Financiële verordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2023 (artikel 212 Gemeentewet)

Geldend van 12-12-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Financiële verordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2023 (artikel 212 Gemeentewet)

De gemeenteraad van ’s-Hertogenbosch

In zijn vergadering van 12 december 2023 ,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2023 met reg. nr. 15467060,

Besluit

  • 1.

    Financiële verordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2023 vast te stellen vanaf de datum van ingang zoals in de verordening genoemd;

  • 2.

    Financiële verordening gemeente ’s-Hertogenbosch 2020 per de in 1 genoemde data in te trekken.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. DEFINITIES

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    organisatie-eenheid (hierna aan te duiden als sector): iedere in de Verordening inrichting en werkwijze ambtelijke organisatie 2020 als eenheid aangewezen ‘sector’, welke op grond van die verordening een eigen en rechtstreekse verantwoordelijkheid heeft aan het college of de burgemeester.

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • d.

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    De raad stelt door het vaststellen van de begroting de programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college per programma vast:

    • a.

      de taakvelden, en

    • b.

      de beleidsindicatoren

  • 3.

    Het college stelt per programma waar mogelijk indicatoren (volgens het SMART-principe) vast met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten (outcome) en de te leveren goederen en diensten (output).

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Taakvelden

De toedeling van taakvelden aan programma’s staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting en het jaarverslag expliciet gemeld.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks de voorjaarsnota aan met daarin de beleidsvoornemens voor komend jaar. Tegelijkertijd worden de technische uitgangspunten met daarin de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie daarop volgende jaren aan de raad aangeboden.

  • 2.

    De raad stelt deze nota uiterlijk in juli voorafgaand aan het jaar waarop de voorjaarsnota betrekking heeft vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead.

  • 2.

    Bij de begroting autoriseert de raad alle investeringskredieten van het begrotingsjaar met uitzondering van investeringen ten laste van het structuurfonds. Hiervoor worden aparte voorstellen voor autorisatie ingediend.

  • 3.

    Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 4.

    Beleidsvoorstellen gedurende het begrotingsjaar met financiële gevolgen zijn voorzien van een begrotingswijziging, waardoor de begroting in evenwicht blijft.

  • 5.

    Wijzigingen van de begroting die over taakvelden heen gaan maar binnen een programma blijven, vallen onder de autorisatie van het college.

  • 6.

    Technische en administratieve begrotingswijzigingen worden vastgesteld door de concerncontroller.

  • 7.

    Besluiten tot wijziging van de vastgestelde begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.

Artikel 6 Uitvoering begroting

  • 1.

    Het college stelt regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden. Overschrijdingen zullen in de tussentijdse rapportages en/of de jaarrekening aan de gemeenteraad worden gemeld.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat als bij investeringen sprake is van een overschrijding van het investeringsbedrag:

    • a.

      bij een afwijking groter dan € 100.000 de raad een raadsvoorstel wordt voorgelegd met dekking voor deze overschrijding;

    • b.

      bij een afwijking kleiner dan € 100.000 voor een bedrag ter grootte van de overschrijding, binnen hetzelfde programma, openstaande kredieten vervallen.

  • 4.

    De raad wordt jaarlijks voor 1 oktober geïnformeerd over onder- en overschrijdingen op programma’s groter dan € 250.000 waarbij sprake is van sturingsruimte voor de raad.

Artikel 7. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van de actualisatie van de begroting en de management rapportage over de verwachte realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2.

    De actualisatie wordt door het college uiterlijk aan de raadsvergadering van juli aangeboden.

  • 3.

    De managementrapportage wordt door het college aan de raadsvergadering van december aangeboden.

  • 4.

    De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 5.

    In de tussentijdse rapportages worden verwachte afwijkingen van de actuele ramingen van de baten en lasten in de begroting groter dan € 50.000 opgenomen.

  • 6.

    De tussentijdse rapportages gaan ook in op afwijkingen op de programma’s in termen van outcome en output.

  • 7.

    Voor de in de actualisatie opgenomen wijzigingen van lasten en baten wordt een begrotingswijziging gemaakt.

  • 8.

    Voor de in de managementrapportage opgenomen voordelen, die voortvloeien uit incidentele budgetten die in het begrotingsjaar niet volledig worden aangewend, wordt een begrotingswijziging gemaakt. Hiermee wordt het niet bestede deel van deze budgetten overgeheveld naar het volgende begrotingsjaar.

