Regeling vervalt per 01-01-2025

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2024

Geldend van 22-12-2023 t/m 31-12-2024

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2024

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. dinsdag 24 oktober 2023 met kenmerk Z23/151061 / D - 183468;

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

Besluit:

Vast te stellen de:

De verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2024.

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing

  • b.

    reinigingsrechten

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Groep van percelen: een groep van meerdere percelen, waarvoor op grond van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Echt-Susteren, voor de inzameling van restafval gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van één of meerdere verzamelcontainers.

  • 2.

    Bedrijfspand: een gebouwde onroerende zaak, of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan, geen perceel of groep van percelen zijnde.

  • 3.

    Huishoudelijk afval: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreffen, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

  • 4.

    Bedrijfsafval: afval, afkomstig van kleine bedrijven, kantoren en winkels dat naar aard, omvang en samenstelling gelijk is te stellen aan huishoudelijk afval.

  • 5.

    Container: het van gemeentewege voor de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en/of restafval verstrekt inzamelmiddel in de vorm van een 40 liter afvalemmer, 240 liter restafval container, 240 liter gft container en 25 liter gft-emmer.

  • 6.

    Ondergrondse verzamelcontainer: collectieve voorziening voor de inzameling van verpakkingsmaterialen (PMD) en/of restafval ten behoeve van de hoog- en laagbouw.

  • 7.

    Gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer

HOOFDSTUK II. AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5. Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6. Maatstaf van de heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 7. Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Reductie heffing medisch afval

  • 1. De belastingplichtige als bedoeld in artikel 5 komt in aanmerking voor vermindering van de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, leden 1.2.1 en 1.2.2. van de in artikel 6 bedoelde tarieventabel, indien de belastingplichtige als gevolg van chronische ziekte of handicap dan wel chronische ziekte of handicap van personen die behoren tot zijn of haar huishouden, extra afval moet aanbieden aan de gemeentelijke inzameldienst.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde vermindering bedraagt 60% van de totaal verschuldigde belasting als gevolg van het aantal aangeboden ledigingen, met een maximum van € 60 per belastingjaar.

  • 3. De belastingplichtige die in aanmerking wil komen voor vermindering op grond van het eerste lid, dient uiterlijk binnen 6 maanden na dagtekening van de opgelegde belasting, zoals bedoeld in het eerste lid, een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de heffingsambtenaar. Bij dit verzoek dient een schriftelijke verklaring van de huisarts of medisch specialist te worden overlegd, waaruit blijkt dat als gevolg van een chronische ziekte of handicap extra afval wordt aangeboden.

  • 4. De berekening van de vermindering als bedoeld in het eerste en tweede lid vindt plaats na afloop van het betreffende belastingjaar.

  • 5. Er wordt slechts één vermindering per huishouden verleend.

Artikel 9. Wijze van heffing

De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. De belasting in hoofdstuk 1.2. van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingjaar

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting, bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden over blijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Voor de beoordeling van de vraag tot welke tariefgroep een belastingplichtige behoort geldt als peildatum 1 januari van het belastingjaar. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar geldt als peildatum voor het resterend deel van het belastingjaar het tijdstip van aanvang van de belastingplicht.

  • 6. Belastingbedragen van minder dan € 5 worden niet geheven.

  • 7. Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3. Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

HOOFDSTUK III. REINIGINGSRECHTEN

Artikel 12. Belastbaar feit

Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn.

Artikel 13. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 14. Maatstaf van de heffing en belastingtarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 15. Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 16. Wijze van heffen

De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 17. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. De rechten in hoofdstuk 2.2. van de tarieventabel zijn verschuldigd na afloop van het belastingjaar

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten, bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1 van de tarieventabel, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 5 worden niet geheven.

  • 6. Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 18. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3. Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

HOOFDSTUK IV. AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De "Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2023”, van 14 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2024".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. donderdag 14 december 2023.

De raad voornoemd,

griffier

voorzitter

Bijlage Tarieventabel

behorende bij de "Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2024"

Algemeen

 
 

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 
 

Hoofdstuk 1. Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

 
 

Hoofdstuk 1.1 Vast tarief afvalstoffenheffing

 
 

1.1 De belasting voor eenpersoonshuishoudens bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 

127,00

1.2 De belasting voor meerpersoonshuishoudens bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 

195,00

Hoofdstuk 1.2 Variabel tarief afvalstoffenheffing

 
 

1.2.1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting

per lediging van:

 
 

a. Een mini-container, bestemd voor GFT-afval met een inhoud van 240 liter

€ 

0,00

b. Een mini-container, bestemd voor restafval met een inhoud van 240 liter

€ 

11,00

c. Een mini-container, bestemd voor restafval met een inhoud van 40 liter

€ 

1,50

d. Een mini-container, bestemd voor GFT-afval met een inhoud van 25 liter

€ 

0,00

1.2.2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor

percelen die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op het

ondergrondse inzamelsysteem per aanbieding bij:

 
 

a. Een inwerptrommel van 60 liter

€ 

2,75

b. Een inwerptrommel van 30 liter

€ 

1,40

Hoofdstuk 2. Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

 
 

Hoofdstuk 2.1 Vast tarief reinigingsrechten

 
 

2.1. Het recht bedraagt per bedrijfspand of zelfstandig gebruikt gedeelte daarvan per

 
 

belastingjaar

€ 

195,00

Hoofdstuk 2.2 Variabel tarief reinigingsrechten

 
 

2.2.1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedragen de reinigingsrechten

voor bedrijfsafval per lediging van:

 
 

a. Een mini-container, bestemd voor GFT-afval met een inhoud van 240 liter

€ 

0,00

b. Een mini-container, bestemd voor restafval met een inhoud van 240 liter

€ 

11,00

c. Een mini-container, bestemd voor restafval met een inhoud van 40 liter

€ 

1,50

d. Een mini-container, bestemd voor GFT-afval met een inhoud van 25 liter

€ 

0,00

 
 
 

2.2.2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedragen de reinigingsrechten voor

bedrijfsafval die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op het

ondergrondse inzamelsysteem per aanbieding bij:

 
 

a. Een inwerptrommel van 60 liter

€ 

2,75

b. Een inwerptrommel van 30 liter

€ 

1,40

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. woensdag 14 december 2023.

De raad voornoemd,

Griffier

voorzitter