangsbepaling

  • 1. Als een oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk rechtmatig tot stand is gekomen maar nog niet in de legger is opgenomen, is de eigenaar verplicht deze in stand te houden overeenkomstig de voorwaarden zoals vermeld in de verleende omgevingsvergunning of volgens de daaromtrent met het waterschap aantoonbaar of schriftelijk gemaakte afspraken.

  • 2. Indien geen omgevingsvergunning voorhanden is, of geen afspraken zijn gemaakt, dan dient de eigenaar van het perceel waarop het oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk is gelegen, deze te onderhouden met behoud van de oorspronkelijke ligging, vorm, afmeting en constructie, dan wel de aanwijzingen van het waterschap daaromtrent te volgen.

Artikel 9. Inwerkingtreding

  • 1. Deze legger treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2. De volgende leggers worden ingetrokken:

    • a.

      Legger Oppervlaktewateren 2020;

    • b.

      Legger van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek met de daartoe behorende kunstwerken van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

    • c.

      Legger van de regionale waterkeringen met de daartoe behorende kunstwerken van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

  • 3. Indien de Omgevingswet na 1 januari 2024 in werking treedt, is het eerste lid niet van toepassing en treedt deze legger in werking op het moment dat de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Omgevingswet in werking treden.

Artikel 10. Citeertitel

Deze legger wordt aangehaald als: Profielenlegger primaire en regionale waterkeringen en oppervlaktewateren 2024.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 20 december 2023,

Voorzitter, J.C.H. Haan

Secretaris, F.H.M. Apeldoorn

Bijlage I. Leggerkaarten

Onderdeel van deze legger zijn de leggerkaarten. De volgende leggerkaarten zijn bijgevoegd:

https://experience.arcgis.com/experience/2c5e26593af646ce89636605093ddcc1

Bijlage II. Minimale ontwerpeisen ten aanzien van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek

Na de eerst volgende dijkversterking wordt deze legger weer geactualiseerd en worden de ontwerpeisen zoals deze hieronder zijn verwoord vervangen door de dan vigerende ontwerpeisen.

Referentielijn

Over de waterkering loopt een denkbeeldige lijn, de zogenaamde referentielijn. Deze lijn is gelegen in de middenas van de waterkering. Evenwijdig aan deze lijn zijn de dijkpalen gesitueerd. Er zijn drie series dijkpalen in de legger opgenomen:

Voor dijkring 44 gelden de volgende dijkpalen: 0 tot en met 304.

Voor dijkring 15 gelden er twee series dijkpalen: de serie M0 tot en met M39 en de serie 0 tot en met 191.

Leggerprofiel

De gehele primaire waterkering is opgedeeld in verschillende secties. De keuze van de secties is gebaseerd op de volgende eisen:

  • Geschematiseerde bodemopbouw;

  • De aanwezigheid van een constructie;

  • Lokale afwijkingen, die invloed hebben op de stabiliteit van de waterkering.

Elke sectie heeft in principe één maatgevend dwarsprofiel. De in de dwarsdoorsnede gegeven profielen zijn de minimaal benodigde afmetingen voor deze sectie. De eisen gesteld aan de constructie worden gegeven in het standaardprofiel. Afwijkingen ten opzichte van dit standaardprofiel worden weergegeven in het desbetreffende dwarsprofiel.

Standaardprofiel

Erosiebestendigheid

Ten behoeve van een goede weerstand tegen erosie en uitspoeling van de bekleding wordt in principe een erosiebestendige kleibekleding toegepast. De kleibekleding voldoet aan de eisen zoals omschreven in het TAW-TR "Klei voor dijken", mei 1996. De erosiebestendigheid is in te delen in een drietal categorieën:

  • Categorie 1 (erosiebestendig);

  • Categorie 2 (matig erosiebestendig);

  • Categorie 3 (weinig erosiebestendig).

