Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Bladel 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Bladel 2024

De Burgemeester van de gemeente Bladel,

Besluit

Het Uitvoeringsbeleid evenementen Bladel 2024 vast te stellen en bekend te maken als een beleidsregel in de zin van de artikel 1:3, vierde lid, juncto artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gelijktijdig worden de volgende beleidsregels ingetrokken:

  • Het Uitvoeringsbeleid evenementen Bladel 2021

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de openbare bekendmaking.

Deze beleidsregel wordt als volgt geciteerd: Uitvoeringsbeleid evenementen gemeente Bladel 2024.

UITVOERINGSBELEID EVENEMENTEN GEMEENTE BLADEL 2024

Hoofdstuk 1 Inleiding en doelstelling

1.1 Inleiding

In juni 2021 werd het “Uitvoeringsbeleid evenementen Bladel” vastgesteld.

In dit handboek werd de gemeente Bladel, binnen het aandachtsveld van deze beleidsregel, getypeerd als een actieve, levendige gemeente waar veel evenementen werden georganiseerd. Deze evenementen werden positief gewaardeerd omdat zij leven brengen in de gemeente, ze het imago en de aantrekkelijkheid verbeteren van de gemeente en op grond daarvan toeristen aantrekken.

Desondanks werd in dit handboek toen al gewezen op de keerzijde van het plaatsvinden van evenementen:

“Buiten deze positieve kanten aan evenementen, hebben zij echter ook een keerzijde. Een evenement kan ook overlast veroorzaken (geluid, muziek, verkeersproblemen of -omleidingen etc.). wat de leefbaarheid voor een bepaalde groep tijdelijk aantast. Ook dient er veel geregeld te worden met het oog op openbare orde en veiligheid. Er moet dus gezocht worden naar een zo goed mogelijke balans tussen de positieve en de negatieve kanten van evenementen”.

Anno 2023 is het moeten vinden van deze genoemde balans niet veranderd; sterker nog: het vinden van deze balans vergt steeds meer aandacht en inspanning om de ook destijds weergegeven ambitie te blijven realiseren:

In het collegeprogramma Bladel 2022-2026 zijn de ambities benoemd. Uitgangspunt is dat de gemeente Bladel een economische sterke gemeente is met dynamische dorpskernen, waar mensen prettig wonen, werken, leren, sporten recreëren en vrijwilligerswerk verrichten.

In de “Toekomstvisie Leven in de gemeente Bladel in 2023” zijn doelen voor de lange termijn vastgesteld. Hierin wordt per kern beschreven op welke manier de 11 speerpunten vorm krijgen. Uitgangspunt is dat elk dorp en het buitengebied een eigen karakter heeft. Samen vormen zij de totale, unieke identiteit van de gemeente Bladel. “De Kempen” is bekend als toeristische regio waarin Bladel een belangrijke rol speelt. In de kleine kernen is ook nog een dorpsraad.

Voor het ombuigen van deze negatieve effecten dient de gemeente ook oog te hebben in het kader van haar verantwoordelijkheid voor handhaving van de openbare orde en veiligheid.

Deze huidige ontwikkeling van evenementen binnen onze gemeente, gepaard gaande met uitdijende negatieve randverschijnselen, is het geschikte moment om over te gaan tot de actualisering van het evenementenbeleid dat op deze ontwikkeling is afgestemd.

Het formuleren en vaststellen van een gericht juridisch beleidskader versterkt de relatie tussen de gemeente, de hulpdiensten, de organisatoren van evenementen, de bezoekers van evenementen alsmede de andere belanghebbenden die met deze evenementen op locatie worden belast.

Hierdoor ontstaat er een balans tussen de positieve uitstraling van evenementen voor onze gemeente en de voorkoming van mogelijke overlast die evenementen met zich meebrengen.

Het vergunningverleningsproces (dan wel het meldingsacceptatieproces) voor evenementen dient hierbij als uitgangspunt om een duidelijk beeld neer te zetten voor alle betrokken partijen.

Door gebruik te maken van duidelijke kaders wordt gestuurd in dit proces met het doel een beter en verantwoord verloop van het evenement te bewerkstelligen.

De gemeente (lees: de burgemeester) is hierbij de onafhankelijke partij die alle individuele belangen weegt om uiteindelijk tot een besluit te komen (evenementenvergunning/melding acceptatie) “ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de burger in incidentele gevallen en op bepaalde plaatsen (MvT, Kamerstukken II 19403, 3, p. 148)”.

1.2 Doelstelling

Deze beleidsregel kent de volgende doelstelling.

“Het in het belang van de handhaving van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het behartigen van de verkeersveiligheid en de veiligheid van personen of zaken en het beschermen van de volksgezondheid en het milieu, formuleren van beleidstandpunten met betrekking tot de besluitvorming ten behoeve van het plaatsvinden van evenementen in de zin van afdeling 2.3 (artikelen 2:24, 2:25 2:26 en 2:26a) van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bladel 2024 (APV).

Deze beleidsregel biedt aldus een objectief en instruerend kader voor de belangenafweging ten behoeve van de besluitvorming m.b.t. evenementen.

1.3 Opzet en inrichting beleidsregel

Deze beleidsregel kent de volgende inrichting en uitwerking.

  • 1

    Inleiding en doelstelling;

  • 2

    De juridische status van de beleidsregel;

  • 3

    De afbakening van de term “evenement”;

  • 4

    Beleidstandpunten bij besluitvorming t.a.v. evenementen;

  • 5

    Inzet operationele diensten/veiligheidsaspecten;

  • 6

    Toezicht en handhaving.

Hoofdstuk 2 Juridische status beleidsregel

2.1 Algemeen

Dit evenementenbeleid betreft in juridische zin een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Artikel 1:3, vierde lid, Awb definieert de term “beleidsregel” als volgt.

“Een bij besluit vastgestelde regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan”.

Deze beleidsregel legt zich met name toe op de afweging van belangen en aansluitend op de uitleg van wettelijke voorschriften in het kader van de besluitvorming inzake evenementen met inachtneming van de weigeringsgronden ex artikel 1:8 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Bladel 2024. (hierna: APV).

De hoofdregel (verwoord in artikel 4:81 Awb) bij de vaststelling van een beleidsregel is dat een bestuursorgaan alleen een beleidsregel kan vaststellen met betrekking tot een hem bij wet of verordening reeds toegekende bevoegdheid. Een beleidsregel geeft dus aan hoe een bestuursorgaan invulling wil geven aan deze bevoegdheid en bindt daarmee het bestuursorgaan zelf (interne werking) en niet de burger. Een beleidsregel schept dus geen nieuwe bevoegdheden. Op grond hiervan kan een beleidsregel ook geen extra weigeringsgronden bevatten alsmede gebods- en verbodsbepalingen naast de opgenomen verboden, in dit geval, in de APV.

Dit betekent voor de vaststelling van deze beleidsregel met betrekking tot het evenementenbeleid dat, met uitzondering van ieder ander bestuursorgaan, alleen de burgemeester in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, bevoegd is.

Deze bevoegdheid ontleent de burgemeester aan het gestelde in artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet (hierna: Gemw) waarin is bepaald dat de burgemeester is belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. Dit aan de burgemeester opgedragen toezicht op openbare samenkomsten c.a. betreft een exclusieve bevoegdheid tot het uitoefenen van feitelijk toezicht ofwel de controle of de geldende regels worden nageleefd.

Op grond van artikel 160, eerste lid, onderdeel b, Gemw is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast. Artikel 174, derde lid, Gemw is een voorbeeld van een dergelijke regeling; de uitvoering van raadsverordeningen die betrekking hebben op het toezicht van openbare samenkomsten c.a. wordt opgedragen aan de burgemeester. De reden hiervoor is gelegen in de exclusieve verantwoordelijkheid van de burgemeester op het terrein van het toezicht op openbare samenkomsten c.a. (MvA, Kamerstukken II 19403,3, p.50). De rechter houdt strikt vast aan deze bevoegdheidsverdeling (Rb. Zutphen 14 april 2010, LJN BM 1112 (Aalten).

In het verlengde hiervan bepaalt artikel 2:25, eerste lid van de APV dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

De juridische titel tot de vaststelling van deze beleidsregel wordt aldus gevonden in:

  • Artikel 174, eerste lid en derde lid, Gemw;

  • Artikelen 2:24 en 2:25 APV;

  • Artikel 1:4, eerste lid, APV waarin wordt bepaald dat aan een vergunning voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden die slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist;

  • Artikel 1:8, eerste lid, APV waarin de weigeringsgronden zijn opgenomen op grond waarvan een evenementenvergunning kan worden geweigerd.

Een bijkomend voordeel van de vaststelling van een beleidsregel is, dat, bij de motivering van een afzonderlijk besluit, (evenementenvergunning) kan worden volstaan met een korte verwijzing naar het toegepaste onderdeel van de beleidsregel (eventueel met verwijzing naar de specifieke paragraafnummering), zonder dat dit letterlijk moet worden overgenomen in het betreffende besluit. Een beleidsregel dient schriftelijk, bij besluit van het bevoegde bestuursorgaan, te worden vastgesteld.

2.2 Hardheidsclausule

Met toepassing van het gestelde in artikel 4:84 Awb (de inherente afwijkingsbevoegdheid) is de burgemeester bevoegd van deze beleidsregel af te wijken indien strikte toepassing van dit beleid voor één of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met dit beleid te dienen doelen.

In dat uitzonderlijk geval is de burgemeester – hoewel wordt gesproken van een bevoegdheid- verplicht om van deze beleidsregel af te wijken (ECLI:NL:RVS:2016:2840).

2.3 Het college van burgemeester en wethouders

Inzake de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) met betrekking tot de besluitvorming bij evenementen wordt opgemerkt dat de burgemeester bij de vrije afweging of het evenement kan plaatsvinden, in overkoepelende zin, ook het verkeersbelang (zie paragraaf 2.3.1.), dan wel andere belangen kan afwegen die onder de verantwoordelijkheid van het college vallen. Als zodanig is de burgemeester – en niet het college – op grond van artikel 174 Gemw bevoegd om geluidvoorschriften op te nemen in de evenementenvergunning (ABRS 13-12-1999, JG 00.0055).

In dit kader wordt overigens gewezen op het gestelde in artikel 2:10, eerste en tweede lid, van de APV waarin in het eerste lid een verbod is opgenomen om een openbare plaats, of een gedeelte daarvan, anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan zonder voorafgaande vergunning van (a) het bevoegde bestuursorgaan (het college).

Het tweede lid, onderdeel a, van dit artikel stelt echter dat het verbod, genoemd in het eerste lid, niet geldt voor evenementen.

2.4 Gebruik van de openbare weg voor evenementen

De openbare weg is er niet alleen voor het verkeer. Ook andere activiteiten moeten op de openbare weg mogelijk zijn waarbij het normale gebruik van de openbare weg -in bepaalde gevallen- moet wijken voor het bijzondere gebruik.

De APV maakt geen onderscheid tussen de bevoegdheid van de burgemeester tot de verlening van een evenementenvergunning en de bevoegdheid van de beheerder van de openbare weg (het college) om de weg ter beschikking te stellen voor evenementen; de verlening van de evenementenvergunning impliceert automatisch dat het weggedeelte, zonder een daartoe strekkend besluit van het college, door de burgemeester ter beschikking wordt gesteld aan de organisator voor het houden van het evenement.

Concreet betekent dit dat de besluitvorming door de burgemeester om een evenement op een specifieke locatie toe te staan niet afhankelijk is van de opstelling van een ander bestuursorgaan, zijnde het college.

2.5 Aansprakelijkheid organisator van het evenement

Het gegeven dat de burgemeester een evenementenvergunning voor het aangevraagde evenement heeft verleend, maakt de gemeente niet aansprakelijk voor opgetreden letsel van bezoekers en schade in welke aard, mate en vorm dan ook die voorkomt uit het plaatsvinden van het evenement.

Het motief voor de verlening van een evenementenvergunning is het aangeven van juridische randvoorwaarden met betrekking tot handhaving van de openbare orde, veiligheid en gezondheid ten behoeve van het op verantwoorde wijze plaatsvinden van het betreffende evenement.

Voorop staat dat de organisatie van het evenement/vergunninghouder zelf (zelfs hoofdelijk) aansprakelijk is voor opgetreden schade en letsel in het kader van het plaatsvinden van het door hem georganiseerde evenement.

In dit kader wordt gewezen op het feit dat een ambtenaar persoonlijk aansprakelijk is voor schade of letsel, toegebracht aan derden, ook al handelde hij uitsluitend als orgaan van de gemeentelijke overheid. Dat hij zijn werkzaamheden te goeder trouw verrichtte, maakt dat niet anders. (Didam arrest HR, 26-02-2021).

In deze zin wordt op dit moment de evenementenvergunning van de kermis door het bestuursorgaan burgemeester verleend aan een ambtenaar op persoonlijke titel. Op grond van bovenstaande motivering is het dringend gewenst om de evenementenvergunning voor het plaatsvinden van een kermis in Bladel te verlenen aan de publiekrechtelijke rechtspersoon om aldus deze persoonlijke ambtelijke aansprakelijkheid te omzeilen.

Zorgvuldigheidshalve wordt de organisatie van het evenement gewezen op deze risicofactor met het advies een evenementen- dan wel een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

Een uitzondering hierop is de zorgplicht van de gemeente voor de openbare weg en de openbare ruimte (zie paragraaf 2.6).

2.6 Zorgplicht gemeente

Een extra aandachtspunt bij de verlening van een evenementenvergunning is de “zorgplicht” van de gemeente. De gemeente heeft (in haar hoedanigheid van wegbeheerder) een zorgplicht voor de openbare weg en de openbare ruimte op grond van artikel 16 Wegenwet. Aan de hand van dit criterium kan worden bepaald of de gemeente in bepaalde gevallen wettelijk aansprakelijk is (artikelen 6:174 en 6:162 van het Burgerlijk wetboek).

Bij de verlening van een vergunning aan een organisatie blijft de gemeente deze zorgplicht ten aanzien van de veiligheid op de openbare weg houden, ook al is het beheer van het weggedeelte waar het evenement wordt gehouden, in gebruik gegeven aan de organisator.

De gemeente kan aansprakelijk worden gesteld als ze niet heeft voldaan aan deze zorgplicht.

Deze aansprakelijkstelling richting gemeente rechtvaardigt een dringend verzoek aan de organisator van het evenement om een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. De gemeentelijke aansprakelijkheidsverzekering biedt namelijk uitsluitend dekking voor een evenement dat de gemeente zelf organiseert. Indien de organisator weigert om een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten, is de burgemeester bevoegd om door middel van gerichte voorschriften in de verleende evenementenvergunning de zorgplicht van de gemeente zoveel mogelijk te garanderen ter voorkoming van succesvolle aansprakelijkstellingen richting gemeente door derden.

Hoofstuk 3 De afbakening van het begrip “evenement”.

3.1 Algemeen

Om het bereik van deze beleidsregel in objectieve zin vast te stellen, is het gewenst om de bepalende term in deze beleidsregel: - het begrip “evenement” - duidelijk te omschrijven.

De Gemeentewet hanteert de term “openbare samenkomsten en vermakelijkheden”. Deze wet acht een samenkomst openbaar als zij in beginsel voor een ieder toegankelijk is en dus geen besloten of persoonlijk karakter heeft.

Uitgaand van dit algemeen geldend wettelijk criterium sluit de APV in artikel 2:24 aan op dit begrip door de term “evenement” als volgt te definiëren.

“elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

  • a.

    bioscoop- en theatervoorstellingen;

  • b.

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onderdeel g van de Gemeentewet (jaarmarkten of gewone marktdagen) en artikel 4.127 van de verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Bladel 2021 1e wijziging (snuffelmarkten);

  • c.

    kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

  • d.

    het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

  • e.

    betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

  • f.

    activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 (straatartiest) en 2:39 (speelgelegenheden) van deze verordening;

  • g.

    sportwedstrijden , niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f.

Artikel 2:24, tweede lid, APV verstaat onder “evenement” mede:

  • a.

    een herdenkingsplechtigheid;

  • b.

    een braderie;

  • c.

    een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

  • d.

    een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

  • e.

    een straatfeest of buurtbarbecue;

  • f.

    een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

Op grond van artikel 2:25, eerste lid, van de APV is het verboden om zonder, of in afwijking van een, vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

3.2 Klein evenement

Artikel 2:25, derde lid, verstaat onder een “klein evenement” ( O categorie) een ééndaagsevenement waarbij:

  • a.

    het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;

  • b.

    de activiteiten plaatsvinden tussen 08:00 uur en 23:59 uur;

  • c.

    geen muziek ten gehore wordt gebracht vóór 08:00 uur of na 23:59 uur, dan wel in dit tijdsbestek het maximale toelaatbare geluidsniveau van 70 dB(A) en 80 dB(C) op de gevels van omringende woningen niet wordt overschreden;

  • d.

    de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten, en,

  • e.

    slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van maximaal 25 m2 in totaal.

Artikel 2:25, vierde lid, bepaalt dat de burgemeester binnen zes weken (derde lid) na ontvangst van de melding kan besluiten een klein evenement te verbieden als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Samengevat gaat deze beleidsregel uit van de volgende wettelijke randvoorwaarden in de APV.

  • Een evenement is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak ter aansluiting op de terminologie in de Gemeentewet;

  • Een evenement is in principe vergunning plichtig tenzij wordt voldaan aan de vereisten van een meldingsplichtig evenement;

3.3 Juridisch kader meldingsplichtig evenement

Een categorie O evenement is op grond van artikel 2:25, derde lid, APV weliswaar een evenement, maar geen vergunning plichtig evenement.

Nu er geen vergunning is vereist, maar de organisator kan volstaan met een melding, is er, bij de acceptatie van de melding, geen sprake van een beschikking in de zin van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb, waardoor er geen voorschriften aan het evenement kunnen worden verbonden. Hierbij gelden de algemene voorschriften van de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost. Een melding moet minimaal 6 weken voor aanvang van het evenement worden ingediend.

