Regeling vervallen per 01-11-2009

Subsidie-verordening besluit woninggebonden subsidies 1993 Regio Nijmegen

Geldend van 11-11-1993 t/m 31-10-2009 met terugwerkende kracht vanaf 11-11-1993

Intitulé

Subsidie-verordening besluit woninggebonden subsidies 1993 Regio Nijmegen

Deelnemende gemeenten:

Beuningen

Druten

Gennep

Groesbeek

Heumen

Millingen aan de Rijn

Mook

Nijmegen

Ubbergen

West Maas en Waal

Wijchen

November 1993

Inhoudsopgave

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

§ 1 Begripsbepalingen

§ 2 Grondslag en werkingssfeer

§ 3 Vaststelling en reservering van de budgetten

§ 4 Prioriteiten en nadere voorwaarden

§ 5 Raadpleging belanghebbende personen en organisaties

Hoofdstuk II Aanvragen, verlenen en vaststellen van geldelijke steun

§ 1 De aanvraag om geldelijke steun

§ 2 De verlening van geldelijke steun

§ 3 De gereedmelding

§ 4 De vaststelling van geldelijke steun

§ 5 De intrekking van geldelijke steun

§ 6 Nadere bepalingen

Hoofdstuk III Bepalingen per subsidiecategorie

§ 1 Sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens

§ 2 Sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens

§ 3 Ingrijpende voorzieningen aan woningen en standplaatsen

§ 4 Huurwoningen van beleggers

§ 5 Premie-woningen

§ 6 Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden

§ 7 Toeslagen ten behoeve van huurverlaging

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

§ 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

  • a. Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Regio Nijmegen

  • b. Begunstigde: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een verzoek doet om vaststelling en uitbetaling van de door de Regio Nijmegen verleende geldelijke steun.

  • c. Belegger: rechtspersoon als bedoeld in het Besluit woninggebonden subsidies.

  • d. Het Besluit: het Besluit woninggebonden subsidies (Stb. 1992, 554).

  • e. Bestuurscommissie: de Bestuurscommissie Woninggebonden Subsidies Regio Nijmegen, ingesteld bij de Verordening Bestuurscommissie Woninggebonden Subsidies Regio Nijmegen; verantwoordelijk voor het regionaal budgetbeheer in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies 1993. In het Aanhangsel Regionaal Budgetbeheer, behorende bij de Basisregeling Regio Nijmegen is vastgelegd dat de uitvoerende werkzaamheden zijn opgedragen aan de gemeente Nijmegen.

  • f. Bouwplan: de beschrijving van de te bouwen woningen, standplaatsen of woonwagens, of de te treffen voorzieningen aan woningen of standplaatsen, vergezeld van alle voorgeschreven gegevens, zoals vereist op grond van deze verordening.

  • g. Budget: bedrag aan geldelijke steun dat jaarlijks door de minister aan de Regio Nijmegen beschikbaar wordt gesteld, alsmede het bedrag dat resteert van in vorige jaren toegekende budgetten, alsmede daaraan op grond van het Besluit of op grond van een besluit van de bestuurscommissie toegevoegde vrijvallende middelen ten behoeve van:

    • 1.

      sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen, huurwoonwagens, sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen, koopwoonwagens, ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen en ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen, te noemen het budget voor de sociale-bouwsector, of

    • 2.

      huurwoningen van beleggers en premie-woningen, of

    • 3.

      toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden, of

    • 4.

      toeslagen ten behoeve van huurverlaging.

  • h. Burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente.

  • i. Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Regio Nijmegen.

  • j. Gemeenteraad: de raad van een deelnemende gemeente.

  • k. Gereedkomingsdatum: de dag waarop de woning, de standplaats of de woonwagen gereedkomt dan wel de dag waarop de administratief in een plan samengevoegde woningen gemiddeld gereedkomen dan wel de dag waarop een buiten de standplaats gebouwde woonwagen op de standplaats wordt geplaatst.

  • l. Hoofdsom: het op de datum waarop de geldelijke steun door de bestuurscommissie wordt verleend te bepalen bedrag aan geldelijke steun aan de hand van de desbetreffende, bij ministeriële regeling vastgestelde tabel.

  • m. Huurder: degene die met de verhuurder een huurovereenkomst heeft gesloten als bedoeld in artikel 7A:1584 van het Burgerlijk Wetboek.

  • n. Huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning, standplaats of woonwagen, uitgedrukt in een bedrag per maand.

  • o. Huurwoning: verhuurde of te verhuren woning.

  • p. Ingrijpende voorziening aan een huurwoning: voorziening aan een huurwoning waarvan de bouw is voltooid voor 1 januari 1946 en waarvan de kosten verminderd met de op grond van paragraaf 6 van hoofdstuk III verleende toeslag per woning meer bedragen dan de in het Besluit genoemde minimumkosten.

  • q. Initiatiefnemer: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanvraag indient voor de verlening van geldelijke steun.

  • r. Kosten van het verkrijgen in eigendom: de door de bestuurscommissie vast te stellen kosten van de bouw of van de voorzieningen die kunnen bestaan uit de som van:

    • 1.

      de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;

    • 2.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woningbouw 1991, dan wel het afkooprisico;

    • 3.

      de kosten van een centrale verwarmingsinstallatie, een liftinstallatie en andere onroerende installaties;

    • 4.

      het architectenhonorarium, indien en voor zover dit niet hoger is dan omschreven in de Standaardvoorwaarden 1988 rechtsverhouding opdrachtgever - architect (SR 1988), met inbegrip van de aanvullingen en wijzigingen in het bijbehorende zgn. protocol sociale woningbouw d.d. 13 september 1989 en de in dat protocol voorziene indexherziening per 1 juli van ieder jaar;

    • 5.

      de aansluiting op de nutsvoorzieningen;

    • 6.

      de leges voor de bouwvergunning en de precariorechten;

    • 7.

      de verschuldigde niet verrekenbare omzetbelasting;

    • 8.

      de overdrachtsbelasting;

    • 9.

      huurderving voor zover deze verband houdt met het treffen van voorzieningen;

    • 10.

      renteverlies voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • 11.

      het constructeurshonorarium, indien en voor zover dit niet hoger is dan omschreven in de Regeling van de verhouding tussen opdrachtgever en adviserend ingenieursbureau (RVOI 1987), met inbegrip van de aanvullingen en wijzigingen voor de woningbouw in bijlage B.2.3 (d.d. 26 april 1989);

    • 12.

      de kosten van een garantiecertificaat;

    • 13.

      de kosten van administratie ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden;

    • 14.

      het honorarium van notarissen en makelaars (alleen van toepassing in de koopsector);

    • 15.

      door burgemeester en wethouders goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten niet zijn voorzien of tijdens de bouw tussen de aannemer en de opdrachtgever tot de bouw zijn overeengekomen;

    • 16.

      de prijs van de bouwrijpe grond;

    • 17.

      een vergoeding van door de verhuurder verstrekte tegemoetkomingen voor door de huurder aangebrachte voorzieningen, voor zover deze gehandhaafd kunnen blijven en een of meer van de te treffen voorzieningen overbodig maken;

    • 18.

      het toezicht op de uitvoering;

    • 19.

      de kosten samenhangende met de financiering, indien en voor zover hiervoor geen fiscale compensatiemogelijkheden bestaan;

    • 20.

      het honorarium van deskundigen op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;

    • 21.

      kosten in verband met technisch onderzoek en adviezen;

    • 22.

      overige door de bestuurscommissie vast te stellen kosten.