Op het buitentalud en de kruin van de dijk wordt klei, categorie 1, met een minimum laagdikte van 1,00 meter toegepast. Het binnentalud en de eerste 4 meter van een aanwezige binnenberm wordt bekleed met een minimaal 0,70 meter dik matig erosiebestendig kleipakket (categorie 2). De resterende berm kan worden bekleed met een weinig erosiebestendig kleipakket (categorie 3, dik 0,70 m).

Voor het binnentalud geldt een overslagcriterium van 0,1 l/s/m1.

Taludhellingen

Het bovenste binnen- en buitentalud heeft een taludhelling van 1:3. Het buitentalud wordt bekleed met een grasbekleding.

Binnenbeloop

Het standaardprofiel kent een binnendijks gelegen berm. Deze berm kan twee functies hebben.

  • 1.

    De berm kan een functie hebben in het kader van stabiliteit van het grondlichaam. Het betekent dat er een grondlichaam van zekere afmetingen (in hoogte en lengte) aanwezig moet zijn om de stabiliteit van het dijklichaam te kunnen garanderen.

  • 2.

    In een aantal secties is sprake van pipinggevoeligheid. Hierbij is kans op zandmeevoerende wellen aanwezig bij hoge waterstanden op de rivier. Om te voorkomen dat dit de dijk ondermijnt is er over een zekere lengte een berm nodig (gemiddeld 15 keer de kerende hoogte) om te voorkomen dat piping optreedt.

Ontwerphoogte

De legger is opgemaakt voor een afvoer van 15.000 m3/s en niet voor 16.000 m3/s conform de hydraulische randvoorwaarden 2001. De verhoogde afvoer naar 16.000 m3/s geeft een verhoging van de dijken tussen de 10 en 30 cm. In het kader van het project Ruimte voor de rivier wordt deze verhoging verdisconteerd. Dit betekent dat de dijken in 2015 de zelfde hoogte dienen te hebben als de hoogte conform de hydraulische randvoorwaarden 1996, met een afvoer van 15.000 m3/s.

Bij deze legger is een tabel (bijlage 1) gevoegd waarop per dijksectie staat aangeven: huidige dijkhoogte, dijkhoogte bij 15.000 m3/s en de dijkhoogte bij 16.000 m3/s. De huidige dijken zijn alle ontworpen met een afvoernorm van 16.000 m3/s of hoger. Hierdoor zijn de hoogte alsmede de stabiliteit van de dijken gewaarborgd ook bij een afvoer van 16.000 m3/s.

Bijlage 1

De legger is opgemaakt voor een afvoer van 15.000 m3/s en niet voor 16.000 m3/s conform de hydraulische randvoorwaarden 2001. De verhoogde afvoer naar 16.000 m3/s geeft een verhoging van de dijken tussen de 10 en 30 cm. In het kader van het project Ruimte voor de rivier wordt deze verhoging verdisconteerd. Dit betekent dat de dijken in 2015 de zelfde hoogte dienen te hebben als de hoogte conform de hydraulische randvoorwaarden 1996, met een afvoer van 15.000 m3/s.

In deze bijlage is een tabel weergegeven die per sectie aangeeft wat het verschil is tussen de randvoorwaarden 1996 en de randvoorwaarden 2001. De tabel omvat de volgende kolommen:

Verschil is tussen de randvoorwaarden 1996 en de randvoorwaarden 2001

kolom 1:

sectienummer

kolom 2:

dijkpaal nummer bij het begin van de sectie

kolom 3:

dijkpaal nummer op het einde van de sectie

kolom 4:

toetspeil 2000, dit zijn de NAP hoogte van het maatgevend hoogwater conform het hydraulische randvoorwaardenboek 1996 (15.000 m3/s)

kolom 5:

DTH 2000, dijktafelhoogte in m NAP dit is het toetspeil 2000 vermeerderd met de waakhoogte

Kolom 6:

toetspeil 2006, dit zijn de NAP hoogte van het maatgevend hoogwater conform het hydraulische randvoorwaardenboek 2001 (16.000 m3/s)

Kolom 7:

DTH 2006, dijktafelhoogte in m NAP dit is het toetspeil 2006 vermeerderd met de waakhoogte

Kolom 8:

Huidige gem. kruinhoogte, dit is de gemiddelde kruinhoogte van de sectie zoals ze in 1999 zijn gemeten. Om de 100 meter is op de referentielijn een hoogte gemeten en deze zijn gemiddeld

Kolom 9:

verschil huidige-DTH 2000, dit is het verschil in hoogte tussen de huidige dijktafelhoogte en de dijktafelhoogte conform DTH 2000

Kolom 10:

verschil huidige-DTH 2006, dit is het verschil in hoogte tussen de huidige dijktafelhoogte en de dijktafelhoogte conform DTH 2006

Toelichting

1. Algemene toelichting

1.1 Wettelijke grondslag

Waterschappen zijn op grond van de Omgevingswet en de Waterschapswet verplicht leggers van de waterstaatswerken op te stellen. Een legger is een openbaar register, waarin gegevens van waterstaatswerken zijn opgenomen, zoals locatie, minimale afmetingen, onderhoudsverplichtingen en onderhoudsplichtigen. Het gaat hierbij om waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden en ondersteunende kunstwerken, zoals gemalen en stuwen.

De Omgevingswet schrijft in artikel 2.39 voor, dat het waterschap als de beheerder van waterstaatswerken een legger moet vaststellen waarin is omschreven waaraan de waterstaatswerken naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. Dit wordt ook wel de profielenlegger genoemd. De Waterschapswet bepaalt in artikel 78, tweede lid, dat het waterschap een legger moet opstellen waarin onderhoudsplichtigen of onderhoudsverplichtingen worden aangewezen. Het gaat hier om de onderhoudslegger. Daarnaast stellen de provincies Zuid-Holland en Utrecht in de provinciale omgevingsverordeningen eisen aan de legger waterstaatswerken van HDSR.

Het waterschap heeft twee aparte leggers: een profielenlegger en een onderhoudslegger. Het gaat hier om de profielenlegger van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek, de regionale waterkeringen, met daartoe behorende kunstwerken, en de oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden en ondersteunende kunstwerken, gelegen in het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden als aangegeven op de leggerkaart.

Relatie met waterschapsverordening en onderhoudsverordening

De profielenlegger en onderhoudslegger bieden samen met de waterschapsverordening en de onderhoudsverordening bescherming aan waterstaatswerken en daarmee de verschillende functies van het waterbeheer binnen het beheergebied van HDSR:

  • -

    Profielenlegger. De legger beschrijft waaraan waterstaatswerken moeten voldoen. Het gaat daarbij om de ligging, vorm, afmeting en constructie.

  • -

    Onderhoudslegger. De onderhoudslegger bevat de profielen en afmetingen nodig voor het onderhoud en bevat eventueel afwijkingen ten opzichte van de aanwijzing van onderhoudsplichtigen volgens de onderhoudsverordening.

  • -

    Onderhoudsverordening. De verordening bevat de wijze van aanwijzing van onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen.

  • -

    Waterschapsverordening. De verordening stelt regels voor activiteiten in, op of in de buurt van waterstaatswerken, gekoppeld aan beperkingengebieden. Daarnaast bevat de waterschapsverordening regels voor lozingsactiviteiten en activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de zuiveringtechnische werken in beheer bij HDSR.

1.2 Legger, schouw en handhaving

De onderhoudsverordening legt onder meer vast wie welk (type) onderhoud moet uitvoeren. De onderhoudsverordening verplicht ook dat er altijd voor gezorgd moet worden dat het waterstaatswerk in een goede staat verkeert en altijd moet kunnen functioneren als het nodig is. De legger of de onderhoudsverordening bepaalt niet hoe en hoe vaak hiertoe onderhoud gepleegd moet worden. Het is aan de onderhoudsplichtige om dit te bepalen.

Wel zal het waterschap regelmatig controleren op de staat van onderhoud en de -eventuele-nalatigheid betreffende de onderhoudsplichten. De manier en frequentie waarop, is vastgelegd in de toezichtstrategie van het handhavingsbeleid.