De mogelijkheid van de burgemeester om het meldingsplichtige evenement (schriftelijk) te verbieden (artikel 2:25, vierde lid, APV) en het in voorkomende gevallen daadwerkelijk daartoe overgaan, levert wel een beschikking op waartegen belanghebbenden een bezwaar- danwel een beroepsprocedure kunnen starten.

3.4 Juridisch kader vergunning plichtig evenement

Omdat een evenementvergunning wel een beschikking is in de zin van de Awb kunnen aan deze vergunning, verplicht na te komen, voorschriften worden verbonden (artikel 1:4 APV).

Ook biedt een dergelijke vergunning de mogelijkheid van rechtsbescherming aan belanghebbenden; zij kunnen bezwaar en beroep instellen.

De procedure voor de beoordeling van een evenementvergunning gaat uit van de eventuele aanwezigheid van weigeringsgronden. De gronden voor het weigeren van een evenementvergunning zijn opgenomen in artikel 1:8 van de APV. Deze gronden zijn:

  • a.

    De openbare orde;

  • b.

    De openbare veiligheid;

  • c.

    De volksgezondheid;

  • d.

    De bescherming van het milieu.

Deze gronden dienen door de burgemeester te worden afgewogen in het kader van de toe te passen besluitvorming (discretionaire (vrije afwegings)bevoegdheid).

Ook biedt artikel 2:25, achtste lid, APV de burgemeester de mogelijkheid om een aanvraag voor een evenementvergunning niet te behandelen indien de aanvraag wordt ingediend minder dan twaalf weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft. (Deze termijn geldt voor B en C evenementen.)

Afgezien van de eventuele toets van de burgemeester in een voorkomend geval op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob) kunnen andersoortige gronden geen zelfstandige weigeringsgrond opleveren (ABRS 29-03-2003, LJN-nr. AF8028). Ook is het niet toegestaan om (subjectieve) kwaliteitsnormen aan een evenement als weigeringsgrond op te voeren; bijvoorbeeld het geval waarbij een gemeente alleen evenementen toestaat die een aantoonbare meerwaarde voor de promotie van een betreffende gemeente opleveren.

Het juridische uitgangspunt voor de beoordeling van evenementaanvragen en de beoordeling van meldingsplichtige evenementen betreft dus het juridische kader zoals dit in de APV en in deze beleidsregel wordt aangetroffen.

3.5 Politiecapaciteit

In voorkomende gevallen is het niet altijd mogelijk dat, vooral bij grootschalige risico-evenementen, de vereiste politiecapaciteit kan worden ingezet. Ook doet zich een zodanige situatie voor indien onverwacht een groot evenement wordt aangevraagd en de noodzakelijke politie-inzet om deze reden niet kan worden gegarandeerd. Naast de reeds genoemde “12-weken-termijn” levert een dergelijke situatie een directe grond op voor de burgemeester om het betreffende evenement te weigeren omdat het belang van de openbare orde dit vergt (Rb Haarlem, 06-05-2004, LJN-nr. A09076). De burgemeester heeft in dezen een grote beleidsvrijheid.

Met het doel om een dergelijke weigering te voorkomen, neemt de burgemeester in een dergelijke situatie nadere voorschriften in de evenementenvergunning op ter waarborging van de openbare orde bij het plaatsvinden van het evenement (bijvoorbeeld de verplichting aan de organisatie om particuliere beveiliging in te zetten). Indien deze maatregel, dan wel een andersluidende maatregel met hetzelfde motief, door de organisatie niet kan worden nagekomen, wordt de gevraagde vergunning geweigerd, dan wel ingetrokken, vanwege strijdigheid met de openbare orde.

Dit levert de enige weigeringsgrond op die niet in de APV is opgenomen maar dus door de jurisprudentie is gevormd.

3.6 Leges

Voor het reguleren/legaliseren van een evenement zijn, met name voor grotere evenementen, meerdere besluiten vereist (evenementvergunning, Alcoholwetontheffing, omgevingsvergunning, gebruiksmelding, etc.).

Voor het in behandeling nemen van aanvragen van een organisator van het evenement voor het verkrijgen van de vereiste besluiten brengt de gemeente geen leges in rekening. Voor het onderdeel geluid, of het schenken van alcohol (artikel 35 Alcoholwet) wel.

“Leges” betreffen het bedrag dat door de gemeente in rekening wordt gebracht voor het gebruik van een dienst (het in procedure nemen van een aanvraag) veelal resulterend in de verlening van een vergunning dan wel een ontheffing.

Ten behoeve van de heffing van leges heeft de gemeenteraad een Legesverordening vastgesteld. In de Tarieventabel van deze Legesverordening zijn de respectievelijke, wettelijk vastgestelde, hoogten van deze bedragen “voor het in behandeling nemen van een aanvraag” vastgesteld.

Voor verdere informatie wordt verwezen naar deze Legesverordening.

Hoofdstuk 4 Beleidstandpunten bij besluitvorming inzake evenementen

4 Algemeen

Dit hoofdstuk vormt de kern van deze beleidsregel.

In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden, in de vorm van beleidstandpunten weergegeven die de burgemeester als standaardgegeven toepast bij de besluitvorming inzake evenementen.

Deze beleidstandpunten worden per thema weergegeven en kennen als geheel de status van beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb (zie paragraaf 2.2).

Deze beleidstandpunten zijn leidend en dwingend tenzij met succes een beroep wordt gedaan op de hardheidsclausule ex artikel 4:84 Awb.

Deze weergave per thema kent telkens dezelfde opbouw; eerst wordt kort informatief ingegaan op de belangrijkste aspecten van het onderwerp waarna wordt overgegaan tot formulering van de beleidstandpunten die als zodanig in deze beleidsregel worden vastgesteld.

Beperking van deze beleidsregel.

Deze beleidsregel heeft geen betrekking op subsidieverstrekking ten behoeve van evenementen. Hiervoor wordt verwezen naar Titel 4.2 van de Awb en hierop gebaseerde gemeentelijke wet- en regelgeving.

De volgende beleidstandpunten worden beschreven en vastgesteld.

  • 4.1

    Categorisering van evenementen

  • 4.2

    Evenementenlocaties

  • 4.3

    Kermis

  • 4.4

    Circus

  • 4.5

    Besloten feesten

  • 4.6

    Begin- en eindtijden van evenementen/Zondagswet

  • 4.7

    Geluidproductie bij evenementen

  • 4.8

    Evenementen in horeca-inrichtingen

  • 4.9

    Plaatsing van tenten en tijdelijke constructies

  • 4.10

    Alcoholconsumptie bij evenementen

  • 4.11

    Verbod glasgebruik

  • 4.12

    Inzet verkeersregelaars bij evenementen

  • 4.13

    Verkeersaspecten

  • 4.14

    Aanvraagformulier evenement

  • 4.15

    Schuurfeest/Houseparty

  • 4.16

    Wedstrijd door meerdere gemeenten

  • 4.17

    Verplaatsing warenmarkt en individuele standplaatsen t.b.v. evenementen

  • 4.18

    Vuurwerk bij evenementen

  • 4.19

    Carnavalsoptocht

  • 4.20

    Boerenovertrek

  • 4.21

    Gemotoriseerde evenementen

  • 4.22

    Het beschikbaar stellen van materialen voor evenementen

  • 4.23

    Evenementenkalender

  • 4.24

    Evenementen in gebouwen, niet zijnde horeca-inrichtingen

  • 4.25

    Inachtneming Wet natuurbescherming bij evenementen

4.1 Categorisering van evenementen

4.1.1 Algemeen

De APV maakt onderscheid tussen meldingsplichtige en vergunningplichtige evenementen.

In aanvulling hierop wordt in deze beleidsregel een verdere onderverdeling van de verschillende soorten evenementen (vergunning- dan wel meldingsplichtig) gemaakt die afhankelijk is van de verbonden risico’s en de uitstraling op de omgeving die worden verwacht in het kader van het plaatsvinden van het betreffende evenement.

Op grond van de door het “Coordinatieoverleg evenementenveiligheid Oost -Brabant” vastgestelde “Regionale procesbeschrijving evenementenveiligheid Oost-Brabant” van 1 februari 2021 worden evenementen onderverdeeld in 3 behandelclassificaties. Deze classificering geschiedt door middel van het invullen van de zogenaamde “Behandelscan Evenementen Brabant”. Dit is een instrument dat aan de hand van een kwantitatieve analyse van het soort evenement, de locatie en het publiek tot een behandelclassificatie komt.

Het gebruik van deze behandelscan is inmiddels gevestigd en zorgt voor een uniformere manier van werken tussen de gemeente en de externe adviesdiensten (Politie, Brandweer en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR). De Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) en externe adviesdiensten zijn hiermee bekend en kunnen daardoor relevante aspecten beter op elkaar afstemmen met name indien het evenement dusdanig risicovol is dat een multidisciplinaire afstemming daarin noodzakelijk is of dat monodisciplinaire adviezen volstaan.

Het gebruik van de behandelscan is echter niet dwingend. De inhoudelijke beoordeling van de burgemeester is gewenst en kan wel degelijk de reden zijn om – in afwijking van de behandelscan – tot een andere behandelclassificatie te komen.

De Regionale procesbeschrijving evenementenveiligheid gaat uit van een classificatie van vergunningplichtige evenementen in een regulier (A), aandachts- (B) of risicovol (C) -evenement.

Naast, en in afwijking van, deze regionale behandelclassificatie van vergunningplichtige evenementen, kent deze beleidsregel nog een aanvullende behandelclassificatie met betrekking tot meldingsplichtige evenementen, de zogenaamde 0-behandelclassificatie. Deze 0-behandel-classificatie wordt in deze paragraaf als eerste toegelicht.

4.1.2 Behandelclassificatie 0: Meldingsplichtig evenement

In de regel betreft het kleinschalige, statische en ééndaagse evenementen zoals een straatfeest of buurtbarbecue. Het aantal bezoekers is beperkt (maximaal 150 bezoekers), er is een laag risicoprofiel en inzet van de hulpdiensten is niet bij voorbaat vereist. Daarom is in artikel 2:25, derde lid, APV gekozen voor een meldingsplicht en hoeft er geen evenementvergunning te worden aangevraagd.

Om in aanmerking te komen voor een meldingsplicht dient het evenement te voldoen aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in genoemd artikellid. Deze criteria zijn reeds opgenomen in paragraaf 3.2 van deze beleidsregel.

Deze voorwaarden zijn cumulatief; zodra er aan één of meerdere van de genoemde voorwaarden niet wordt voldaan, is het evenement niet meldings- maar vergunningplichtig.

De burgemeester kan het meldingsplichtige evenement binnen 6 weken, na ontvangst van de melding, verbieden met een beroep op toetsings- en c.q. weigeringsgronden (artikel 2:25, derde en vierde lid, APV). Dit betreft het vereiste om tenminste zes weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding te doen aan de burgemeester (artikel 2:25, derde lid) en de bevoegdheid van de burgemeester om binnen deze periode een klein evenement te verbieden als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

In alle andere gevallen wordt de melding geaccepteerd en mag het evenement plaatsvinden.

Ondanks het ontbreken van een vergunning kan de gemeente toezicht houden op het naleven van de voorwaarden en kan, bij het constateren van een overtreding, handhavend optreden.

In dit kader wordt er op gewezen dat het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (hierna Besluit BGBOP), onverkort van toepassing is op meldingsplichtige evenementen.

Dit betekent dat, indien gasflessen van buurtbarbecues zijn opgesteld op de evenementenlocatie, de organisator van het evenement verantwoordelijk is voor de inachtneming van de wettelijke vereisten in het Besluit BGBOP.

4.1.3 Vergunningplichtige evenementen

Behandelclassificatie A: Regulier evenement

Het betreft een evenement waarbij het (zeer) onwaarschijnlijk is dat deze activiteit tot risico’s leidt voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. Mochten er toch risico’s aanwezig zijn die niet gereduceerd kunnen worden door middel van het opnemen van standaardvoorschriften in de betreffende evenementenvergunning, dan kan door de adviesdiensten monodisciplinair worden geadviseerd.

Behandelclassificatie B:Aandachtevenement

Het betreft een evenement waarbij het mogelijk is dat deze activiteit leidt tot risico’s voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. De risico’s zijn van een zodanige aard dat er, aanvullend op de standaardvoorschriften in de betreffende evenementenvergunning, door de gemeente om een monodisciplinair advies wordt gevraagd bij de adviesdiensten om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

Behandelclassificatie C:Risicovol evenement

Het betreft een evenement waarbij het (zeer) waarschijnlijk is dat deze activiteit leidt tot risico’s voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. De risico’s zijn van een zodanige aard dat een multidisciplinaire behandeling van het evenement noodzakelijk is.

4.1.4 Beleidstandpunten inzake risicoclassificering van evenementen

  • Evenementen worden onderverdeeld in meldingsplichtige en vergunningplichtige evenementen;

  • Een meldingsplichtig evenement kent een 0-behandelclassificatie zoals beschreven in paragraaf 4.1.2;

  • Vergunningplichtige evenementen kennen een behandelclassificatie onderverdeeld in A-, B- en C-evenementen zoals beschreven in paragraaf 4.1.3 van deze beleidsregel en de Regionale procesbeschrijving evenementenveiligheid ten dienste van de te maken behandelscan en ter onderscheiding van de verbonden risico’s aan het evenement en de mate van uitstraling van het evenement op de omgeving.

4.2. Evenementenlocaties

4.2.1 Algemeen

Vergunningplichtige evenementen worden gehouden op locaties die qua afmeting, inrichting, risicoverwachting (te verwachten invloed op de directe woonomgeving en mogelijke inzet van hulpdiensten) geschikt worden geacht voor het doen plaatsvinden van het aangevraagde evenement op die locatie.

De geschiktheid van een locatie is afhankelijk van:

  • a.

    Het soort evenement (doelgroep, grootte en aard);

  • b.

    Omvang en ligging (bereikbaarheid) van de locatie;

  • c.

    De aanwezigheid van woningen in de directe omgeving in relatie tot de geluidproductie;

  • d.

    De (on)mogelijkheden van aan- en afvoer van goederen;

  • e.

    De aanwezigheid van vluchtwegen;

  • f.

    De bereikbaarheid van hulpverleningsdiensten;

  • g.

    De veiligheidseisen in verband met mogelijke calamiteiten;

  • h.

    De parkeergelegenheid en routering van verkeer en openbaar vervoer.

Dit betekent dat in principe op iedere locatie die voldoet aan de hierboven genoemde geschiktheidscriteria, een evenement kan plaatsvinden.

Desondanks leert de ervaring dat veel (grootschalige) en jaarlijks terugkerende evenementen op dezelfde locaties worden gehouden vanwege de geschikte/aantrekkelijke ruimte, het aanwezig zijn van voorzieningen en de bekendheid hiervan bij bezoekers.

De situatie in de gemeente Bladel is hier geen uitzondering op. Op diverse vaste plaatsen in de gemeente worden evenementen en festiviteiten georganiseerd. In het “uitvoeringsbeleid evenementen Bladel 2021” zijn de volgende evenementenlocaties aangewezen.

  • 1.

    Markt, Burgemeester van Houdtplein en Sniederslaan tussen Markt en Burgemeester van Houdtplein in Bladel;

  • 2.

    Valensplein in Hoogeloon;

  • 3.

    Plein met kiosk (tussen Carolus Simplexplein en de Hoeve) in Netersel;

  • 4.

    Frans Bruursplein in Casteren.

In de bestemmingsplannen is bepaald of de grond of een pand gebruikt mag worden voor evenementen.

Als in nieuwe bestemmingsplannen evenementenlocaties worden toegevoegd geldt daarvoor het onderstaande.

Andere locaties binnen de gemeente Bladel waarbij de geschiktheid per geval wordt beoordeeld

Deze locaties (dus: terreinen/plaatsen die niet in het Handboek evenementen zijn beschreven als locaties waar evenementen mogen plaatsvinden) zijn, zoals beschreven in paragraaf 4.2.1, in principe in fysieke zin geschikt om daar vergunningplichtige evenementen te laten plaatsvinden. Nadere invulling dient in de relevante planologische regelgeving in juridische zin te worden geborgd.

4.2.2. Planologische regelgeving

Evenementen in de openbare ruimte dienen echter ook planologisch te zijn toegestaan.

Indien een evenement als “kortdurend en incidenteel” kan worden aangemerkt, kan worden volstaan met een evenementvergunning dan wel een acceptatiemelding en is er geen planologische borging noodzakelijk. Deze uitzondering gaat echter niet vaak op, zo blijkt uit de jurisprudentie.

De mate van kortdurendheid alsmede het incidentele karakter van het evenement hangt af van de specifieke omstandigheden. In ieder geval spelen daarbij de duur van de activiteit en de frequentie ervan een belangrijke rol.

Een jaarlijks evenement dat maximaal 1 dag duurt wordt als kortdurend en incidenteel beschouwd. Bij het bepalen van de duur van het evenement dient ook de voor het opbouwen en afbreken van de voorzieningen benodigde tijd te worden meegerekend.

Als het evenement niet kortdurend en incidenteel is, dan is een planologische borging vereist, ofwel:

  • a.

    Het verlenen van een “omgevingsvergunning strijdig gebruik”, of;

  • b.

    Het bestemmen van de locatie als evenemententerrein in het bestemmingsplan.

Ad a

Op grond van artikel 4, elfde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is het voor het bevoegde gezag mogelijk om voor steeds terugkerende evenementen een omgevingsvergunning te verlenen voor ander gebruik van gronden voor maximaal 10 jaar.

Ad b

Een aanvraag voor een APV-vergunning voor een evenement kan niet worden geweigerd alleen omdat de aanvraag in strijd is met een bestemmingplan. Een aanvraag voor een evenementenvergunning moet namelijk worden beoordeeld aan de hand van de belangen die zijn opgenomen in de weigeringsgronden in artikel 1:4 van de APV. Andersoortige belangen kunnen bij het beoordelen van de aanvraag geen zelfstandige weigeringsgrond opleveren (ABRvS 29-03-2003, ECLI:NL:RVS:AF8028).