  • 9.

    Indien in de managementrapportage afwijkingen op investeringskredieten worden gemeld, zullen de financiële consequenties hiervan in de eerst volgende actualisatie van de begroting worden verwerkt.

Artikel 8. EMU-saldo

  • 1.

    Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

  • 2.

    Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    Het college informeert de raad middels de paragraaf bedrijfsvoering over de rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 500.000 nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks bij het vaststellen van de managementrapportage een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, programmaniveau.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van het informeren van de raad in de managementrapportage.

    • d.

      De afwijking die een in bijlage 1 genoemde bestemmingsreserve betreft, waarvoor geldt dat het saldo ten gunste of ten laste van de specifieke bestemmingsreserve wordt gebracht.

    • e.

      De afwijking als gevolg van bij de decembercirculaire ontvangen incidentele middelen van het Rijk.

    • f.

      De afwijking op de in de managementrapportage gemaakte inschatting van de incidentele budgetten (art 7. lid 8).

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, maar niet vallen onder art.11 lid 4, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4 . Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in vijf jaar afgeschreven. Het saldo van agio en disagio wordt lineair afgeschreven in een termijn die maximaal gelijk is aan de looptijd van de lening. De afschrijvingsduur van bijdragen aan activa in eigendom van derden is gelijk aan de afschrijvingsduur die gehanteerd zou zijn indien de gemeente het actief zelf geactiveerd zou hebben.

  • 2.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    De materiële vaste activa worden afgeschreven in:

Termijn

Soort activum

Niet

-gronden en terreinen

5 jaar

-automatisering

15 jaar

-zware transportmiddelen; aanhangwagens; schuiten; personenauto's; lichte motorvoertuigen

10 jaar

-inventaris

-machines

-opbouw kunstgrasvelden

-voorziening openbaar vervoer

-(kleine) verkeersvoorzieningen en aanpassingen openbare ruimte

15 jaar

-technische installaties in (bedrijfs)gebouwen

-nieuwbouw tijdelijke woonruimten en (bedrijfs)gebouwen

-natuursportgrasvelden

-aanpassingen (bedrijfs)gebouwen

20 jaar

-motorvaartuigen

25 jaar

-restauratie en renovatie (bedrijfs)gebouwen

-onderbouw kunstgrasvelden

-installaties theatertechniek

40 jaar

-aankoop & nieuwbouw woonruimten en (bedrijfs)gebouwen

-parkeervoorzieningen

-monumentenzorg

-inrichting openbaar gebied

-(reconstructie van) wegen en viaducten

60 jaar

-rioleringen

De afschrijvingstabel geldt voor alle vanaf 2022 gevoteerde kredieten.

  • 4.

    Investeringen met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000 en/of een gebruiksduur van minder dan 3 jaar worden niet geactiveerd.

  • 5.

    Langere afschrijvingstermijnen dan de onder 3 genoemde afschrijvingstermijnen zijn slechts mogelijk bij raadsbesluit, kortere afschrijvingstermijnen kunnen worden. gehanteerd wanneer de reële levensduur lager wordt geschat dan in lid 3 weergegeven.

  • 6.

    Voor investeringen start de afschrijving vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt.

Artikel 14. Reserves en voorzieningen.

  • 1.

    De raad besluit tot het benoemen van specifieke saldi die ten gunste of ten laste van een specifieke bestemmingsreserve mogen worden gebracht.

  • 2.

    Deze specifieke saldi worden alleen benoemd als dat volgens wet- en regelgeving verplicht is, dan wel vanuit goed financieel beheer gewenst is. Bijlage 1 van deze verordening bevat alle tot op heden specifiek benoemde saldi.

  • 3.

    Er vindt geen rentebijschrijving op reserves plaats.

Artikel 15. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW),de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten naar rato van het aantal fte dan wel het aantal productieve uren.

  • 4.

    Het percentage voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze rente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het vijfde lid. De uitkomst van dit percentage van de rente wordt op een half procent afgerond.

  • 5.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het vierde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 16 . Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing en leges.

Artikel 18. Grondexploitaties

  • 1.

