Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Utrechtse Heuvelrug 2024

Geldend van 21-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Utrechtse Heuvelrug 2024

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2023;

Gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer;

BESLUIT

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Utrechtse Heuvelrug 2024

(Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Utrechtse Heuvelrug 2024)

Hoofdstuk I Inhoudelijke bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • -

    ‘grof bedrijfsafval’: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1 Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2 De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Voorwerp van belasting

  • 1 Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2 Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Vrijstellingen

  • 1 De belastingplichtige als bedoeld in artikel 5 kan in aanmerking komen voor vrijstelling van de toeslag voor het gebruik van een 240 liter container voor restafval indien hij/zij als gevolg van chronische ziekte, handicap, of chronische ziekte of handicap van personen die behoren tot zijn of haar huishouden, extra restafval moet aanbieden aan de gemeentelijke inzameldienst.

  • 2 De belastingplichtige die in aanmerking wil komen voor deze vrijstelling dient een daartoe strekkend verzoek in bij de heffingsambtenaar. Bij dit verzoek dient een bewijsstuk te worden gevoegd waaruit blijkt dat als gevolg van een chronische ziekte of handicap extra afval wordt aangeboden. Als geldig bewijsstuk wordt, behalve een schriftelijke verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of verzekeraar, ook de factuur van de apotheek of de pakbon van het gebruikte materiaal, geaccepteerd.

  • 3 De vrijstelling gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het ontvangen van het verzoek, en is geldig voor het lopende kalenderjaar. Voor het nieuwe jaar moet het verzoek opnieuw, met een actueel bewijsmiddel zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel, worden ingediend.

  • 4 De vrijstelling wordt voor slechts één container voor restafval per perceel verleend.

Artikel 7 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, zoals opgenomen in hoofdstuk 1 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4 Indien het aantal personen dat gebruik maakt van een perceel in de loop van het jaar wijziging ondergaat, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na de wijziging nog volle kalendermaanden overblijven. Deze ontheffing bestaat uit het verschil in tarief over die periode, tussen de eerder vastgestelde belastingschuld en de belastingschuld na wijziging.

  • 5 Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 12 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 13 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht, of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 14 Maatstaf van heffing en belastingschuld

  • 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 2 en 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 15 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 16 Wijze van heffing

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2. De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 17 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen afvalstoffenheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 18 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 19 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid moeten de aanslagen, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De rechten zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel moeten worden voldaan binnen 1 maand na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving zoals bedoeld in artikel 15 van deze verordening.

  • 4. De rechten zoals bedoeld in artikelen 3.1.2 tot en met 3.1.4 van hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel moeten terstond, na het doen van de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 15, lid 2, contant betaald worden.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 20 Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten, als bedoeld in artikel 1, aanhef, onderdeel b, wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 21 Overgangsrecht

De ‘Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2023’ van 18 december 2022, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 22, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 22 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 23 citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Utrechtse Heuvelrug 2024'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 december 2023

de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug

de griffier

W. Hooghiemstra

de voorzitter

G.F. Naafs

Bijlage TARIEVENTABEL

Behorende bij “Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrechten Utrechtse Heuvelrug 2024”

HOOFDSTUK 1 MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING

1.1.1.

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 269,70

1.1.2.

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1.1 wordt indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon vermeerderd met

€ 67,46

1.1.3.

De belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1.1 en 1.1.2 wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van:

1. een 240 liter Rest container

€ 152,52

2. een extra GFT container

€ 96,10

3. een extra Rest container

€ 366,03

HOOFDSTUK 2 MAATSTAVEN EN JAARLIJKSE TARIEVEN REINIGINGSRECHTEN

2.1.1.

Het recht bedraagt per belastingjaar voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval, exclusief BTW

€ 337,16

2.1.2.

Het recht als bedoeld in onderdeel 2.1.1 wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van:

1. een 240 liter Rest container, exclusief BTW

€ 152,52

2. een extra GFT container, exclusief BTW

€ 96,10

3. een extra Rest container, exclusief BTW

€ 366,03

HOOFDSTUK 3 MAATSTAVEN EN TARIEVEN OVERIGE AFVALSTOFFENHEFFING EN REINIGINGSRECHTEN

3.1.

Het recht bedraagt voor:

3.1.1.

vervangen afvalpasje bij verlies, diefstal of beschadiging binnen 5 jaar

€ 22,05

3.1.2.

bij een defect zonder schuld of pasje ouder dan 5 jaar kosten nihil, indien oude pasje retour.

3.1.3.

het achterlaten van asbestplaten met een maximum van 20 platen, per m2

€ 4,61

3.1.4.

autobanden met velg tot 16 inch

€ 7,29

3.1.5

het laten ophalen van grof afval met een maximum van 1 m3

€ 18,08

3.1.6

een extra bezoek aan de milieustraat (1)

€ 11,69

Behoort bij raadsbesluit van 18 december 2023.

de griffier,

W. Hooghiemstra


Noot
(1)

Bovenop de 8 gratis bezoeken aan de milieustraat is het mogelijk om tegen betaling nog maximaal 4 keer extra de milieustraat te bezoeken