Regelmatige controles doet het waterschap tijdens de najaarschouw, waar gefocust wordt op het regulier onderhoud (maai- en overig licht onderhoud), en tijdens de diepte- en profielschouw, waarbij de aandacht ligt op het buitengewoon onderhoud (controle op bagger en in de legger vastgelegde afmetingen). Bijvoorbeeld klachten en incidenten kunnen aanleiding geven om tussentijds te controleren.

1.3 Toelichting Leggergegevens

In deze legger wordt gebruikt gemaakt van veel informatie en gegevens. Deze gegevens zijn verspreid terug te vinden in de leggerbepalingen en de leggerkaart. In deze paragraaf wordt duidelijk welke gegevens opgenomen zijn, welke begrippen hierbij gehanteerd worden en welke uitleg hierbij hoort.

1.4 Vorm, afmeting en constructie

In de legger is voor elk oppervlaktewaterlichaam het minimaal theoretisch benodigde profiel opgenomen. Het minimaal theoretisch benodigde profiel is normaliter een combinatie van onder meer het hydraulisch noodzakelijke en het ecologisch functionele profiel. Bij deze functies wordt bijvoorbeeld gekeken naar de benodigde aan- en afvoercapaciteit, bergend vermogen, grondwaterstandsbeïnvloeding en waterkwaliteit.

Door een gebrek aan gebiedsdekkende gegevens is voor de legger besloten om alleen het hydraulische noodzakelijke profiel op te nemen. In toekomstige leggers zal met het beschikbaar komen van nieuwe informatie het minimaal theoretisch benodigd profiel verfijnd worden. Deze informatie volgt onder meer uit een inmeting van oeverprofielen in het gehele beheergebied en van onderwaterbodems van het primaire en secundaire stelsel.

Het hydraulisch noodzakelijk profiel wordt in de legger met drie parameters vastgelegd; de breedte op het schouwpeil, de minimale waterdiepte (droge slootdiepte bij droge sloten) en de theoretische taludhelling. Voor het buitengewoon onderhoud is ook de onderhoudsdiepte van belang.

Breedte op het schouwpeil

De breedte op het schouwpeil is op de Leggerkaart aangegeven als de “waterbreedte”. Ter bescherming van de bergingscapaciteit is deze breedte in de Legger vastgelegd. Bij droge sloten staat op de Leggerkaart de breedte van insteek tot insteek.

Waterdiepte

De waterdiepte is van alle oppervlaktewaterlichamen aangegeven op de leggerkaart. Bij droge sloten is dit de droge slootdiepte.

Smalle oppervlaktewaterlichamen mogen ondieper zijn dan de op de leggerkaart aangegeven waterdiepte. Om te bepalen of dit het geval is, wordt de waterbreedte op het schouwpeil gedeeld door drie. Is de uitkomst kleiner dan de waarde op de leggerkaart, dan is de uitkomst de geldende waterdiepte, Is dat niet het geval, dan geldt de waarde op de leggerkaart.

  • Voorbeeld:

    (1) een tertiair oppervlaktewaterlichaam is 0,9 meter breed op het schouwpeil. Delen door drie geeft een waterdiepte van 0,3 meter. Stel dat op de leggerkaart een waterdiepte van 0,5 meter staat, dan vereist het waterschap een waterdiepte van 0,3 meter.

    (2) een tertiair oppervlaktewaterlichaam is 2,1 meter breed op het schouwpeil. Delen door drie geeft een waterdiepte van 0,7 meter. Stel dat op de leggerkaart een waterdiepte van 0,6 meter staat, dan vereist het waterschap een waterdiepte van 0,6 meter.

Soms kan de vereiste waterdiepte door de aanwezigheid van de vaste zandbodem niet gehaald kan worden. In dat geval bepaalt de hoogte van de vaste zandbodem de waterdiepte.

Taludhelling

In de legger is de vermelde taludhelling de minimaal benodigde taludhelling. Voor de LOW heeft het waterschap de beschrijving van de taludhelling vereenvoudigd door overal, tenzij anders vermeld, de hellingen van het talud boven water en onder water aan elkaar gelijk te stellen evenals het linker- en rechtertalud.