  • s. Kosten van ingrijpende voorzieningen: de door de bestuurscommissie vast te stellen kosten die direct samenhangen met het treffen van ingrijpende voorzieningen.

  • t. De minister: de minister van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer.

  • u. Reservering: de door de bestuurscommissie voor een gemeente gereserveerde geldelijke steun in een budgetjaar.

  • v. Sociale-huurwoning: huurwoning in eigendom van een gemeente of een toegelaten instelling waarvoor geldelijke steun is verleend.

  • w. Sociale-koopwoning: te bouwen woning waarvoor op grond van paragraaf 2 van hoofdstuk III geldelijke steun wordt verleend.

  • x. Subsidiecategorie: dat deel van de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun dat door de gemeenteraad beschikbaar is gesteld voor een categorie woningen, standplaatsen, woonwagens of voorzieningen dan wel toeslagen als bedoeld in artikelen 5 en 6 juncto 11.

  • y. Toegelaten instelling: instelling, toegelaten krachtens artikel 70 van de Woningwet.

  • z. Vaststellen van geldelijke steun: het besluit van de bestuurscommissie waarbij de hoogte van de verleende geldelijke steun wordt vastgesteld en de Regio Nijmegen zich verplicht tot uitbetaling.

  • aa. Verdeelbesluit: besluit van de gemeenteraad, waarin wordt vastgesteld dat bouwplannen van in dat besluit aangegeven gegadigden op in dat besluit aangegeven locaties in aanmerking kunnen komen voor geldelijke steun vanuit een subsidiecategorie.

  • bb. Verlenen van geldelijke steun: het besluit van de bestuurscommissie dat een aanspraak op geldelijke steun verschaft.

  • cc. Voorziening: bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een woning of standplaats, die strekt tot verbetering van de indeling of het woongerief, waaronder begrepen de daartoe noodzakelijke opheffing van technische gebreken, of tot bouwkundige splitsing of samenvoeging.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt mede verstaan onder:

  • 1.

    Eigenaar: opstaller, erfpachter, gerechtigde tot een appartementsrecht of degene die lid is van een coöperatie en op die grond het uitsluitende gebruik heeft van een aan die coöperatie in eigendom toebehorende woning.

  • 2.

    Eigendom: opstal, erfpacht, appartementsrecht of lidmaatschap als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Woning: onzelfstandige woonruimte.

  • 4.

    Het verlenen van geldelijke steun aan een toegelaten instelling: het verlenen van geldelijke steun ten behoeve van het bouwen dan wel het treffen van voorzieningen van gemeentewege.

  • 5.

    Bouwen: het verbouwen van gebouwd onroerend goed tot woonruimte, waarbij de bestemming van het onroerend goed wordt gewijzigd.

Artikel 3

Deze verordening is niet van toepassing op:

  • a.

    woningen die niet geschikt of bestemd zijn om voortdurend door dezelfde persoon of personen te worden bewoond;

  • b.

    woningen die als ambts- of dienstwoning in gebruik zijn of als zodanig bestemd, en

  • c.

    bejaardenoorden als bedoeld in de Wet op de bejaardenoorden (Stb. 1990, 468).

Artikel 4

De algemene bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in de overige hoofdstukken van deze verordening hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken.

§ 2 Grondslag en werkingssfeer

Artikel 5

Op grond van deze verordening kan de bestuurscommissie geldelijke steun verlenen voor:

  • a.

    het bouwen van sociale-huurwoningen;

  • b.

    het bouwen van huurstandplaatsen;

  • c.

    het bouwen van huurwoonwagens;

  • d.

    het bouwen van sociale-koopwoningen;

  • e.

    het bouwen van koopstandplaatsen;

  • f.

    het bouwen van koopwoonwagens;

  • g.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen;

  • h.

    het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen;

  • i.

    het bouwen van huurwoningen van beleggers;

  • j.

    het bouwen van premie-woningen.

Artikel 6

  • 1. De bestuurscommissie kan geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden voor het bouwen van woningen of standplaatsen of het treffen van ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen of huurstandplaatsen.

  • 2. De bestuurscommissie kan geldelijke steun verlenen in de vorm van een toeslag ten behoeve van huurverlaging aan een toegelaten instelling die een sociale-huurwoning of een huurstandplaats beheert

    • a.

      die wordt gebouwd ter vervanging van een andere woning of een huurstandplaats, of

    • b.

      waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Artikel 7

De verlening van geldelijke steun geschiedt overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken II, III en IV van deze verordening.

§ 3 Vaststelling en reservering van de budgetten

Artikel 8

  • 1. Jaarlijks besluit de bestuurscommissie welk deel van de budgetten voor geldelijke steun voor de gemeenten wordt gereserveerd.

  • 2. De bestuurscommissie deelt jaarlijks voor 1 november schriftelijk aan de gemeenteraden mee hoeveel geldelijke steun uit de onderscheiden budgetten in het volgende jaar is gereserveerd voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens, het treffen van voorzieningen aan woningen en standplaatsen, en het verstrekken van toeslagen voor plaatselijk verschillende omstandigheden en voor huurverlaging in hun gemeente.

  • 3. Indien de minister een besluit heeft genomen als bedoeld in artikel 11 van het Besluit, houdt de bestuurscommissie daarmee rekening bij de verdeling als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De bestuurscommissie deelt tevens een verdeling over de gemeenten van het voorlopige programma voor de drie jaren volgend op het eerstkomende jaar mee.

§ 4 Prioriteiten en nadere voorwaarden

Artikel 9

1.De gemeenteraad besluit welke prioriteiten hij stelt bij het indienen van aanvragen om verlening van geldelijke steun voor het bouwen van woningen, standplaatsen en woonwagens en het treffen van voorzieningen aan huurwoningen en huurstandplaatsen.

Artikel 10

  • 1. Burgemeester en wethouders doen een voorstel tot het stellen van prioriteiten nadat daaromtrent door hen de in artikel 18, eerste lid, bedoelde plaatselijke organisaties zijn geraadpleegd.

  • 2. Burgemeester en wethouders doen schriftelijk verslag van deze raadpleging aan de gemeenteraad. Tevens geven zij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 11

  • 1. De gemeenteraad kan de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun in subsidiecategorieën onderverdelen.

  • 2. De volgende subsidiecategorieën kunnen worden onderscheiden:

    • a.

      binnen het budget voor de sociale-bouwsector:

      • 1.

        sociale-huurwoningen;

      • 2.

        huurstandplaatsen;

      • 3.

        huurwoonwagens;

      • 4.

        sociale-koopwoningen;

      • 5.

        koopstandplaatsen;

      • 6.

        koopwoonwagens;

      • 7.

        ingrijpende voorzieningen aan huurwoningen;

      • 8.

        ingrijpende voorzieningen aan huurstandplaatsen;

    • b.

      binnen het budget huurwoningen van beleggers en premie-woningen:

    • 1. huurwoningen van beleggers;

    • 2. premie-woningen;

    • c.

      toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden;

    • d.

      toeslagen ten behoeve van huurverlaging.

  • 3. De gemeenteraad kan een subsidiecategorie bedoeld in het eerste lid in meerdere onderdelen splitsen; dergelijke onderdelen zijn ook subsidie-categorieën in de zin van deze verordening.

Artikel 12

Jaarlijks neemt de gemeenteraad een verdeelbesluit.

