Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR708012
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR708012/3
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 12 december 2023 met regels voor het verstrekken van subsidie voor projecten in het kader van het Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027 (Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant)
Geldend van 10-04-2024 t/m 04-09-2024
Intitulé
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 12 december 2023 met regels voor het verstrekken van subsidie voor projecten in het kader van het Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027 (Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant)Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat de Europese Commissie op 13 december 2022 het Nederlands Nationaal Strategisch Plan in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027 heeft goedgekeurd;
Overwegende dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de Regeling uitvoering NSP GLB 2023–2027 Gedeputeerde Staten heeft aangewezen als intermediaire instantie als bedoeld in artikel 123, vierde lid, van verordening 2021/2115;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
bruto jaarloon: bruto jaarsalaris, inclusief een niet-prestatiegebonden eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten;
Elfpo: Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van verordening 2021/2116;
groep: groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
infrastructuur: wegen, vaarwegen of wandel- of fietspaden;
integrale kostensystematiek: door de Minister van Economische Zaken en Klimaat goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;
interventie: een steuninstrument met een reeks subsidiabiliteitsvoorwaarden die in deze regeling nader zijn omschreven op basis van een interventietype waarin verordening 2021/2115 voorziet;
kennisinstelling:
- a.
in onderdeel a, b, g of h van de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel j van de bijlage behorende bij die wet;
- b.
andere dan in onderdeel a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;
- c.
geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:
- 1°.
openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel a;
- 2°.
onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;
- 1°.
- d.
onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld in onderdelen a tot en met c;
landbouwer: een natuurlijke of rechtspersoon of een groep natuurlijke of rechtspersonen die landbouwproducten produceert als bedoeld in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bijlage I, met uitzondering van visserijproducten, alsmede hakhout met korte omlooptijd of die landbouwareaal in een staat houdt die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines;
NSP: Nederlands Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027;
penvoerder: partij bij een samenwerkingsovereenkomst, die door de partijen bij die overeenkomst is aangewezen als de penvoerder van het project waarvoor de subsidie is aangevraagd en die zal optreden als indiener van de subsidieaanvraag en als rechtsgeldige vertegenwoordiger van de samenwerkende partijen in het samenwerkingsverband;
samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, niet zijnde een vennootschap, bestaand uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten;
verordening 2016/1012: Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij (PbEU 2016, L 171);
verordening 1308/2013: Verordening (EU) 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);
verordening 2018/1046: Verordening (EU) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PbEU 2018, L 193);
verordening 2021/1060: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PbEU 2021, L 231);
verordening 2021/2115: Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PbEU 2021, L 435);
verordening 2021/2116: Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PbEU 2021, L 435);
verordening 2022/128: Uitvoeringsverordening (EU) 2022/128 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, controles, zekerheden en transparantie;
verordening 2022/129: Uitvoeringsverordening (EU) 2022/129 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van regels voor interventietypes voor oliehoudende zaden, katoen en bijproducten van de wijnbereiding krachtens Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad en voor de vereisten inzake informatie, bekendheid en zichtbaarheid aangaande steun van de Unie en de strategische GLB-plannen (PbEU 2022, L 20);
watersysteem: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.
Artikel 1.2 Openstelling
-
1. Gedeputeerde Staten stellen in de interventies vast:
- a.
één of meerdere subsidieplafonds;
- b.
per plafond een periode waarbinnen een aanvraag om subsidie moet zijn ontvangen.
- a.
-
2. In de interventies kunnen Gedeputeerde Staten tevens nadere regels stellen met betrekking tot:
- a.
de categorieën van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;
- b.
de thema's waarop een activiteit betrekking moet hebben;
- c.
de categorieën van aanvragers;
- d.
de geografische begrenzing van de openstelling;
- e.
een drempel met betrekking tot de subsidiabele kosten;
- f.
de kostensoorten die voor subsidie in aanmerking komen;
- g.
de minimale of maximale hoogte van de subsidie;
- h.
vaste bedragen;
- i.
de verdelingswijze;
- j.
de gegevens of bescheiden die bij de aanvraag om subsidie, voorschot en deelbetaling, voortgangsverslag of vaststelling overgelegd moeten worden;
- k.
overige verplichtingen die aan een subsidieontvanger kunnen worden opgelegd.
- a.
