Erfgoedverordening Súdwest-Fryslân 2024

Geldend van 31-12-2023 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Súdwest-Fryslân 2024

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 oktober 2023;

gelet op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988;

overwegende dat:

  • de erfgoedverordening gaat over het aanwijzen van cultureel erfgoed dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis;

  • de nu vast te stellen verordening geactualiseerd is zodat deze in lijn is met de Omgevingswet die per 1 januari 2024 in werking treedt;

besluit:

vast te stellen de

Erfgoedverordening Súdwest-Fryslân 2024.

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1 Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    gebied met een archeologische verwachtingswaarde: zone die op de gemeentelijke FAMKE staat aangegeven als “karterend onderzoek” en “quickscan”, waar op basis van historische bronnen, archeologisch onderzoek en de geologische en bodemkundige opbouw een hoge dichtheid aan archeologische sporen of vondsten wordt verwacht;

  • c.

    gebied met een hoge archeologische waarde: zone die op de gemeentelijke FAMKE staan aangegeven als “streven naar behoud” en “waarderend onderzoek”, waar op basis van historische bronnen en archeologisch onderzoek een hoge dichtheid van archeologische waarden bekend is;

  • d.

    gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra): twee kaarten van het gemeentelijke grondgebied, één voor de periode ‘steentijd – bronstijd’, en één voor de periode ‘ijzertijd – middeleeuwen’ waarop gebieden met een hoge archeologische waarde en gebieden met een archeologische verwachtingswaarde zijn aangegeven;

  • e.

    gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

  • f.

    gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18;

  • g.

    gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • h.

    gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • i.

    lage archeologische verwachting: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • k.

    monumentencommissie: gemeentelijke adviescommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. Leden van het gemeentebestuur maken geen deel uit van de adviescommissie;

  • l.

    omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht;

  • m.

    rijksmonumentenregister: register als bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet;

  • n.

    Plan van Aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • o.

    Programma van Eisen: programma dat door het bevoegd gezag wordt goedgekeurd en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;

  • p.

    provinciaal erfgoedregister: register als bedoeld in artikel 3.17 van de Erfgoedwet;

  • q.

    verstoren: het beroeren, aantasten of vernielen van de bodem, waarbij afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Het college houdt een voor iedereen te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van het op grond van deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijk monument;

    • b.

      gegevens uit de afschriften die het college heeft ontvangen van de minister over de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid van de erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;

    • c.

      gegevens over een door het college van deputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologische monument of provinciaal beschermd stads-en dorpsgezicht.

Paragraaf 2. Aanwijzing gemeentelijke beschermd cultuurgoed of gemeentelijke beschermde verzamelingen

Artikel 3 Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoeder of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1.

    Het college kan besluiten een cultuurgoed dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed, indien dat cultuurgoed:

    • a.

      een bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis heeft;

    • b.

      van uitzonderlijke schoonheid is;

    • c.

      onvervangbaar en onmisbaar is voor het gemeentelijk cultuurbezit;

    • d.

      in eigendom van de gemeente is, of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd.

  • 2.

    Het college kan besluiten een verzameling aan te wijzen als gemeentelijke beschermde verzameling, indien deze verzameling:

    • a.

      een bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis heeft;

    • b.

      onvervangbaar en onmisbaar is voor het gemeentelijk cultuurbezit;

    • c.

      die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn;

    • d.

      in eigendom van de gemeente is, of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd.

  • 3.

    Voor de aanwijzing in het eerste en tweede lid is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Het college vraagt advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet:

    • a.

      over het voornemen van een aanwijzing in het eerste of tweede lid;

    • b.

      over het voornemen een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijke beschermde verzameling te vervreemden of afstand te doen van de zorg daarvoor.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet; en

    • b.

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 6.

    Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijke erfgoedregister.

Artikel 4 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1.

    Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken.

  • 2.

    Artikel 3, vierde lid is op lid 1 van overeenkomstige toepassing, tenzij:

    • a.

      het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft;

    • b.

      het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 4.

    Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Paragraaf 3. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5 Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college kan besluiten ambtshalve een monument of archeologisch monument aan te wijzen als gemeentelijk monument indien dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege:

    • a.

      zijn schoonheid;

    • b.

      betekenis voor de wetenschap;

    • c.

      cultuurhistorische waarde.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      Rijksmonumenten;

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels opstellen ten aanzien van de in het eerste lid genoemde bevoegdheid.

Artikel 6 Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Het college maakt een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, schriftelijk bekend aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 7 Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 8 Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1.

    Over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, vraagt het college advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en Verordening op de adviescommissie omgevingskwaliteit gemeente Súdwest-Fryslân.

  • 2.

    De monumentencommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 9 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Het college beslist binnen 26 weken na hun voornemen, als bedoeld in artikel 6, over de aanwijzing.

  • 2.

    De beslistermijn kan eenmaal met 26 weken worden verlengd. Belanghebbenden worden hierover schriftelijk geïnformeerd.

  • 3.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een redengevende beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 10 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na uiterlijk 26 weken of zodra het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3.

    Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 12 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument, waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in:

    • a.

      het rijksmonumentenregister; of

    • b.

      een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

  • 4.