Artikel 13

De gemeenteraad kan burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot nader door hem te bepalen grenzen en onder nader door hem te bepalen voorwaarden het verdeelbesluit te wijzigen.

Artikel 14

  • 1. De bestuurscommissie kan op verzoek van de initiatiefnemer en door tussenkomst van burgemeester en wethouders binnen de budgetten voor de sociale-bouwsector en de marktsector verleende geldelijke steun wijzigen in geldelijke steun voor een andere categorie dan waarvoor de geldelijke steun is verleend.

  • 2. De bestuurscommissie kan de omzetting weigeren indien de aanvankelijk verleende geldelijke steun ontoereikend is.

Artikel 15

De bestuurscommissie kan afwijken van de op grond van artikel 8, eerste lid, vastgestelde voor gemeenten gereserveerde geldelijke steun en van de op grond van artikel 8, tweede lid, vastgestelde verdeling over de gemeenten, indien door de minister op grond van het Besluit een budget wordt herzien.

Artikel 16

De bestuurscommissie kan afwijken van de op grond van artikel 8, tweede lid, vastgestelde verdeling over de gemeenten indien:

  • a.

    de betrokken gemeenten met de herverdeling instemmen; of

  • b.

    op 1 september een zodanig aantal aanvragen om geldelijke steun bij het dagelijks bestuur is ingediend dat bij toekenning daarvan meer dan vijftig procent resteert van een of meer budgetten die voor dat jaar zijn toegekend.

§ 5 Raadpleging belanghebbende personen en organisaties

Artikel 17

  • 1. Deze verordening wordt niet gewijzigd dan nadat over het ontwerp door de bestuurscommissie voorafgaand geraadpleegd zijn de gemeenteraden, de lokaal of regionaal toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van de bestuurscommissie daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties.

  • 2. Aan het algemeen bestuur doet de bestuurscommissie schriftelijk verslag van deze raadpleging. Tevens geeft hij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 18

  • 1. Ten minste eenmaal per jaar raadplegen burgemeester en wethouders de lokaal of regionaal toegelaten instellingen en andere naar het oordeel van de gemeenteraad daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties, over de uitvoering van deze verordening door de gemeente.

  • 2. Aan de gemeenteraad en de bestuurscommissie doen burgemeester en wethouders schriftelijk verslag van deze raadpleging. Tevens geven zij een reactie op de daarbij naar voren gebrachte argumenten.

Artikel 19

In de in artikel 18 bedoelde raadpleging komt ten minste aan de orde:

  • a.

    een raming van de plannen waarvoor geldelijke steun zal worden gevraagd voor de komende jaren;

  • b.

    de door burgemeester en wethouders voorgenomen verdeling van de geldelijke steun voor het eerstkomende budgetjaar;

  • c.

    een omschrijving van de mogelijk toe te passen afwijkingsbevoegdheden op grond van artikel 13.

Artikel 20

  • 1. De bestuurscommissie en burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze verordening overeenkomsten sluiten met daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen als bedoeld in de artikelen 17 en 18.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde overeenkomsten worden gesloten brengt de bestuurscommissie deze ter kennis van het algemeen bestuur en brengen burgemeester en wethouders deze ter kennis van de gemeenteraad en het algemeen bestuur.

Hoofdstuk II Aanvragen, verlenen en vaststellen van geldelijke steun

§ 1 De aanvraag om geldelijke steun

Artikel 21

  • 1. De initiatiefnemer vraagt geldelijke steun aan bij de bestuurscommissie door tussenkomst van burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag om het verlenen van geldelijke steun geschiedt op een door de bestuurscommissie vastgesteld en door de initiatiefnemer volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

Artikel 22

  • 1. De initiatiefnemer dient de aanvraag als bedoeld in artikel 21 in bij burgemeester en wethouders vóór 1 september van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

  • 2. Indien een aanvraag na de in het eerste lid genoemde datum wordt ontvangen, kan de aanvraag worden aangehouden tot het volgende jaar.

  • 3. Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan eenmaal genomen worden.

  • 4. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

  • 5. Indien de aanvraag om verlening van de geldelijke steun naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan artikel 21 en 23, doen zij hiervan binnen vier weken schriftelijk mededeling aan de initiatiefnemer onder vermelding van de nog aan te leveren gegevens en houden zij de behandeling van de aanvraag aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.

  • 6. Indien binnen dertig dagen na het verzenden van de mededeling bedoeld in het vijfde lid de nog te leveren gegevens niet zijn verstrekt, kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag om geldelijke steun niet-ontvankelijk verklaren.

Artikel 23

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 gaat in elk geval vergezeld van de, door de Bestuurscommissie te bepalen, door de initiatiefnemer te verstrekken gegevens. Een opsomming van de benodigde gegevens zal door de Bestuurscommissie op een controle-lijst worden aangegeven. De controle-lijst zal, tezamen met het in artikel 21 tweede lid genoemde aanvraagformulier, door de bestuurscommissie ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in artikel 21 gaat tevens vergezeld van de op grond van hoofdstuk III vereiste door de initiatiefnemer te verstrekken gegevens.

Artikel 24

Indien een bouwplan niet voldoet aan de prioriteiten gesteld op grond van artikel 9, eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden tot 15 september van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

Artikel 25

  • 1. Burgemeester en wethouders houden de aanvraag aan tot het volgende jaar indien het bouwplan niet in het verdeelbesluit is opgenomen dan wel de betreffende subsidiecategorie of de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun overschreden zou worden wanneer geldelijke steun wordt verleend.

  • 2. Een besluit tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan eenmaal genomen worden.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid afwijken indien:

    • a.

      in het verdeelbesluit de betreffende subsidiecategorie dan wel de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun niet of gedeeltelijk met bouwplannen is belegd;

    • b.

      bouwplannen die opgenomen zijn in het verdeelbesluit in het betreffende jaar geen doorgang vinden.

Artikel 26

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in bij de bestuurscommissie indien:

  • a.

    de noodzaak van het bouwen van de woning, de standplaats, de woonwagen of van het treffen van de ingrijpende voorzieningen is aangetoond;

  • b.

    het bouwplan sober en doelmatig is;

  • c.

    voor het bouwplan een bouwvergunning is verleend of zal worden verleend;

  • d.

    niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt zonder hun toestemming;

  • e.

    de grond waarop de woning of de standplaats wordt gebouwd niet verontreinigd is, of de verontreiniging zodanig gering is dat naar het oordeel van burgemeester en wethouders uit het oogpunt van volksgezondheid geen bezwaar bestaat tegen het bouwen van de woning of de standplaats op die grond.

  • f.

    zij schriftelijk verklaren aan de bestuurscommissie dat de grond waarop de woning of de standplaats wordt gebouwd verontreinigd is doch vóór aanvang van de bouw gereinigd wordt conform de daarvoor geldende NEN-normen.

Artikel 27

De noodzaak van een bouwplan als bedoeld in artikel 26, onder a, wordt geacht te zijn aangetoond indien dit plan opgenomen is in het verdeelbesluit als bedoeld in artikel 12.

Artikel 28

Burgemeester en wethouders beslissen binnen tien weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 21 of de aanvraag wordt ingediend bij de bestuurscommissie.

Artikel 29

De indiening van de aanvraag bij de bestuurscommissie gaat vergezeld van de verklaring door burgemeester en wethouders dat is voldaan aan deze verordening en van alle in de controle-lijst van de bestuurscommissie vereiste bescheiden.