Het bestemmingsplan moet het gebruik ten behoeve van het gewenste evenement toestaan. Daarbij moet worden beoordeeld of het evenement naar omvang, duur en uitstraling een planologische relevantie heeft.

Het is daarom van belang dat de gemeente, naast de vergunningverlening, erop toeziet dat de bestemmingsplannen, dan wel gelijksoortige planologische regelgeving in de nabije toekomst, voorzien in de regulering van de te houden evenementen. In het bestemmingsplan/dan wel andere planologische regelgeving dient dan niet alleen het betreffende gebied als evenemententerrein te worden bestemd, ook moet daarbij het aantal toegestane evenementen per jaar, het soort evenement, de omvang en duur hiervan, de maximale bezoekersaantallen en de (eind)tijden worden vastgelegd. Dergelijke voorschriften zijn noodzakelijk om voor omwonenden een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen.

Strijdigheid met het bestemmingsplan levert aldus geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 1:8 van de APV op met betrekking tot de afweging of al dan niet een evenementenvergunning wordt verleend.

Als zodanig kan deze beleidsregel deze materie niet normeren.

Op grond van deze constatering gaat deze beleidsregel uit van de veronderstelling dat deze materie is gereguleerd, dan wel wordt gereguleerd, in de van toepassing zijnde (al dan niet toekomstige) planologische regelgeving.

4.2.3. Beleidstandpunten evenementenlocaties

  • Een evenement dient plaats te vinden op een locatie die voldoet aan de in deze paragraaf genoemde geschiktheidscriteria;

  • De juridische borging en legalisering van evenementenlocaties die kortdurend en incidenteel zijn – en aldus geen planologische borging vereisen- worden beoordeeld aan de hand van afdeling 2.3 “Evenementen” van de APV en de inhoud van deze beleidsregel;

  • Een evenement wordt als kortdurend en incidenteel beoordeeld op grond van de specifieke omstandigheden waarbij de duur en de frequentie ervan leidend zijn (paragraaf 4.2.2);

  • De juridische borging en legalisering van evenementenlocaties die niet kortdurend en incidenteel zijn, - en aldus een planologische borging vereisen – geschiedt door middel van regulering ervan in de van toepassing zijnde, al dan niet toekomstige, planologische regelgeving;

  • Er zijn evenementenlocaties waar jaarlijks evenementen gehouden worden maar die nog niet zijn opgenomen in het daarvoor geldende Bestemmingsplan. De evenementenlocaties worden in deze beleidsregel, in afwachting van, al dan niet van toepassing zijnde, juridische planologische borging, onverkort voortgezet toegepast (zie tweede en derde bullet), vanwege:

    • a.

      De bekendheid met deze locaties bij het gemeentebestuur, bevolking en hulpdiensten;

    • b.

      De langdurige toepassing ervan in de praktijk van de besluitvorming inzake evenementen;

    • c.

      De verwachting dat het bestendig gebruik van deze locatie wordt gecontinueerd;

4.3. Kermis

4.3.1. Algemeen

Een kermis is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de zin van artikel 2:24, eerste lid, van de APV waarvoor altijd een evenementvergunning is vereist. Dit vereiste komt voort uit het gegeven dat bij deze evenementvorm altijd in de vergunning voorschriften moeten kunnen worden opgenomen ter waarborging van het verantwoord doen plaatsvinden van een dergelijk evenement.

Inzake de waarborging van de veiligheid van de opgestelde kermisattracties dienen de kermisattracties (toestellen waarmee mensen motorisch worden voortbewogen) te voldoen aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (met uitzondering van de standplaatsen ten behoeve van eetwaren in de zin van paragraaf 4.3.3 van deze beleidsregel). Het toezicht berust bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Ter handhaving van de leefbaarheid in de kernen alsmede ter handhaving van de openbare orde en veiligheid wordt per dorpskern voor een kermis maximaal één evenementvergunning per kalenderjaar verleend.

4.3.2 Podia, bühnes en terrasuitbreiding ten behoeve van optredende artiesten tijdens de kermis

In voorgaande edities van met name de kermis in Hapert en Bladel is geconstateerd dat tussen de attracties die normaliter op een kermis worden aangetroffen, aanvullend op deze (klassieke) kermisattracties, door de lokale horecaondernemers diverse tenten, bühnes en podia worden geplaatst waar muzikale optredens worden verzorgd door ingehuurde bands en artiesten.

Ter legalisering van deze optredens worden, naast de verlening van een evenementenvergunning voor de kermis, aan diverse horecaondernemers gelijktijdig individuele evenementenvergunningen verleend voor de vergroting van terrassen, het optreden van diverse bands en artiesten met livemuziek, de plaatsing van podia en overkappingen en de plaatsing van buitenbars en toiletwagens voor doelgroepen van 800-1500 personen in voorkomende gevallen.

Op grond van deze huidige opzet van de kermis kan de kermis momenteel worden getypeerd als een samenspel van 2 (of meer) separate evenementen die gelijktijdig plaatsvinden en waarbij een aantal elementen van deze huidige kermisopzet beter op elkaar moeten worden afgestemd om op deze wijze een breed fundament te realiseren ter waarborging van een vitale kermis in de toekomst.

In dit kader wordt geconstateerd dat de geluidproductie (zowel qua muzikale inhoud als de hoogte van het geluid) van deze individuele optredens vanuit deze podia, in sommige gevallen, als “te nadrukkelijk aanwezig” moet worden bestempeld.

Vanuit deze constatering is er in de komende edities in belangrijkere mate aandacht voor de onderlinge verhoudingen van de geluidsproducties van de aanwezige afzonderlijke muziekpodia en de geluidsproducties van de separate kermisattracties waarbij concreet wordt beoordeeld hoe de verschillende geluidproducties op optimale wijze op elkaar kunnen worden afgestemd.

Dit betreft maatwerk waarbij, vanuit een positieve gedachte, in concrete situaties, maatwerk moet worden geleverd om de verschillende belangen op een optimale wijze te kunnen wegen.

Een dergelijke belangenafweging krijgt in juridische zin vorm door het opnemen van specifieke voorschriften in de te verlenen evenementenvergunning(en).

Vanuit dit motief past het tevens in het karakter van de kermis dat de plaatselijke horeca zich extra manifesteert om als zodanig de kermis niet alleen aantrekkelijker te maken voor bezoekers die het kermisbezoek willen afwisselen met het terrasbezoek, maar dat de horecaondernemers ook in economische zin willen profiteren van de aanzuigende werking van de kermis, zich uitend in grotere kermisbezoekersaantallen, ook richting horeca.

In dit kader ligt het voor de hand dat de lokale horecaondernemers hun bestaande terrassen uitbreiden, eventueel een overkapping plaatsen, op de terrassen(uitbreiding) een tapinstallatie situeren en eventueel op deze terrassen kleinschalige muziekoptredens organiseren in overleg met de kermisexploitanten waarbij podia dan wel bühnes kunnen en mogen worden geplaatst naast de reeds genoemde podia in de omgeving van de kermisattracties.

Een en ander is echter sterk afhankelijk van de individuele mogelijkheden, wensen en, met name, de in acht te nemen maatregelen ter handhaving van de openbare orde en veiligheid op de openbare weg dan wel op het kermisterrein.

In concrete zin levert dit wederom maatwerk op per separaat terras (uitbreiding en extra fysieke invulling). Dit maatwerk met betrekking tot de verantwoorde plaatsing van deze terrassen, alsmede de andere genoemde constructies en terrasinrichtingen (podia/bühnes), dient te worden weergegeven in de voorschriften van de individuele aangevraagde vergunning.

In deze beleidsregel wordt aldus, in de vorm van beleidstandpunten, een richtinggevend juridisch kader opgenomen dat in acht dient te worden genomen bij uitvoering van het gestelde in deze paragraaf in de vorm van de opname van specifieke voorschriften in de specifieke evenementenvergunning ten behoeve van het plaatsvinden van een kermis.

4.3.3 Reguliere eetkramen op de kermis

Standplaatsen ten behoeve van eetwaren die traditiegetrouw op een reguliere kermis worden aangetroffen (suikerspin, oliebollen, visproducten etc.) worden in deze beleidsregel gelijkgeschakeld met een kermisattractie.

Deze eetgelegenheden kunnen door de brandweer gecontroleerd worden op wettelijke veiligheidsaspecten (technische staat van de standplaats/-wagen, aansluitingen van elektra en gasflessen) op grond van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (Besluit BGBOP).

4.3.4 Beleidstandpunten kermis

  • Een kermis is te allen tijde een vergunningplichtig evenement in de zin van artikel 2:25, eerste lid van de APV;

  • De burgemeester (in de hoedanigheid van bestuursorgaan) verleent een evenementenvergunning ten behoeve van de kermis aan de publiekrechtelijke rechtspersoon;

  • Per dorpskern wordt maximaal één evenementvergunning per kalenderjaar verleend ten behoeve van het plaatsvinden van een kermis;

  • Iedere ondernemer/kermisexploitant van wie een attractie wordt toegelaten op een kermis dient voor iedere individuele attractie te voldoen aan het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen, een en ander te beoordeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA);

  • Standplaatsen ten behoeve van eetwaren die traditiegetrouw op een reguliere kermis worden aangetroffen, worden gelijkgeschakeld met een kermisattractie. Deze standplaatsen/eetgelegenheden dienen te voldoen aan het Besluit BGBOP;

  • De afstemming van de geluidproductie van kermisattracties en afzonderlijke muziekpodia (op het kermisterrein dan wel op een terras(uitbreiding) wordt gereguleerd in de verschillende te verlenen evenementenvergunningen;

  • De standplaats van een kermisattractie heeft voorrang ten opzichte van een terrasuitbreiding van een horecaondernemer:

  • Bij de plaatsing van een terras op het kermisterrein (zoals weergegeven op de evenementenvergunning) dan wel in de directe omgeving ervan, dient de openbare orde en veiligheid te allen tijde te zijn gewaarborgd in die zin dat er geen hinder ontstaat voor, met name, de operationele diensten. In deze zin dienen de in de vergunning/ontheffing opgenomen voorschriften ten aanzien van de calamiteitenroute te worden opgevolgd;

  • Een uitbreiding van een terras wordt altijd gesitueerd in de nabijheid van het reguliere terras van de betreffende horecaondernemer. Voor de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank op deze terrasuitbreiding dient een ontheffing in de zin van artikel 35 van de Alcoholwet te zijn verleend waardoor het schenken van sterke drank in de zin van deze wet niet is toegestaan (zie hieromtrent paragraaf 4.10.3).

  • Wanneer er op- of aansluitend aan het kermisterrein een feesttent, uitbreiding terras, of podium geplaatst wordt dan worden beide evenementen gezien als B evenement en niet als een afzonderlijk A evenement. Hierdoor wordt de toetsing van beide evenementen gedaan door de veiligheidsregio.

4.4 Circus

4.4.1. Algemeen

Een circus is een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de zin van artikel 2:24, eerste lid , van de APV waarvoor een evenementvergunning is vereist.

Circusevenementen worden in principe gehouden op het daartoe bestemde evenemententerreinen dan wel op een ander geschikt terrein in de zin van de vierde bullet van paragraaf 4.4.2.

Aan de hand van het opleggen van specifieke voorschriften in de vergunning wordt invulling gegeven aan het verantwoord plaatsvinden van het evenement tevens ter voorkoming van mogelijke hinder en overlast voor omwonenden.

4.4.2. Beleidstandpunten circusevenementen

  • Een circus is te allen tijde een vergunningplichtig evenement in de zin van artikel 2:25, eerste lid, van de APV;

  • Aan circussen wordt, na aanvraag, alleen een evenementenvergunning afgegeven indien het betreffende circus voldoet aan de ruimtelijke kaders van het circusterrein met de mogelijkheid om:

    • a.

      Een circustent te plaatsen inclusief functionele opstallen in de directe omgeving (kassa, aanloop toeschouwers, verkoopstand en toiletten);

    • b.

      Circuswagens te stallen (caravans, dierenverblijven, vrachtwagens);

    • c.

      Gebruik te maken van de aanwezige nutsvoorzieningen;

    • d.

      Voertuigen te kunnen parkeren op het terrein dan wel in de directe omgeving;

  • Het betreffende circus dient te voldoen aan de primaire en secundaire bedrijfsvoeringregels van de Europese Circusassociatie (ECA);

  • Circuspunt is het platvorm voor het (verenigde) Nederlandse circusveld. Zij kunnen ondersteunen binnen de circussector.

  • Het betreffende circus dient zich te houden aan de van toepassing zijnde regelgeving ter zake van deelname aan en vervoer van dieren ten behoeve van een circus. Meer specifiek wordt hierbij bijlage IV van artikel 4.14 van het Besluit houders van dieren van toepassing verklaard dat een overzicht bevat van toegestane dieren voor een optreden in een circus.

4.5 Besloten feesten

4.5.1. Algemeen

Artikel 2:24, tweede lid, onderdeel d, van de APV bepaalt dat onder “evenement” mede wordt verstaan: een feest (…..) op of aan de weg.

Wanneer een feest voor publiek toegankelijk is, is er sprake van een vergunningplichtige dan wel een meldingsplichtige activiteit; het betreft immers een evenement.

Besloten feesten vallen echter niet onder de reikwijdte van de evenementbepaling omdat een dergelijke activiteit niet voldoet aan de definitie van ‘evenement’ in de zin van de APV; het is immers geen voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak (bijvoorbeeld een bedrijfsfeest).

Wanneer echter een feest al dan niet besloten “op of aan de weg” plaatsvindt, dan is dit een vergunningplichtige activiteit omdat het feest wordt gehouden op doorgaans voor publiek toegankelijk gebied. Het feit dat het feest besloten is, dus niet voor publiek toegankelijk, doet daar niets aan af.

Concreet betekent dit, met inachtneming van bovenvermelde definitie, voor een besloten feest op of aan de weg, te allen tijde een evenementvergunning is vereist.

Voor een objectieve toepassing van het begrip “besloten feest” wordt in deze beleidsregel hieromtrent een beleidstandpunt vastgesteld.

4.5.2. Beleidstandpunt besloten feest

Een besloten feest in de zin van deze beleidsregel is een feest dat aan alle onderstaande criteria voldoet op grond waarvan er geen evenementenvergunning of melding acceptatie is vereist.

  • a.

    Het feest is alleen toegankelijk voor genodigden waarbij de kring van personen in een onderling verband met elkaar staat dat min of meer duurzaam is en niet berust op een toevallige gemeenschappelijkheid (dus: familie, kennissenkring of individuele organisatie);

  • b.

    Het feest kent een privékarakter (geen commerciële doelstelling/geen publieke verkoop van entreebewijzen/niet voor een ieder toegankelijk (zie eerste bullet);

  • c.

    De verstrekking van alcoholhoudende drank aan de bezoekers van het feest kent geen directe noch indirecte betalingsverplichting aan bezoekers van het feest (HR 10-02-1987, NJ 1987, nr. 836);

  • d.

    Het feest vindt plaats op privéterrein en dus niet “op of aan de weg”.

Dit betekent dat, indien het specifieke feest, niet beantwoordt aan dit beleidstandpunt, een evenementenvergunning dan wel een melding acceptatie is vereist.

4.5.3. Brandveilig gebruik van een tent en bakkramen bij een besloten feest

Artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c van het Besluit BGBOP bepaalt dat het verboden is om zonder, of in afwijking van, een gebruiksmelding bij het bevoegde gezag een plaats of een gedeelte van een plaats in gebruik te nemen of te gebruiken indien een verblijfsruimte op die plaats is bestemd voor meer dan 150 personen tegelijk.

Op grond van het derde lid van dit artikel is het voorgaande niet van toepassing indien een evenementvergunning is vereist en op grond daarvan de in dit besluit genoemde gegevens worden aangeleverd.

Voor een besloten feest dat niet op de openbare weg plaatsvindt, is echter geen evenementvergunning vereist. Dit betekent concreet dat, indien in het kader van een feest dat als “besloten” wordt aangemerkt in de zin van deze beleidsregel, op grond van het in deze paragraaf genoemd criterium, er een gebruiksmelding is vereist op grond van genoemd besluit indien een tent wordt geplaatst waarin zich meer dan 150 personen tegelijk kunnen ophouden. Deze gebruiksmelding dient te worden ingediend met inachtneming van de in de artikelen 2.2 en 2.3 van het Besluit BGBOP genoemde vereisten.

Een besloten feest dient tevens te voldoen aan de overige wettelijke bepalingen in het Besluit BGBOP. Dit betekent dat, indien bakkramen op het besloten feest zijn opgesteld, dan wel gasflessen aanwezig zijn in het kader van een buurtbarbecue, paragraaf 5.14 van dit Besluit “Bakkramen en bakwagens” en overige van toepassing zijnde bepalingen onverkort van toepassing zijn.

4.5.4. Beleidstandpunten gebruik van een tent en bakkramen bij een besloten feest

  • Indien een tent wordt geplaatst in het kader van een te houden besloten feest in de zin van beleidstandpunt 4.5.2. waarin zich meer dan 150 personen tegelijk kunnen ophouden, dient een gebruiksmelding op grond van het Besluit BGBOP te zijn aangevraagd en geaccepteerd;

  • Het Besluit BGBOP is tevens van toepassing op aanwezige bakkramen, gasflessen etc. op het besloten feest;

4.6 Begin- en eindtijden van evenementen in de openlucht/Zondagswet

4.6.1. Begintijden- en eindtijden evenementen

Evenementen belasten de omgeving, gewenst dan wel ongewenst. Om deze reden wordt een beperking in tijd aan evenementen gesteld. De begintijd voor buitenevenementen (open lucht, tent e.d.) is gesteld op 10.00 uur. Bij uitzondering kan hiervan worden afgeweken.

