Regeling vervalt per 01-01-2025

Verordening haven- en kadegeld 2024

Geldend van 22-12-2023 t/m 31-12-2024

Intitulé

Verordening haven- en kadegeld 2024

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2023;

gelet op het advies van de commissie Samen wonen van 30 november 2023;

overwegende dat de verordening en de bijbehorende tarieventabel voor 2024 dienen te worden vastgesteld door de gemeenteraad;

gelet op artikel 229, aanhef, onderdelen a en b van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de

VERORDENING HAVEN- EN KADEGELD 2024

Artikel 1 Belastbare feiten

  • 1. Onder de naam van havengeld worden rechten geheven ter zake van het gebruik of genot van de gemeentelijke haven met:

    • a)

      vrachtschepen;

    • b)

      alle overige binnenvaartuigen en drijvende werktuigen, drijvende lichamen of drijvende voorwerpen;

    • c)

      zeevaartuigen.

    alsmede voor het hebben van een vaste ligplaats, waarvoor vergunning is verleend.

  • 2. Onder de naam van kadegeld worden rechten geheven voor het laden en lossen van goederen, het doen verblijven van goederen, materialen of voorwerpen op de loswal of op de overige haventerreinen der gemeente en voor het hebben van een vaste los- of laadplaats of voor het vaste gebruik van haventerreinen, waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Ten aanzien van het havengeld is ingevolge deze verordening belastingplichtig de kapitein, de schipper, de geleider, de reder of de eigenaar van het vaartuig, drijvend werktuig, drijvend lichaam of drijvend voorwerp dan wel degene die de bevrachter van het vaartuig is.

  • 2. Ten aanzien van het kadegeld is ingevolge deze verordening belastingplichtig degene, aan wie toestemming tot het laden of lossen van goederen, materialen of voorwerpen is verleend, en degene, die de goederen aanvoert, en degene, voor wie ze zijn bestemd.

  • 3. De belastingplichtigen zijn ieder hoofdelijk voor het gehele bedrag van de belastingschuld aansprakelijk, met dien verstande dat betaling door de een, de ander of de anderen van zijn, respectievelijk hun belastingschuld bevrijdt.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vaartuigen: alle soorten van drijvende lichamen, welke wegens hun drijfvermogen worden gebezigd dan wel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen en/of goederen;

  • b.

    binnenvaartuigen: alle vaartuigen, welke niet worden gebezigd noch zijn bestemd voor de vaart ter zee;

  • c.

    zeevaartuigen: alle vaartuigen, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de vaart ter zee;

  • d.

    vrachtschepen: alle binnenvaartuigen, welke niet in hoofdzaak zijn bestemd voor de vaart ter zee;

  • e.

    laadvermogen in tonnen: het in kubieke meter uitgedrukte verschil tussen de zoetwaterverplaatsing van het vaartuig bij grootste toegelaten diepgang en die van het ledige vaartuig;

  • f.

    een ton: een gewichtseenheid van 1.000 kilogram;

  • g.

    bruto register ton (B.R.T.): de bruto-inhoud van een zeevaartuig zoals dit in de meetbrief is aangegeven, waarbij één B.R.T. gelijk is aan 2,83 m3;

  • h.

    inhoud: de bruto-inhoud van een vaartuig in kubieke meters volgens zijn geldige meetbrief of daarmede gelijk te stellen documenten;

  • i.

    loswal: een twaalf meter brede strook haventerrein, gemeten uit en evenwijdig aan de kademuur vanaf een punt op twintig meter uit het west-zuidwestelijke einde van de kademuur, in oost-noordoostelijke richting gemeten over een lengte van honderdvijfenzeventig meter;

  • j.

    jaar: een kalenderjaar;

  • k.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • l.

    maand: een kalendermaand;

  • m.

    week: een aaneengesloten tijdvak van 7 dagen;

  • n.

    dag: een aaneengesloten tijdvak van 24.00 uur tussen 06.00 uur en 06.00 uur;

  • o.

    een gedeelte van een vierkante meter, een vierkante meter;

  • p.

    een gedeelte van een meter, een meter;

  • q.

    een gedeelte van een ton, een ton;

  • r.

    een gedeelte van een jaar, een jaar, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald;

  • s.

    een gedeelte van een kwartaal, een kwartaal;

  • t.

    een gedeelte van een maand, een maand;

  • u.

    een gedeelte van een dag, een dag;

  • v.

    lossen van goederen: het lossen van goederen uit een schip op de loswal of het haventerrein, in een trechter of rechtstreeks op een middel van wegtransport;

  • w.

    laden van goederen: het laden van goederen in een schip vanaf de loswal of het haventerrein of rechtstreeks vanaf een middel voor wegtransport.

Artikel 4 Berekening van het havengeld

  • 1. Grondslag voor de berekening van het havengeld is het aantal tonnen laadvermogen van het vrachtschip, het aantal bruto register tonnen van het zeevaartuig, of het aantal vierkante meters oppervlakte van alle overige vaartuigen en drijvende werktuigen, drijvende lichamen of drijvende voorwerpen, waarmede het gebruik of genot van de haven plaatsvindt.