Kunstwerken

In de Legger wordt onderscheid gemaakt in twaalf verschillende typen kunstwerken.

  • -

    Een afsluiter is een onderdeel van een kunstwerk met een waterkerende functie.

  • -

    Een aquaduct is een kunstwerk waarmee een waterloop in een open constructie over een weg of andere waterloop wordt gevoerd.

  • -

    Een dam is een dwars door een oppervlaktewaterlichaam gelegen afsluiting, bedoeld om water te keren, te leiden of te verdelen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm zijn van een (houten) schot of een grondlichaam dat tot aan het maaiveld doorloopt.

  • -

    Een duiker is een kokervormige constructie die bijvoorbeeld in een weg of toegangsdam ligt en is bedoeld om oppervlaktewaterlichamen met elkaar te verbinden.

  • -

    Een stuwende duiker is veelal een in verhang liggende koker door een gronddam die bovenstrooms met de binnenonderkant op het vastgestelde maximale waterpeil is gelegd.

  • -

    Een gemaal is een inrichting om water van een lager naar een hoger niveau te brengen. Het brengt of houdt water in een peilgebied op een bepaald peil.

  • -

    Een inlaat (ook wel inlaatduiker genoemd) is een kunstwerk waarmee water onder vrij verval in een gebied ingelaten kan worden. Een inlaat heeft meestal aan één zijde een schuif of klep die kan worden opengezet om water binnen te laten.

  • -

    Een overlaat is vergelijkbaar met een stuw, maar heeft geen regelbare hoogte. Een kweldam valt onder de overlaten.

  • -

    Een sifon (ook wel een onderleider genoemd) is een duiker waar water van het ene oppervlaktewaterlichaam (meestal) onder een ander oppervlaktewaterlichaam door loopt.

  • -

    Een sifon wordt bijvoorbeeld aangelegd om water met verschillende kwaliteiten van elkaar de scheiden of wanneer een gebied met eenzelfde peil wordt doorsneden door een oppervlaktewaterlichaam met een ander peil.

  • -

    Een sluis is een waterkerend kunstwerk in een waterkering tussen twee oppervlaktewaterlichamen met een verschillend waterpeil, dat dient om water te keren, maar dat door een beweegbaar mechanisme ook water of schepen kan laten passeren.

  • -

    Een stuw is een in hoogte regelbaar kunstwerk bedoeld om water in een oppervlaktewaterlichaam tot op een bepaalde hoogte op te stuwen. Ook kunnen ze er voor zorgen dat het waterpeil niet boven een bepaalde hoogte komt.

  • -

    Een vispassage is een kunstmatige passage ten behoeve van de vistrek bij kunstwerken in wateren.

Het type kunstwerk is op de Leggerkaart af te leiden uit de vorm, de kleur en de codering die in het kunstwerknummer wordt gebruikt; AF = afsluiter, AQ = aquaduct, DK = duiker, GM = gemaal, IN = inlaat, OV=overlaat, SD = stuwende duiker, SL = sluis, ST = stuw, SY = sifon, VD = dam, VP = vispassage. Sommige kunstwerken liggen in of nabij een waterkering. Deze kunnen dan ook zijn opgenomen in de Legger van waterkeringen. Bij een verschil hebben de voorschriften uit de Legger van waterkeringen voorrang.

Beschoeiingen

Beschoeiingen in het primaire stelsel die in onderhoud zijn bij het waterschap staan op de Leggerkaart. Aan de beschoeiing zijn verder geen gegevens gekoppeld.

Natuurvriendelijke oevers

Op de Leggerkaart is indicatief de ligging van de aangewezen natuurvriendelijke oevers aangegeven. Aan de natuurvriendelijke oevers zijn verder geen gegevens gekoppeld.

Ontbrekende gegevens

In uitzonderlijke gevallen ontbreekt bepaalde Leggerdata. Dit is dan met een liggend streepje aangegeven. In een volgende Legger worden deze gegevens aangevuld.

