Havenbeheersverordening Maassluis 2024

Geldend van 29-12-2023 t/m heden

Intitulé

Havenbeheersverordening Maassluis 2024

De raad van de gemeente Maassluis;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 07-12-2023

gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet,

overwegende dat een verordening noodzakelijk is voor het correct kunnen beheren van de haven,

overwegende dat actualisatie van de verordening noodzakelijk is,

besluit vast te stellen de Havenbeheersverordening Maassluis 2024

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Afvalstoffen: Scheepsafval, ladingresiduen, vloeibare of vaste afvalstoffen die ontstaan bij het schoonmaken van een schip.

  • -

    Binnenschip: Schip, niet zijnde een zeeschip.

  • -

    College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis.

  • -

    Bunkeren: Overslag van bunkerolie of van een bunkerschip naar een zeeschip.

  • -

    Bunkerolie: Brandstofolie of smeerolie.

  • -

    Bunkerschip: Tankschip gebruikt voor het bevoorraden van schepen met bunkerolie.

  • -

    Communicatievaren: Tegen vergoeding vervoeren van personen van en naar zeeschepen.

  • -

    Exploitant: Eigenaar, beheerder, rompbevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip.

  • -

    Haven: Wateren binnen de gemeente die voor de scheepvaart openstaan, met uitzondering van de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg.

  • -

    Havenmeester: De havenmeester van Maassluis.

  • -

    Historisch schip: Een vaartuig dat als historisch schip is aangewezen op grond van de beleidsregels in de nota Havenbeleid 2005.

  • -

    Kapitein of schipper: Degene die de feitelijke leiding over een zeeschip respectievelijk binnenschip voert.

  • -

    Ladingresiduen: De restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na lading of lossing en morsingen.

  • -

    Ontvangstvoorziening: Voorziening geschikt voor de ontvangt van scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen;

  • -

    Pleziervaartuig: Een schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding.

  • -

    Schadelijke stoffen: Stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code), de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) en het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën.

  • -

    Scheepsafval: Afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde ladingresiduen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en dat valt onder de reikwijdte van bijlagen I,IV, V, VI van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Marpol), alsmede ladinggebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, waaronder in ieder geval begrepen wordt stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad of stalen banden;

  • -

    Schip: Elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • -

    Spudpaal: Voorziening waarmee een schip zichzelf in de onderwaterbodem kan verankeren door middel van verticale meerpalen waarmee het schip zelf is uitgerust.

  • -

    Tankschip: Zee- of binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloerbare lading in zijn ladingstank;

  • -

    Toestemming: Vergunning, aanwijzing, erkenning, ontheffing of vrijstelling op grond van of krachtens deze verordening;

  • -

    Woonconcentratie: Een groep van zich bij elkaar op het land of op het water bevindende woningen;

  • -

    Woonschip: Een schip, uitsluiting of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot woning bestemd;

  • -

    Zeeschip: Schip dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document – afgegeven door het bevoegde gezag van het land waar het schip is ingeschreven- waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

  • 1. Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, is deze verordening van toepassing in de haven en alle tot de haven behorende kunstwerken, evenals op de scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven, los- en laadplaatsen binnen de gemeente.

  • 2. Deze verordening is tevens van toepassing op schepen die buiten de haven doch binnen de gemeente direct of indirect gemeerd of ten anker liggen of op een spudpaal zijn afgemeerd. Met uitzondering van de Noord-, Zuid- en Boonervliet.

Artikel 1.3 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag deze termijn eenmaal met ten hoogste 4 weken verlengen.

Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan aan een toestemming voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2. De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de toestemming is vereist.

  • 3. Degene voor wie de toestemming geldt, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1.5 Geldigheidsduur

  • 1. Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een vergunning of vrijstelling verleend voor de duur van 5 jaar.

  • 2. Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, kan een erkenning voor onbepaalde duur worden verleend.

