Besluit delegatie en adviesrecht Omgevingswet

Geldend van 02-10-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit delegatie en adviesrecht Omgevingswet

De raad van de gemeente Raalte,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 januari 2022

Besluit:

  • 1.

    De bevoegdheid om delen van het omgevingsplan vast te stellen te delegeren aan het college van B&W in de gevallen zoals opgenomen in bijlage 1.

  • 2.

    De in bijlage 2 opgenomen lijst vast te stellen als gevallen waarvoor advies van de gemeenteraad nodig is voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’ onder de Omgevingswet.

  • 3.

    (ingetrokken bij besluit van 18 juli 2023, nr. 26694-2023)

  • 4.

    Te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van de dag waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 10 maart 2022.

de griffier

Coen Knipping

de voorzitter

Martijn Dadema

Bijlage 1 Delegatiebesluit voor het vaststellen van delen van het omgevingsplan[1]

GEDELEGEERDE ONDERDELEN

In de volgende gevallen is het college van B&W bevoegd om delen van het omgevingsplan vast te stellen. Voor de leesbaarheid spreken we hierna over ‘wijzigen van het omgevingsplan’:

  • a.

    Wijzigingen van technische aard. Het gaat om:

    • i.

      Herstel van omissies.

    • ii.

      Aanpassing van waarden[2] die geborgd zijn in dubbelbestemmingen als blijkt dat de betreffende waarde feitelijk niet meer bestaat.

    • iii.

      Wijzigingen in de toelichting van het omgevingsplan.

    • iv.

      Verwerken van een omgevingsvergunning nadat deze onherroepelijk in werking is getreden.

  • b.

    Wijzigingen die noodzakelijk zijn vanwege gewijzigde hogere wet- of regelgeving, zonder bestuurlijke afwegingsruimte.

  • c.

    Wijzigingen die voldoen aan de wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten die onderdeel zijn van het (tijdelijke deel van) het omgevingsplan.

  • d.

    Wijzigingen voor de volgende inhoudelijke onderwerpen:

    • i.

      Erfontwikkelingen: projecten die passen in het geldende door de raad vastgestelde beleid voor functieverandering en/of rood voor rood in het buitengebied, met uitzondering van hoofdstuk 5 ‘Experimenten’ van de beleidsnota ‘Erven in beweging’.

    • ii.

      Woningbouw: plannen die maximaal 11 woningen of wooneenheden met bijbehorende voorzieningen toevoegen binnen de bebouwde kom, mits het plan voldoet aan het beleid in de Omgevingsvisie, het programma Wonen en vergelijkbaar door de gemeenteraad vastgesteld beleid voor de fysieke leefomgeving, zoals een stedenbouwkundige visie.

Waar nodig wordt het onderdeel hierna toegelicht.

TOELICHTING

  • A.

    Wijzigingen van technische aard

    Het gaat hier om beleidsneutrale wijzigingen van het omgevingsplan:

    • i.

      Herstel van omissies

      Het herstel van omissies. Zoals foutjes waarbij duidelijk is dat de bedoeling van de raad ten tijde van het vaststellen van het betreffende onderdeel anders was, een verschrijving, verkeerde verwijzing etc. Het kan ook gaan om weeffouten in de bruidsschat (de gedecentraliseerde Rijksregels) die een evident onbedoeld effect in het Omgevingsplan hebben.

    • i.

      Aanpassing van waarden die geborgd zijn in dubbelbestemmingen als blijkt dat de betreffende waarde feitelijk niet meer bestaat

      Het kan bijvoorbeeld gaan om een archeologische waarde die in het omgevingsplan beschermd is met een dubbelbestemming, terwijl uit later uitgevoerd onderzoek is gebleken dat er geen te beschermen archeologische waarden op het perceel zijn.

    • ii.

      Wijziging toelichting

      Het college mag de toelichtende delen van het omgevingsplan wijzigen. De toelichting is juridisch niet bindend, maar een onduidelijkheid in de toelichting kan juiste toepassing van een regel in de weg zitten. Onduidelijkheden kunnen op deze wijze snel hersteld worden.

    • iii.

      Verwerken omgevingsvergunningen

      Het gaat hier om het verwerken van onherroepelijke omgevingsvergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (OPA). Vanaf 2029 is het verplicht een onherroepelijke vergunning voor een buitenplanse OPA binnen 5 jaar in het omgevingsplan te verwerken. Het is denkbaar dat we dit al eerder willen doen. Het verwerken hiervan heeft feitelijk geen juridische gevolgen en is om die reden gedelegeerd aan het college.

