Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2024.

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2024.

De raad van de Gemeente Veere;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2024.

Artikel 1. Definities

Deze verordening verstaat onder:

a. dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

b. week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

c. maand: een kalendermaand;

d. jaar: een kalenderjaar;

e. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam "precariobelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3. Belastingplicht

1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

a. voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heeft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

b. voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

c. voorwerpen, welke worden gebezigd voor een liefdadig of ideëel doel.

d. het hebben van voorwerpen of werken ten behoeve van eigendommen, welke bij de gemeente of haar instellingen in gebruik zijn, met uitzondering van eigendommen, welke aan derden zijn of zullen worden verhuurd of in beheer en exploitatie zijn of zullen worden gegeven;

e. het hebben vanwege de door Post NL B.V. aangebrachte brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;

f. het hebben van wegwijzers en verkeersaanduidingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instellingen;

g. het hebben van voorwerpen of werken, welke daar ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

h. het hebben van voorwerpen of werken, welke noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen, zijn aangebracht of geplaatst;

i. het hebben van vlaggenstokken en de daaraan bevestigde vlaggen en wimpels, welke niet worden gebezigd voor reclamedoeleinden;

j. het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd voor een weldadig doel, ten dienste van een kerkgenootschap of ten dienste van door het rijk gesubsidieerde bijzondere scholen;

k. het hebben van afvoerbuizen van hemelwater, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,20 m. buiten de gevel uitsteken;

l. het hebben van borden, zuilen en dergelijke, aangebracht door of vanwege politieke partijen, bevattende uitsluitend verkiezingspropaganda;

m. een vak van een reclamebord of -zuil in gebruik bij en ten dienste van de gemeente voor het aanbrengen van plattegronden;

n. balkons, erkers, luifels (mits deze niet voor reclame dienen) dakgoten;

o. uitstalling zoals omschreven in de uitstallingennota 2020.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting

1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt

2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald

3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vierde lid van artikel 9 overeenkomstige van toepassing is.

5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

a. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

b. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7. Belastingtijdvak

1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8. Wijze van heffing

1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.

Artikel 10. Termijnen van betaling

1. Een aanslag moet worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

3. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet, elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de hiervoor gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Overgangsrecht

De Verordening precariobelasting 2023, vastgesteld bij besluit van 15 december 2022 en de wijzigingsverordening 2022, worden ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13. Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening precariobelasting 2024” gemeente Veere.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2023.

De voorzitter, Mw. J.H.M. Hermans-Vloedbeld

De griffier, Mw. Mr. A.W.L. Piersma

De griffier van de gemeente Veere, Mw. Mr. A.W.L. Piersma

Bijlage 1: Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting 2024

Onderdeel

Omschrijving

Eenheid

Tarief

00.01

Het tarief bedraagt voor het plaatsen c.q. uitstallen van bouwmaterialen

per m² per maand

€ 4,65

00.02

Als onder onderdeel 00.01

per m² per week

€ 2,95

00.03

Als onder onderdeel 00.01

per m² per dag

€ 1,20

00.04

Het tarief bedraagt voor het plaatsen van tafeltjes, banken, stoelen, tochtschermen, bloem of plantenbakken en dergelijke (terrassen)

per m² per maand

€ 4,65

00.05

Als onder onderdeel 00.04

per m² per week

€ 1,70

00.06

Als onder onderdeel 00.04

per m² per dag

€ 0,70

00.07

In afwijking van onderdeel 00.04 t/m 00.06 bedraagt het tarief voor het plaatsen van tafeltjes, banken, stoelen, tochtschermen, bloem- of plantenbakken en dergelijke (terrassen) in de periode 1 mei tot 1 november binnen de bebouwde kom van Dishoek, Domburg, Oostkapelle, Veere, Vrouwenpolder, Westkapelle en Zoutelande

per m² per maand

€ 8,90

00.08

Als onder onderdeel 00.07

per m² per week

€ 2,65

00.09

Als onder onderdeel 00.07

per m² per dag

€ 1,25

00.10

Als onderdeel 00.07 in de periode 1 november tot 1 mei

per m² per maand

€ 6,65

00.11

Als onderdeel 00.10

per m² per week

€ 2,30

00.12

Als onderdeel 00.10

per m² per dag

€ 1,25

00.13

Voor het plaatsen van kramen en dergelijke, bestemd voor de verkoop van goederen of eetwaren met uitzondering van die in de kernen zonder basiswinkelvoorziening per ingenomen standplaats

per m1 per maand

€ 11,30

00.14

Als onder onderdeel 00.13

per m1 per dag

€ 3,00

00.15

Voor het innemen van een standplaats voor circussen

per keer

€ 431,35

00.16

Voor het innemen van een standplaats door stunt-groepen, zoals stuntcarshows, luchtacrobatiek e.d.

Per dag

€ 345,55

Behorende bij het raadsbesluit van 14 december 2023.