Artikel 30

Een aanvraag om geldelijke steun als bedoeld in artikel 21 wordt door burgemeester en wethouders bij de bestuurscommissie ingediend vóór 15 november van het jaar waarin de beslissing wordt gevraagd.

§ 2 De verlening van geldelijke steun

Artikel 31

  • 1. De bestuurscommissie bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 29 aan burgemeester en wethouders en aan de initiatiefnemer.

  • 2. Indien de aanvraag bedoeld in het eerste lid naar het oordeel van de bestuurscommissie niet voldoet aan de artikelen 21, 23, 26, 27 en 29, doet zij daarvan binnen drie weken na ontvangst van deze aanvraag schriftelijk mededeling aan burgemeester en wethouders onder vermelding van de nog te leveren gegevens c.q. stukken en houdt zij de behandeling van de aanvraag aan totdat de gevraagde gegevens c.q. stukken zijn geleverd.

  • 3. Indien binnen drie weken na het verzenden van de mededeling bedoeld in lid 2 de nog te leveren gegevens c.q. stukken niet zijn verstrekt kan de bestuurscommissie de aanvraag om geldelijke steun niet-ontvankelijk verklaren.

Artikel 32

De bestuurscommissie beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 29.

Artikel 33

De bestuurscommissie verleent geldelijke steun indien de voor de gemeente gereserveerde geldelijke steun niet wordt overschreden.

Artikel 34

De bestuurscommissie verleent geldelijke steun onder voorwaarde dat:

  • a.

    wordt voldaan aan de door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 9;

  • b.

    zonder toestemming van burgemeester en wethouders bij de werkzaamheden niet wordt afgeweken van het bouwplan;

  • c.

    de bouw binnen 9 maanden na het besluit tot verlening ervan tot de bovenkant van de begane-grondvloer is gevorderd dan wel ingeval van het bouwen van woonwagens of standplaatsen of het treffen van voorzieningen (met uitzondering van het treffen van voorzieningen in opdracht van particuliere initiatiefnemers) binnen 9 maanden met de werkzaamheden is gestart. Bij het treffen van voorzieningen in opdracht van particuliere initiatiefnemers dient binnen 6 maanden na het besluit tot verlening van de geldelijke steun met de werkzaamheden te zijn gestart;

  • d.

    de gereedmelding van de werkzaamheden plaatsvindt overeenkomstig artikel 36;

  • e.

    de initiatiefnemer de informatie als bedoeld in artikel 55 van het Besluit beschikbaar houdt en op verzoek van de bestuurscommissie of burgemeester en wethouders terstond levert.

Artikel 35

De bestuurscommissie verleent geldelijke steun onder de voorwaarde dat de door burgemeester en wethouders belaste personen op door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstippen:

  • a.

    toegang wordt verleend tot de bouwplaats, de woning, de standplaats, de woonwagen of het gebouw dat tot woning wordt verbouwd;

  • b.

    inzage wordt verleend in de op de bouw betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

  • c.

    alle inlichtingen worden verstrekt die naar hun oordeel noodzakelijk zijn voor de beoordeling of aan de voorwaarden verbonden aan het verlenen van geldelijke steun wordt voldaan.

§ 3 De gereedmelding

Artikel 36

  • 1. De begunstigde verklaart door tussenkomst van burgemeester en wethouders aan de bestuurscommissie dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun.

  • 3. De begunstigde dient de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de geldelijke steun in bij burgemeester en wethouders. De gereedmelding van ingrijpende voorzieningen in opdracht van particuliere initiatiefnemers dient uiterlijk 30 maanden na het verlenen van de geldelijke steun bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

  • 4. De gereedmelding geschiedt op een door de bestuurscommissie vastgesteld en door de begunstigde volledig ingevuld en ondertekend formulier.

Artikel 37

  • 1. De gereedmelding, bedoeld in artikel 36, gaat vergezeld van een verklaring van de begunstigde dat bij de bouw respectievelijk het treffen van de voorzieningen is of wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de geldelijke steun is verleend.

  • 2. Indien de begunstigde een ander is dan de initiatiefnemer, gaat de gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, vergezeld van een opgave van de afwijkingen van bestek en tekeningen of omschrijving van het werk, indien deze hebben plaatsgevonden.

  • 3. De initiatiefnemer dient gedurende een periode van vijf jaar na de gereedmelding alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 38

  • 1. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding, bedoeld in artikel 36, aan de begunstigde.

  • 2. Indien de gereedmelding naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan de artikelen 36 en 37, doen zij hiervan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de begunstigde onder vermelding van de nog aan te leveren gegevens en houden zij de behandeling van de aanvraag aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.

  • 3. Indien binnen dertig dagen na het verzenden van de mededeling in het tweede lid de nog te leveren gegevens niet zijn verstrekt, verklaren burgemeester en wethouders de gereedmelding niet ontvankelijk.

Artikel 39

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een gereedmelding, bedoeld in artikel 36, of de gereedmelding wordt ingediend bij de bestuurscommissie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit bedoeld in het eerste lid, eenmaal met acht weken verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen de begunstigde binnen twee weken na de in het eerste lid bedoelde beslissing, schriftelijk op de hoogte van deze beslissing.

Artikel 40

De indiening van de gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring van burgemeester en wethouders dat is voldaan aan deze verordening.

§ 4 De vaststelling van geldelijke steun

Artikel 41

  • 1. De bestuurscommissie bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 40 aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Indien de gereedmelding naar het oordeel van de bestuurscommissie niet voldoet aan de artikelen 36, 37 en 40, doet zij daarvan binnen drie weken na ontvangst van deze gereedmelding schriftelijk mededeling aan burgemeester en wethouders onder vermelding van de nog te leveren gegevens c.q. stukken en houdt zij de behandeling aan totdat de gevraagde gegevens c.q. stukken zijn geleverd.

  • 3. Indien binnen drie weken na het verzenden van de mededeling als bedoeld in het tweede lid de nog te leveren gegevens c.q. stukken niet zijn verstrekt verklaart de bestuurscommissie de gereedmelding niet ontvankelijk.

Artikel 42

  • 1. Binnen vier weken na ontvangst van de gereedmelding bedoeld in artikel 40, neemt de bestuurscommissie een besluit op het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van geldelijke steun.

  • 2. De bestuurscommissie kan een besluit als bedoeld in het eerste lid eenmaal met vier weken verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

Artikel 43

Indien de bestuurscommissie instemt met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling, stelt hij de geldelijke steun vast overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit bepaalde.

§ 5 De intrekking van geldelijke steun

Artikel 44

  • 1. De bestuurscommissie kan een besluit tot verlening van geldelijke steun geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      een bijdrage op grond van deze verordening is verleend op grond van gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Indien geldelijke steun is verleend en gebleken is dat de gegevens op grond waarvan de geldelijke steun werd verleend onjuist waren en waarvan de begunstigde wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist waren, kan de bestuurscommissie zijn besluit tot verlening van geldelijke steun intrekken en kan hij een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen.

  • 3. De bestuurscommissie kan een besluit tot het verlenen van een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden of een toeslag ten behoeve van huurverlaging intrekken, indien de verlening van de geldelijke steun voor dezelfde woning of standplaats, op grond van artikel 11, tweede lid, wordt ingetrokken.

  • 4. De bestuurscommissie trekt zijn besluit tot het verlenen van geldelijke steun in ieder geval in, indien de initiatiefnemer meldt dat de bouw geen doorgang zal vinden.

