Erfgoedverordening Heerenveen

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Heerenveen

De raad van de gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2023 met registratienummer Z.23.413246;

gelet op de artikel 3.16 van de Erfgoedwet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988;

besluit

vast te stellen de volgende verordening:

Erfgoedverordening Heerenveen

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • -

    gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

  • -

    gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18;

  • -

    gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;

  • -

    gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • -

    minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • -

    omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.

§ 2. Gereserveerd

Artikel 3. Gereserveerd

Artikel 4. Gereserveerd

§ 3. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

  • 1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 7. Voorbescherming

  • 1. De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bekendgemaakt.

  • 2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 8. Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit Heerenveen.

  • 2. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1. Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1. In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3. Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

§ 4. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

    • b.

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

    • c.

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • 1°.

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • 2°.

        doen van begravingen of asbijzettingen, of

      • 3°.

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

  • 3. Er kan een omgevingsvergunning worden verleend, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het monument of aan de monumentale waarden (zoals is omschreven in het aanwijzingsbesluit waarvan de redengevende omschrijving onderdeel is).

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 15. Termijnen advies

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van een ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument voor advies aan de gemeentelijke adviescommissie, zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie Omgevingskwaliteit Heerenveen.

  • 2. Bij besluit van B&W wordt de termijn nader vastgesteld waarbinnen de gemeentelijke adviescommissie schriftelijk advies uitbrengt aan het college.

Artikel 16. Weigeringsgronden

  • 1. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

§ 5. Gereserveerd

Artikel 17. Gereserveerd

§ 6. Gereserveerd

Artikel 18. Gereserveerd

Artikel 19. Gereserveerd

Artikel 20. Gereserveerd

§ 7. Handhaving en toezicht

Artikel 21. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

§ 8. Vangnet archeologie

Artikel 23. Vangnet archeologie

  • 1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de Friese Archeologische Monumentenkaart (FAMKE) of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

Artikel 23A Gemeentelijke FAMKE

  • 1. Het college stelt (opnieuw) de (uitsnede van de) gemeentelijke FAMKE vast, die dient als basis voor:

    • a.

      ruimtelijke ontwikkelingen die gepaard gaan met bodemingrepen in het omgevingsplan;

    • b.

      de aanwijzing van gemeentelijke monumenten.

  • 2. Resultaten van archeologische onderzoeken uitgevoerd door daarvoor gecertificeerde bedrijven, die nog niet zijn verwerkt in de gemeentelijke FAMKE, worden meegenomen bij de aspecten zoals bedoeld onder lid 1 onder a en b.

Artikel 23B Verplichting tot archeologisch onderzoek

Archeologisch onderzoek is verplicht:

  • 1.

    in een gebied met een hoge archeologische waarde en in een gebied met een archeologische verwachtingswaarde zoals aangegeven op de gemeentelijke FAMKE en de ingreep groter is dan de betreffende oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven:

    • in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied groter is dan 5000 m2 (op de FAMKE aangeduid met advieszone Quickscan/Karterend onderzoek III), of

    • in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied groter is dan 2500 m2 (op de FAMKE aangeduid met advieszone Karterend onderzoek II), of

    • in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied groter is dan 500 m2 (op de FAMKE aangeduid met advieszone Karterend onderzoek I), of

    • in een gebied op een terrein met een archeologische waarde en het te verstoren gebied groter is dan 50 m2 (op de FAMKE aangeduid met advieszone Streven naar behoud en / of Waarderend onderzoek terpen, vuursteenvindplaatsen, dobbe en kopje)

  • 2.

    De verplichting van archeologisch onderzoek in lid 1 is niet van toepassing indien:

    • a.

      de ingreep kleiner is dan de oppervlakte die in de desbetreffende advieszone van de gemeentelijke FAMKE wordt aangegeven;

    • b.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • c.

      de grondwerkzaamheden niet dieper reiken dan 30 centimeter onder maaiveld;

    • d.

      een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd en/of;

      • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad en/of;

      • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

    • e.

      naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de bodem door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische waarden (bijvoorbeeld een bodemkundig rapport);

    • f.

      de grondwerkzaamheden op archeologisch onderzoek gericht zijn;

    • g.

      het de aanleg van ondergrondse infrastructuur betreft met een maximum diameter van 0,30 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd;

    • h.

      het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering.

  • 3.

    Van de vrijgestelde verstoringsdiepte genoemd in lid 2 kan naar boven of naar beneden worden afgeweken als dit:

    • a.

      bij een afwijking naar beneden (dus minder diep dan 30 cm) aantoonbaar noodzakelijk wordt geacht voor het behoud van de archeologische (verwachtings)waarden;

    • b.

      bij een afwijking naar boven (dus dieper dan 30 cm) dit aantoonbaar het behoud van de archeologische (verwachtings)waarden niet zal schaden.

Artikel 23C. Voorwaarden en voorschriften archeologisch onderzoek en omgevingsvergunning

  • 1. Voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning kan een archeologisch onderzoek worden verplicht. Hierbij moet de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate worden vastgesteld. Dit onderzoek voldoet aan:

    • a.

      de vigerende kwaliteitsnorm (KNA);

    • b.

      de eisen vanuit de FAMKE;

  • 2. Indien uit het onder lid 1 genoemde vooronderzoek blijkt dat er sprake is van een behoudenswaardige archeologische vindplaats, die zal worden verstoord door de grondwerkzaamheden, dan kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

    • a.

      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de grondwerkzaamheden de archeologische resten in de gronden kunnen worden behouden, en/of

    • b.

      de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of

    • c.

      de verplichting de grondwerkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 23D Archeologische monumentenzorg in het omgevingsplan

Artikel 23B is niet van toepassing wanneer in het geldende omgevingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

§ 9. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordening

De Erfgoedverordening Heerenveen, zoals deze laatstelijk is vastgesteld op 21 december 2015, wordt ingetrokken op de datum van inwerkingtreding van de nieuwe verordening.

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 24 ingetrokken verordening aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 24 ingetrokken verordening.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Heerenveen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2023.

De griffier,

mevrouw L. Roest-Jonkers

De voorzitter,

mevrouw A. Fokkens-Kelder