Verordening Burgerinitiatief

Geldend van 01-11-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening Burgerinitiatief

VERORDENING BURGERINITIATIEF

Artikel 1 Definities

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      een burgerinitiatief:een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of (uitgewerkt) voorstel op de agenda van de vergadering van de gemeenteraad te plaatsen.

    • 2.

      de initiatiefgerechtigde: alle ingezetenen en belanghebbende personen die veertien jaar of ouder zijn;

Artikel 2 Indiening

  • 1.

    Een burgerinitiatief wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 2.

    Het burgerinitiatief bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de indiener(s).

  • 3.

    Formulieren voor indiening van een burgerinitiatief kunnen via de website ingevuld worden en zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen - na invulling – weer bij de griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

Artikel 3 Beperkingen

Een burgerinitiatief mag niet betreffen:

  • 1.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • 2.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • 3.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur;

  • 5.

    een onderwerp waarover korter dan 2 jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij sprake is van duidelijk kenbaar gewijzigde omstandigheden die tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden;

  • 6.

    een onderwerp waarover een inspraakprocedure of een voorbereidingsprocedure loopt;

  • 7.

    een privébelang van de indiener.

Artikel 4 Toetsing

  • 1.

    De voorzitter van de gemeenteraad stuurt het burgerinitiatief zo spoedig mogelijk door naar de voorzitter van de agendacommissie tenzij het voorstel niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 1 of 2. Indien het voorstel niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 stelt de voorzitter de indiener in de gelegenheid binnen 14 dagen dit verzuim te herstellen.

  • 2.

    Indien het burgerinitiatief een van de onderwerpen betreft die genoemd worden in artikel 3 onder lid 2 tot en met 7 deelt de agendacommissie de indiener mee dat het initiatief niet zal worden behandeld door de raad.

  • 3.

    De agendacommissie plaatst het burgerinitiatief dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 en geen betrekking heeft op de onderwerpen genoemd in lid 3, ter inhoudelijke beoordeling bij voorkeur op de agenda voor een sessie in het eerstvolgende Raadsplein. Er dient ten minste twee weken te liggen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatief en de dag van de vergadering waarin over het burgerinitiatief wordt beslist.

  • 4.

    Indien de agendering niet kan plaatsvinden wegens strijd met artikel 3, onder 1, zal de voorzitter van de raad het voorstel ter afhandeling – als burgerinitiatief – doorzenden aan het bevoegde bestuursorgaan.

  • 5.

    Het college of de burgemeester zal de raad informeren over de behandeling van een voorstel als bedoeld in lid 4.

Artikel 5 Beoordeling

  • 1.

    De griffie draagt er zorg voor dat de indiener schriftelijk wordt uitgenodigd voor de sessie in de het raadsplein waarvoor het burgerinitiatief voor een eerste inhoudelijke beoordeling is geagendeerd. De indiener heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om het burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 2.

    De raadsleden bepalen in de sessie of het burgerinitiatief verder inhoudelijk uitgewerkt dient te worden zodat het daarna inhoudelijk in een vergadering van het Raadsplein, in een sessie dan wel tijdens de raadsvergadering, moet worden geplaatst.

  • 3.

    Als de sessie uitkomst is dat het burgerinitiatief niet inhoudelijk door de raad moet worden besproken, wordt dit afwijzende advies voor de eerstvolgende raadsvergadering ter vaststelling geagendeerd.

  • 4.

    Als de sessie uitkomst is dat het voorstel verder uitgewerkt moet worden en als een inhoudelijk punt op de agenda van een sessie dan wel de raadsvergadering wordt geplaatst, wordt daarbij een streefdatum voor de behandeling vastgesteld en wordt het college uitgenodigd om zo spoedig mogelijk de benodigde voorbereidingen te treffen voor de behandeling van het uitgewerkte burgerinitiatief in de raad.

  • 5.

    De griffie draagt er zorg voor dat de indiener schriftelijk in kennis wordt gesteld van de uitkomst van de sessie. Daarbij wordt ook aangegeven op welke wijze de indiener van het burgerinitiatief wordt betrokken bij de verdere uitwerking en de voorbereiding van de inhoudelijke bespreking in het Raadsplein.

Artikel 6 Behandeling

De griffie nodigt de indiener schriftelijk uit voor het onderdeel in het Raadsplein waarvoor het uitgewerkte voorstel is geagendeerd. Daarbij worden de op dit agendapunt betrekking hebbende raadsstukken meegestuurd.

Artikel 7 Jaarverslag

De voorzitter van de raad brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8 Evaluatie

De resultaten van deze Verordening Burgerinitiatief worden na 4 jaar geëvalueerd.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 oktober 2010
De raadsgriffier, De voorzitter,
J.P.E.M. Huijs F.M. Weerwind

Toelichting

I Algemene toelichting

Het burgerinitiatief is een uitgewerkte vorm van het petitierecht – het in de Grondwet vastgelegde recht voor een ieder een schriftelijk verzoek in te dienen bij het bevoegd gezag. Het verschilt ervan doordat de raad zich verplicht een door de burgers ingediend onderwerp of voorstel te agenderen en te behandelen, mits het voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden. Het burgerinitiatief kan op die manier de participatie en betrokkenheid van burgers vergroten en geeft hun de mogelijkheid direct invloed uit te oefenen op de politieke agenda. Onderwerpen die de gemeenteraad naar hun idee zou moeten bespreken, maar die de raad nog niet heeft opgepakt, kunnen zo op de raadsagenda worden geplaatst. Natuurlijk hebben burgers ook andere mogelijkheden om de gemeente te beïnvloeden, zoals participatie of inspraak.