  • 2. Voor de berekening van het havengeld geldt als het aantal tonnen laadvermogen van een vrachtschip het aantal, zoals dat blijkt uit de bij het vaartuig behorende in Nederland geldige, meetbrief.

  • 3. Voor de berekening van het havengeld geldt als het aantal bruto register tonnen van een zeevaartuig het aantal, zoals dat blijkt uit de bij het vaartuig behorende in Nederland geldige meetbrief.

  • 4. Voor de oppervlakte van alle overige vaartuigen en drijvende werktuigen, drijvende lichamen of drijvende voorwerpen wordt gehouden het product van de grootste lengte en breedte, zoals deze blijken uit de daarbij behorende in Nederland geldige meetbrief.

  • 5. Bij gebreke van een geldige meetbrief of daarmede gelijk te stellen document, bij weigering om zulk een stuk te tonen of in geval in dit stuk de in het 2e, 3e en 4e lid bedoelde gegevens ontbreken, wordt het laadvermogen, de bruto-inhoud, of de oppervlakte door de havenmeester bepaald.

  • 6. Voor het hebben van een vaste ligplaats geldt als grondslag voor de berekening van het havengeld het aantal vierkante meters wateroppervlakte waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 5 Berekening van het kadegeld

  • 1. Grondslag voor de berekening van het kadegeld is het aantal tonnen geloste af geladen goederen in combinatie met het aantal strekkende meters loswal, dan wel het aantal vierkante meters oppervlakte verhard of onverhard haventerrein, hetwelk voor het laden of lossen, respectievelijk voor het doen verblijven van goederen, materialen of voorwerpen in beslag wordt genomen.

  • 2. De in beslag genomen lengte van de loswal wordt gemeten evenwijdig aan de voorzijde van de kademuur.

  • 3. De oppervlakte van in beslag genomen verhard of onverhard haventerrein wordt bepaald door het product van de maximale lengte, gemeten evenwijdig aan de voorzijde van de kademuur en de maximale breedte, gemeten loodrecht op de voorzijde van de kademuur.

    Meting vindt plaats op de verharding, c.q. op het maaiveld na verticale projectie op de verharding, c.q. op het maaiveld van de in horizontale zin verst uitstekende punten van de op het terrein verblijvende goederen, materialen of voorwerpen.

  • 4. Voor los- en laadkranen geldt als in beslag genomen lengte de grootste in elke stand van de kraan in beslag genomen lengte, evenwijdig aan de voorzijde van de kademuur gemeten, zulks exclusief de giek.

  • 5. Voor los- en laadkranen geldt als in beslag genomen lengte en de grootste in elke stand van de kraan in beslag genomen lengte en de grootste in elke stand van de kraan in beslag genomen breedte gemeten evenwijdig aan, respectievelijk loodrecht op de voorzijde van de kademuur, een en ander exclusief de giek.

  • 6. Voor het hebben van een vaste los- en laadplaats de omzet uitgedrukt in tonnen geloste of geladen goederen in combinatie met een vastrecht voor elke strekkende meter waarvoor vergunning is verleend.

  • 7. Voor het vaste gebruik van verhard of onverhard haventerrein, het aantal vierkante meters, waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 6 Tarief havengeld

Het havengeld bedraagt per ton laadvermogen of per vierkante meter oppervlakte of per bruto register ton (B.R.T.)

1.

Per reis, tot een aaneengesloten verblijfsduur van maximaal een week:

a) vrachtschepen, per ton laadvermogen

€ 0,15

b) overige binnenvaartuigen en drijvende werktuigen, per m2

€ 0,20

c) zeevaartuigen, per m2

€ 0,60

2.

Bij wijze van abonnement, per maand:

a) vrachtschepen, per ton laadvermogen

€ 0,40

b) alle overige binnenvaartuigen en drijvende werktuigen, per m2

€ 0,70

3.

bij wijze van abonnement, per kwartaal:

a) vrachtschepen, per ton laadvermogen

€ 1,40

b) alle overige binnenvaartuigen en drijvende werktuigen, per m2

€ 1,90

4.

bij wijze van abonnement, per jaar:

a) vrachtschepen, per ton laadvermogen

€ 5,20

b) alle overige binnenvaartuigen en drijvende werktuigen, per m2

€ 6,20

Artikel 7 Gemorste goederen

Indien op de loswal of op het overige haventerrein gemorste materialen en/of restanten van goederen of voorwerpen niet op eerste aanzegging van de havenmeester en te zijner genoegen worden verwijderd, wordt de bemorste lengte, c.q. oppervlakte beschouwd als in beslag genomen lengte, c.q. oppervlakte en als zodanig belast tot het tijdstip waarop het gemorste is verwijderd.

Artikel 8 Ruimte tussen in beslag genomen lengte, c.q. oppervlakte

Indien de onderlinge afstand tussen de goederen, materialen of voorwerpen van degene, aan wie toestemming tot het plaatsen is verleend, minder dan 8 meter bedraagt wordt, deze, bij de berekening van de in beslag genomen lengte, c.q. oppervlakte meegerekend, tenzij die ruimte in opdracht van de havenmeester is aangehouden.