  • 3. Een ontheffing voor een eenmalige gedraging of handeling wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, met dien verstande dat de ontheffing voor maximaal zes maanden wordt verleend.

  • 4. Een ontheffing kan in spoedeisende gevallen voor een eenmalige gedraging of handeling mondeling worden verleend. De ontheffing wordt zo spoedig mogelijk op schrift gesteld.

Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Het college kan, onverminderd het elders bij of krachtens deze verordening bepaalde een toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:

  • a.

    dit in het belang van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van de haven, of de kwaliteit van de dienstverlening in de haven wenselijk is,

  • b.

    de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd,

  • c.

    zich na de verlening een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening bekend was geweest, de toestemming niet of niet onder die voorschriften of beperking was verleend.

  • d.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na de verlening daarvan, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan deze is vereist,

  • e.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt,

  • f.

    hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een gestelde termijn, binnen termijn van acht weken of

  • g.

    degene voor wie de toestemming geldt, dit verzoekt.

Artikel 1.7 Verplichtingen van houders van toestemmingen

Degene aan wie een toestemming is verleend houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.

Artikel 1.8 Normadressaat

  • 1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de kapitein of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 1.9 Aanwijzing havenmeester

Het college wijst de havenmeester van Maassluis aan.

Artikel 1.10 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen in het kader van de orde, de veiligheid, de bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening in of in de omgeving van de haven of ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, over:

  • a.

    de gegevens die aan de havenmeester moeten worden gemeld voordat met een schip een haven wordt aangedaan, voordat ligplaats wordt ingenomen of voordat bepaalde activiteiten worden ondernomen,

  • b.

    de wijze waarop de melding, bedoeld onder a, dient plaats te vinden,

  • c.

    de wijze waarop een aanvraag om een vergunning dient plaats te vinden,

  • d.

    de voorwaarden waaronder schepen zich in een door het college aangewezen gebied mogen bevinden, welke betrekking kunnen hebben op daar te ondernemen activiteiten en op eisen waaraan schepen of bemanning moeten voldoen om deze activiteiten te mogen ondernemen,

  • e.

    de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2.3,

  • f.

    de wijze van afmeren van schepen en het innemen van een ligplaats.

§ 2 Orde in en gebruik van de haven

Artikel 2.1 Verkeerstekens

  • 1. Het college kan in de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en deze voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2. Het is verboden te handelen in strijd met verkeerstekens of de daarbij behorende nadere aanduidingen.

  • 3. Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.2 Ligplaatsenoverzicht

Het college kan een ligplaatsenoverzicht vaststellen, dat in elk geval bevat een kaart van de haven met daarop aangegeven:

  • a.

    de plaatsen of gebieden die bestemd zijn om ligplaats te nemen,

  • b.

    indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor bepaalde categorieën schepen,

  • c.

    indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor ligplaatsvergunninghouders.

Artikel 2.3 Verbod nemen ligplaats

  • 1. Het college kan het nemen of houden van ligplaats verbieden uit het oogpunt van orde, beheer, onderhoud, veiligheid, redelijke eisen van welstand of milieu.

  • 2. Het is verboden met een schip ligplaats te nemen of zich met een schip op een ligplaats te bevinden, tenzij dit geschiedt,

    • a.

      in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 2.1;

    • b.

      met een pleziervaartuig met een vergunning op grond van de Nota Havenbeleid 2005 en reglement ligplaatsen pleziervaartuigen Maassluis;

    • c.

      met een historisch schip met een vergunning op daarvoor door het college aangewezen plaatsen op grond van de nota Havenbeleid 2012;

    • d.

      met een vergunning van een recht op vaste ligplaats;

    • e.

      met instemming van de huurder of eigenaar van een aan de ligplaats gelegen terrein;

    • f.

      in overeenstemming met een geldend bestemmingsplan;

    • g.

      met toestemming van de havenmeester.

  • 3. Het is verboden met een woonboot ligging te nemen.