§ 6 Nadere bepalingen

Artikel 45

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in hoofdstuk III hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 46

  • 1. De bestuurscommissie kan op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de termijn genoemd in artikel 30. Een dergelijk verzoek wordt vóór het verstrijken van deze termijn bij de bestuurscommissie ingediend.

  • 2. Indien de bestuurscommissie een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreert, geeft hij een nieuwe termijn aan.

Artikel 47

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer dan wel de begunstigde ontheffing verlenen van de termijnen genoemd in de artikelen 22, 34 en 36. Een dergelijk verzoek wordt vóór het verstrijken van de betreffende termijn bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Indien burgemeester en wethouders een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreren, geven zij een nieuwe termijn aan.

Artikel 48

De bestuurscommissie kan voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Hoofdstuk III Bepalingen per subsidiecategorie

§ 1 Sociale-huurwoningen, huurstandplaatsen en huurwoonwagens

Artikel 49

  • 1. De bestuurscommissie kan ten laste van het budget voor de sociale-bouwsector geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een sociale-huurwoning, een huurstandplaats of een huurwoonwagen aan een toegelaten instelling.

  • 2. De bestuurscommissie kan gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor een huurstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 50

  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor een sociale-huurwoning of een huurstandplaats indien de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de woning of standplaats wordt gebouwd, niet meer bedraagt dan de in het Besluit bepaalde maximumkoopsom van bouwrijpe grond.

  • 2. Indien de toepassing van het bepaalde in het eerste lid betrekking heeft op het bouwen van een aantal administratief in een complex samengevoegde woningen geldt het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in het eerste lid, als de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond van de in dat complex opgenomen woningen.

Artikel 51

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor een huurstandplaats indien:

  • a.

    de standplaats wordt gebouwd overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel overeenkomstig een vrijstelling daarvan als bedoeld in artikel 19 van die wet; en

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeengelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met instemming van gedeputeerde staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 52

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor een huurwoonwagen, indien de standplaats waarop die woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, dan wel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.

Artikel 53

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen in indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 54

De bestuurscommissie verleent in aanvulling op artikel 34 geldelijke steun voor een sociale-huurwoning, een huurstandplaats of een huurwoonwagen onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de voorgestelde aanvangshuurprijs niet hoger is dan de in het Besluit bepaalde maximum huurprijs; en

  • b.

    het bedrag, bedoeld in onderdeel a, zodanig is dat bij een daaraan gelijke huurprijs bij aanvang van de eerste huur naar verwachting van de initiatiefnemer een kostendekkende exploitatie van de woonwagen of het complex waarvan de woning of standplaats deel uitmaakt mogelijk is met behulp van uitsluitend de huuropbrengst en de te verlenen bijdragen.

Artikel 55

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 36, gaat in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 37 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde aanvangshuurprijs;

  • b.

    een verklaring dat wordt voldaan aan de voorwaarde bedoeld in artikel 54, onderdeel b; en

  • c.

    een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan.

Artikel 56

De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

Artikel 57

  • 1. De bestuurscommissie beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale-huurwoning, een huurstandplaats of een huurwoonwagen en stelt de geldelijke steun opnieuw vast op het tot dat moment betaalde bedrag, indien de eigendom van de woning, de standplaats of de woonwagen waarvoor geldelijke steun wordt verleend, overgaat op een ander dan een gemeente of een toegelaten instelling.

  • 2. Indien de eigendom van de woning, de standplaats of de woonwagen overgaat op een gemeente of een toegelaten instelling, wordt deze vanaf het moment van de eigendomsoverdracht de begunstigde.

  • 3. De bestuurscommissie beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale-huurwoning, een huurstandplaats of een huurwoonwagen en stelt de geldelijke steun opnieuw vast op het tot dat moment betaalde bedrag, indien de sociale-huurwoning, de huurstandplaats of huurwoonwagen niet meer voor woondoeleinden wordt verhuurd.

§ 2 Sociale-koopwoningen, koopstandplaatsen en koopwoonwagens

Artikel 58

  • 1. De bestuurscommissie kan ten laste van het budget voor de sociale-bouwsector geldelijke steun verlenen ten behoeve van een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen aan een natuurlijke persoon die de woning, de standplaats of de woonwagen als eigenaar zal bewonen.

  • 2. De bestuurscommissie kan gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor een koopstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 59

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder kosten van verkrijgen in eigendom verstaan:

  • a.

    de som van de bedragen afzonderlijk vermeld als koopsom van de grond en de koopsom of de koop-/aanneemsom van de woning, de standplaats of de woonwagen in de overeenkomst van koop en verkoop of koop en aanneming, of

  • b.

    in gevallen waarin een woning of standplaats wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning of de standplaats afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;

  • c.

    indien een woning, een standplaats of een woonwagen geheel of gedeeltelijk met eigen arbeid of in eigen beheer wordt gebouwd wordt als kosten van het verkrijgen in eigendom aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;

  • d.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom kunnen in voorkomende gevallen verminderd worden met geldelijke steun verleend als bijdrage ten behoeve van voorzieningen voor gehandicapten op grond van artikel 52 van het Besluit.

Artikel 60

Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op gegevens, bedoeld in artikel 23, vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 61

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen indien:

  • a.

    de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het in het Besluit bepaalde maximumbedrag voor een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen;

  • b.

    de koopsom van de bouwrijpe grond waarop de woning of de standplaats wordt gebouwd niet meer bedraagt dan de in het Besluit bepaalde maximumkoopsom van de bouwrijpe grond;

  • c.

    voor een woning of een woonwagen een garantiecertificaat wordt afgegeven door een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

  • d.

    de risicoverrekening wordt afgekocht;

  • e.

    de melding van doorverkoop binnen drie maanden na het betrekken van de woning door de tweede opvolgend eigenaar bij burgemeester en wethouders is ingediend.

Artikel 62

  • 1. Het bepaalde in artikel 61, onderdeel c, is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. een woning of een woonwagen die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die deze als eigenaar zal bewonen;

  • b. een woning die wordt gebouwd als casco;

  • c. een sociale-koopwoning die onderdeel is van een complex waarvan ook andere woningen of niet voor bewoning bestemde onderdelen deel uitmaken;

  • d. woonruimte die ontstaat door het verbouwen van een niet voor bewoning geschikt gebouwd onroerend goed;

  • e. een sociale-huurwoning die op grond van artikel 14 wordt omgezet in een sociale-koopwoning.

Artikel 63

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor een koopstandplaats indien:

  • a.

    de standplaats wordt gebouwd overeenkomstig een goedgekeurd bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dan wel overeenkomstig een vrijstelling daarvan als bedoeld in artikel 19 van die wet; en

  • b.

    door het bouwen van de standplaats in de onmiddellijke nabijheid van andere standplaatsen het aantal bijeengelegen standplaatsen niet meer dan 15 zal bedragen, tenzij met instemming van gedeputeerde staten daarvan wordt afgeweken.

Artikel 64

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor een koopwoonwagen, indien de standplaats waarop de woonwagen wordt geplaatst is gebouwd met geldelijke steun van rijkswege op voet van enige voor 1 januari 1993 geldende wettelijke regeling, dan wel wordt gebouwd met geldelijke steun op voet van het Besluit.