  • B.

    Wijzigingen noodzakelijk vanwege gewijzigde hogere wet- of regelgeving, zonder bestuurlijke afwegingsruimte

    Het is denkbaar dat provincie of Rijk instructieregels stellen die vereisen dat het omgevingsplan hiermee in overeenstemming wordt gebracht. Als dit instructies zijn die zondermeer vertaald moeten worden, zonder dat daar bestuurlijke afwegingsruimte bij is, dan is het college van B&W bevoegd deze wijziging in het Omgevingsplan door te voeren. Het kan ook gaan om een gewijzigde normstelling, meetmethode of begrip in hogere wetgeving die het nodig of wenselijk maakt het Omgevingsplan hiermee in overeenstemming te brengen.

  • C.

    Wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten

    Plannen die voldoen aan de wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten uit het tijdelijke deel van het Omgevingsplan (afkomstig uit de in het omgevingsplan opgegane bestemmingsplannen) kunnen met een wijziging van het omgevingsplan door het college van B&W worden gefaciliteerd. Dit sluit aan de bevoegdheid die het college onder de Wro ook had.

  • D.

    Inhoudelijke onderwerpen

    In dit onderdeel zijn thema’s opgenomen die naar verwachting relatief veel voorkomen en die dusdanig beperkt van omvang zijn of een uitvoerend karakter hebben dat delegatie op zijn plaats is. Hierna volgt per onderwerp een korte toelichting.

    • i.

      Erfontwikkelingen: projecten die passen in het geldende door de raad vastgestelde beleid[3] voor functieverandering en/of rood voor rood in het buitengebied, met uitzondering van hoofdstuk 5 ‘Experimenten’ van de beleidsnota ‘Erven in beweging’

      Dit beleid is dusdanig ingekaderd dat toepassing ervan in een omgevingsplan voor een concrete ontwikkeling (bijvoorbeeld een nieuwe functie in een vrijkomende schuur of de bouw van een Rood voor Rood woning) vooral een uitvoerend karakter heeft. Delegatie is daarom wenselijk. In veel gevallen kan de ontwikkeling ook met een (binnenplanse of buitenplanse) OPA worden vergund. In sommige gevallen kan een wijziging van het omgevingsplan juist gewenst zijn, bijvoorbeeld om een agrarische bestemming te verwijderen.

      Het ‘experimentenhoofdstuk’ in het huidige beleid (Erven in beweging) is uitgezonderd omdat het toepassingsbereik daarvan niet voldoende begrensd is om aan het college te delegeren.

    • ii.

      Woningbouw: plannen die maximaal 11 woningen of wooneenheden met bijbehorende voorzieningen toevoegen binnen de bebouwde kom, mits het plan voldoet aan het beleid in de Omgevingsvisie, het programma Wonen en vergelijkbaar door de gemeenteraad vastgesteld beleid voor de fysieke leefomgeving, zoals een stedenbouwkundige visie.

      Met dit onderdeel is de uitvoering van door de raad vastgesteld beleid voor woningbouw tot maximaal 11 woningen binnen de bebouwde kom (inbreiding) aan het college gedelegeerd. Wijzigingen van het omgevingsplan voor woningbouw buiten de bebouwde kom (uitbreiding) blijven de bevoegdheid van de gemeenteraad omdat de verandering van de fysieke leefomgeving bij uitbreiding over het algemeen ingrijpender is dan bij inbreiding. Woningbouw in het kader van Rood voor Rood valt niet onder dit onderdeel, maar onder i ‘Erfontwikkelingen’.

[1] Zoals bedoeld in artikel 2.8 Omgevingswet

[2] Niet te verwarren met Omgevingswaarden zoals bedoeld in de Omgevingswet. 

[3] Op dit moment is dit beleid vervat in de beleidsnota’s ‘Erven in beweging’ en ‘Rood voor Rood’. Dit kunnen ook andere beleidsnota’s zijn als de raad besluit in de toekomst ander beleid vast te stellen op dit thema.

Bijlage 2 Lijst met gevallen waarvoor advies van de gemeenteraad nodig is voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 16.15a, lid b, onder 1, van de Omgevingswet

Wonen

Projecten of activiteitenten behoeve van woonfuncties met bijbehorende voorzieningen, met één woning of wooneenheid of meer, en die niet gerangschikt kunnen worden onder de gevallen als bedoeld in het beleidsdocument ‘erven in beweging’.

Binnen de bebouwde kom

  • 1.

