Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2024

Geldend van 23-12-2023 t/m 17-07-2024

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2024

De raad van de gemeente Aalten;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2023;

gelet op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

Besluit:

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2024.

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel 2024.

  • 2. De maatstaven van de belasting per perceel zijn:

    • a.

      een vast bedrag (vastrecht)

    • b.

      het aantal ledigingen van een container of aanbiedingen van een afvalzak (variabel deel)

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het vastrecht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het vastrecht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde vastrecht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 5. De belastingplicht voor het aantal ledigingen van een container of het aantal aanbiedingen van een afvalzak vangt aan bij het ledigen c.q. aanbieden.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, gelijk aan of meer is dan € 100,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van het eerste lid geldt dat, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 100,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de leden 1 t/m 3 gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Indien een belastingplichtige voor kwijtschelding in aanmerking komt wordt bij de invordering van de afvalstoffenheffing kwijtschelding verleend van het vastrecht en het variabele deel. Bij het variabele deel geldt wel een maximum en dat is bij een:

  • 1.

    éénpersoonshuishouden: het bedrag gelijk aan 2 ledigingen van een container met restafval van 140 liter;

  • 2.

    meerpersoonshuishouden: het bedrag gelijk aan 2 ledigingen van een container met restafval van 240 liter.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening afvalstoffenheffing 2023' van 20 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening afvalstoffenheffing 2024'.

Ondertekening

Aalten, 19 december 2023

De raad voornoemd,

De griffier,

M.A.J.B. Fiering,

De voorzitter,

mr. A.B. Stapelkamp

Bijlage 1 Tarieventabel 2024

Behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing 2024

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

1.1

De belasting als bedoeld in artikel 4, lid 2, sub a van de Verordening afvalstoffenheffing (vastrecht) bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 101,00

1.2

De belasting als bedoeld in artikel 4, lid 2, sub b van de Verordening afvalstoffenheffing (variabel deel) bedraagt per:

1.2.1

lediging van een container van 140 liter, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen

€ 6,65

1.2.2

lediging van een container van 240 liter, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen

€ 11,40

1.2.3

aanbieding in een ondergrondse afvalcontainer, bestemd voor overige huishoudelijke afvalstoffen

€ 1,90

Behorende bij het raadsbesluit van 19 december 2023.

De Griffier,

M.A.J.B. Fiering