Artikel 65

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen in indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 66

  • 1. De bestuurscommissie verleent in aanvulling op artikel 34 geldelijke steun voor een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen onder de voorwaarde dat de begunstigde degene is die:

    • a.

      de woning, de standplaats of de woonwagen als eerste of tweede opvolgende eigenaar bewoont, en

    • b.

      de woning, de standplaats of de woonwagen bewoont met ingang van een tijdstip dat minder dan vijf jaar ligt na het tijdstip van het verlijden van de akte aan de eerste eigenaar/bewoner, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek, of

    • c.

      indien zodanige akte voor verkrijgen van de eigendom niet noodzakelijk was, met ingang van een tijdstip dat minder dan vijf jaar ligt na de dag waarop het bestuurscommissie de geldelijke steun voor de eerste eigenaar heeft vastgesteld, de woning, de standplaats of de woonwagen als eigenaar bewoont, of

    • d.

      de woning, de standplaats of de woonwagen heeft bewoond bedoeld onder a, b en c, indien na diens vertrek diens partner of gewezen partner de woning, de standplaats of de woonwagen is blijven bewonen.

  • 2. De bestuurscommissie verleent in aanvulling op het eerste lid geldelijke steun voor een koopwoonwagen onder de voorwaarde dat ten aanzien van de begunstigde zich een van de gevallen voordoet, bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, onder 2, van de Woonwagenwet juncto artikel II van de wet van 30 oktober 1974 (Stb. 703) tot wijziging van eerstgenoemde wet.

  • 3. Bij overlijden van een eigenaar van een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen, als bedoeld in het eerste lid, worden diens erfgenamen die de woning, de standplaats of de woonwagen blijven bewonen beschouwd als begunstigde.

  • 4. Het derde lid is, voor zover het de erfgenaam van de eerste eigenaar van een koopwoonwagen betreft, slechts van toepassing op de erfgenaam die voldoet aan de voorwaarde bedoeld in het tweede lid.

Artikel 67

  • 1. Een gereedmelding als bedoeld in artikel 36, gaat naast de in artikel 37 bedoelde verklaring vergezeld van de volgende gegevens: een door de inspecteur der directe belastingen te verstrekken formulier, waarop is aangegeven het definitief vastgestelde of nog vast te stellen inkomen, dan wel het brutoloon van de personen bedoeld in bijlage VI van het Besluit; op dit formulier is tevens aangegeven of bedoelde personen wel of niet vermogensbelasting verschuldigd zijn.

  • 2. Indien op het tijdstip van de gereedmelding nog geen opgave van het definitief vastgestelde inkomen verstrekt kan worden, wordt de vaststelling van de geldelijke steun aangehouden tot het moment dat de opgave van het definitief vastgestelde inkomen wordt overgelegd.

Artikel 68

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 36, gaat naast het in artikel 67 gestelde vergezeld van:

  • a.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het bevolkingsregister; en

  • c.

    een afschrift van de vergunning van de gemeente tot het bewonen van de woning of de standplaats dan wel een verklaring dat een dergelijke vergunning zal worden verstrekt, indien een dergelijke vergunning vereist is.

  • d.

    een door de bouwer en de begunstigde getekende koopovereenkomst of koop- en aanneemovereenkomst, voor zover deze niet reeds eerder door de begunstigde verstrekt is.

Artikel 69

De bestuurscommissie stemt in met het verzoek bedoeld in artikel 36, tweede lid, mits:

  • a.

    de woning, de standplaats of de woonwagen ten behoeve waarvan geldelijke steun is verstrekt wordt bewoond door de eigenaar;

  • b.

    de eigenaar of diens erfgenaam over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdstip waarop de geldelijke steun is verleend of, in geval van doorverkoop, het kalenderjaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de woning door de tweede opvolgende eigenaar is betrokken, geen vermogensbelasting in de zin van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (Stb. 520) verschuldigd is, dan wel geen gemeenschappelijke huishouding voert met een persoon die krachtens die wet vermogensbelasting verschuldigd is; en

  • c.

    de som der inkomens, bepaald volgens bijlage VI bij het Besluit, bij uitbetaling van de geldelijke steun als jaarlijkse bijdrage gedurende de gehele uitbetalingsduur niet meer bedraagt dan het bij het Besluit bepaalde maximum.

Artikel 70

De som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit op grond waarvan de geldelijke steun wordt berekend, wordt bepaald aan de hand van de in artikel 67 genoemde gegevens, over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de geldelijke steun wordt verleend of, in geval van doorverkoop, over het jaar voorafgaande aan het betrekken van de woning door de tweede opvolgende eigenaar.

Artikel 71

  • 1. Binnen acht weken na het verstrijken van het eerste jaar van bewoning en telkens een jaar nadien dient de begunstigde een bewonings-/eigendomsverklaring in.

  • 2. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, telkens binnen acht weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde verklaring.

Artikel 72

De bestuurscommissie verhoogt voor een koopstandplaats het eerste jaarbedrag met het in bijlage VI van het Besluit bepaalde bedrag indien op grond van artikel 58, tweede lid, aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen is verleend.

Artikel 73

  • 1. Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als bijdrage-ineens geldt als voorwaarde dat de woning, de standplaats of de woonwagen gedurende ten minste een jaar is bewoond door de eigenaar of in geval van overlijden van de eigenaar diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgenaam of in geval van vertrek van de eigenaar uit de woning, van de standplaats of uit de woonwagen diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige partner of gewezen partner.

  • 2. Artikel 66, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 74

  • 1. De bestuurscommissie beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale-koopwoning, een koopstandplaats of een koopwoonwagen en stelt de geldelijke steun opnieuw vast op het tot dat moment ontvangen bedrag, indien hij constateert dat:

    • a.

      de eigenaar bedoeld in artikel 66, eerste lid, dan wel de op het tijdstip van diens overlijden in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige erfgenaam, dan wel de op het moment van diens vertrek uit de woning, van de standplaats of uit de woonwagen diens in de woning, op de standplaats of in de woonwagen woonachtige partner of gewezen partner de woning, de standplaats of de woonwagen niet langer bewoont, of

    • b.

      eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden anders dan aan de tweede opvolgend eigenaar/bewoner binnen vijf jaar na verlening van de geldelijke steun aan de eerste eigenaar/bewoner.

  • 2. De bestuurscommissie komt tot een besluit als bedoeld in het eerste lid aan de hand van de in artikel 71 bedoelde door de eigenaar jaarlijks in te zenden verklaring.

  • 3. Indien er sprake is van doorverkoop zal de bestuurscommissie de geldelijke steun opnieuw vaststellen en daarbij de tot op dat tijdstip aan de eerste eigenaar/bewoner uitbetaalde bedragen in mindering brengen op de conform bijlage VI bepaalde hoofdsom.

Artikel 75

De bestuurscommissie stelt de geldelijke steun opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien hij constateert dat de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit zodanig is gestegen ten opzichte van de som van de inkomens op grond waarvan de geldelijke steun werd vastgesteld, respectievelijk op grond waarvan een herziene vaststelling als bedoeld in dit artikel heeft plaatsgevonden, dat daarbij volgens het Besluit een ander bedrag aan geldelijke steun moet worden vastgesteld.

Artikel 76

  • 1. Ten behoeve van een vaststelling als bedoeld in artikel 75 dient de eigenaar, terstond nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald, onderscheidenlijk telkens vijf jaar nadien een door de inspecteur der directe belastingen verstrekte opgave van inkomens te overleggen van die personen waarvan het inkomen ingevolge het Besluit deel uitmaakt van de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit over de in het Besluit bepaalde periode.