1.5 Leggerkaart

Samen met deze toelichting vormt de leggerkaart de profielenlegger. De leggerkaart is alleen digitaal beschikbaar. De kaart is te raadplegen via de internetsite van het waterschap, www.destichtserijnlanden.nl.

De leggerkaart bestaat uit meerdere kaartlagen die aan- en uitgezet kunnen worden. Daarmee kan de gebruiker enkel die lagen aanzetten die voor hem relevant zijn.

De gebruiker kan direct naar een gewenste locatie door bijvoorbeeld een postcode, een adres of een kadastrale code in te voeren. Vanwege het detailniveau van de kaart en onnauwkeurigheden zijn in de praktijk afwijkingen mogelijk. Het is dan ter beoordeling aan het waterschap hoe hier in het concrete geval mee om te gaan.

Ligging en categorie van de oppervlaktewaterlichamen

Van elk oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het waterschap staat nauwkeurig de waterbreedte en het droge talud als vlak ingetekend. Deze vormen samen de kernzone. Onderscheid wordt gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire oppervlaktewaterlichamen.

Oppervlaktewaterlichamen worden verdeeld in leggervakken. In een vak zijn, op de breedte na, alle Leggerrelevante parameters identiek. Deze variabelen zijn de vorm, afmeting en constructie. De gegevens worden zichtbaar door te klikken op het leggervak. Ook zichtbaar wordt dan de unieke code van dit vak. De code heeft enkel een administratieve functie en staat los van de code uit de vorige legger.

Ligging kunstwerken en waterkeringen

De kunstwerken staan in een aparte kaartlaag inclusief de eventueel bijbehorende beschermingszone. De verschillende typen kunstwerken zijn verschillend weergegeven. Door te klikken op een kunstwerk worden de bijbehorende gegevens zichtbaar, zoals de unieke kunstwerkcode.

Overige kaartlagen

Bergingsgebieden, onderhoudsvaarwater, aangewezen vaarwegen en overige vaarwateren, natuurvriendelijke oevers en beschoeiingen en referentielijnen zijn als aparte kaartlagen opgenomen. Achter deze datasets hangen verder geen gegevens.

Dwarsprofielen waterkeringen

Dwarsprofielen zijn in een aparte kaartlaag opgenomen.

Bijzondere waterkerende constructies.

In de leggerkaart regionale keringen zijn de bijzondere waterkerende constructies als aparte kaartlaag opgenomen.

Voorbeeld

In figuur 10 staat een voorbeeld van enkele kaartlagen en in tabel 6 een voorbeeld van de gegevens die verschijnen als op een leggervak van een watergang wordt geklikt.

afbeelding binnen de regeling

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3. Categorieën oppervlaktewaterlichamen

Het waterschap maakt onderscheid in drie categorieën oppervlaktewaterlichamen. Deze zijn als volgt:

Primaire oppervlaktewaterlichamen:

  • -

    samen met de secundaire oppervlaktewaterlichamen zijn dit de voor de waterhuishouding belangrijkste oppervlaktewaterlichamen;

  • -

    algemeen uitgangspunt is een bepaalde minimaal benodigde capaciteit van 100 tot 250 l/s voor het landelijk gebied. Het waterschap kan afwijken indien de afvoer meerdere belanghebbenden dient. Ook een ander belang, zoals aanvoercapaciteit, kan aanleiding zijn om een oppervlaktewaterlichaam als primair aan te duiden;

  • -

    vanwege het belang is hoofdzakelijk het waterschap verantwoordelijk voor het gewone onderhoud van het natte profiel en het buitengewone onderhoud. De beschoeiing maakt hier geen deel van uit.

Secundaire oppervlaktewaterlichamen:

  • -

    samen met de primaire oppervlaktewaterlichamen zijn dit de voor de waterhuishouding belangrijkste oppervlaktewaterlichamen;

  • -

    vanwege het belang is hoofdzakelijk het waterschap verantwoordelijk voor het buitengewoon onderhoud van het natte profiel. De beschoeiing maakt hier geen deel van uit. Het gewone onderhoud ligt hoofdzakelijk bij de aangelande.