Wanneer er sprake is van een buitenevenement op vrijdag of zaterdag is op beide dagen de maximale eindtijd 01.00 uur. Wanneer er sprake is van een buitenevenement op zondag tot en met donderdag is de maximale eindtijd van het evenement op alle dagen 0.00 uur. Als een evenement wordt georganiseerd op een dag voor een nationale feestdag mag de eindtijd 01.00 uur bedragen, mits wanneer er sprake is van een meerdaags evenement de dag ervoor en/of erna de eindtijd maximaal 0.00 uur bedraagt. Alleen bij hoge uitzondering kan er afgeweken worden van de gestelde eindtijden.

De eindtijd(en) van een evenement voor een meldingsevenement (O categorie) bedraagt 0.00 uur.

4.6.2. Begintijden evenementen op zondag

Ten aanzien van evenementen op zondag is de Zondagswet van toepassing.

Artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet bepaalt dat het verboden is om op zondag vóór 13:00 uur openbare vermakelijkheden (terminologie Gemeentewet, lees: evenement) te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan de burgemeester ontheffing verlenen van dit verbod.

In deze beleidsregel wordt, het wettelijk kader volgend, de Zondagswet toegepast ten aanzien van evenementen die op zondagen plaatsvinden. Afhankelijk van de classificatie, aard, grootte, inhoud en doelgroep van het aangevraagde evenement wordt per geval, aan de hand van de daartoe strekkende belangenafweging, bepaald of het betreffende evenement vóór 13:00 uur mag plaatsvinden. Indien dat het geval is, wordt een ontheffing verleend van dit verbod op grond van artikel 4, derde lid, van de Zondagswet.

De voorzieningenrechter acht het acceptabel als de zondagsrust een paar zondagen per jaar, door het plaatsvinden van een evenement, wordt verstoord (Rb. Noord-Holland, 23-08-2018, ECLI:NL:RBNHO:2018:7331).

4.6.3. Algemeen

Om te voorkomen dat evenementen in de nachtelijke sfeer overlast veroorzaken (geluidproductie, vertrekkende bezoekers etc.) dient de eindtijd van ieder evenement voor betrokkenen objectief vast te staan en als vergunningsvoorschrift in de vergunning te zijn opgenomen.

Daarbij moet een belangenafweging worden toegepast waarbij de belangen van de bezoekers en de organisator bij het (al dan niet commercieel) uitbaten van het evenement worden afgezet tegen de belangen van andere betrokkenen en omwonenden die met het evenement worden geconfronteerd, mogelijkerwijs in de belastende sfeer.

4.6.4. Afwijkingsbevoegdheid burgemeester

In de paragrafen 4.6.1 t/m 4.6.4 worden eindtijden van evenementen in de openlucht gereguleerd, met dien verstande dat ten behoeve van, met name grootschalige, evenementen met een gemiddeld en hoog risico (categorie B- en C-evenementen conform de risicoclassificatie in paragraaf 4.1) de burgemeester afwijkende eindtijden kan vaststellen in het belang van de openbare orde, veiligheid en gezondheid. Deze afwijkende eindtijd ten aanzien van een specifiek evenement wordt als voorschrift in de van toepassing zijnde evenementvergunning opgenomen.

De eindtijden van vergunningplichtige evenementen zijn als volgt.

4.6.5. Beleidstandpunten eindtijden van vergunning plichtige evenementen

Categorie OMeldingsplichtig evenement

  • De eindtijd van deze categorie is vastgesteld op 0:00 uur

Categorie ARegulier evenement

  • De eindtijd van deze categorie wordt op doordeweekse dagen, van maandag tot en met donderdag, in algemene zin, vastgesteld op 0:00 uur.

  • Op vrijdagen en zaterdagen, alsmede met de zondag gelijkgestelde feestdagen, wordt deze eindtijd, in algemene zin, vastgesteld op 01:00 uur.

Categorie B- en C-evenementenAandachtevenement en risicovol evenement

  • De eindtijd van deze categorieën wordt op doordeweekse dagen, van maandag tot en met donderdag en op zondag en met de zondag gelijkgestelde feestdagen, in algemene zin, vastgesteld op 01:00 uur op de daarop volgende dag.

  • Op vrijdagen en zaterdagen, alsmede op dagen die vooraf gaan aan een nationale feestdag wordt deze eindtijd, in algemene zin, vastgesteld op 01:30 uur op de daarop volgende dag. Voor dergelijke evenementen geldt dat het geluid een half uur voor eindtijd stopt zodat de uitloop gedoseerd kan worden.

  • De burgemeester kan per evenement een afwijkende tijd vaststellen. Deze afwijkende eindtijd wordt als voorschrift in de betreffende evenementvergunning opgenomen

Meerdaagse evenementen (langer dan 2 dagen)

Omdat de impact bij meerdaagse evenementen groter is voor omwonenden zijn de eindtijden voor meerdaagse evenementen vastgesteld op 01.00 uur op vrijdagen en zaterdagen en de overige dagen op 00:00 uur op de daarop volgende dag.

4.7. Geluidproductie bij evenementen in de openlucht

4.7.1. Algemeen

Op elk buitenevenement wordt geluid geproduceerd: stemgeluid van bezoekers, muziek ( versterkt dan wel onversterkt), geluid van omroepinstallaties, attracties en voertuigen van komende en vertrekkende bezoekers.

Met name geluidsoverlast als gevolg van een evenement wordt beschouwd als een negatieve factor in de directe woonomgeving die tevens schadelijke gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid.

Gelet hierop dienen de maximale geluidsniveaus alsmede de tijdsduur van de geluidproductie van evenementen te worden vastgesteld alsmede de wijze van meten van het geluid.

4.7.2. Regulering in de VFL / APV van maximale geluidsniveaus

  • a.

    De VFL kent in artikel 4:39, tweede lid, de begrenzing van het maximale toelaatbare geluidsniveaus. Ten aanzien van de zogenoemde meldingsplichtige evenementen (0-evenement) is het maximale toelaatbare geluidsniveau van 70 dB(A) en 80 dB(C) op de gevels van omringende woningen.

  • b.

    Artikel 4:6 APV “Overige geluidhinder” bepaalt, in het eerste lid, dat het verboden is om buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt: voorbeeld niet permanente activiteit in een niet besloten ruimte (kermis).

Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het college ontheffing kan verlenen van dit verbod.

4.7.3. Regulering in de jurisprudentie

Op grond van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester – en niet het college – bevoegd om geluidsvoorschriften op te nemen in de evenementenvergunning (ABRvS 13-12-1999, ECLI:NL:RVS:1999:AP5740).

4.7.4. Toepassing paragraaf 4.7.3. in geluidsontheffingen m.b.t evenementen

In de huidige geluidsontheffingen, die worden verleend door de burgemeester, worden met toepassing van artikel 1.4 van de APV, waarbij is bepaald dat aan de te verlenen ontheffing voorschriften kunnen worden verbonden, de volgende geluidsniveaus opgenomen (zie paragrafen 4.7.2 en 4.7.3).

Het equivalente muziekgeluidsniveau LAeq en LCeq, veroorzaakt door een evenement, gemeten op een hoogte van 1, 5 meter mag niet meer bedragen dan:

  • 100 dB(A) op 2 meter vanuit de geluidsbron;

  • 85 dB(A) op 25 meter vanaf de geluidsbron;

  • 79 dB(A) op 50 meter van de geluidsbron;

  • 75 dB(A) op de gevels van geluidsgevoelige objecten vanaf 75 meter;

  • 110 dB(C) op 2 meter vanuit de geluidsboxen

  • 100 dB(C) op 25 meter vanaf de geluidsbron;

  • 94 dB(C) op 50 meter vanaf de geluidsbron;

  • 80 dB(C) op de gevels van geluidsgevoelige objecten vanaf 75 meter.

Deze geluidsmetingen worden verricht door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) conform de “Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999” van het voormalige Ministerie van VROM.

De ODZOB wordt bij het uitvoeren van geluidsmetingen op 25 en/of 50 meter afstand vanaf de geluidsbron (bullets 4 en 5) te allen tijde geassisteerd door een BOA dan wel een gemeentelijke toezichthouder, met name indien deze meting plaatsvindt tussen dan wel nabij de bezoekers van het evenement.

4.7.5. Beleidstandpunten geluidproductie bij evenementen in de openlucht

  • In deze beleidsregel wordt aangesloten bij de huidige praktijk van ontheffing verlening door de burgemeester waarbij met toepassing van de relevante jurisprudentie (paragraaf 4.7.3.) de burgemeester de van toepassing zijnde geluidsvoorschriften van paragraaf 4.7.4. in de specifieke evenementenvergunning opneemt. Hierdoor kunnen deze geluidvoorschriften direct worden afgestemd op de aard en grootte van evenement zonder dat een ander bestuursorgaan (college) bij de besluitvorming moet worden betrokken (artikelen 4:5b en 4;6 APV). Indien vereist kunnen dan uiteraard de vermelde geluidsniveaus van paragraaf 4.7.4 worden aangepast om te beantwoorden aan het evenement in kwestie;

  • De in paragraaf 4.7.2. genoemde VFL-artikelen worden gerespecteerd en onverkort van toepassing verklaard indien op deze relevante geluidsartikelen, op grond van een specifieke (al dan niet onvoorziene) situatie met betrekking tot dit evenementenbeleid, een beroep moet worden gedaan (eventueel in plaats van de vermelde procedure in de eerste bullet);

  • Geluidsmetingen worden verricht door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB);

  • Geluidsmetingen door de ODZOB op 2, 25 dan wel 50 meter vanaf de geluidsbron worden altijd begeleid door een BOA dan wel door een gemeentelijke toezichthouder.

4.7.6. Tijdsduur van de geluidsproductie

Het wordt gewenst geacht om een geleidelijk vertrek van bezoekers van een evenement mogelijk te maken, ter voorkoming van overlastsituaties en ter waarborging van de openbare orde en veiligheid. In dit kader wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • De eindtijd van het voortbrengen van geluid (muziek al dan niet versterkt);

  • De beëindiging van het evenement zelf.

4.7.7. Beleidstandpunten tijdsduur van de geluidsproductie

  • Met verwijzing naar het gestelde in paragraaf 4.6.7. “Beleidstandpunten eindtijden van vergunningplichtige evenementen” wordt de geluidsproductie van deze evenementen een half uur voorafgaand aan de eindtijd van het betreffende evenement beëindigd;

  • Dit beleidstandpunt wordt als voorschrift in de specifieke evenementenvergunning opgenomen.

4.8. Evenementen in horeca-inrichtingen

4.8.1. Algemeen

In artikel 2:24, eerste lid, onderdeel d, van de APV wordt het in een (horeca)inrichting gelegenheid geven tot dansen, uitgezonderd van het begrip “evenement”. Dit betreft echter de reguliere “dansbezigheid” die bij een horeca-inrichting (met name een discotheek) wordt aangeboden en is dus niet een “dance-event” of een “houseparty”.

Met betrekking tot dit onderwerp is het daarom gewenst om in deze beleidsregel te bepalen, wanneer er een festiviteit in een horeca-inrichting plaatsvindt, dit een evenement betreft in de zin van de APV of dat er sprake is van een reguliere activiteit die normaliter plaatsvindt in een café of restaurant.

Inzake deze belangenafweging neemt de burgemeester het standpunt in dat, indien de festiviteit, met beoordeling van:

  • a.

    de grootschaligheid;

  • b.

    de muziekstijl;

  • c.

    het soort publiek dat wordt verwacht;

  • d.

    de mogelijke verlengde sluitingstijd;

  • e.

    de eventuele noodzakelijke politie-inzet;

het geen activiteit betreft die tot de normale bedrijfsvoering van de horeca-inrichting moet worden gerekend, op grond waarvan de festiviteit moet worden gekwalificeerd als een evenement waarvoor een evenementenvergunning is vereist (200502967/1, LJN:AU9388 “The Royce”).

4.8.2. Beleidstandpunt evenementen in horeca-inrichtingen

Indien de te houden activiteit in de horeca-inrichting geen activiteit betreft die tot de normale bedrijfsvoering van de horeca-inrichting in de zin van paragraaf 4.8.1 kan worden gerekend, dan wordt deze activiteit als een evenement in de zin van de APV, aangemerkt, op grond waarvan een evenementenvergunning is vereist.

4.9. Plaatsing van tenten en tijdelijke constructies

4.9.1. Algemeen

Bij evenementen worden tenten, overkappingen, podia, tribunes, geluids- en lichtinstallaties, aggregaten, voorraadcontainers en andere attributen geplaatst.

De in deze paragraaf genoemde constructies ten behoeve van evenementen moeten voldoen aan:

4.9.2. Brandveiligheidseisen tenten tijdelijke verblijfsruimtes

Artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit BGBOP bepaalt dat het verboden is om zonder, of in afwijking van, een gebruiksmelding bij het bevoegde gezag een plaats of een gedeelte van een plaats in gebruik te nemen of te gebruiken indien een verblijfsruimte op die plaats is bestemd voor meer dan 150 personen tegelijk.

Op grond van het derde lid van dit artikel is het eerste lid (van dat artikel) niet van toepassing op het in gebruik nemen of gebruiken van een plaats of gedeelte van een plaats indien daarvoor een evenementenvergunning is vereist en, in het kader daarvan, de gegevens als bedoeld in artikel 2.3 van dit besluit moeten worden aangeleverd (artikel 2:25, tweede lid, APV).

Concreet betekent dit dat voor een verblijfsruimte die wordt opgericht ten dienste van een evenement, geen gebruiksmelding is vereist, maar daarvoor in de plaats de in artikel 2.3 van het besluit genoemde gegevens en bescheiden dienen te worden aangeleverd.

Deze gegevens worden dan door de burgemeester in de besluitvorming betrokken.

Afgewogen wordt dan of de gevraagde evenementenvergunning wordt verleend, al dan niet onder het opleggen van nadere voorschriften inzake veiligheidsaspecten met betrekking tot het betreffende bouwsel gedurende het plaatsvinden van het evenement.

De plaatsing van voorwerpen op een openbare plaats in strijd met de publieke functie is vergunningplichtig op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de APV. Het tweede lid, onderdeel a, van dit artikel bepaalt echter dat deze vergunningplicht niet geldt voor evenementen.

4.9.3. Constructieve veiligheidseisen tijdelijke verblijfsruimtes

De in deze paragraaf genoemde attributen dienen constructief veilig te zijn, een en ander ter beoordeling van de constructeur dan wel functionarissen van de afdeling VTH.

4.9.4. Beleidstandpunten plaatsing tenten, tijdelijke constructies en verdere attributen

  • Ten behoeve van de plaatsing van tenten/tijdelijke verblijfsruimtes in het kader van het plaatsvinden van een evenement waar meer dan 150 personen tegelijk kunnen verblijven, is vereist dat wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.1, derde lid, van het besluit, in samenhang met artikel 2:25, tweede lid, van de APV;

  • Aldus dienen, ten behoeve van de besluitvorming door de burgemeester inzake de verlening van een evenementenvergunning, de gegevens te worden aangeleverd zoals in artikel 2.3 van het besluit;

  • Tenten en andere constructies dienen constructief veilig te zijn ter beoordeling van de constructeur dan wel bouwtechnische functionarissen van de gemeente.

4.10 Alcoholconsumptie bij evenementen

4.10.1. Inleiding

Alcoholconsumptie bij evenementen is een steeds grotere bron van zorg die een steeds intensievere aandacht vergt waarbij met name alcoholmatiging en de voorkoming van overmatig drankgebruik/misbruik onder jongeren prioriteit kent.

In dit kader kan door de burgemeester regulerend worden opgetreden in overleg met de organisator van het evenement die immers verantwoordelijk is voor een verantwoord alcoholgebruik gedurende het plaatsvinden van het evenement.

Voorop staat dat de volksgezondheid (één van de in artikel 1:8 van de APV opgenomen gronden voor de weigering van een evenementenvergunning) ook tijdens evenementen dient te worden gewaarborgd. Een dergelijke borging voorkomt ook openbare-ordeproblemen zoals vandalisme, overlastsituaties, wildplassen en andere uitgaansproblematiek als gevolg van overmatig drankgebruik.

4.10.2. Regulering in de Alcoholwet

Op grond van artikel 35 van de Alcoholwet is het mogelijk om, via een verleende ontheffing van de burgemeester, buiten de reguliere horeca-inrichtingen, alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse.

De Alcoholwet stelt de volgende eisen aan deze drankverstrekking:

  • Een dergelijke ontheffing wordt slechts verleend voor de verstrekking van zwakalcoholhoudende drank in de zin van artikel 1 van de Alcoholwet;

  • Het betreft een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard (evenement);

  • Het betreft een aaneengesloten periode van maximaal 12 dagen;

  • De verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is en tenminste 21 jaar oud is.

Op grond van het tweede lid van dit artikel kan de burgemeester in de ontheffing aanvullende (maatwerk) voorschriften opleggen ter waarborging van een verantwoorde alcoholconsumptie bij een specifiek evenement, gelet op de aard (doelgroep), duur en grootte van het evenement.

In deze zin kan aan de hand van een veiligheidsplan (zie hoofdstuk 5) de inzet van EHBO’ers dan wel de inrichting van een hulppost verplicht worden gesteld.

Op grond van het vijfde lid van dit artikel kan de burgemeester, naar aanleiding van een aanvraag voor ontheffingen als bedoeld in dit artikel, voor jaarlijks terugkerende identieke bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard, besluiten één ontheffing te verlenen, mits de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank steeds geschiedt onder onmiddellijke leiding van dezelfde persoon.

4.10.3 Alcoholverstrekking door horeca buiten de reguliere horecabedrijfsvoering

Alcoholverstrekking tijdens evenementen die plaatsvindt in een horecabedrijf of op het daarbij behorende terras wordt gelegaliseerd door de daarvoor verleende Alcoholwetvergunning (voorheen Drank- en horecawetvergunning).