  • 2. Indien de in het eerste lid genoemde gegevens niet of onvoldoende binnen de in het eerste lid genoemde termijn vanwege de eigenaar worden overgelegd doet het dagelijks bestuur daarvan schriftelijk mededeling aan de eigenaar onder vermelding van de nog te leveren gegevens en de termijn waarbinnen zij geleverd dienen te zijn.

  • 3. Indien de in het tweede lid gegeven termijn door de eigenaar wordt overschreden, wordt de uitbetaling van de geldelijke steun met onmiddellijke ingang gestaakt en de hoogte van de geldelijke steun opnieuw vastgesteld op het tot dat moment aan geldelijke steun uitbetaalde bedrag.

Artikel 77

De bestuurscommissie besluit omtrent een vaststelling als bedoeld in artikel 75 binnen drie maanden nadat de in artikel 76, eerste lid, bedoelde gegevens zijn verstrekt.

Artikel 78

Op een daartoe strekkend verzoek van de begunstigde stelt de bestuurs- commissie geldelijke steun eenmalig opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de woning, de standplaats of de woonwagen heeft betrokken of in een van de zes daarop volgende kalenderjaren een van de personen van wie het inkomen medebepalend is geweest voor de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in bedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een inkomen heeft genoten.

Artikel 79

In afwijking van het bepaalde in artikel 76, eerste lid, dient de eigenaar de in dat artikel genoemde gegevens te leveren vijf jaar na de herziene vaststelling bedoeld in artikel 78 en telkens vijf jaren nadien.

§ 3 Ingrijpende voorzieningen aan woningen en standplaatsen

Artikel 80

  • 1. De bestuurscommissie kan ten laste van het budget voor de sociale-bouwsector geldelijke steun verlenen voor:

    • a.

      het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een sociale-huurwoning;

    • b.

      het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een andere huurwoning;

    • c.

      het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurstandplaats.

  • 2. De bestuurscommissie kan gelijktijdig met de verlening van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurstandplaats aanvullende geldelijke steun verlenen voor sanitaire voorzieningen op die standplaats of aan of in de daarop te plaatsen woonwagen.

Artikel 81

Een aanvraag om verlening van geldelijke steun als bedoeld in artikel 80, eerste lid, onder b, gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:

  • a.

    een bewijs van eigendom blijkend uit een authentiek afschrift van de koopakte en een gewaarmerkt recent uittreksel uit de kadastrale legger;

  • b.

    voor zover van toepassing een afschrift van de akte van splitsing;

  • c.

    voor zover van toepassing een verklaring van de Vereniging van eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk dan wel niet gemeenschappelijk zijn.

Artikel 82

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor het treffen van ingrijpende voorzieningen indien:

  • a.

    naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate overleg over het bouwplan heeft plaatsgevonden met de huurder(s) van de woning(en) of de standplaats(en), waarop het bouwplan betrekking heeft en/of de hen vertegenwoordigende organisaties;

  • b.

    voor de woning of de standplaats waaraan de voorzieningen worden getroffen, geen gemeenteraadsbesluit tot onteigening dan wel tot ontbinding van de erfpachtsrechten is genomen.

Artikel 83

  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning of een standplaats indien de kosten van het treffen van de voorzieningen, verminderd met de krachtens paragraaf 6 van dit hoofdstuk verleende toeslag, meer bedragen dan de in het Besluit bepaalde minimumkosten.

  • 2. Indien het treffen van de voorzieningen leidt tot bouwkundige splitsing of samenvoeging van woningen, wordt voor de toepassing van het eerste lid het aantal in het plan opgenomen woningen gesteld op het aantal woningen na die splitsing of samenvoeging.

Artikel 84

Burgemeester en wethouders dienen in aanvulling op artikel 83 een aanvraag om geldelijke steun in voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning, indien de warmteweerstand van de gevel en het dak na het treffen van voorzieningen gelijk of hoger is dan het bij of krachtens het Besluit bepaalde met inbegrip van de daarbij gegeven uitzonderingsbepalingen.

Artikel 85

Burgemeester en wethouders dienen in aanvulling op artikel 83 een aanvraag om geldelijke steun in voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een standplaats, indien de standplaats niet is gelegen op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet dat bij ministeriële regeling, in een woonwagenplan als bedoeld in artikel 4a van die wet, in een streekplan als bedoeld in artikel 4a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of bij een ander besluit van provinciale staten is aangewezen om te worden opgeheven of verkleind.

Artikel 86

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om aanvullende geldelijke steun voor sanitaire voorzieningen in indien:

  • a.

    geen sanitaire voorzieningen aanwezig zijn op de standplaats of in of aan de daarop te plaatsen woonwagen; en

  • b.

    de woonwagen op 1 januari 1993 bestaat.

Artikel 87

De bestuurscommissie verleent in aanvulling op artikel 34 geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een huurwoning of een huurstandplaats onder de voorwaarde dat:

  • a.

    de voorgestelde huurprijs na het treffen van de voorzieningen niet hoger is dan de in het Besluit bepaalde maximumhuurprijs; en

  • b.

    indien de eigenaar een toegelaten instelling is, bij een daaraan gelijke huurprijs na het treffen van de voorzieningen naar verwachting van de initiatiefnemer een kostendekkende voortzetting van de exploitatie van het complex waarvan de woning of de standplaats deel uitmaakt mogelijk is met behulp van uitsluitend de huuropbrengst en de te verlenen bijdragen.

Artikel 88

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 36, gaat in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 37 vergezeld van:

  • a.

    een opgave van de voorgestelde huurprijs na het treffen van de voorzieningen;

  • b.

    een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan;

  • c.

    indien van toepassing een verklaring dat wordt voldaan aan de voorwaarde bedoeld in artikel 87, onderdeel b.

Artikel 89

  • 1. De geldelijke steun wordt uitbetaald aan degene die het treffen van de voorzieningen bekostigt.

  • 2. De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

  • 3. De bestuurscommissie kan in afwijking van het tweede lid besluiten de bijdrage uit te betalen als bijdrage-ineens.

§ 4 Huurwoningen van beleggers

Artikel 91

  • 1. De bestuurscommissie kan ten laste van het budget huurwoningen van beleggers en premie-woningen geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een huurwoning van een belegger ten behoeve van een belegger of een toegelaten instelling die de woning zal verhuren.

  • 2. Artikel 59, onder a, b en d, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat ingeval de woning tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmee samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid geldt artikel 2, vierde lid, niet.

Artikel 92

Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor een huurwoning van een belegger indien de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het in het Besluit genoemde maximumbedrag voor een huurwoning van een belegger.

Artikel 93

  • 1. De bestuurscommissie verleent in aanvulling op artikel 34 geldelijke steun voor een huurwoning van een belegger onder de voorwaarde dat:

    • a.

      de woning gedurende ten minste vijf jaar voor verhuur beschikbaar blijft;

    • b.

      de woning op het moment van gereedmelding eigendom is van een belegger of een toegelaten instelling.

  • 2. De bestuurscommissie beëindigt de uitbetaling van geldelijke steun voor een beleggers-huurwoning en stelt de geldelijke steun opnieuw vast op het tot dat moment betaalde bedrag indien:

    • a.

      de eigendom van de woning overgaat en de nieuwe eigenaar de woning niet verhuurd;

    • b.

      de woning niet meer voor woondoeleinden wordt verhuurd.