    Het vervallen van de aanwijzing wordt onmiddellijk verwerkt in het gemeentelijk erfgoedregister.

Paragraaf 4. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 13 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

    • b.

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument, dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

    • c.

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is, met inachtneming van de monumentale waarden:

      • plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • doen van begravingen of asbijzettingen; of

      • ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

  • 3.

    Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 15 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent de omgevingsvergunning alleen als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument, als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Paragraaf 5. Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 16 Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Het college zendt het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt direct opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 17 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 16, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Indien de wijziging of intrekking een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft is als zodanig tenietgegaan, blijft toepassing van artikel 16, tweede en derde lid achterwege.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht, waar de aanwijzing betrekking op heeft, wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 4.

    Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18 Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    Het college kan de omgevingsvergunning weigeren als naar het oordeel van het college het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Paragraaf 6. Handhaving en toezicht

Artikel 19 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 20 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de aangewezen toezichthouders en de gemeentelijk archeoloog.

  • 2.

    Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Paragraaf 7. Vangnet Archeologie en nadere regels

Artikel 21 Vangnet archeologie

  • 1.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids- waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen; of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

Artikel 22 Gemeentelijke FAMKE

  • 1.

    Het college stelt (opnieuw) de (uitsnede van de) gemeentelijke FAMKE vast, die dient als basis voor:

    • a.

      de verordening;

    • b.

      ruimtelijke ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen het omgevingsplan;

    • c.

      de aanwijzing van gemeentelijke monumenten.

  • 2.

    Resultaten van archeologische onderzoeken uitgevoerd door daarvoor gecertificeerde bedrijven, die nog niet zijn verwerkt in de gemeentelijke FAMKE, worden meegenomen bij de aspecten zoals bedoeld onder lid 1, onder b en c.

Artikel 23 Verplichting tot archeologisch onderzoek

  • 1.

    Archeologisch onderzoek is verplicht:

    • a.

      in een gebied met een hoge archeologische waarde en in een gebied met een archeologische verwachtingswaarde zoals aangegeven op de gemeentelijke FAMKE;

    • b.

      als de ingreep groter is dan de betreffende oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven:

      • ‘Streven naar behoud’ en ‘waarderend onderzoek op vuursteenvindplaatsen, kopjes en terpen’ > 50 m²;

      • ‘waarderend onderzoek dobben’ en ‘karterend onderzoek 1’ > 500 m²;

      • ‘karterend onderzoek 2’ > 2500 m²;

      • ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ > 5000 m².

  • 2.

    De verplichting van archeologisch onderzoek is niet van toepassing indien:

    • a.

      de ingreep kleiner is dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven;

    • b.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • c.

      de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 40 centimeter onder maaiveld;

    • d.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; en/of

      • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; en/of

      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

    • e.

      naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de bodem door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische waarden (bijvoorbeeld een bodemkundig rapport);

    • f.

      de grondwerkzaamheden op archeologisch onderzoek gericht zijn;

    • g.

      het de aanleg van ondergrondse infrastructuur betreft met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd;

    • h.

      het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering.

  • 3.

    Van de vrijgestelde verstoringsdiepte genoemd in lid 2, onder c, kan worden afgeweken als dit:

    • a.

      bij een afwijking minder diep dan 40 centimeter aantoonbaar noodzakelijk wordt geacht voor het behoud van de archeologische (verwachtings)waarden;

    • b.

      bij een afwijking dieper dan 40 centimeter aantoonbaar het behoud van de archeologische (verwachtings)waarden niet zal schaden.

Artikel 24 Voorwaarden en voorschriften archeologisch onderzoek en omgevingsvergunning

  • 1.

    Voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning kan een archeologisch onderzoek worden verplicht. Hierbij moet de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate worden vastgesteld. Dit onderzoek voldoet aan:

    • a.

      de vigerende kwaliteitsnorm (KNA);

    • b.

      de eisen vanuit de FAMKE;

    • c.

      de Richtlijnen archeologisch onderzoek (Bijlage 2 Richtlijnen voor archeologisch onderzoek en bouwhistorie, Erfgoednota).

  • 2.

    Indien uit het onderzoek blijkt dat sprake is van een behoudenswaardige archeologische vindplaats, die zal worden verstoord door de grondwerkzaamheden, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

    • a.

      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de grondwerkzaamheden de archeologische resten in de gronden kunnen worden behouden; en/of

    • b.

      de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; en/of

    • c.

      de verplichting de grondwerkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 25 Archeologische monumentenzorg in het omgevingsplan

Artikel 23 is niet van toepassing wanneer in het geldende omgevingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

Paragraaf 8. Slotbepalingen

Artikel 26 Intrekken oude verordening

De Erfgoedverordening gemeente Súdwest-Fryslân 2021, vastgesteld 18 november 2021, wordt ingetrokken.

Artikel 27 Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens de Erfgoedverordening gemeente Súdwest-Fryslân 2021, aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening gemeente Súdwest-Fryslân 2021.

Artikel 28 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 31 december 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Súdwest-Fryslân 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 november 2023,

mr. drs. J.A. de Vries, voorzitter

G.W. Stegenga, griffier