Artikel 1.3 Samenwerkingsverbanden
-
1. Indien in deze regeling is bepaald dat een subsidie kan worden verstrekt aan een samenwerkingsverband, komen in geval van samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid slechts voor subsidie in aanmerking samenwerkingsverbanden:
- a.
waarvan de deelnemers natuurlijke personen of rechtspersonen, ieder met een andere eigenaar en niet in eigendom van een deelnemende natuurlijke persoon, zijn, en
- b.
die voldoen aan de concurrentieregels zoals die gelden krachtens de artikelen 206 tot en met 210 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad.
- a.
-
2. Indien een aanvraag namens de deelnemers aan een samenwerkingsverband wordt ingediend bevat de aanvraag om subsidie tevens:
- a.
een door alle partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst van de deelnemende partijen, waaruit onder meer blijkt dat de penvoerder door de deelnemende partijen aan het samenwerkingsverband is aangewezen om de aanvraag om subsidie in te dienen en bevoegd is de betaling te ontvangen;
- b.
de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen bevattende de baten en de lasten van de deelnemende partijen.
- a.
-
3. Ingeval een subsidie wordt verstrekt aan een samenwerkingsverband worden onverschuldigd betaalde subsidiebedragen overeenkomstig artikel 4:57 van de Awb teruggevorderd bij iedere deelnemer aan het samenwerkingsverband voor wat betreft het door de deelnemer ontvangen deel van de onverschuldigd betaalde subsidiebedragen.
Artikel 1.4 Nationale cofinanciering
De in deze regeling genoemde subsidiepercentages zijn inclusief nationale overheidsfinanciering, tenzij in een interventie anders is bepaald.
Artikel 1.5 Weigeringsgronden algemeen
Onverminderd het bepaalde in artikel 8 van de Asv en in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb wordt subsidie geheel of gedeeltelijk geweigerd indien:
- a.
door aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is aangevraagd in dezelfde aanvraagperiode;
- b.
voor dezelfde activiteiten en subsidiabele kosten op grond van enige regeling reeds subsidie is verstrekt tot het op grond van deze regeling toegestane maximale subsidiepercentage of -bedrag;
- c.
de activiteiten niet overwegend plaatsvinden in de provincie Noord-Brabant, tenzij de activiteiten of de resultaten ervan aantoonbaar ten goede komen aan ingezetenen van de provincie Noord-Brabant, of de activiteiten of de resultaten daarvan aantoonbaar op enigerlei wijze het belang van de provincie Noord-Brabant dienen;
- d.
de benodigde nationale overheidsfinanciering als bedoeld in artikel 1.4, niet of niet volledig beschikbaar is gesteld en de aanvraag niet voorzien is van een bijdrageverklaring of een subsidiebeschikking voor de benodigde resterende nationale overheidsfinanciering;
- e.
de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in de relevante voorschriften inzake staatssteun van de Europese Unie;
- f.
ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat, volgend op een eerdere beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;
- g.
de activiteiten een voorziene negatieve uitwerking hebben op het dierenwelzijn van landbouwhuisdieren, te weten dieren die in het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf worden gehouden in verband met de productie van bijvoorbeeld melk, vlees, wol, veren of eieren of in verband met het berijden van dieren;
- h.
de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag op de uiterste datum van indiening;
- i.
reeds gestart is met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.
Artikel 1.6 Subsidievereisten aanvraag
-
1. Een aanvraag om subsidie:
- a.
wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten;
- b.
wordt ingediend met gebruikmaking van de meest recente versie van een door Gedeputeerde Staten beschikbaar gesteld formulier;
- c.
bevat voor een onderneming het btw- of fiscaal identificatienummer als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder b tot en met e, van verordening 2022/128, van de aanvrager dan wel iedere deelnemer aan het samenwerkingsverband en, indien van toepassing, de naam van de moedermaatschappij of iedere dochteronderneming met het daarbij behorende btw- of fiscaal identificatienummer;
- d.
wordt voorzien van alle verplichte bijlagen.
- a.
-
2. Onder verplichte bijlagen als bedoeld in het vorige lid worden in ieder geval verstaan:
- a.
een begroting van de kosten, tenzij in een interventie anders is bepaald;
- b.
een toelichting op de begroting;
- c.
een financieringsplan;
- d.
de doelstellingen van het project;
- e.
een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.