  • 4. Het college kan van het in het tweede en/of derde lid gestelde verbod vrijstelling of ontheffing verlenen.

Artikel 2.4 Voorzieningen en voorwerpen

  • 1. Het is eenieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te hebben, te plaatsen of aan te brengen, als daardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen, en als zodanig in gebruik zijn, voor het laden en lossen van schepen.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.5 Verhalen van schepen

  • 1. Het college kan een exploitant, kapitein of schipper schriftelijk opdragen een schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, indien dit in het kader van de orde of ter bescherming van de veiligheid of het milieu in of in de haven noodzakelijk is.

  • 2. Indien geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht een schip te verhalen kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant verhalen of doen verhalen.

  • 3. In spoedeisende of urgente gevallen kan het college het schip voor rekening en risico van de exploitant direct verhalen of doen verhalen.

Artikel 2.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1. Het is verboden voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven te gebruiken als het schip:

    • a.

      aan de grond zit;

    • b.

      gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt; of

    • c.

      ter hoogte van de kade of oevers wordt gaande gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt, anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren.

  • 2. Tijdens het in werking zijn van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip is er een persoon in de stuurhut aanwezig, die bekend is met de bediening van het schip.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien het een aan een ander schip gemeerd bunker- of bevoorradingsschip betreft, dat moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

  • 4. Het is het eerste lid gestelde verbod op het gebruik van boegschroeven is niet van toepassing in de havenkom.

  • 5. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 2.7 Plezier- en zeilvaart in de haven

  • 1. Het is verboden zich met een pleziervaartuig in de haven te bevinden, tenzij:

    • a.

      het schip ligplaats heeft genomen in overeenstemming met het ligplaatsenoverzicht, de geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen of met instemming van de eigenaar, huurder of erfpachter van het aan de plaats gelegen terrein,

    • b.

      het schip zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft naar een in de haven gelegen ligplaats waar het in overeenstemming met het ligplaatsenoverzicht, de geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen of met instemming van de eigenaar, huurder of erfpachter van het aan de plaats gelegen terrein ligplaats zal nemen.

    • c.

      het schip zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft naar de passantenhaven en daar in overeenstemming met de voorschriften, de geplaatste verkeerstekens en de bijbehorende tarieven, ligplaats zal nemen.

    • d.

      Het schip zich van de in lid a, b en c genoemde ligplaatsen zich rechtstreeks en zonder onderbrekingen begeeft naar het Scheur of via de Monstersche sluis de haven verlaat.

    • e.

      Het schip zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft van het Scheur naar de Monstersche Sluis of van de Monstersche Sluis naar het Scheur.

    • f.

      het schip via de Monstersche Sluis de haven betreedt en na een kort verblijf in de haven en wederom weer verlaat via de Monstersche Sluis.

  • 2. Het is verboden met een schip dat uitsluitend door middel van zeilen wordt voortbewogen te varen in de haven.

  • 3. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 2.8 Overlast aan vaartuigen

Het is niet-rechthebbenden verboden een schip vast te houden, zich daarop te begeven, zich daarop te bevinden of los te maken.

Artikel 2.9 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

  • 1. Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, worden direct aan de havenmeester gemeld,

  • 2. De melding bedoeld in het eerste lid vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal of per email.

§ 3 Veiligheid en bescherming milieu in en in de omgeving van de haven

Artikel 3.1 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

  • 1. Het is verboden stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.2 Gebruik afvalverbrandingsoven

Het is eenieder verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.

Artikel 3.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester; en

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

Artikel 3.4 Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen

  • 1. Het college kan indien naar haar oordeel een schip ernstig gevaar, schade of hinder, of ernstige verstoring van de orde met zich meebrengt of kan brengen,

    • a.

      een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden; of

    • b.

      maatregelen opleggen aan de kapitein of de schipper van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.