Indien echter de alcoholverstrekking plaatsvindt op een terrasuitbreiding van een horecabedrijf in het kader van het plaatsvinden van het evenement, dan wordt deze alcoholverstrekking niet meer gedekt door deze Alcoholwetvergunning omdat deze alcoholverstrekking plaatsvindt buiten de reguliere horeca-inrichting en dient de betreffende horecaondernemer voor deze drankverstrekking een ontheffing aan te vragen ex artikel 35 van de Alcoholwet (in combinatie met een evenementenvergunning).

Op grond van deze verleende ontheffing kan deze horecaondernemer op deze terrasuitbreiding alleen zwak-alcoholhoudende dranken verstrekken en is de verstrekking van sterke drank op deze terrasuitbreiding verboden.

4.10.4 Beleidstandpunten alcoholconsumptie bij evenementen

  • Indien bij een evenement zwakalcoholhoudende drank buiten een horeca-inrichting wordt verstrekt is te allen tijde een ontheffing op grond van artikel 35, eerste lid, van de Alcoholwet vereist. In deze zin maakt de burgemeester geen gebruik van zijn discretionaire bevoegdheid (“kan-bepaling”) zoals vermeld in dit artikellid, maar stelt deze ontheffing verplicht op grond van de motivering ex paragraaf 4.10.1;

  • Voor alcoholverstrekking door een horecabedrijf buiten de reguliere bedrijfsvoering is te allen tijde een ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet vereist (zie paragraaf 4.10.3);

  • In de ontheffing ex artikel 35 van de Alcoholwet worden, indien vereist (ter beoordeling van de burgemeester) voorschriften opgenomen ter regulering van de alcoholconsumptie, afgestemd op het specifieke evenement;

  • Met gebruikmaking van zijn bevoegdheid ex artikel 35, vijfde lid, Alcoholwet kan de burgemeester voor jaarlijks terugkerende identieke bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard besluiten één artikel-35-ontheffing te verlenen indien de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank telkens geschiedt onder onmiddellijke leiding van dezelfde persoon. Dit artikel wordt toegepast indien, naar het oordeel van de burgemeester, deze situatie zich voordoet.

4.11 Glasgebruik bij evenementen

4.11.1 Algemeen

Omdat het gebruik van glazen drinkgerei en glazen verpakkingen kan leiden tot ongewenste, gevaarlijke situaties is het gewenst dit gebruik van glaswerk in algemene zin te verbieden in het gebied waar het evenement wordt gehouden, in het belang van de openbare orde en veiligheid. Het uitschenken uit glazen flessen door barpersoneel is wel toegestaan.

In sommige gevallen wordt echter onderkend dat een dergelijk algemeen glasverbod, afhankelijk van de aard, grootte en inhoud van het specifieke evenement, disproportioneel is en eventueel geen recht doet aan (de inhoud van) een specifiek evenement.

Op grond hiervan wordt, als beleidstandpunt, de mogelijkheid toegevoegd om, indien het betreffende evenement zich daarvoor leent (geen gevaarlijke situaties door het gebruik van glaswerk), dit glaswerk wordt toegestaan in de vorm, aard en mate zoals dat dan wordt omschreven in het specifieke voorschrift van het specifieke evenement, na verkregen positief advies van de betreffende hulpdienst.

4.11.2 Regulering in evenementenvergunning

Artikel 1:4, eerste lid, van de APV bepaalt dat aan een vergunning voorschriften kunnen worden verbonden ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

Vanwege het gegeven dat een beleidsregel geen nieuwe bevoegdheden schept en op grond hiervan een beleidsregel geen extra weigeringsgronden kan bevatten alsmede gebods- en verbodsbepalingen, naast bijvoorbeeld de in de APV opgenomen verboden, is het niet mogelijk om in deze beleidsregel een verbod op te nemen m.b.t. het glasgebruik bij evenementen (zie paragraaf 2.1 “Juridische status beleidsregel”).

Om dit glasgebruik bij evenementen toch te kunnen verbieden, wordt dit verbod opgenomen als voorschrift in de betreffende evenementenvergunning in het belang van de openbare orde en veiligheid, tenzij het glasgebruik ten dienste staat van het specifieke evenement.

4.11.3 Beleidstandpunten verbod plastic/glasgebruik bij evenementen

  • Het is in het belang van de openbare orde en veiligheid verboden bij een evenement glazen drinkgerei en glazen verpakkingen te gebruiken en is alleen plastic dan wel policarbonaat (indien niet wettelijk is verboden) toegestaan.

  • Indien een specifiek evenement zich, naar aard, mate en inhoud, leent voor het toestaan van glaswerk, dan wordt dit toegestaan in de vorm en mate zoals dat in het daartoe strekkende voorschrift in de specifieke evenementenvergunning wordt omschreven, na verkregen positief advies van de betreffende hulpdienst.

  • Vanaf 1 januari 2024 zijn voor consumptie op locatie wegwerpbekers en – bakjes die plastic bevatten verboden. In de betreffende evenementenvergunning wordt de verplichting opgenomen om alleen die producten te gebruiken die in overeenstemming zijn van de dan van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

  • Er wordt verschil gemaakt tussen open en gesloten evenementen. Voor de meest recente wetgeving wordt verwezen naar www.rijksoverheid.nl/afval/regels-voor-wegwerpplastic

4.12 Inzet verkeersregelaars bij evenementen

4.12.1 Algemeen

Verkeersregelaars kunnen worden ingezet bij evenementen met een verkeersaantrekkende werking om aldus het verkeer bij een evenement in goede banen te leiden waardoor de veiligheid van weggebruikers zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

Deze verkeersaantrekkende werking uit zich door:

  • Begeleiding specifieke komende en vertrekkende verkeersstromen van bezoekers van het specifieke evenement, met name op piekmomenten;

  • Regulering (begeleiding en instructie) parkerende voertuigen op, ten behoeve van het evenement ingerichte, parkeerterreinen;

  • Het geven van informatie aan bezoekers van het evenement;

  • Het zorgdragen dat verdere weggebruikers zo veilig en zo snel mogelijk langs deze evenementbezoekers kunnen rijden.

De “Regeling verkeersregelaars 2009” (verder: regeling) bevat regelgeving m.b.t. het aanstellen van evenementenverkeersregelaars.

Deze regeling definieert de term “evenement” als: “een eenmalige of periodiek terugkerende activiteit met verkeersaantrekkende werking die hetzij maximaal één dag duurt, hetzij zich uitstrekt over een aaneengesloten periode van meerdere dagen, voor zover het bevoegd gezag heeft bepaald dat er verkeersregelend wordt opgetreden

Deze vaststelling dat ten behoeve van het evenement verkeersregelend dient te worden opgetreden, geschiedt door de burgemeester aan de hand van:

  • Hetgeen uit het aanvraagformulier naar voren komt m.b.t. de aard, mate en grootte van de verkeersaantrekkende werking van het te houden evenement. Op grond van de informatie in dit aanvraagformulier wordt de presentatie van een verkeersplan verplicht gesteld;

  • Hetgeen uit het door de organisatie gepresenteerde verkeersplan wordt geconcludeerd inzake de noodzaak om verkeersregelaars in te zetten vanwege de risico’s die door de extra verkeersbewegingen ontstaan.

Evenementregelaars worden aangesteld door de burgemeester op grond van artikel 56 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) en voeren hun taak onder direct toezicht van de politie uit die deze verkeersregelaars instrueert t.b.v. het specifieke evenement.

Veelal wordt deze bevoegdheid gemandateerd aan de korpschef van politie op grond van artikel 10:4 van de Awb; verlening mandaat aan niet-ondergeschikten.

Voor de inzet van verkeersregelaars is de organisatie van het evenement verantwoordelijk en kan aansprakelijk worden gesteld voor schade en/of letsel veroorzaakt aan derden door de inzet van deze verkeersregelaars.

Organisatoren kunnen zich hiertegen verzekeren. De organisator van een evenement wordt op deze (financiële) risicofactor gewezen. In voorkomende gevallen wordt als voorschrift in de betreffende evenementenvergunning opgenomen dat de organisator zich verzekert tegen de risico’s van het evenement alsmede de inzet van verkeersregelaars.

4.12.2. Beleidstandpunten inzet van verkeersregelaars bij evenementen

  • In deze beleidsregel wordt de “Regeling verkeersregelaars 2009” van toepassing verklaard;

  • Evenementregelaars zijn vereist als het evenement een verkeersaantrekkende werking heeft en met het toepassen van alleen verkeersmaatregelen de veiligheid van bezoekers van het evenement, omwonenden en het overige verkeer onvoldoende kan worden gegarandeerd;

  • De burgemeester besluit, op advies van de politie en/of hetgeen naar voren komt in het verkeersplan van de organisatie van het evenement, of en in welke mate evenementverkeersregelaars worden ingezet;

  • Deze inzet wordt als voorschrift in de evenementvergunning opgenomen;

  • De evenementorganisatie wordt gewezen op hun aansprakelijkheid t.a.v. de inzet van evenementverkeersregelaars. Zo nodig wordt een dringend verzekeringsadvies in de evenementenvergunning opgenomen.

4.13 Verkeersaspecten

4.13.1. Algemeen

Klachten bij vooral grotere evenementen hebben vaak betrekking op wegafsluitingen, parkeeroverlast en een toename van de (gewijzigde) verkeersintensiteit. Ook de afgedwongen bereikbaarheid en toegankelijkheid van het evenemententerrein, alsmede omliggende wegen (al dan niet afgesloten), voor de brandweer en andere hulpverleningsdiensten bij spoedeisende kwesties door de beschrijving van een calamiteitenroute speelt hierbij een rol.

Deze calamiteitenroute wordt in deze beleidsregel als volgt gedefinieerd en vastgesteld.

Calamiteitenroute: een verbindingsweg in de zin van artikel 4.25 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen tussen de openbare weg en tenminste één toegang van een verblijfsobject die dient te worden vrijgehouden voor voertuigen van de brandweer en andere hulpdiensten.

Deze verbindingsweg heeft een breedte van ten minste 4,5 meter, een verharding over een breedte van ten minste 3,25 meter die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kilogram, een vrije hoogte boven de kruin van de weg van ten minste 4,2 meter en een doeltreffende afwatering.

4.13.2. Afsluiting van wegen en terreinen

In deze beleidsregel wordt voor de invulling van de term “openbare weg” aangesloten bij de definitie van “weg(en)” in de zin van artikel 1:1, aanhef en 14e aandachtstreepje, van de APV waarin is bepaald dat onder “weg(en)” dient te worden verstaan hetgeen daaronder wordt begrepen in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994:

“wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden, en bermen of zijkanten”.

De afsluiting van wegen geschiedt door de organisatie van het evenement, danwel onder verantwoordelijkheid van deze organisatie, met toepassing van het daartoe strekkende voorschrift in de evenementenvergunning dat deze afsluiting reguleert.

In voorkomende gevallen wordt de wegafsluiting uitgevoerd door of namens de gemeente Bladel indien een dergelijke wegafsluiting dermate complex, danwel grootschalig is, dat deze redelijkerwijs niet aan de organisatie van het evenement kan worden overgelaten danwel toevertrouwd. Een en ander wordt wederom als voorschrift in de betreffende evenementenvergunning opgenomen.

4.13.3 Gebruik van de openbare weg bij evenementen

Zie hieromtrent het gestelde in paragraaf 2.4

4.13.4 Zorgplicht wegbeheerder

De gemeente Bladel (het college van burgemeester en wethouders) kent een zorgplicht voor de openbare weg en de zogenaamde vrije ruimte (zie paragraaf 2.6). Bij de verlening van een evenementvergunning aan een organisator blijft de gemeente deze zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van de openbare weg houden, ook al is het beheer van het weggedeelte waar het evenement op wordt gehouden (evenemententerrein) in gebruik gegeven aan de organisator van een evenement.

4.13.5 Verkeersbesluit versus tijdelijke verkeersmaatregel

Verkeersbesluit

Over het algemeen geldt dat een verkeersbesluit nodig is als de functie van de weg wordt gewijzigd of als een gebod of verbod wordt ingesteld. Dit staat beschreven in de van toepassing zijnde regelgeving (de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)).

Indien er ten behoeve van een evenement een terrein of toegangsweg wordt afgesloten dan wordt er een verbod (om in te rijden) ingesteld en in dat opzicht zou er een verkeersbesluit moeten worden genomen, redenerend naar de letter van de wet.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in haar “Handreiking Verkeersbesluiten” echter als algemeen uitgangspunt aangehouden dat in principe alle verkeersbesluiten voor maatregelen korter dan 4 maanden ten behoeve van evenementen achterwege kunnen worden gelaten.

Als motief hiervoor voert zij aan dat, indien voor alle (jaarlijkse) evenementen (zowel meldingsplichtige als vergunningplichtige) een verkeersbesluit zou moeten worden verleend, de administratieve lasten onevenredig hoog zouden zijn.

De meeste gemeenten hanteren dit uitgangspunt. In deze beleidsregel wordt voor de gemeente Bladel ook dit standpunt door de burgemeester ingenomen.

Tijdelijke verkeersmaatregel

In de regel zijn, zoals beschreven, tijdelijke verkeersmaatregelen in het kader van het plaatsvinden van een evenement vaak niet langer dan enkele dagen noodzakelijk.

Het instellen van tijdelijke verkeersmaatregelen ten behoeve van het verkeersveilig plaatsvinden van het evenement dient door de organisator te worden aangegeven op het aanvraagformulier.

Afhankelijk hiervan wordt per evenement beoordeeld of en in welke mate tot tijdelijke verkeersmaatregelen wordt besloten.

Dit betekent concreet dat in de voorschriften van de specifieke evenementenvergunning tijdelijke verkeersmaatregelen worden opgenomen ter regulering van regulering van de verkeersveiligheid met betrekking tot dit evenement.

4.13.6 Beleidstandpunten afsluiting van wegen

  • Afsluiting van een weg ten behoeve van een evenement vindt op grond van deze beleidsregel niet plaats als de verkeersveiligheid niet kan worden gewaarborgd en er geen redelijk alternatief voorhanden is voor de doorstroming van het doorgaand verkeer.

    Als gevolg hiervan wordt er geen evenementenvergunning verleend dan wel wordt een meldingsplichtig evenement door de burgemeester verboden op deze locatie op grond van het motief/weigeringsgrond “openbare veiligheid” ex artikel 1:8, eerste lid, onderdeel b, van de APV;

  • Afsluiting van wegen ten behoeve van het plaatsvinden van een evenement gebeurt door de organisatie van het evenement dan wel door functionarissen van de gemeente op grond van het daartoe strekkende voorschrift in de evenementvergunning;

  • Indien noodzakelijk wordt de verplichting om een calamiteitenroute te realiseren als voorschrift opgenomen in de specifieke evenementvergunning;

  • Indien er sprake is van een behandelclassificatie C (risicovol evenement) (zie paragraaf 4.1.3) dient de organisatie in beginsel zorg te dragen voor een verkeersplan en een omleidingsroute. In het verkeersplan worden aspecten als capaciteitsberekening, verkeersroutering, verkeersbeïnvloeding, parkeerbeleid en calamiteitenroute vastgesteld. In dit kader is een dergelijk verkeersplan slechts verplicht indien de aard van het evenement met zich meebrengt dat er sprake is van een relatief groot aantal te verwachten bezoekers en daarmee gepaarde gaande verkeerstromen in relatie tot de verkeerstechnische beperkingen van de specifieke locatie.

  • In het kader van het plaatsvinden van een evenement wordt, met toepassing van de “Handreiking Verkeersbesluiten” van de VNG, in beginsel geen verkeersbesluit genomen. In de plaats daarvan worden toereikende tijdelijke verkeersmaatregelen opgenomen als voorschrift in de betreffende evenementvergunning.

4.13.7 Onderscheid categorieën wegen inzake de afsluiting ervan bij evenementen

In deze beleidsregel worden 5 categorieën van wegen onderscheiden met betrekking tot de afsluiting ervan voor evenementen. Binnen deze categorieën is een duidelijk onderscheid aan te geven inzake de verkeersintensiteit en de doorstroming van het verkeer. Deze categorieën zijn:

  • 1.

    Wegen gelegen in 30-kilometerzones binnen de bebouwde kom;

  • 2.

    Doorgaande wegen waar snelheden van 30 km/u of hoger zijn toegestaan;

  • 3.

    Gebieds- of kern ontsluitende wegen;

  • 4.

    Wegen in gebruik als hoofdroute voor hulpdiensten;

  • 5.

    Wegen in gebruik als bus route voor reguliere buslijnen.

Ad 1Specifiek beleidstandpunt

Ten aanzien van deze categorie kunnen deze wegen worden afgesloten ten behoeve van het plaatsvinden van een evenement omdat de afsluiting van deze wegen in de regel nauwelijks, dan wel geen, verkeerstechnische belemmeringen oplevert. Evenementen die plaatsvinden op deze wegen kunnen dus in beginsel doorgang vinden. Het nemen van een verkeersmaatregel is voldoende.

Ad 2Specifiek beleidstandpunt

Afsluiting van wegen in deze categorie vindt in beginsel niet plaats. Het betreft hier wegen die de doorstroming van het verkeer bevorderen. Afwijking van dit standpunt dient per evenement te worden afgewogen en te worden gemotiveerd. Een uitzondering kan worden gemaakt voor jaarlijkse terugkerende evenementen die op dezelfde locatie worden gehouden waarbij een kleinschalige wegafsluiting wordt gelegaliseerd door een tijdelijke verkeersmaatregel.

Ad 3Specifiek beleidstandpunt

Afsluiting van wegen in deze categorie vindt in beginsel niet plaats vanwege te verwachten grote verkeerstechnische problemen. Een uitzondering wordt gemaakt voor evenementen die het regionale karakter van de gemeente Bladel onder de aandacht brengen (bijvoorbeeld het carnaval).

Ad 4Specifiek beleidstandpunt

Ten aanzien van deze categorie wordt in principe afsluiting van wegen toegestaan vanwege het plaatsvinden van een evenement tenzij deze wegen op een zodanige wijze van belang zijn voor de hulpdiensten en de uitvoering van hun taken dat een specifieke afsluiting belemmerend werkt.