Het burgerinitiatief is een instrument om de volksvertegenwoordigende functie van de raad te versterken; één van de beoogde effecten van de dualisering. Deze meer externe oriëntatie van de raad wordt gestimuleerd door verschillende wettelijke maatregelen. Zo kunnen raadsleden hun recht van initiatief gebruiken om signalen uit de samenleving te vertalen in concrete voorstellen. Door de concentratie van bestuursbevoegdheden bij het college kunnen raadsleden zich beter richten op wat één van hun kerntaken hoort te zijn: zich oriënteren op wat er leeft in de gemeente. Door de invoering van het burgerinitiatief hebben burgers nu ook zelf het recht onderwerpen of voorstellen tot onderdeel van de politieke agenda te maken. Het burgerinitiatief biedt een extra kanaal waarlangs zaken die in de samenleving leven hun weg naar de gemeentelijke politiek kunnen vinden.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De term "burgerinitiatief" is gekozen voor de aanduiding van het voorstel of onderwerp dat bij de gemeenteraad kan worden ingediend. De definitie biedt aan de inwoners van de gemeente niet alleen de mogelijkheid om een concreet voorstel in te dienen, maar ook die om een onderwerp aan de gemeenteraad aan te dragen, zonder dat daarbij een concreet voorstel is gevoegd. (Te denken valt hier aan de wens om over de problematiek in een bepaalde wijk in de raad te discussiëren.) Wel moet duidelijk zijn onderbouwd waarom de indiener van mening is dat de raad zich over het voorgestelde onderwerp moet uitspreken.

Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om inwoners bij de besluitvorming van de raad te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 3 van de Kieswet.

Deze categorie initiatiefgerechtigden wordt uitgebreid door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar veertien jaar. Jongeren wordt op deze wijze de mogelijkheid geboden te participeren in de gemeentelijke politiek.

Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is het moment van indiening van het voorstel bepalend. Daarnaast kunnen ook belanghebbenden die niet in de gemeente wonen, een burgerinitiatief indienen.

Artikel 2

Hiervoor is al aangegeven dat er vooralsnog voor wordt gekozen om het burgerinitiatief zo laagdrempelig mogelijk te laten zijn.

Artikel 3

De beperkingen die dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatief vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Een ander argument voor deze uitzondering is, dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij er niet over gaat.

Een vraag over gemeentelijk beleid is ook geen onderwerp van een burgerinitiatief. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.

Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop wordt bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Hiervoor heeft de burger andere wegen (zie hoofdstuk 7 en 9 van de Algemene wet bestuursrecht).

Uit oogpunt van betrouwbaarheid van besluitvorming en continuïteit van beleid verdient het geen aanbeveling dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Uiteraard kunnen duidelijk kenbare nieuwe ontwikkelingen wel aanleiding geven een zaak opnieuw aan de orde te stellen.

Met de laatste beperking ten slotte wordt duidelijk gemaakt dat de het burgerinitiatief bedoeld is voor zaken van algemeen belang.

Artikel 4

In dit artikel is bepaald dat door (of namens) de burgemeester wordt beoordeeld of sprake is van een geldig burgerinitiatief. Van een geldig verzoek is sprake als, (a) aan de in artikel 2 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan en (b) het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 3 is uitgezonderd.

Als sprake is van een geldig verzoek, beoordeelt de agendacommissie of het voorstel op de agenda van de raad zou moeten worden geplaatst.

Verzoeken over onderwerpen ten aanzien waarvan de raad niet bevoegd is, kan de burgemeester doorzenden naar een ander bevoegd bestuursorgaan. Dat zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is besluiten te nemen over het betreffende onderwerp.

De burger moet erop kunnen vertrouwen dat spoedig een besluit wordt genomen over de behandeling. Hierin voorziet dit artikel. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren en ter voorbereiding voor te leggen aan de raadsleden.

Met het tweede tot en met vijfde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief. Vast ligt dat de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wordt wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus zijn een mededeling dat het verzoek wordt afgewezen of een besluit dat het voorstel ter behandeling op de agenda van de raad zal worden geplaatst, ofwel ter behandeling is doorgestuurd naar college of burgemeester.

Artikel 5

Dit artikel regelt de procedure die wordt gevolgd om te komen tot in eerste instantie een inhoudelijke afweging of het burgerinitiatief wordt opgepakt en als dat het geval is hoe de inhoudelijke bespreking van het uitgewerkte voorstel gaat plaatsvinden.

Een afwijzing van het burgerinitiatief moet in de eerstvolgende raadsvergadering door de raad bevestigd worden. Uiteraard kan de raad dan ook alsnog besluiten om het voorstel toch inhoudelijk te behandelen op een nader te bepalen datum.

Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, kan er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad naar aanleiding van het burgerinitiatief besluit (g)een subsidie toe te kennen voor een bepaald project.

Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staat geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb).

Artikel 6

Dit artikel maakt nog eens duidelijk dat de indiener van het burgerinitiatief gedurende de hele behandeling van zijn voorstel direct betrokken is bij alles wat er gebeurt.

Artikel 7

In deze verordening is er voor gekozen de burgemeester te verplichten om jaarlijks een verslag over het burgerinitiatief uit te brengen. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatieven), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatieven, de besluiten van de raad op de burgerinitiatieven en de motivering op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.

In de Gemeentewet staat (nog) de verplichting voor de burgemeester om een burgerjaarverslag op te stellen. Het ligt in de rede het verslag over het burgerinitiatief hierin op te nemen.

Artikel 8

Evaluatie van burgerparticipatie-instrumenten moet voortdurend getoetst worden aan de laagdrempeligheid en de moderne communicatie-technieken. Dit kan gebruik van instrumenten bevorderen. Termijn: evaluatie na 4 jaar.