- a.
-
3. In aanvulling op het tweede lid bevat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder b of c, een projectplan waarin tenminste is opgenomen:
- a.
een probleemanalyse waaruit onder andere de noodzaak van het project en de ter uitvoering van het project te maken kosten blijkt;
- b.
een beschrijving van de wijze van uitvoering van het project en de te ondernemen activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
- c.
de doelstellingen van het project;
- d.
de verwachte resultaten van het project;
- e.
de verwachte realisatietermijn van het project;
- f.
de wijze waarop de resultaten van het project worden getoetst.
- a.
-
4. Indien de verwachte realisatietermijn van het project langer is dan één jaar bevat de aanvraag om subsidie tevens:
- a.
een meerjarenbegroting met een declaratieplanning per jaar;
- b.
een overzicht in de tijd van de te onderscheiden fasen van het project.
- a.
Artikel 1.7 Subsidie-arrangementen
-
1. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidies op basis van drie arrangementen:
- a.
arrangement 1: subsidies tot € 25.000;
- b.
arrangement 2: subsidies van € 25.000 tot € 125.000;
- c.
arrangement 3: subsidies van € 125.000 of meer.
- a.
-
2. Subsidieverstrekking als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vindt plaats in de vorm van een vast bedrag.
-
3. Subsidieverstrekking als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vindt plaats in de vorm van een vast bedrag of een vast bedrag voor een nog te verrichten prestatie-eenheid.
-
4. In een interventie kan op grond van de risicoanalyse, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder a, en tweede lid, van de Asv worden bepaald dat:
- a.
de regels inzake een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder a, van toepassing zijn op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b; of
- b.
dat de regels inzake een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, van toepassing zijn op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder c.
- a.
-
5. In een interventie kan worden bepaald dat:
- a.
de regels inzake een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, van toepassing zijn op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder a; of
- b.
dat de regels inzake een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder c, van toepassing zijn op een subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b.
- a.
-
6. Een vast bedrag als bedoeld in het tweede of derde lid wordt in de interventie vastgelegd.
Artikel 1.8 Subsidiabele kosten algemeen
Voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
- a.
loonkosten inclusief overheadkosten;
- b.
de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten;
- c.
bijdragen in natura in de vorm van door of namens de subsidieontvanger op geld te waarderen inbreng van producten of diensten, waar geen bonnen en betaalbewijzen voor beschikbaar zijn en die voldoen aan de criteria genoemd in artikel 67, eerste lid, van verordening 2021/1060;
- d.
afschrijvingskosten als bedoeld in artikel 67, tweede lid, van verordening 2021/1060;
- e.
andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.
Artikel 1.9 Berekening subsidiabele kosten
-
1. In afwijking van artikel 10 van de Asv worden de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 1.8 berekend door:
- a.
berekening van de subsidiabele kosten zonder vereenvoudigde kostenoptie, als bedoeld in artikel 1.9a;
- b.
berekening van de subsidiabele kosten met vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten, als bedoeld in artikel 1.9b;
- c.
berekening van de subsidiabele kosten met vereenvoudigde kostenoptie voor overige kosten, als bedoeld in artikel 1.9c.
- a.
-
2. Indien een uurtarief wordt gehanteerd als bedoeld in artikel 1.9a, eerste lid, onder a, subonderdeel i, artikel 1.9a, eerste lid, onder b of artikel 1.9c, eerste lid, onder b, kan het totale aantal voor een bepaald jaar te subsidiëren uren:
- a.
in het geval van loonkosten per werknemer niet meer bedragen dan 1.372 uren bij een voltijd dienstverband of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband;
- b.
in het geval van eigen arbeid per werknemer niet meer bedragen dan 1.372 uren.
- a.
Artikel 1.9a Berekening subsidiabele kosten zonder vereenvoudigde kostenoptie
-
1. Voor de berekening van de loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, geven Gedeputeerde Staten in een interventie één van de volgende berekeningswijzen aan:
- a.
de kosten worden berekend door:
- i.
in het geval van eigen arbeid, het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een uurtarief van € 50;
- ii.
in het geval van loonkosten, een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend overeenkomstig het tweede lid, te vermenigvuldigen met het aantal door de medewerker aan het project bestede uren, waarna dat bedrag met 15% wordt vermeerderd voor overhead; of
- i.