    De jaarlijkse herziening van de grondexploitatiebegrotingen binnen het grondbedrijf is door de raad gedelegeerd aan het college, onder de restrictie dat het college in de managementrapportage de belangrijkste ontwikkelingen binnen het grondbedrijf aangeeft en in de paragraaf grondbeleid van de jaarrekening volledig verantwoording hierover aflegt. Hiertoe wordt bij de jaarrekening per complex een actuele stand van zaken aan de raad voorgelegd, inclusief een toelichting op significante wijzigingen.

  • 2.

    Verliesvoorzieningen binnen het grondbedrijf worden getroffen op eindwaarde.

Artikel 19. Financieringsfunctie

Het college geeft uitvoering aan de financieringsfunctie binnen de kaders van het door de raad vastgestelde treasurystatuut.

Artikel 20. Verstrekking subsidies

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks naast de begroting een overzicht van te verstrekken gemeentelijke subsidies, een groslijst van nieuwe en hogere subsidieaanvragen en een overzicht subsidieplafonds aan.

  • 2.

    Lasten van eenjarige subsidies worden op basis van de subsidiebeschikking bij de start van het project genomen.

  • 3.

    Meerjarige subsidies kleiner dan 0,5% van het begrotingstotaal worden bij de start van het project genomen.

  • 4.

    Voor meerjarige subsidies welke groter zijn dan 0,5% van het begrotingstotaal worden de lasten genomen in het jaar dat de activiteiten worden uitgevoerd. De lasten voor de volgende jaren worden gereserveerd in de reserve uit te voeren werken.

  • 5.

    Het college draagt er zorg voor dat de interne regels voor de toekenning van subsidies worden gevolgd. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels van de subsidieverordeningen van de gemeente ’s-Hertogenbosch.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Lokale heffingen

Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    Beleidsuitgangspunten;

  • b.

    Overzicht belastingen en heffingen

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

  • netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.

  • 2.

    Het college neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten;

    • d.

      de wijze waarop met conjuncturele risico’s en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan;

    • e.

      de wijze waarop met projectspecifieke risico’s wordt omgegaan bij het bepalen van de tussentijdse winstneming en de omvang van het weerstandsvermogen.

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.

  • 4.

    Van de onder 1 tot en met 3 genoemde termijnen kan gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 24. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • f.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • g.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • i.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 25. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 26. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de sectoren;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van immateriële vaste activa, vaste activa met economisch nut en met maatschappelijk nut, financiële vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan budgethouders voor budget- en kredietbewaking en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 27. Financiële administratie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

    • b.

      de vereiste informatie verstrekt wordt aan de provincie, het rijk en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 28. Interne beheersing

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor een adequaat stelsel van interne beheersing.

  • 2.

    Het college neemt passende maatregelen ter verbetering, indien de resultaten van de interne beheersing daartoe aanleiding geven.

Artikel 29. Financiële organisatie

  • 1.

    Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

    • a.

      de indeling van de gemeentelijke organisatie en de toewijzing van de gemeentelijke taken aan de sectoren;

    • b.

      de scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne beheersing wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de te maken afspraken met de sectoren over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • e.

      de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 30. Aanbesteding en inkoop

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 31. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2023. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Deze verordening treedt in de plaats van de ‘Financiële verordening gemeente ‘s-Hertogenbosch’ vastgesteld door de raad op 8 december 2020 .

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam ‘Financiële verordening 2023 gemeente ‘s-Hertogenbosch’.

Bijlage 1 Gesloten circuits reserves

NAAM RESERVE

SPECIFIEK BENOEMDE SALDI

Reserve vervanging fitnessapparatuur

Bijdragen van deelnemers fitness t.b.v. vervanging fitnessapparatuur

Sociaal & zorgfonds

Alle middelen binnen het sociaal domein blijven beschikbaar voor inzet binnen het sociaal domein. Het streefniveau van het Sociaal en Zorgfonds bedraagt 15% van de middelen Sociaal Domein die onderdeel zijn van de Algemene Uitkering.