  • 2. Degene aan wie het verbod is of de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

Artikel 3.5 Veilige toegang

  • 1. Een afgemeerd schip beschikt over een toegang die geen gevaar of schade aan personen kan veroorzaken.

  • 2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot binnenschepen waarbij:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt ten gevolge van laad- of loshandelingen; of

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 3.6 Verbod gebruik hoofdmotor

  • 1. Het is verboden om op een afgemeerd schip de hoofdmotor in werking te hebben, tenzij direct voor vertrek van het schip.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.7 Schone motoren binnenschepen

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      bedrijfsmatig vervoer het vervoer van goederen in de uitoefening van een bedrijf of beroep, of het vervoer van goederen, uitsluitend bestemd voor of afkomstig van de eigen onderneming;

    • b.

      binnenschip: Schip, niet zijnde een zeeschip, dat is bestemd voor bedrijfsmatig vervoer.

  • 2. Het is vanaf 1 januari 2025 verboden zich in de haven te bevinden met een binnenschip met een – ten behoeven van de voorstuwing- inwerking zijnde dieselmotor die niet voldoet aan de emissiewaarden van fase II van het Reglement Onderzoek Schepen op de Rijn van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart of niet voldoet aan het bepaalde in Richtlijn 97/68/EG, dan wel het bepaalde in eventuele opvolgende richtlijnen.

  • 3. Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen voor binnenschepen van bijzondere aard of met een bijzondere lading, functie of bestemming zoals museumachtige schepen, historische sleepboten en stoomschepen.

Artikel 3.8 Bunkeren

  • 1. Het is verboden om een zeeschip te bunkeren, tenzij:

    • a.

      de daarbij betrokken schepen beschikken over een bunkercontrolelijst die volledig, positief en naar waarheid is ingevuld;

    • b.

      deze bunkerlijst is ondertekend door de voor het bunkeren verantwoordelijke personen;

    • c.

      tijdens het bunkeren het daarover in de bunkercontrolelijst gestelde wordt nageleefd.

    • d.

      dit gemeld is bij de dienstdoende brugwachter.

  • 2. De bunkercontrolelijst wordt tijdens en tot vierentwintig uur na het einde van de bunkering aan boord van de daarbij betrokken schepen gehouden.

  • 3. Als meer dan één bunkerlichter betrokken is bij de aanlevering van een partij bunkerolie vult iedere bunkerlichter voor zich een afzonderlijke bunkercontrolelijst in, die wordt ondertekend door bij de bunkering betrokken partijen.

Artikel 3.9 Aanwijzing ontvangstvoorzieningen

  • 1. Het is verboden zonder aanwijzing van het college scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen die rechtstreeks afkomstig zijn van zeeschepen die de haven aandoen in ontvangst te nemen.

  • 2. Onverminderd artikel 1.4 kan het college voorschriften en beperkingen verbinden aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, die onder meer betrekking kunnen hebben op:

    • a.

      de soort ontvangstvoorzieningen en de veranderingen daarvan,

    • b.

      geschiktheid en beschikbaarheid van de ontvangstvoorzieningen,

    • c.

      de verplichting tot het in ontvangst nemen van scheepsafvalstoffen,

    • d.

      de soorten stoffen waarvoor de aanwijzing geldt,

    • e.

      melden van ontvangst van scheepsafvalstoffen en het verstrekken van gegevens daaromtrent,

    • f.

      de maximale verblijfsduur van de ontvangen stoffen in de ontvangstvoorzieningen en het verstrekken van gegevens en houden van registratie daaromtrent,

    • g.

      het afleveren van de ontvangen stoffen.

  • 3. De aanwijzing wordt voor maximaal 5 jaar verleend.

Artikel 3.10 Deugdelijk afmeren

  • 1. Het is eenieder verboden te laden of te lossen op een schip dat op ondeugdelijke wijze is afgemeerd.

  • 2. Het is verboden om de Safe Working Load van aan de wal geplaatste bolders te overschrijden. De Safe Working Load van bolders geldt bij een verticale troshoek van maximaal 45 graden.