Tertiaire oppervlaktewaterlichamen:

  • -

    alle overige oppervlaktewaterlichamen;

  • -

    deze oppervlaktewaterlichamen zijn als het ware de haarvaten van het watersysteem en hebben onder meer een belang voor de waterberging.

Artikel 4. Onderhoudsvaarwater en natuurvriendelijke oevers

Onderhoudsvaarwater

Met name bij brede oppervlaktewaterlichamen waar het onderhoud moeilijk vanaf de kant uitgevoerd kan worden, streeft het waterschap er naar om op dit onderhoud varend uit te (laten) voeren. Het gebruik van oppervlaktewaterlichamen door onderhoudsmaterieel stelt specifieke minimale eisen aan de doorvaarbaarheid van dit oppervlaktewaterlichaam. Dit geldt ook voor oppervlaktewaterlichamen die niet varend worden onderhouden, maar wel op de route liggen vanaf een inlaatplaats naar een oppervlaktewaterlichaam dat varend wordt onderhouden of kan worden onderhouden. Al deze oppervlaktewaterlichamen zijn als “onderhoudsvaarwater” in de Legger opgenomen.

Opgemerkt moet worden dat een oppervlaktewaterlichaam dat varend kan worden onderhouden, niet altijd varend wordt onderhouden. Over het algemeen wordt degene die het onderhoud dient uit te voeren, de keuze gelaten om het onderhoud vanaf de kant of vanuit het water uit te voeren.

Het waterschap legt de specifieke minimale eisen aan de doorvaarbaarheid voor onderhoudsmaterieel vast in beleidsregels.

Natuurvriendelijke oevers

Natuurvriendelijke oevers zijn oevers die zijn aangelegd volgens een bepaald profiel, zodanig dat zich een natuurlijke biotoop voor flora en fauna kan ontwikkelen. De oevervegetatie kan een belangrijke rol vervullen in het zuiveren van het water. Daarnaast bieden deze oevers door hun constructie extra mogelijkheden voor waterberging.

Indien ook een deel van het bijbehorende natte profiel natuurvriendelijk is ingericht, denk aan een plasberm, maakt dit onderdeel uit van de natuurvriendelijke oever

Een aantal van deze oevers zijn in deze profielenlegger expliciet als “natuurvriendelijke oever” opgenomen. Dit zijn de oevers die het waterschap heeft aangelegd maar ook oevers die bijvoorbeeld door het waterschap zijn (mede)gefinancierd of gesubsidieerd. Het waterschap wil de inrichting en het functioneren van deze oevers beschermen door extra regels te stellen. Deze zijn bijvoorbeeld opgenomen in de waterschapsverordening, uitvoeringsregels, verleende vergunningvoorschriften, subsidievoorschriften, afgesloten beheerovereenkomsten en overige vastgelegde afspraken.

De ligging van de oevers is op de kaart bij benadering aangegeven. Op de kaart is over de breedte van de natuurvriendelijke oever vanaf het schouwpeil geautomatiseerd een vlak getekend van 2 meter breed aan beide zijden.

In de praktijk kan de natuurvriendelijke oever breder of smaller zijn. Om te bepalen of een (voorgenomen) handeling in een natuurvriendelijke oever plaats heeft, geldt de praktijksituatie.

Artikel 5. Aangewezen vaarwegen en overig vaarwater

Het waterschap heeft “aangewezen vaarwegen” en “overige vaarwateren” in beheer. Dit is vastgelegd in de Nota Vaarbeleid (zie ook onderstaande tabel 2). Deze oppervlaktewaterlichamen, behalve de Vlist, zijn aangegeven op de Leggerkaart. De “aangewezen vaarwegen” zijn door de provincie aangewezen, de “overige vaarwateren” door het waterschap.

Aan de afmetingen van deze oppervlaktewaterlichamen en de inliggende kunstwerken worden nadere eisen gesteld. De afmetingen kunnen zowel betrekking hebben op het natte profiel als op de oevers en de vrij te houden ruimte boven water.