Ad 5Specifiek beleidstandpunt

Ten aanzien van deze categorie worden deze wegen alleen afgesloten ten behoeve van evenementen indien er minimaal 2 weken voorafgaande aan het houden van het evenement met de vervoerder overleg heeft plaatsgevonden en de vervoerder heeft ingestemd met een alternatieve route.

4.14 Aanvraagformulier evenementen

4.14.1 Algemeen

Omdat het verschaffen van de vereiste en tijdige informatie met betrekking tot een zorgvuldige voorbereiding en beoordeling van het evenement essentieel wordt geacht, wordt uitgegaan van het hanteren van een standaard-aanvraagformulier dat de organisator van een evenement wordt gevraagd in te vullen.

Artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt in deze zin dat de burgemeester voor het indienen van een aanvraag voor het verkrijgen van een evenementenvergunning een daartoe strekkend formulier kan vaststellen. Als meerwaarde kan aan de hand van een dergelijk aanvraagformulier, door middel van een gerichte vraagstelling, direct een compleet beeld worden gecreëerd van de aard, grootte en inhoud van het specifieke evenement. Tevens wordt inzicht verkregen in de eventuele noodzakelijke verlening van andere vergunningen en ontheffingen die in het kader van het evenement benodigd zijn (bijvoorbeeld de artikel 35-ontheffing op grond van de Alcoholwet).

Hiernaast kunnen in een vroegtijdig stadium de operationele diensten worden geïnformeerd, dan wel kunnen zij tijdig tot advisering overgaan (veiligheidstoets), ten behoeve van de besluitvorming door de burgemeester. Een aanvraag die niet via het voorgeschreven formulier wordt ingediend, kan, onder omstandigheden, op grond van het bepaalde in artikel 4:5 van de Awb, buiten behandeling worden gelaten. Daar is aanleiding voor als essentiële gegevens ontbreken en een verzoek tot aanvulling, binnen een redelijke termijn, niet wordt gehonoreerd. De organisator wordt in een dergelijke situatie verzocht om alsnog het voorgeschreven aanvraagformulier in te vullen.

4.14.2 Beleidstandpunten aanvraagformulier

  • Bij het aanvragen van een evenementenvergunning dient de organisator van het evenement gebruik te maken van het daarvoor bestemde (digitale) voorgeschreven aanvraagformulier;

  • Een aanvraag die anders dan via het voorgeschreven formulier is vastgesteld, en waar essentiële gegevens ontbreken, kan op grond van het bepaalde in artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gelaten na het te hebben gevolgd van de wettelijk voorgeschreven procedure in dit artikel. De organisator wordt dan altijd verzocht om alsnog het voorgeschreven aanvraagformulier in te vullen;

  • Een besluit om de aanvraag niet te behandelen, omdat geen gebruik is gemaakt van het voorgeschreven aanvraagformulier, wordt niet genomen indien een afwijkende aanvraag alle vereiste informatie bevat om tot een zorgvuldige voorbereiding en beoordeling van het evenement te kunnen overgaan;

  • Voor het meldingsformulier geldt een identiek standpunt.

4.15 Schuurfeest/House- danceparty

4.15.1 House-danceparty

Een “house of danceparty” is een muziekevenement waar, meestal in een loods, schuur of fabriekshal, langdurig op house of dancemuziek, dan wel vergelijkbare elektronische muziek, door de bezoekers van het evenement wordt gedanst, verzorgd door discjockeys die deze muziek continue mixen. De festiviteit kent veelal een massaal karakter waarbij speciale rook- en lichteffecten de beleving bevorderen.

Deze party’s hebben een negatief imago omdat zij veelal een illegaal karakter (geen gemeentelijke evenementenaanvraag) kennen, en omdat (overmatig) drugs- en alcoholgebruik op dergelijke evenementen structureel leidt tot persoonlijke ongevallen, ziekenhuisopnames, vandalisme en andere randverschijnselen die overlast gerelateerd zijn.

Op grond hiervan wordt een zeer terughoudend beleid gevoerd ter waarborging van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en, met name, gezondheid. Tegen illegale houseparty’s wordt te allen tijde handhavend opgetreden.

4.15.2 Beleidstandpunten house- of danceparty’s

  • Tegen illegale house- of danceparty’s wordt te allen tijde handhavend opgetreden;

  • Een house- of danceparty is altijd een hoog-risico (C) evenement in de zin van paragraaf 4.1.3. van deze beleidsregel;

  • De organisator dient aantoonbaar voldoende ervaring, de vereiste kennis, voldoende menskracht en voldoende financiële middelen (eventuele Bibob-toets) te bezitten om een dergelijk evenement, met inachtneming van de juridische randvoorwaarden (legale locatie), op een verantwoorde wijze te kunnen organiseren;

  • Een house- danceparty is, vanuit de aard en inhoud van de party, nooit een besloten feest in de zin van paragraaf 4.5 van deze beleidsregel.

4.15.3 Schuurfeest

Een schuurfeest is een feest met meerdere van onderstaande kenmerken.

  • Een feest, veelal met een agrarisch karakter, georganiseerd door een groep jongeren met een sterk onderling verband;

  • Zonder winstoogmerk;

  • Meer dan 50 bezoekers;

  • In een locatie die niet bestemd is voor het houden van evenementen;

  • Waarbij muziek ten gehore wordt gebracht;

  • Waarbij alcoholische dranken worden verstrekt;

  • Niet voldoet aan de beleidstandpunten ten aanzien van een besloten feest in de zin van paragraaf 4.5 van deze beleidsregel.

4.15.4 Beleidstandpunten schuurfeest

  • Een schuurfeest wordt als zodanig gedefinieerd indien het feest voldoet aan de in paragraaf 4.15.3 weergegeven kenmerken en wordt gekwalificeerd als een evenement waarvoor te allen tijde een evenementenvergunning is vereist;

  • Een schuurfeest dat voldoet aan de kenmerken van een besloten feest (paragraaf 4.5) is geen evenement;

  • Tegen illegale schuurfeesten (dus zonder de vereiste evenementenvergunning) wordt te allen tijde handhavend opgetreden.

4.16 Wedstrijd door meerdere gemeenten

4.16.1 Algemeen

Met betrekking tot een wedstrijd bepaalt artikel 2:24, tweede lid, onderdeel d, van de APV dat een wedstrijd op of aan de weg wordt beschouwd als een evenement.

Van een wedstrijd is sprake in het geval van prestatievergelijkingen tussen deelnemers of voertuigen waarbij een prijs, beloning of aandenken in het vooruitzicht wordt gesteld. Op grond van geldende jurisprudentie is ook een toertocht, waarbij een aandenken wordt verstrekt, gelijkgesteld met een wedstrijd.

Op grond van artikel 2:25, eerste lid, van de APV is het verboden om zonder (…) vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Dit verbod is echter niet van toepassing, zo stelt het vijfde lid van dit artikel, op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin wordt voorzien door artikel 10, juncto, artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze artikelen bepalen dat voor een wedstrijd door meerdere gemeenten, of waarbij provinciale wegen worden gebruikt, een ontheffing dient te worden verleend door het college van Gedeputeerde Staten (hierna: GS) van, in dit geval, Noord-Brabant.

Deze ontheffing wordt door GS alleen verleend indien er door de organisator een verzekering is afgesloten in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Beleidsmatig dient de organisator van de wedstrijd te kunnen aantonen dat er goedkeuring is van de betrokken (gemeentelijke) wegbeheerder(s) en dat deze bereid zijn om medewerking te verenen aan het evenement. In de praktijk wordt deze goedkeuring vertaald in een zogenaamde “verklaring van geen bezwaar”. Deze verklaring wordt door de colleges van B. & W. van de deelnemende gemeenten aan de organisator verstrekt die deze verklaringen toevoegt aan de ontheffingsaanvraag bij GS.

Het staat de burgemeester van de deelnemende gemeente vrij om voor de georganiseerde activiteiten in de eigen gemeente, in het kader van een dergelijke wedstrijd, een evenementenvergunning af te geven indien de specifieke situatie dit vereist (bijvoorbeeld indien er lokale aanvullende activiteiten plaatsvinden in de vorm van het innemen van standplaatsen of de opstelling van een mini-kermis), met name indien in de specifieke gemeente de start dan wel de finish is gelokaliseerd.

Indien in de gemeente Bladel in het kader van het houden van een wedstrijd door meerdere gemeenten een start dan wel een finish is gepland, wordt te allen tijde een evenementenvergunning afgegeven ter legalisering van de hiermee gemoeide activiteiten.

4.16.2 Beleidstandpunten wedstrijd door meerdere gemeenten

  • De burgemeester verleent, dan wel weigert, een evenementenvergunning ter regulering van de activiteiten op de locatie van start en finish van de wedstrijd door deelnemende gemeenten indien deze start dan wel finish, danwel beide, in Bladel plaatsvindt;

  • Ter verkrijging van een ontheffing van GS wordt door het college een verklaring van geen bezwaar verleend voor het gebruik van de wegen, na de verlening van een evenementenvergunning van de burgemeester (indien van toepassing) mits het college kan instemmen met het gebruik van deze wegen.

4.17 Verplaatsing warenmarkt en individuele standplaatsen t.b.v. evenementen

4.17.1 Algemeen

In het centrumgebied van de gemeente Bladel vindt wekelijks de warenmarkt plaats. Ook worden frequent individuele standplaatsen ingenomen op verschillende locaties in de kernen op verschillende tijdstippen, afhankelijk van de verleende standplaatsvergunning in de zin van artikel 4.127, eerste lid, van de VFL.

Indien op de locatie van de warenmarkt dan wel op de locatie van de individuele standplaats een evenement gaat plaatsvinden/wordt gepland, is er sprake van een conflicterende situatie tussen de invulling van de standplaats en warenmarkt en het betreffende evenement.

Omdat in vrijwel alle gevallen per afzonderlijk geval moet worden beoordeeld of een alternatieve locatie kan worden aangeboden, wordt in overleg met, óf de marktmeester/kermismeester óf een andere vertegenwoordiger van de gemeente en de betrokken individuele standplaatshouder, een passende oplossing gezocht.

Op grond hiervan worden in dezen de volgende beleidstandpunten ingenomen.

4.17.2 Beleidstandpunten verplaatsing warenmarkt en individuele standplaatsen t.b.v. evenementen

  • Verplaatsingen, dan wel tijdelijke afgelastingen van warenmarkten en individuele standplaatsen, noodzakelijk gebleken door het plaatsvinden van een evenement, worden in overleg met de in deze paragraaf genoemde functionarissen dan wel standplaatshouders per individueel evenement vastgesteld;

  • Er geldt geen algemene prioritering van voorrang; in deze beleidsregel wordt geen algemene voorrangsregeling vastgesteld in de zin van een algemene regel in de zin van “evenement gaat vóór markt, dan wel anderszins”.

Het zorgvuldig handelen van de gemeente, en de hiermee samenhangende belangenafweging, vergt dat per afzonderlijk geval wordt beslist hoe om te gaan met de behartiging van de betrokken individuele belangen;

4.18 Vuurwerk bij evenementen

4.18.1 Algemeen

Buiten de jaarwisseling (op 31 december vanaf 18:00 uur tot 1 januari 02:00 uur) mogen alleen professionele vuurwerkbedrijven met een zogenaamde “toepassingsvergunning” vuurwerk afsteken.

Deze vuurwerkspecialist dient voorafgaand aan het evenement een melding te doen dan wel een ontbrandingstoestemming aan te vragen bij de provincie Noord-Brabant, afhankelijk van de af te steken hoeveelheid vuurwerk. Op grond van het Vuurwerkbesluit stelt de provincie in dit kader voorschriften vast omtrent de opslag van het vuurwerk en de afstand bij het afsteken tot het publiek.

Alvorens deze ontbrandingstoestemming wordt verleend, dient de burgemeester een “verklaring van geen bedenkingen” af te geven. De burgemeester kan in deze verklaring aanvullende voorschriften stellen in het kader van de openbare orde en veiligheid.

4.18.2 Beleidstandpunten vuurwerk bij evenementen

  • Voor de legalisering van het professioneel afsteken van vuurwerk bij een evenement in de gemeente wordt verwezen naar het bevoegde bestuursorgaan; het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant ter verkrijging van de vereiste meldingacceptatie dan wel de ontbrandingstoestemming;

  • De burgemeester dient, in het kader van deze procedure, een verklaring van geen bedenkingen af te geven als provinciale voorwaarde om positief te besluiten. Een dergelijke verklaring wordt afgegeven mits de burgemeester kan instemmen met de afgifte van een dergelijke verklaring.

4.19 Carnavalsoptocht

4.19.1 Algemeen

Een carnavalsoptocht is een evenement in de zin van artikel 2:24, tweede lid, onderdeel c, van de APV waarvoor een evenementenvergunning is vereist. In het belang van de openbare orde en veiligheid ten behoeve van het veilig verloop van carnavalsoptochten is het gewenst in dit kader beleidstandpunten vast te stellen.

Deze beleidstandpunten luiden als volgt en worden als voorschriften opgenomen in de betreffende evenementenvergunning, dan wel dient er in de vergunning te worden verwezen naar deze in paragraaf 4.19.2 opgenomen beleidstandpunten die te allen tijde in acht dienen te worden genomen.

4.19.2 Beleidstandpunten carnavalsoptochten

  • 1.

    De afmetingen van de wagens moeten zodanig zijn dat de wagens veilig en ongehinderd de te volgen route kunnen rijden. Dit betekent dat de hoogte zodanig moet zijn dat de route kan worden gereden zonder dat bomen, lantaarnpalen en andere obstakels worden beschadigd.

  • 2.

    Als gebruik wordt gemaakt van een schuif- en/of kantelmechanisme moet de uitbeelding op de wagen in snel tempo teruggebracht kunnen worden. Het zwaartepunt van de constructie moet binnen de wielbasis en spoorbreedte van de wagen blijven, waarbij de stabiliteit van de wagen op geen enkele wijze gevaar mag opleveren voor deelnemers en publiek.

  • 3.

    Alle wagens moeten rondom op een deugdelijke manier worden afgeschermd, zodat er geen mensen onder de wagen of onder de wielen terecht kunnen komen.

  • 4.

    Alle wagens moeten op een veilige en deugdelijke manier aan het trekkende/duwende voertuig zijn bevestigd. Deugdelijk betekent dat alle delen achter of voor het trekkende/duwende voertuig niet los kunnen raken, zonder dat dit een uitdrukkelijk geplande actie is.

  • 5.

    Alle wagens moeten aan de voor- en achterzijde voorzien zijn van een trek- of sleepoog (voor noodsituaties).

  • 6.

    Het zwaartepunt van de wagen moet zodanig liggen dat bij een klapband of dergelijke de wagen niet kantelt.

  • 7.

    Bij scharende wagens moeten er minimaal 4 begeleiders aanwezig zijn, op iedere hoek 1. Bij niet scharende wagens moeten er minimaal 2 begeleiders aanwezig zijn. De begeleiders moeten minimaal 16 jaar zijn en duidelijk herkenbaar zijn middels een reflecterende veiligheidsjas/-hes.

  • 8.

    De bestuurder van het voertuig moet steeds een goed uitzicht hebben. Afwijking hiervan is alleen toegestaan als 1 extra begeleider en de chauffeur van de wagen gezamenlijk in direct onderling contact met elkaar staan via een elektronisch communicatiemiddel, zodat de chauffeur over de te rijden route kan worden geloodst.

  • 9.

    Geluidproducerende voorzieningen worden niet (haaks) op het publiek gericht. De geluidproducerende voorzieningen op de wagen worden naar voren gericht, naar de loopgroep toe. De geluidproducerende voorzieningen op het voorloop-/startwagentje worden naar achteren gericht, ook naar de loopgroep toe. Vanwege mogelijke overlast wordt geadviseerd de geluidproducerende voorzieningen zo laag mogelijk te hangen.

  • 10.

    Het gemiddelde geluidsniveau ter hoogte van de loopgroep voor de wagen is niet hoger dan 100 dB(A).

  • 11.

    Personen die vervoerd worden op of in de wagen of zich bevinden in de loopgroep rondom de wagen moeten gehoorbescherming met een minimale beschermingsfactor van SNR15 dragen

  • 12.

    Personen die zich op de wagen op een hoogte van meer dan 2,5 meter van de grond bevinden moeten door aanlijnen, zekeren of een andere deugdelijke valbeveiliging voorzien zijn van een valbeveiliging.

  • 13.

    De snelheid die gereden mag worden tijdens de optocht mag niet hoger zijn dan 5 km/uur. Voertuigen die deze snelheid niet kunnen rijden zijn niet toegestaan.

  • 14.

    Als in een act bij de wagen gebruik wordt gemaakt van motorvoertuigen mag de snelheid ook met deze voertuigen niet hoger zijn dan 5 km/uur. Voertuigen die deze snelheid niet kunnen rijden zijn niet toegestaan.

  • 15.

    Aan de buitenzijde van de wagen moet een externe noodrem aanwezig zijn of er moet wanneer de chauffeur ingebouwd is in de wagen een tweede persoon de chauffeur vergezellen/ondersteunen. Elk voertuig moet een noodstop kunnen maken, zonder dat er gevaar is voor het afbreken van onderdelen door de zwaartekracht vanwege het plotseling afremmen.

  • 16.

    Gebruik van luchtdrukflessen, compressoren en appendages is toegestaan, mits gebruik wordt gemaakt van veilig en deugdelijk materiaal (bij voorkeur voorzien van een keurmerk).

  • 17.

    Brandveiligheid:

    • a.

      Op elke wagen moet minimaal een goedgekeurd draagbaar blustoestel met een inhoud van minimaal 6 liter/kilo beschikbaar zijn, geschikt voor het blussen van branden in brandklasse A, B en C. Elk ander object, niet zijnde een wagen, moet ook van een dergelijk blustoestel zijn voorzien als gebruik wordt gemaakt van brandbare vloeistoffen en/of gassen.