    Het toevoegen van woningen of wooneenheden met bijbehorende voorzieningen binnen de bebouwde kom die afwijken van het beleid in de Omgevingsvisie en/of het programma Wonen en/of vergelijkbaar door de gemeenteraad vastgesteld beleid voor de fysieke leefomgeving, zoals een stedenbouwkundige visie.

  • 2.

    Projecten of activiteiten binnen de bebouwde kom die voldoen aan het onder 1 genoemde beleid, maar waarbij meer dan 11 woningen of wooneenheden met bijbehorende voorzieningen worden toegevoegd.

Buiten de bebouwde kom

Het toevoegen van één woning of wooneenheid of meer met bijbehorende voorzieningen buiten de bebouwde kom, tenzij het plan gerangschikt kan worden onder het onderdeel ‘Erven in beweging’ (Rood voor Rood woningen).

Bijzondere doeleinden

Projecten of activiteiten van educatieve, sociale en/of medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve aard en (welzijns)voorzieningen alsmede overige maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende voorzieningen, voor zover het gaat om projecten of activiteiten die de categorieën 1 en 2 zoals bedoeld in de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (of indien tussentijds een nieuwe brochure wordt gepubliceerd, wordt uitgegaan van de inhoud van de opvolger hiervan), of qua aard en milieuhinder vergelijkbaar, overstijgen.

Bedrijven

Projecten, activiteiten of voorzieningen ten behoeve van bedrijfsfuncties, voor zover het gaat om projecten, activiteiten of voorzieningen die de categorieën 1 en 2, of qua aard en milieuhinder vergelijkbaar, zoals bedoeld in de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (of indien tussentijds een nieuwe brochure wordt gepubliceerd, wordt uitgegaan van de inhoud van de opvolger hiervan), overstijgen.

Gebruik onbebouwde gronden

Het wijzigen van het gebruik van onbebouwde gronden, anders dan ten behoeve van het bouwen, en het gebruik niet binnen de bestaande functionele structuur past.

Agrarisch

Uitbreiding van agrarische bedrijven, of agrarische bedrijfswoningen van het bouwvlak, waarbij een overschrijding van méér dan 10% van de bestemmingsgrenzen, bouwvlakgrenzen, oppervlaktematen en/of planregels aan de orde is. Ook voor vorm- en contourveranderingen van het bouwvlak geldt het adviesrecht als deze tot gevolg hebben dat oppervlaktematen met meer dan 10% worden overschreden.

Erven in beweging

Projecten of activiteiten in het landelijk gebied, zoals Rood voor Rood projecten, of nieuwe (economische) functies in vrijkomende (agrarische) gebouwen of op erven, die niet passen in het beleidsdocument ‘Erven in beweging’. Indien tussentijds een nieuw beleidsdocument wordt vastgesteld, wordt uitgegaan van de inhoud van de opvolger hiervan.

Zonneparken

Zonneparken groter dan 2 hectare. Bij het bepalen van de oppervlakte wordt uitgegaan van de netto omvang ofwel de oppervlakte binnen de uiterste begrenzing van de panelen van het zonnepark.

Windmolens of windparken

Initiatieven voor windmolens of windparken, tenzij deze op grond van het (tijdelijke deel van het) omgevingsplan (binnenplans, afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid) reeds toelaatbaar zijn.

Biomassa

Initiatieven voor het opwekken van energie uit biomassa, tenzij deze op grond van het (tijdelijke deel van het) omgevingsplan (binnenplans, afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid) reeds toelaatbaar zijn.

Natuur

Projecten die afwijken van het Landschapsontwikkelingsplan of niet in overeenstemming zijn met het provinciaal landschaps- en natuurbeleid.

Uitzondering adviesrecht en procedure

Het advies van de raad is níet benodigd, en deze bepaling geldt dan ook als uitzondering op de hierboven opgesomde lijst met gevallen, indien de raad een expliciet en positief advies heeft afgegeven over een principeverzoek of ander verzoek dat voorafgaat aan de formele aanvraag en daarbij ook expliciet heeft bepaald dat de formele aanvraag niet voor advies langs de raad hoeft.

Het advies van de raad is ook niet benodigd indien sprake is van gevallen die voor 01-01-2024 op basis van artikel 4, bijlage II, Bor (zogenaamde kruimellijst) in afwijking van het bestemmingsplan vergund hadden kunnen worden met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2 Wabo.

Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat er geen adviesrecht geldt voor wijzigingen die voldoen aan de wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten die onderdeel zijn van het (tijdelijke deel van) het omgevingsplan.