  • 3. Het college kan van het in dit artikel bepaalde ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 3.11 Gebruik van ankers

  • 1. Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij:

    • a.

      ligplaats wordt genomen in een boeienspan of een palenligplaats,

    • b.

      dit geschiedt door een drijvende kraan en zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het tweede lid aan de havenmeester is gemeld.

  • 2. De melding bedoeld in het eerste lid, onder b, vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal of per e-mail.

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 3.12 Gebruik van spudpalen

  • 1. Het is verboden een spudpaal te gebruiken, tenzij dit geschiedt in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 2.1.

  • 2. Onder spudpaal wordt verstaan een voorziening waarmee een schip zichzelf in de onderwaterbodem kan verankeren door middel van verticale meerpalen waarmee het schip zelf is uitgerust;

  • 3. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 3.13 Vast- en losmaken zeeschepen

  • 1. Het vast- en losmaken is een ieder verboden als het betreft een zeeschip:

    • a.

      met een lengte over alles van meer dan 75 meter; of

    • b.

      met een lengte over alles van minder dan 75 meter dat is gebouwd of wordt gebruikt voor het vervoer van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk, tenzij het schip leeg en schoon is gemaakt van die stoffen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als:

    • a.

      het vastmaken direct bij aankomst op de meerplaats gebeurt door de bemanningsleden die aan boord zijn;

    • b.

      wordt gehandeld door een gediplomeerd bootman en/of bemanningslid,

    • c.

      het zeeschip wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen; of

    • d.

      de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding tot bootman, onder verantwoordelijkheid van een gediplomeerd bootman.

Artikel 3.14 Gebruik generatoren door binnenschepen

  • 1. Het is verboden om aan boord van een binnenschip een generator te gebruiken.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing of vrijstelling verlenen in het geval van een calamiteit van maatschappelijke impact waarbij de veiligheid in geding is.

Artikel 3.15 Verrichten van werkzaamheden

  • 1. Het is verboden om aan een schip, buitenboord een schip, onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf of herstellingsinrichting waarvoor een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend,

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.16 Ontsmetten van schepen

  • 1. Het is verboden met een schip ligplaats te nemen om een schip of de lading te ontsmetten door het te behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan.

  • 2. Het is het verboden een schip, geladen met losgestorte bulklading in vaste vorm, ligplaats te nemen of zich op een ligplaats te bevinden indien de lading is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan met het doel de lading te ontsmetten, tenzij voor het schip een verklaring is afgegeven door een erkend of aangewezen bij of krachtens de Wet gewasbescherming en biociden, dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.

  • 3. Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

§4 Handhaving

Artikel 4.1 Aanwijzingen

  • 1. Het college kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid in de haven, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer, het nemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 4.3 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:

    • a.

      de Havenmeester

    • b.

      de opsporingsambtenaren van de Politie Eenheid Rotterdam,

    • c.

      de door het college dan wel door de burgemeester aan te wijzen toezichthouders

    • d.

      de personen werkzaam bij de Divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam N.V., voor zover deze personen zijn voorzien van een akte van opsporingsbevoegdheid.

  • 2. Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Artikel 4.4 Betreden van woonruimten

Personen die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

§ 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Overgangsrecht

  • 1. De Havenbeheersverordening Maassluis 2019wordt ingetrokken.

  • 2. Een krachtens de Havenbeheersverordening Maassluis 2011 verleende vergunning, ontheffing of vrijstelling geldt als toestemming verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een toestemming krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.

  • 3. Aanvragen om vergunning of ontheffing die zijn ingediend onder de Havenbeheersverordening Maassluis 2019maar waarop nog niet is beschikt bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld overeenkomstig de oude verordening.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking in het elektronisch gemeenteblad.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Havenbeheersverordening Maassluis 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 december 2023

de griffier,

J. Vinke

de voorzitter,

G.G.J. Rensen