    • b.

      Wanneer de chauffeur ingebouwd is in de wagen moet de chauffeur over een eigen blustoestel kunnen beschikken. In de nabijheid van de ingebouwde chauffeur wordt een koolstofmonoxidemelder geplaatst.

    • c.

      Voor de chauffeur, de eventuele bijrijder en andere personen die zich op of in de wagen bevinden is er een vluchtweg.

    • d.

      Het gebruik van vuur is niet toegestaan.

    • e.

      Als het trekkende/duwende voertuig is ingepakt, moet een goede ventilatie van uitlaatgassen zijn gewaarborgd. Uitlaatgassen moeten de wagen kunnen verlaten via een degelijke afvoer, zonder dat deelnemers en publiek hier hinder van hebben.

    • f.

      Bij gebruik van een generator ter opwekking van elektrische energie moet deze zijn voorzien van een deugdelijke isolatiebewaking en een goede afvoer van uitlaatgassen.

    • g.

      Er mag maximaal 10 liter brandbare vloeistof als voorraad worden meegevoerd. Deze moet opgeborgen zijn in deugdelijke, speciaal daartoe bestemde houders die zorgen dat de vloeistof stevig op de plek blijft staan.

    • h.

      Gasflessen en brandbare vloeistoffen (behalve die voor generatoren) zijn niet toegestaan.

    • i.

      Het gebruik van gemakkelijk brandbare materialen (polystereen schuim, plastic, etc.) moet tot een minimum beperkt worden en als het aanwezig is afgeschermd worden van hitte bronnen.

  • 18.

    Tijdens de optocht mogen geen voorwerpen van de wagens vallen of worden gegooid. Het is toegestaan snoepgoed, verpakte koekjes of slingers van de wagen te werpen, mits dit gericht op het publiek en van de wagen af plaatsvindt en op een zodanige wijze dat niemand er schade van ondervindt of letsel door oploopt. Om (milieu)overlast te beperken moeten de voorwerpen gericht op het trottoir of op de weg gegooid worden.

  • 19.

    Confetti of papiersnippers waarin plastic is verwerkt zijn niet toegestaan, er moet gebruik worden gemaakt van biologisch afbreekbaar materiaal. Het gebruik van confetti of papiersnippers moet tot een minimum worden beperkt.

  • 20.

    Het beschikbaar hebben en gebruik van alcoholhoudende dranken en/of drugs voor of tijdens de optocht is verboden. Bij deelname aan de optocht gelden dezelfde regels met betrekking tot alcohol- en/of drugsgebruik als bij normale deelname aan het verkeer. De organisatie kan hierop (laten) controleren.

  • 21.

    Alle deelnemers moeten zich onthouden van bedreiging, discriminatie en/of ernstige belediging en alles wat in strijd is met goede zeden.

  • 22.

    Wagens, uitbeeldingen en trekkende/duwende voertuigen mogen niet voorzien zijn van discriminerende teksten of tekens of dit karakter hebben.

  • 23.

    Deelname aan de optocht met (levende en dode) dieren is verboden.

4.20 Boerenovertrek

4.20.1 Algemeen

Voor een boerenovertrek waarbij personen vervoerd worden in een huifkar die voortgetrokken wordt door een tractor is een ontheffing Wegenverkeerswet nodig. (artikel 87 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Om te zorgen dat een boerenovertrek veilig gebeurt zijn hiervoor regels opgesteld.

4.20.2 Beleidstandpunten Boerenovertrek

Technisch uitrusting

  • 1.

    De huifkar en het trekkende voertuig moeten voldoen aan de wettelijke eisen voor landbouwvoertuigen.

  • 2.

    De huifkar moet voorzien zijn van een deugdelijke reminrichting.

  • 3.

    Het voldoen aan de wettelijke eisen en het zijn voorzien van een deugdelijke reminrichting moet worden geborgd door een jaarlijkse keuring van de tractor en de huifkar door een daartoe gecertificeerd bedrijf. Van deze keuring moet een rapport op worden gemaakt.

  • 4.

    Naast de wettelijk voorgeschreven standaard verlichting is de huifkar voorzien van of 2 extra ambergele retroreflectoren aan beide zijkanten of van zijmarkeringslichten als bedoeld in artikel 5.14.57 van de Regeling Voertuigen.

  • 5.

    Ter voorkoming van het plotseling losraken van de huifkar moet de koppeling tussen trekkend voertuig en de huifkar zodanig geborgd zijn (bij voorkeur met een hangslot) dat deze, ter voorkoming van baldadigheid, niet handmatig ontkoppeld kunnen worden.

  • 6.

    De deuren van de huifkar moeten voorzien zijn van een dermate deugdelijke sluiting dat tijdens het rijden de deuren niet onbedoeld open kunnen gaan.

  • 7.

    In de huifkar is deugdelijke blusapparatuur aanwezig.

  • 8.

    In de huifkar moet een deugdelijke binnenverlichting aanwezig zijn die automatisch aangaat met de verlichting van het trekkende voertuig.

  • 9.

    De chauffeur van de trekker moet vanaf zijn zitplaats een goed overzicht hebben op wat er in de huifkar gebeurt. Dit kan via een binnenspiegel, maar een camera in de huifkar met monitor in de trekker heeft de voorkeur.

  • 10.

    Om in te kunnen grijpen als de geluidbelasting te hoog moet de in de huifkar aanwezige geluidsinstallatie door de chauffeur van de trekker vanuit zijn cabine uitgeschakeld kunnen worden.

Verhuurders en chauffeur

  • 11.

    Het verhuren van losse huifkarren zonder trekker en/of zonder chauffeur is niet toegestaan.

  • 12.

    De maximale snelheid die gehanteerd moet worden is 25 km/uur.

  • 13.

    Het rijden met 2 huifkarren achter een trekker is niet toegestaan.

  • 14.

    De bestuurder van de trekker moet minimaal 21 jaar zijn, beschikken over een geldig rijbewijs voor het besturen van een trekker met aanhanger en mag tot 5 jaar geleden niet veroordeeld zijn voor rijden onder invloed.

  • 15.

    De verhuurder moet in het bezit te zijn van de benodigde ontheffingen van de wegbeheerders om met de huifkar personen te mogen vervoeren.

  • 16.

    Verhuurder is verplicht een verzekering af te sluiten die voldoende dekking geeft tegen de aansprakelijkheid als verhuurder van huifkarren waarin passagiers vervoerd worden.

  • 17.

    Huurders krijgen bij de boekingsbevestigingen een exemplaar toegezonden van de geldende voorschriften.

  • 18.

    De chauffeur van de trekker is de eerst verantwoordelijke voor een goed verloop van de rit. De verhuurder zorgt dat de chauffeur de juiste instructies krijgt over de voorschriften. De chauffeur ziet erop toe dat de huurders de voorschriften correct naleven en alle instructies van de chauffeur ook stipt opvolgen.

  • 19.

    In de huifkar worden niet meer personen vervoerd dan dat er zitplaatsen zijn. De te vervoeren personen moeten blijven zitten tijdens het rijden.

  • 20.

    Wanneer uitgestapt moet worden op de openbare weg vindt het uitstappen plaats aan die zijde van de weg waar ook de plaats van bestemming is gelegen (niet oversteken).

  • 21.

    Het geluidsniveau wat een aanwezige geluidsinstallatie produceert is niet hoger dan 88 dB(A).

  • 22.

    Bij aankomst op de stopplaatsen tijdens de rit wordt de geluidsinstallatie direct uitgeschakeld en deze gaat pas weer aan als de huifkar bij vertrek gaat rijden.

  • 23.

    Voor zonsopgang en na zonsondergang mag in bos- en natuurgebieden de geluidsinstallatie niet worden gebruikt.

  • 24.

    Ter voorkoming van ongewenste situaties wordt de tractor tijdens de stops en het in- en uitstappen afgesloten.

  • 25.

    In de huifkar wordt goed zichtbaar aangegeven dat passagiers meerijden op eigen risico.

Huurders

  • 26.

    De huurder zorgt ervoor dat alle passagiers op de hoogte worden gesteld van de voorschriften.

  • 27.

    Er mag geen glaswerk worden vervoerd in de huifkar. Er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van blikken of plastic materialen.

  • 28.

    Afval wordt in de huifkar verzameld.

  • 29.

    Het is voor huurders niet toestaan dat eigen geluidsinstallaties en/of aggregaten worden gebruikt.

  • 30.

    Het gebruik van Carbidkannen, Bengaals vuurwerk of dergelijke in of in de nabijheid van de huifkar is verboden.

  • 31.

    Het is tijdens de rit verboden om op de banken te staan.

  • 32.

    Het tijdens de rit uit de huifkar springen of uit of aan de huifkar hangen of voorwerpen uit de huifkar gooien is niet toegestaan.

  • 33.

    Het gebruik van (maximaal 2) spandoeken aan de zijkanten van de huifkar is toegestaan. Deze moeten zodanig worden bevestigd dat er geen overlast ontstaat voor andere weggebruikers. De chauffeur ziet hierop toe en zijn instructies moeten daarbij opgevolgd worden. Het gebruik van tape als bevestigingsmateriaal is hierbij niet toegestaan. Aan de voor- en achterzijde mogen vanwege het zicht van de chauffeur geen spandoeken worden opgehangen.

  • 34.

    Door de huurders wordt een contactpersoon aangewezen die als aanspreekpunt voor de chauffeur optreedt.

  • 35.

    Bij herhaalde overtreding van de voorschriften door passagiers kan de chauffeur de rit tussentijds beëindigen.

  • 36.

    De huifkar mag alleen stoppen om personen in en uit te laden maar dient daarna elders te parkeren. De muziek moet dan uit staan. Het geparkeerde voertuig mag de overige weggebruikers niet hinderen.

4.21 Gemotoriseerde evenementen

4.21.1 Algemeen

Voor een evenement waarbij gemotoriseerde voertuigen, al dan niet met een wedstrijdelement (zie hieromtrent het gestelde in paragraaf 4.16 “Wedstrijd door meerdere gemeenten” waar een definitie van de tem “wedstrijd” is gegeven) zijn betrokken, is altijd een evenementenvergunning vereist.

Dit vereiste komt voort uit het gegeven dat bij deze evenementsvorm altijd in de vergunning voorschriften moeten kunnen worden opgenomen ter waarborging van het verantwoord en verkeersveilig doen plaatsvinden van een dergelijk evenement, tevens ter voorkoming van (geluid)hinder, overlast voor omwonenden en uitstootemissies.

Indien het gemotoriseerde evenement plaatsvindt op een daarvoor ingericht terrein (crossterrein dan wel racecircuit) dan dient dit terrein daarvoor planologisch te zijn bestemd.

Hiernaast dient het college van burgemeester en wethouders, op grond van het bepaalde in artikel 5:32, tweede lid, van de APV een dergelijk terrein, via een aanwijzingsbesluit als crossterrein te hebben aangewezen. Indien dit niet het geval is, is een dergelijke activiteit verboden.

Het te organiseren gemotoriseerde evenement dient altijd plaats te vinden met goedkeuring van de betreffende overkoepelende bond, dan wel onder toezicht van deze bond plaats te vinden. In de voorschriften van de verleende evenementen vergunning wordt daarnaar verwezen.

Toertochten met gemotoriseerde voertuigen en evenementen waarbij zogenaamde “oldtimers” centraal staan, dan wel andersoortige toertochten, vallen niet onder het begrip “gemotoriseerde evenementen” zoals in deze paragraaf is beschreven. Een toertocht is een uitgezette route op de openbare weg die samen met andere deelnemers op een bepaalde tijd en datum wordt gereden. Op grond van geldende jurisprudentie is een toertocht waarbij een aandenken wordt verstrekt, gelijkgesteld met een wedstrijd (zie paragraaf 4.16).

4.21.2 Beleidstandpunten gemotoriseerde evenementen

  • Een gemotoriseerd evenement is altijd een vergunningplichtig evenement;

  • Een gemotoriseerd evenement dient door de betreffende sportbond te zijn goedgekeurd dan wel onder toezicht van deze bond te worden georganiseerd. Deze goedkeuringseis wordt als voorschrift in de evenementenvergunning opgenomen;

  • Indien een organisatie niet bij een overkoepelende sportbond is aangesloten, worden in de betreffende vergunning extra voorschriften opgenomen ter waarborging van het verkeersveilig plaatsvinden van het evenement;

  • Indien het gemotoriseerde evenement niet op de openbare weg plaatsvindt, dient de locatie juridisch-planologisch te zijn geborgd alsmede door het college van burgemeester en wethouders, door middel van het nemen van een aanwijzingsbesluit, te zijn aangewezen als crossterrein in de zin van artikel 3.33 van de VFL;

  • Toertochten, puzzeltochten en oriëntatietochten (dan wel hiermee vergelijkbare tochten) met gemotoriseerde voertuigen vallen niet onder het begrip “gemotoriseerde evenementen”.

4.22 Het beschikbaar stellen van materialen voor evenementen

4.22.1 Algemeen

Organisatoren van evenementen hebben de mogelijkheid om zonder kosten gebruik te maken van gemeentelijke materialen die in het bezit zijn van de gemeente ten behoeve van de inrichting en organisatie van het evenement (bijvoorbeeld dranghekken en verkeersborden).

Door het beschikbaar stellen van deze materialen wordt de openbare orde en veiligheid bij evenementen bevorderd. Tevens wordt hierdoor de veilige en deugdelijke afzetting bij evenementen op een laagdrempelige manier gestimuleerd.

4.22.2 Beleidstandpunten m.b.t. het beschikbaar stellen van materialen

  • Aan een organisator van een evenement worden, mits in het bezit van de gemeente, kosteloos gemeentelijke materialen beschikbaar gesteld t.b.v. de inrichting van het betreffende evenement in het kader van de te nemen verkeersmaatregelen en het afzetten van het terrein;

  • De organisator van het evenement is verantwoordelijk voor de (continue) plaatsing van deze materialen op de locatie(s) van de tijdelijke verkeersmaatregel zoals weergeven in de voorschriften van de evenementenvergunning;

  • De organisator van het evenement dient de benodigde materialen te reserveren bij de gemeentewerf en deze tijdig af te halen gedurende de openingstijden van de gemeentewerf. Na beëindiging van het evenement dienen de gebruikte materialen op de eerstvolgende werkdag volledig en in correcte staat te worden teruggebracht op de gemeentewerf;

  • Eventuele beschadigingen dan wel onvolledige teruggave van deze materialen worden aan de organisator in rekening gebracht;

  • In specifieke gevallen kan de organisator van het evenement gebruik maken van specifieke gemeentelijke diensten, zoals het maaien van gras, het inhuren van een veegwagen of het gebruiken van stroomkasten bij het plaatsvinden van het evenement. Dit specifieke gebruik dient op de vergunningaanvraag te worden aangegeven. Voor het gebruik van deze diensten worden kosten in rekening gebracht.

4.23 Evenementenkalender

4.23.1 Algemeen

Een evenementenkalender is een overzicht waarin alle evenementen staan vermeld waarvoor een vergunning is verleend, dan wel een melding is geaccepteerd door de burgemeester.

Organisatoren, buurtbewoners en andere geïnteresseerden kunnen, door middel van raadpleging van de gemeentelijke website, deze kalender raadplegen om kennis te nemen van het plaatsvinden van evenementen. De evenementenkalender fungeert in deze zin als planningsinstrument voor organisatoren die op deze wijze inzicht verkrijgen in reeds geplande evenementen om overlapping, dan wel ongewenste concurrentie tussen evenementen, te voorkomen.

De evenementenkalender is op een zodanige wijze ingekleed dat de operationele diensten in een vroegtijdig stadium inzichtelijk krijgen welk beroep er op hen kan worden gedaan in het kader van capaciteitsreservering. In deze zin fungeert de evenementenkalender ook als hulpmiddel om te kunnen beoordelen of er geen grote evenementen binnen de Veiligheidsregio gelijktijdig plaatsvinden waarvan te verwachten is dat dit gelijktijdig plaatsvinden een onacceptabel risico met betrekking tot de openbare orde en veiligheid met zich meebrengt.

Met dit doel wordt ook een evenementenoverzicht geplaatst op de regionale digitale evenementenkalender (DigiMAK); deze evenementenkalender wordt gevuld met alle A-, B- en C-evenementen en vormt aldus de hoeksteen voor regie en coördinatie van de hulpdiensten.

De evenementenkalender wordt up-to-date gehouden ten behoeve van een optimale raadpleging door belanghebbenden en belangstellenden. Een evenementenkalender heeft geen juridische status.

4.23.2 Beleidstandpunten evenementenkalender

  • De evenementenkalender fungeert als planningsinstrument voor organisatoren om eventuele samenloopsituaties te vermijden;

  • De evenementenkalender fungeert als planningsinstrument voor de Veiligheidsregio en de operationele diensten om in een vroegtijdig stadium inzicht te verkrijgen in het regionale aanbod van evenementen ten behoeve van de capaciteitsreservering (plaatsing op DigiMAK);

  • De evenementenkalender wordt te allen tijde up-to-date gehouden;

  • De evenementenkalender heeft geen juridische status.

4.24 Evenementen in gebouwen, niet zijnde horeca-inrichtingen

4.24.1 Algemeen

Indien een evenement in een gebouw (bedrijfshal, schuur, sporthal, verenigingsgebouw etc.) wordt gehouden waar meer dan 50 personen aanwezig kunnen zijn, is een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) of een gebruiksmelding op grond van het Gebruiksbesluit vereist.

Hiernaast is het gebruik van een dergelijk gebouw alleen toegestaan indien dit planologisch is toegestaan. In deze zin is paragraaf 4.2.2 “Planologische regelgeving” van overeenkomstige toepassing.

Tevens is voor het gebruik van een dergelijk gebouw een evenementenvergunning vereist omdat immers in het gebouw een evenement plaatsvindt; een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de zin van artikel 2:25, eerste lid, van de APV.