Artikel 9 Keuze tarief

Het havengeld wordt, voor zover het in artikel 6 vermelde tarief daartoe de mogelijkheid openlaat, ter keuze van de belastingplichtige geheven.

Artikel 10 Vaste gebruikers

Een vergunning voor het hebben van een vaste ligplaats, voor het hebben van een vaste los- en laadplaats, voor het vaste gebruik van haventerreinen of voor het vaste gebruik van de reparatiesteiger, wordt voor een in die vergunning te bepalen tijdsduur verleend door burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Vrijstellingen

  • 1. Het havengeld wordt niet geheven:

    • a)

      voor vaartuigen in directe dienst van het rijk, van een provincie of van de gemeente, mits geen personen of vracht tegen betaling worden vervoerd;

    • b)

      voor een roeiboot, bij een vaartuig behorende, waarvoor havengeld is verschuldigd;

    • c)

      voor vaartuigen, welke des vrijdags, respectievelijk daags vóór een algemeen christelijke feestdag, na 18.00 uur de haven binnen vallen om des zondags, respectievelijk de feestdag(en), aldaar over te blijven zonder daarbij goederen te laden of te lossen of passagiers te doen in- dan wel ontschepen en die vóór des maandags daaropvolgend, respectievelijk de dag na de algemeen erkende christelijke feestdag(en), 06.00 uur vertrekken;

    • d)

      voor vaartuigen, die in de haven ten gevolge van ijsgang of weersomstandigheden gedwongen moeten ligplaats nemen, zulks ter beoordeling van de havenmeester;

    • e)

      voor vaartuigen, die de haven binnenvallen ten behoeve van medische verzorging van een der opvarenden of in verband met een sterfgeval in de familie, mits dit ten overstaan van de havenmeester afdoende wordt aangetoond, geen goederen worden geladen of gelost en de haven de volgende morgen vóór 06.00 uur is verlaten;

    • f)

      voor pleziervaartuigen, welke ligplaats nemen binnen het golfscherm van de jachthaven, met dien verstande dat de watersportvereniging Sint Joris bevoegd is voor het gebruik maken van de onder haar beheer berustende accommodatie een vergoeding te vorderen;

    • g)

      voor vaartuigen, drijvende werktuigen, drijvende lichamen of drijvende voorwerpen, waarmede ligplaats wordt ingenomen aan de reparatiesteiger met het uitsluitend doen daaraan werkzaamheden te doen verrichten mits geen goederen worden geladen of gelost anders dan ten behoeve van die werkzaamheden of passagiers worden in- dan wel ontscheept, zulks voor de duur van die werkzaamheden, tot een maximum van veertien dagen;

    • h)

      vrachtschepen geregistreerd te Ridderkerk, waarvan de schipper-eigenaar c.q. kapitein-eigenaar woonachtig is te Ridderkerk, zijn voor het innemen van ligplaats zonder daarbij goederen te laden of te lossen, per jaar voor drie reizen tot een totale duur van maximaal drie weken van havengeld vrijgesteld;

    • i)

      evenmin wordt havengeld geheven voor vaartuigen, welke niet langer in de haven vertoeven dan 2 uur, mits geen goederen worden geladen of gelost of passagiers worden in- dan wel ontscheept en geen reparaties aan het voertuig worden verricht.

  • 2. Het kadegeld wordt niet geheven: voor af- en aanrijdende voertuigen bestemd voor het goederenvervoer, welke slechts gebruik maken van het kadecomplex voor het laden of lossen van goederen.

Artikel 12 Aanmelding

  • 1. Nadat een vaartuig, drijvend werktuig, drijvend lichaam of drijvend voorwerp in de haven ligplaats heeft ingenomen is de kapitein, de schipper of de geleider verplicht dit terstond aan de havenmeester te melden.

  • 2. Degene die goederen, materialen of voorwerpen aanvoert met het oogmerk deze te plaatsen op de loswal dan wel op verhard of onverhard haventerrein is verplicht dit terstond aan de havenmeester te melden.

Artikel 13 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. Het havengeld en het kadegeld, respectievelijk bedoeld in artikel 5 en 6, welke voor een tijdvak van een jaar worden berekend, alsmede de bedragen, welke aan vaste gebruikers in rekening worden gebracht, worden geheven bij wege van een nota, kennisgeving of andere schriftuur, waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld en moeten worden voldaan binnen een maand na dagtekening.

  • 2. De overige in deze verordening genoemde rechten worden op overeenkomstige wijze geheven en moeten direct worden voldaan.

Artikel 14 Kwijtschelding

Bij de invordering van haven- en kadegelden wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening haven- en kadegeld 2023”, vastgesteld op 15 december 2022, wordt ingetrokken met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich hebben voorgedaan voor de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening haven- en kadegeld 2024.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ridderkerk van 18 december 2023.

De griffier,

mr. J.G. van Straalen

De voorzitter,

dhr. C.A. Oosterwijk