De eisen voor de overige vaarwateren zijn of worden belegd in het door het waterschap te ontwikkelen vaarwegbeleid en bijbehorende documenten. De eisen voor de aangewezen vaarwegen zijn door de provincie vastgesteld.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 6. Gekanaliseerde Hollandse IJssel

Dimensionering

Rijkswaterstaat heeft in 2014 de Gekanaliseerde Hollandse IJssel overgedragen aan het waterschap.

Het bleek technisch niet mogelijk om de profielgegevens op de Leggerkaart volledig over te nemen. Vandaar dat deze gegevens in de onderstaande tabel zijn opgenomen. Kilometer 0 is ter hoogte van de Doorslag, kilometer 32 bij het Baden Powellplantsoen te Gouda. Op de figuur onder de tabel staat indicatief de ligging van elk kilometerpunt.

afbeelding binnen de regeling

In het volgende figuur staat als voorbeeld het dwarsprofiel DUT_GHIJ_5. Zoals aangegeven blijft dit profiel geldig. De maatvoering van de andere profielen kan met behulp van de tabel en de figuur worden afgeleid.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 8. Overgangsbepaling

Het is mogelijk dat (gewijzigde) waterstaatswerken die op legale wijze tot stand zijn gekomen, op de profielenlegger ontbreken. Deze waterstaatswerken moeten worden onderhouden zoals in dit artikel is aangegeven. Het kan zijn dat in de verleende vergunning aanvullende bepalingen zijn opgenomen. In dat geval gelden de in de vergunning verwoorde bepalingen. Bij gebreke daarvan moet het oppervlaktewaterlichaam, het kunstwerk en/of de waterkering worden onderhouden overeenkomstig het oorspronkelijk profiel en constructie, of aanwijzingen van het waterschap.

Weergave bepaald moment

De profielenlegger geeft een weergave van de situatie op een specifiek moment in de tijd. Wijzigingen van waterstaatswerken als gevolg van gelegaliseerde werkzaamheden worden pas in een nieuw vast te stellen profielenlegger verwerkt. Daarmee is de profielenlegger een statisch document dat alleen de werkelijkheid weergeeft voor de situatie ten tijde van de inventarisatie van gegevens. De profielenlegger loopt daardoor altijd achter op de dynamische werkelijkheid. Door de profielenlegger regelmatig opnieuw vast te stellen blijft de achterstand beperkt.

In werkelijkheid kan de situatie gewijzigd zijn als gevolg van werkzaamheden, gebiedsinrichting, verkoop van grond, en dergelijke. Rechtmatig tot stand gekomen wijzigingen worden dynamisch bijgehouden in diverse databanken die aan de profielenlegger ten grondslag liggen, zoals het beheerregister van het waterschap.

Met wijzigingen die rechtmatig tot stand zijn gekomen en die nog niet zijn opgenomen in de profielenlegger zal het waterschap rekening houden, bijvoorbeeld bij vergunningverlening, handhaving en schouw. Hiervoor is een overgangsbepaling opgenomen.

Indien met het waterschap afspraken zijn gemaakt en vastgelegd die afwijken van hetgeen in de profielenlegger is bepaald, dan gelden deze afspraken naast de profielenlegger. Op termijn zullen die afspraken in de profielenlegger worden verwerkt.

In situaties waarbij de eigendomsgrens bepalend is voor de onderhoudsplicht, is de dan actuele eigendomssituatie bepalend voor de aanwijzing. Omdat kadastrale informatie niet wordt beheerd door het waterschap, heeft bezwaar maken tegen kadastrale grenzen bij het waterschap geen zin. Eventuele fouten moeten in het kadaster worden hersteld. In het beheerregister en daarmee ook in de profielenlegger zullen wijzigingen die zonder vergunning of toestemming van het waterschap tot stand zijn gekomen en die dus als overtredingen worden beschouwd, niet worden verwerkt. Hieronder valt ook het geleidelijk laten verlanden van een oppervlaktewaterlichaam. Hiertegen zal conform het handhavingsbeleid handhavend worden opgetreden.