Een evenementenvergunning voor een evenement in een gebouw wordt door de burgemeester alleen verleend indien door de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost (VRBZO) een positief advies is uitgebracht met betrekking tot het brandveilig kunnen plaatsvinden van het betreffende evenement in het specifieke pand. Indien de VRBZO in dit advies van mening is dat ten behoeve van dit brandveilig gebruik van het pand organisatorische maatregelen dan wel brand technische voorzieningen noodzakelijk zijn, dan worden deze te treffen maatregelen als voorschriften in de betreffende evenementenvergunning opgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan de opstelling van objecten in het pand, de aanwezigheid van blusmiddelen, vluchtroutes, alsmede de bereikbaarheid van het pand voor hulpdiensten.

Voor de beleidstandpunten voor evenementen in horeca-inrichtingen wordt verwezen naar paragraaf 4.8 van deze beleidsregel.

4.24.2 Beleidstandpunten evenementen in gebouwen, niet zijnde horeca-inrichtingen

  • Voor het houden van evenementen in gebouwen dienen de daartoe strekkende relevante vergunningen te zijn verleend;

  • Een evenementenvergunning voor het plaatsvinden van een evenement in een gebouw wordt alleen verleend na het uitbrengen van een positief advies van de VRBZO met betrekking tot het brandveilig kunnen plaatsvinden van het betreffende evenement in het specifieke pand;

  • Te nemen organisatorische maatregelen en/of brand technische voorzieningen inzake het brandveilig plaatsvinden van het evenement worden als voorschriften in de evenementenvergunning opgenomen.

4.25 Inachtneming Wet natuurbescherming bij evenementen

4.25.1 Algemeen

De organisator van een evenement is in het kader van de Wet natuurbescherming (Wn) verplicht om onderzoek te doen naar de effecten op de (beschermde) dier- en plantensoorten als gevolg van de aanwezigheid van mensen, licht, geluid of neerslag van stikstof.

Het college van Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Noord-Brabant is het bevoegde bestuursorgaan met betrekking tot deze wet. Dat wil zeggen dat dit college de vergunningaanvragen voor natuurvergunningen behandelt en toeziet op naleving van deze wet.

In Bladel ligt een Natura 2000-gebied waardoor er ook bij kleine of kortdurende evenementen sprake kan zijn van negatieve gevolgen voor de natuur. Op de website https://natura2000.eea.europa.eu/ kunnen de locaties de Natura 2000-gebieden rondom de gemeente Bladel worden geraadpleegd.

4.25.2 Stikstof

De organisator van een evenement dient na te gaan of dit evenement stikstofneerslag zal veroorzaken op een Natura 2000-gebied. Activiteiten die stikstofuitstoot veroorzaken zijn, onder andere, vervoersbewegingen van bezoekers van en naar het evenement, vervoersbewegingen tijdens de op- en afbouwfase van het evenement, het gebruik van generatoren, het verwarmen van een tent en het stoken van hout.

De mate van stikstofuitstoot van het evenement kan door de organisator van het evenement worden vastgesteld door het uitvoeren van een zogenaamde stikstofberekening in het online-rekeninstrument “AERIUS-Calculator”. Als uit de stikstofberekening blijkt dat er sprake is van stikstofuitstoot op een Natura 2000-gebied, dan dient de organisator van het evenement een Wet natuurbeschermingsvergunning aan te vragen bij het college van GS van de provincie Noord-Brabant.

Het uitvoeren van deze stikstofberekening is de verantwoordelijkheid van de organisator van het evenement.

Beoordelingsrichtlijn Stikstofonderzoek

In de gemeente Bladel is een beoordelingsrichtlijn Stikstofonderzoek vastgesteld. In deze richtlijn zijn categorieën opgenomen voor evenementen binnen 1 km van het Natura-2000 gebied en evenementen buiten 1 km van het Natura-2000 gebied. Bij de meeste evenementen zal er geen negatieve stikstofimpact zijn, maar er zijn ook evenementen waar dat mogelijk wel zo is. Daarom is onderstaande richtlijn vastgesteld.

Binnen 1 kilometer van het Natura-2000 gebied:

Er is binnen 1 km van het Natura-2000 gebied een Aeriusberekening nodig als het gaat om evenementen met voertuigen met verbrandingsmotoren (trekker trek, motorcross, autorally en dergelijke) en/of met meer dan 1000 bezoekers.

Buiten 1 kilometer van het Natura-2000 gebied:

Er is buiten 1 km van het Natura-2000 gebied een Aeriusberekening nodig als het gaat om evenementen met voertuigen met verbrandingsmotoren (trekker trek, motorcross, autorally en dergelijke) en/of met meer dan 5000 bezoekers.

4.25.3 Soortenbescherming

De organisator van een evenement in, of in de directe nabijheid van, een Natura 2000-gebied dient na te gaan of dit evenement geen negatieve gevolgen heeft voor beschermde dieren en planten. Activiteiten die zo mogelijk negatieve gevolgen hebben, zijn, onder andere, verlichting, geluidsinstallaties, vuurwerk, bezoekersaantallen, gemotoriseerd verkeer, het gebruik van paden en het deponeren van afval.

De eventuele gevolgen van een evenement voor beschermde dieren en planten kan inzichtelijk worden gemaakt door middel van een zogenaamde “QuickScan Wet natuurbescherming”.

Een dergelijke scan wordt uitgevoerd door een ecologisch adviesbureau dat tevens kan adviseren om aanpassingen door te voeren zodat er geen negatieve gevolgen in het kader van het plaatsvinden van het evenement optreden. Het uitvoeren van een dergelijke Quickscan is de verantwoordelijkheid van de organisator van het evenement.

4.25.4 Beleidstandpunten stikstofvereisten bij evenementen

  • De organisator van een evenement dat plaatsvindt in of in de nabijheid van een Natura-2000-gebied dient door middel van een AERIUS-stikstofberekening te onderzoeken of voor het plaatsvinden van het evenement een (natuur)vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Wn bij het college van GS van de Provincie Noord-Brabant;

  • De organisator is verantwoordelijk voor het volgen van deze Wnb-procedure (uitvoering stikstofberekening en/of uitvoering Quickscan) en wordt hierop gewezen.

Hoofdstuk 5 Inzet operationele diensten/veiligheidsaspecten

5.1 Algemeen/Regionale procesbeschrijving evenementenveiligheid

De Regionale procesbeschrijving evenementenveiligheid van het Coordinatieoverleg evenementenveiligheid Oost-Brabant van 1 februari 2021 wijst op het gegeven dat evenementen veiligheidsvraagstukken met zich mee brengen; de aanwezigheid van grote mensenmassa’s op een relatief beperkte oppervlakte vormt onmiskenbaar een veiligheidsrisico. Risico’s kunnen er zijn op het gebied van de openbare orde, (brand)veiligheid, verkeer, vervoer en volksgezondheid. Ook hebben de veranderde houding van burgers/inwoners ten opzichte van gezagsdragers en overige functionarissen, evenals nieuwe veiligheidsrisico’s zoals de dreiging van extreme weersomstandigheden, hun weerslag op het veilig organiseren en houden van evenementen.

Gelet op deze geschetste maatschappelijke ontwikkelingen van evenementen in de regio, de kerntaken van de externe adviesdiensten en de veiligheidszorg is deze regionale procesbeschrijving ontwikkeld om te komen tot regionale afspraken over de aanpak van evenementveiligheid in Zuidoost-Brabant.

Deze regionale procesbeschrijving is bedoeld als een aanvulling op het lokale evenementenbeleid en bevat de regionale gemaakte afspraken en procedures.

Ook de gemeente Bladel past deze handreiking, in integrale zin, als volgt toe:

  • De toepassing van de uniforme regionale classificatie van evenementen (paragraaf 4.1.);

  • Het gebruik van de regionale evenementenkalender (Digimak);

  • De toepassing van het regionale aanvraagformulier;

  • Bij de voorbereiding op een risicovol evenement wordt een aanvullend advies aan de Veiligheidsregio gevraagd als aanvulling op de lokale multidisciplinaire advisering.

De focus van de regionale procesbeschrijving ligt op veiligheidsaspecten bij evenementen met verhoogde aandacht (B-categorie) en risicovolle evenementen (C-categorie).

Bij B- en C-evenementen brengen politie, lokale brandweer en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) een schriftelijk advies uit over de te nemen maatregelen, dan wel op te nemen voorschriften in de specifieke evenementenvergunning, naar aanleiding van het opgestelde veiligheidsplan van de organisator van het evenement vanuit zijn primaire integrale verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het evenement.

5.2 Veiligheidsplan

Bij zowel B- als C-evenementen is de organisator verplicht een veiligheidsplan op te stellen en dit plan tegelijk met de evenementvergunning aanvraag in te dienen (met gebruikmaking van het daartoe vastgesteld invulformulier). Een veiligheidsplan maakt een effectieve multidisciplinaire voorbereiding mogelijk doordat alle betrokken hulpdiensten en betrokken gemeentelijke functionarissen/afdelingen deze vanuit hun eigen invalshoek kunnen beoordelen.

Het veiligheidsplan wordt ter advisering voorgelegd aan de operationele diensten en de veiligheidsregio. Zo nodig wordt het veiligheidsplan, aan de hand van de uitgebrachte adviezen, aangepast.

5.3 Beleidstandpunten inzet operationele diensten/veiligheidsaspecten

  • De Regionale procesbeschrijving evenementenveiligheid Oost-Brabant van het coördinatieoverleg evenementenveiligheid Oost-Brabant van 1 februari 2021 wordt toegepast in het kader van de evenementenveiligheid door de burgemeester;

  • Voor evenementen met een verhoogde aandacht (categorie B) en risicovolle evenementen (categorie C) wordt een veiligheidsplan verplicht gesteld.

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

6.1 Algemeen

Hoe goed de samenwerking in de fase voorafgaand aan het evenement ook is geweest, er kunnen zich tijdens het evenement omstandigheden voordoen die de burgemeester nopen om sturend op te treden om, hetzij het evenement op een verantwoorde wijze voort te zetten, hetzij een evenement te beëindigen vanwege de te hoge risicofactor met betrekking tot de bescherming van de openbare orde en veiligheid.

Dit hoofdstuk beschrijft inhoudelijk welke bevoegdheden en middelen de burgemeester tot zijn beschikking heeft voor wat betreft toezicht en handhaving rondom evenementen.

Zoals al eerder beschreven in paragraaf 2.1. van deze beleidsregel is de burgemeester, op grond van de artikelen 172 en 174 van de Gemeentewet, verantwoordelijk voor respectievelijk de handhaving van de openbare orde en (meer specifiek) het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden (evenementen in de zin van de APV).

Het toezicht op evenementen heeft betrekking op het in acht nemen van de ten dienste staande regels uit de diverse wet- en regelgeving die betrekking heeft op evenementen, de naleving van de voorschriften uit de evenementenvergunning en de (eventuele) overige afspraken die correct dienen te worden nageleefd.

6.2 Bevelsbevoegdheid burgemeester

Wanneer er zich een situatie voordoet dat de veiligheid en gezondheid van evenementenbezoekers directe bescherming vereist, is de burgemeester exclusief bevoegd hiertoe bevelen te geven (artikel 172, derde lid, Gemw.). Een voorbeeld van een dergelijk bevel is het ontruimen dan wel sluiten van een evenemententerrein. Dergelijke situaties kunnen voortkomen uit het niet (voldoende) naleven van wet- en regelgeving waardoor een acute risicovolle situatie kan ontstaan dat direct optreden noodzakelijk is.

Ook kunnen zich omstandigheden voordoen die geheel los staan van de organisatie of het verloop van het evenement waardoor bescherming noodzakelijk is. Hierbij kan worden gedacht aan een plotselinge en dreigende opkomst van noodweer, een ontvangen bommelding, verdringen van bezoekers, een dreigende confrontatie tussen rivaliserende groepen of een escalatie in enigerlei vorm en aard dan ook.

De burgemeester dient zich bij het geven van dergelijke bevelen wel ervan te vergewissen dat de reguliere wet- en regelgeving geen minder ingrijpende oplossing voor de situatie biedt, bijvoorbeeld via het verbod in artikel 2:26 van de APV om tijdens een evenement de orde te verstoren (beginsel van proportionaliteit).

6.3 Meldingsplichtige evenementen

Zoals reeds vermeld (paragraaf 3.3) zijn er evenementen die vanuit hun aard onder voorwaarden uit de APV meldingsplichtig kunnen plaatsvinden. Een meldingsplichtig evenement beschikt echter niet over een evenementenvergunning en voorschriften om op toe te zien en zo nodig te handhaven.

De voorwaarden ex artikel 2:25, vierde lid, van de APV (gevaar voor de openbare orde, openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu) – op basis waarvan een evenement meldingsplichtig is- kunnen echter wel worden toegepast. Bovendien kan overige wet- en regelgeving voldoende basis bieden om op te treden tegen overtredingen zoals de Alcoholwet (intrekking drankontheffing), het Activiteitenbesluit/APV en de Wegenverkeerswet 1994 (parkeer- en vervoersoverlast).

De gemeente heeft diverse mogelijkheden in het houden van toezicht en handhaving. Hierbij is een strikte scheiding te hanteren tussen enerzijds het houden van toezicht en anderzijds het toepassen van bestuursrechtelijke handhaving.

6.4 Toezicht

Bij het houden van toezicht zijn de volgende aspecten te onderscheiden.

6.4.1 (Multidisciplinaire) schouw

Bij risicovolle evenementen (B- en C-evenementen) wordt voorafgaand aan het evenement de locatie bezocht door vertegenwoordigers van de VRBZO en de gemeentelijke toezichthouders.

Afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke evenement kunnen er meerdere operationele diensten (Politie/Brandweer) en gemeentelijke functionarissen aansluiten, bijvoorbeeld Bouw- en Woningtoezicht ten behoeve van de controle van constructieve veiligheid van tribunes, podia en tenten of de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) voor controle tijdens een soundcheck.

6.4.2 Inzet van Buitengewone opsporingsambtenaren (Boa’s)

De gemeente kan tijdens het plaatsvinden van het evenement gebruik maken van de inzet van Boa’s voor het houden van toezicht. Deze Boa(‘s) dient bevoegd te zijn in het Domein Openbare Ruimte waaronder ook het toezicht op de naleving van de APV valt. De inzet van Boa’s is met name bedoeld voor de ondervanging van mogelijke knelpunten tijdens het evenement die niet via voorschriften of beperkingen, of in goed overleg met de organisatie, kunnen worden opgelost.

6.4.3. Inhuur van externe toezichthouders

Wanneer eigen middelen niet toereikend zijn voor adequaat toezicht, kan deze extern worden ingehuurd via intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld geluidcontroles door de ODZOB).

6.5 Bestuursrechtelijke handhaving

Bij constatering van overtredingen kan de inzet van bestuursrechtelijke handhaving nodig zijn om deze overtredingen te beëindigen, herhaling ervan te voorkomen of te bestraffen.

De bevoegdheid tot de toepassing van bestuursrechtelijke handhaving volgt rechtstreeks uit het gestelde in hoofdstuk 5 “Handhaving” van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hier volgt een beknopte weergave van de diverse instrumenten die rondom evenementen kunnen worden ingezet.

6.5.1 Bestuursrechtelijke waarschuwing

De burgemeester kan besluiten om bij een geconstateerde overtreding (bij een meerdaags evenement) besluiten om eerst te waarschuwen. Een dergelijke waarschuwing is er met name op gericht de onrechtmatige situatie te herstellen of niet meer voor te laten komen (ter waarborging van de voortgang van het evenement) maar kan ook dienen als voorloper op de definitieve inzet van bestuursrechtelijke handhaving. De bestuurlijke waarschuwing is een Awb-besluit, vatbaar voor bezwaar en beroep indien deze bestuurlijke waarschuwing berust op een wettelijk sanctieregime (ECLI:NL:RVS:2018:249). In dit geval wordt dit wettelijk sanctieregime gevormd door hoofdstuk 5 van de Awb waardoor deze waarschuwing een Awb-besluit betreft.

6.5.2 Last onder bestuursdwang (artikel 5:21 Awb)

Deze regeling komt erop neer dat het bestuursorgaan dat besluit tegen een illegale situatie op te treden, een last (opdracht) geeft aan de overtreder(s) om binnen een in de last genoemde termijn duidelijk omschreven maatregelen te nemen. Wordt die last niet uitgevoerd, dan is het bestuursorgaan bevoegd om voor rekening en risico van de overtreder de illegale situatie te beëindigen.

Een en ander projecterend op een evenement kan deze regeling worden toegepast indien er sprake is van een illegaal evenement (want zonder de vereiste vergunning) waarbij de organisator wordt aangeschreven om binnen een gestelde termijn alsnog een evenementenvergunning aan te vragen.

6.5.3 Last onder dwangsom (artikel 5:31d Awb)

De bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen, komt een bestuursorgaan toe als een alternatief voor de bevoegdheid een last onder bestuursdwang op te leggen. De last onder dwangsom betreft de verplichting tot de betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Een en ander projecterend op een evenement kan deze regeling preventief worden toegepast indien verwacht wordt dat een herhaling van een eerder plaatsgevonden identiek illegaal evenement wederom gaat plaatsvinden.

6.5.4 Intrekking van de evenementvergunning (artikel 1:6 APV

Dit artikel vestigt de mogelijkheid om de evenementenvergunning in te trekken indien (onder andere):

  • Er onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • De aan de (evenement)vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen.

6.5.5 Opleggen van een bestuurlijke boete

Er zijn overtredingen die zich beter lenen voor een bestraffende sanctie. Er is dan bijvoorbeeld geen sprake van een onrechtmatige situatie om te herstellen. Dit kan aan de orde zijn bij het constateren van alcoholverstrekking aan minderjarigen door (meerderjarigen).

Ondertekening

De Burgemeester van de gemeente Bladel,

Bladel,

d.d. 11-12-2023

De Burgemeester,

M.A.G. van den Bosch