Algemene reserve grondbedrijf

De resultaten van de diverse Bouwgronden in Exploitatie, overige gronden en panden van het grondbedrijf en exploitatieovereenkomsten op basis van de geldende grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, alsmede de jaarlijkse exploitatie baten en lasten van het grondbedrijf

GSB, gemeentelijke middelen

Alle middelen voor het Grote Steden Beleid (GSB) blijven beschikbaar voor het Grote Steden Beleid conform de GSB Lange Termijn Planning

Reserve GSB/ISV middelen

Alle middelen voor het Grote Steden Beleid (GSB) blijven beschikbaar voor het Grote Steden Beleid conform de GSB Lange Termijn Planning

Reserve parkeer en verkeer

Het resultaat van de gemeentelijke parkeerexploitatie na aftrek van de begrote bijdrage aan de gewone dienst

Bestemmingsreserve WSW

De jaarschijven van de uitgaven lopen niet parallel aan die van de inkomsten. Onder- en overbestedingen in de afzonderlijke jaarschijven worden daarom verwerkt via deze reserve.

Reserve FWI inkomensdeel

Reserve om toekomstige tegenvallers met betrekking tot de sociale uitkeringen op te vangen. Voeding vanuit het overschot op het BUIG budget, op het moment dat de uitkeringskosten lager zijn dan het BUIG budget. De hoogte van de reserve is daarbij gemaximeerd op 7,5% van het jaarbudget. De reserve wordt aangewend indien sprake is van een tekort op het BUIG budget, op het moment dat de uitkeringskosten hoger zijn dan het BUIG budget.

Reserves activa

Deze reserves dienen ter (gedeeltelijke) dekking van investeringen. Stortingen zijn gelijk aan (een deel van) het investeringsbedrag. Onttrekkingen zijn gelijk aan de afschrijvingslasten. Middels het investeringsplan is dit door de raad geaccordeerd.

Reserve verkiezingen

Kosten van verkiezingen gelijkmatiger over jaren verdelen

Reserve ICT

Egalisatiereserve om de kosten van ICT te dekken

Reserve natuurbouwprojecten

Opbrengst verkoop gronden algemene dienst t.b.v. financiering van projecten binnen de Groene Delta

Reserves decentrale arbeidsvoorwaarden

Gelden voor decentrale arbeidsvoorwaarden

Bedrijfsrisicoreserves

- Stadsbeheer

- Stadsontwikkeling

Deze reserve wordt ingezet ter dekking van calculatieverschillen (ziekte, verlof, tarieven personeel), tegenvallende omzet en incidentele kosten.

Reserve bomenfonds

De reserve wordt gevoed met compensatiegelden en schade uitkeringen t.a.v. bomen en wordt gebruikt voor de bijdrageregeling monumentale bomen en het aanplanten van extra bomen.

Energiebesparingsfonds – revolving fund zonne-energie voor sportverenigingen

De door sportverenigingen in het revolving fund zonne-energie voor sportverenigingen teruggestorte bedragen blijven voor dit doel beschikbaar.

Reserve grote werken

De reserve wordt gevoed met een bijdrage per gerealiseerde woningequivalent voor grondbedrijfprojecten en particuliere initiatieven conform de nota Bovenwijks.

Aanwending van de reserve is voor financiering van uitgaven voor bovenwijkse voorzieningen. Deze voorzieningen zijn niet aan één te ontwikkelen gebied te relateren. Voorbeelden hiervan zijn parken en ontsluitingswegen.

Reserve inventaris

De reserve inventaris wordt gevoed met een jaarlijks bedrag voor de vervanging van inventaris van het stadhuis/bestuurscentrum en het stadskantoor. Aanwending vindt plaats op basis van een meerjarig plan. Het betreft uitsluitend vervangingsinvesteringen.

Reserve Veiligheidshuis

De reserve Veiligheidshuis wordt gevoed vanuit de exploitatie die voor een deel bestaat uit een bijdrage van de regiogemeenten en voor een deel uit structurele inkomsten vanuit het rijk.

Deze reserve heeft een bufferfunctie wat inhoudt dat de reserve wordt ingezet om eventuele exploitatietekorten op te vangen. De middelen in deze reserve zijn eigendom van het samenwerkingsverband. Onze gemeente heeft een 1/3 aandeel in deze reserve.

Reserve onderwijskansenfonds

Het onderwijskansenfonds benutten we om snel in te kunnen spelen op kansen en knelpunten in talentontwikkeling. Eventueel overblijvende middelen vallen niet vrij en blijven beschikbaar in dit fonds

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 12 december 2023,

De gemeenteraad voornoemd,

De griffier,

Drs. W.A. Amesz

De voorzitter,

Drs. J.M.L.N. Mikkers