Artikel 94

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 36, gaat naast de verklaring bedoeld in artikel 37 vergezeld van:

  • a.

    een verklaring dat de woning waarvoor geldelijke steun is aangevraagd eigendom is van de begunstigde;

  • b.

    een verklaring dat de woning ten minste vijf jaar voor verhuur beschikbaar blijft.

Artikel 95

De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

§ 5 Premie-woningen

Artikel 96

De bestuurscommissie kan ten laste van het budget huurwoningen van beleggers en premie-woningen geldelijke steun verlenen voor het bouwen van een premie-woning ten behoeve van een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen of een natuurlijke of een rechtspersoon die de woning zal verhuren.

Artikel 97

Indien een woning bewoond zal worden door de eigenaar, gaat een aanvraag om geldelijke steun, in aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 23, vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.

Artikel 98

Artikel 59 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat, indien de woning een huurwoning is die tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmede samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.

Artikel 99

  • 1. Burgemeester en wethouders dienen een aanvraag om geldelijke steun in voor een premie-woning indien de kosten van het verkrijgen in eigendom niet meer bedragen dan het in het Besluit bepaalde maximumbedrag voor een premie-woning.

  • 2. Indien de premie-woning door de eigenaar zal worden bewoond, vragen burgemeester en wethouders in aanvulling op het eerste lid, geldelijke steun aan indien:

    • a.

      een garantiecertificaat wordt afgegeven door een door de minister erkende ter zake kundige instantie;

    • b.

      de risicoverrekening wordt afgekocht.

  • 3. Indien de premie-woning zal worden verhuurd, verleent het dagelijks bestuur geldelijke steun onder de voorwaarde dat de woning gedurende ten minste vijf jaar voor verhuur beschikbaar blijft.

Artikel 100

  • 1. Het bepaalde in artikel 99, tweede lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op

    • a.

      een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die deze als eigenaar zal bewonen;

    • b.

      een woning die wordt gebouwd als casco;

    • c.

      een koopwoning die onderdeel is van een complex waarvan ook andere woningen of niet voor bewoning bestemde onderdelen deel uitmaken;

    • d.

      woonruimte die ontstaat door het verbouwen van een niet voor bewoning geschikt gebouwd onroerend goed.

Artikel 101

Een gereedmelding als bedoeld in artikel 36, gaat indien de woning bewoond zal worden door de eigenaar, in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 37 vergezeld van:

  • a.

    een bewijs van eigendom in de vorm van een afschrift van de akte, bedoeld in artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • b.

    een bewijs van de datum van eerste bewoning, in de vorm van een uittreksel uit het persoonsregister;

  • c.

    een afschrift van de vergunning van de gemeente tot het bewonen van de woning dan wel een verklaring dat een dergelijke vergunning zal worden verstrekt, indien een dergelijke vergunning vereist is.

Artikel 102

Uitbetaling vindt plaats binnen twee maanden na het besluit, bedoeld in artikel 43, doch niet eerder dan in het tweede jaar volgend op het jaar waarvoor het budget is toegekend.

§ 6 Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden

Artikel 103

De bestuurscommissie kan ten laste van het budget toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden een toeslag verlenen aan de initiatiefnemer ten behoeve van de bouw van een woning of een standplaats en het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een woning of een standplaats.

Artikel 104

Een aanvraag om een toeslag vindt plaats in aanvulling op een aanvraag om geldelijke steun ingevolge de paragrafen 1 tot en met 5.

Artikel 105

Burgemeester en wethouders houden bij het indienen van een aanvraag om een toeslag rekening met de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan.

Artikel 106

Een toeslag wordt uitbetaald als bijdrage-ineens binnen twee maanden na de datum van het besluit bedoeld in artikel 43.

Artikel 107

De bestuurscommissie kan besluiten tot het verstrekken van een voorschot op de verleende toeslag.

§ 7 Toeslagen ten behoeve van huurverlaging

Artikel 108

De bestuurscommissie kan ten laste van het budget voor toeslagen ten behoeve van huurverlaging een toeslag verlenen ten behoeve van het verlagen van de huurprijs aan een toegelaten instelling die een sociale-huurwoning of een huurstandplaats beheert:

  • a.

    die wordt gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats; of

  • b.

    waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Artikel 109

  • 1. Een aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging vindt plaats in aanvulling op een aanvraag om geldelijke steun ingevolge paragraaf 1 of 3.

  • 2. Een aanvraag om verlening van een toeslag gaat in aanvulling op artikel 23 vergezeld van een verklaring van de verhuurder dat hij een sociale-huurwoning of een huurstandplaats beheert die wordt gebouwd ter vervanging van een andere woning of standplaats, of een woning of een standplaats beheert waaraan ingrijpende voorzieningen worden getroffen.

Artikel 110

Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de aan te vragen toeslag ten behoeve van huurverlaging vast met inachtneming van de door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden als bedoeld in artikel 9.

Artikel 111

De toeslag ten behoeve van huurverlaging wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal een jaar na de gereedkomingsdatum en telkens een jaar nadien.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 112

Op aanvragen, waarop voor de inwerkingtreding van deze verordening een bijdrage is verleend, blijven de bepalingen van de regeling op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.

Artikel 113

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, overdragen aan door hen aan te wijzen gemeenteambtenaren.

  • 2. Van besluiten of fictieve weigeringen van de ambtenaren bedoeld in het eerste lid staat schriftelijk beroep open op burgemeester en wethouders.

  • 3. Het beroepschrift moet bij burgemeester en wethouders worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit waartegen het beroepschrift is gericht, is verzonden dan wel uitgereikt dan wel geacht wordt geweigerd te zijn.

  • 4. Indien Burgemeester en Wethouders geen gebruik maken van het gestelde in het eerste lid is de Wet administratieve overheidsbeschikkingen (Wet AROB) rechtstreeks van toepassing. Schriftelijke en gemotiveerde bezwaren moeten dan binnen 30 dagen na de datum van verzending van het besluit waartegen bezwaar gemaakt wordt bij burgemeester en wethouders worden ingediend.

Artikel 114

  • 1. De bestuurscommissie kan de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, overdragen aan door hen aan te wijzen ambtenaren van het openbaar lichaam.

  • 2. Van besluiten of fictieve weigeringen van de ambtenaren bedoeld in het eerste lid staat schriftelijk beroep open op de bestuurscommissie.

  • 3. Het beroepschrift moet bij de bestuurscommissie worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop het besluit waartegen het beroepschrift is gericht, is verzonden dan wel uitgereikt dan wel geacht wordt geweigerd te zijn.

  • 4. Indien de bestuurscommissie geen gebruik maakt van het gestelde in het eerste lid is de Wet administratieve overheidsbeschikkingen (Wet AROB) rechtstreeks van toepassing. Schriftelijke en gemotiveerde bezwaren moeten dan binnen 30 dagen na de datum van verzending van het besluit waartegen bezwaar gemaakt wordt bij de bestuurscommissie worden ingediend.

Artikel 115

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van de bestuurscommissie zou leiden tot een onredelijke beslissing, kan het dagelijks bestuur afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 116

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening woninggebonden subsidies.

Artikel 117

Deze regeling treedt in werking met ingang van 11 november 1993.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Basisregeling Regio Nijmegen in de openbare vergadering van 11 november 1993.
De voorzitter, Mr. E.M. d'Hondt
De secretaris, Mr. drs. M.J.M. Hageman

Bijlage 1 Inleiding verordening woninggebonden subsidies