- b.
de kosten worden berekend door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met de volgende uurtarieven:
- i.
€ 44 voor de kosten van een projectmedewerker;
- ii.
€ 50 voor de kosten van een landbouwer;
- iii.
€ 78 voor de kosten van een adviseur;
- iv.
€ 88 voor de kosten van een projectleider of expert.
- i.
- a.
-
2. Het uurtarief, bedoeld in het eerste lid, onder a, subonderdeel ii, wordt berekend door het bruto jaarloon, vermeerderd met 44,2% voor werkgeverslasten, te delen door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek, of, in geval van een niet volledig gewerkt jaar of een medewerker die werkzaam is in deeltijd, een naar rato toegepast aantal uren.
-
3. De overige subsidiabele kosten worden vastgesteld op basis van een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht.
Artikel 1.9b Berekening subsidiabele kosten met vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten
-
1. De loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, worden berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 0,23.
-
2. De overige subsidiabele kosten worden vastgesteld op basis van een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht.
Artikel 1.9c Berekening subsidiabele kosten met vereenvoudigde kostenoptie voor overige kosten
-
1. Voor de berekening van de subsidiabele kosten geven Gedeputeerde Staten in een interventie één van de volgende berekeningswijzen aan:
- a.
de kosten worden berekend door in het geval van loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met:
- i.
voor eigen arbeid, een uurtarief van € 43;
- ii.
voor loonkosten, een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend overeenkomstig artikel 1.9a, tweede lid; en
- iii.
het totaal van de berekende kosten te vermenigvuldigen met 0,4 voor de overige kosten; of
- i.
- b.
de kosten worden berekend door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met de volgende uurtarieven:
- i.
€ 54 voor de arbeidskosten van een projectmedewerker;
- ii.
€ 60 voor de arbeidskosten van een landbouwer;
- iii.
€ 95 voor de arbeidskosten van een adviseur;
- iv.
€ 107 voor de arbeidskosten van een projectleider of expert.
- i.
- a.
-
2. Indien deelnemers aan een samenwerkingsverband de berekeningswijze als bedoeld in het eerste lid, onder a, toepassen, kunnen de overige kosten van een kennisinstelling die gebruik maakt van de integrale kostensystematiek niet worden toegerekend aan het project.
Artikel 1.9d Integrale kostensystematiek
-
1. In afwijking van artikel 1.9, eerste lid, onder a, kunnen kennisinstellingen gebruikmaken van de integrale kostensystematiek.
-
2. Indien op grond van het eerste lid wordt gekozen voor de integrale kostensystematiek, zijn artikel 12, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV subsidies en artikel 1.2, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 1.10 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
- a.
kosten die niet aantoonbaar rechtstreeks aan de activiteiten waarop de subsidie betrekking heeft zijn toe te rekenen;
- b.
kosten van rente, debetrente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, juridische advisering of bijstand ten behoeve van gerechtelijke procedures, boetes en sancties, fooien en geschenken. Personeelsactiviteiten, overboekingen en annuleringen, gratificaties en bonussen, outplacementtrajecten en representatiekosten en -vergoedingen;
- c.
kosten van handelingen ter voorbereiding van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd;
- d.
vervangingsinvesteringen;
- e.
legeskosten, tenzij deze kosten expliciet subsidiabel gesteld worden;
- f.
verrekenbare of compensabele BTW;
- g.
kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer als bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1046;
- h.
winstopslagen binnen een groep;
- i.
kosten die een deelnemer van het samenwerkingsverband in rekening brengt bij een andere deelnemer van het samenwerkingsverband;
- j.
de aankoop van landbouwproductierechten;
- k.
de aankoop van betalingsrechten;
- l.
investeringen die leiden tot een verslechtering van het dierenwelzijn;
- m.
de aankoop van dieren;
- n.
de aankoop van zaai- en pootgoed van eenjarige gewassen alsmede het planten daarvan voor een ander doel dan:
- i.
herstel van het landbouw- of bospotentieel na natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen,
- ii.
de bescherming van vee tegen grote roofdieren of van vee dat in de bosbouw in plaats van machines wordt gebruikt,
- iii.
het in het kader van de in artikel 70 van verordening 2021/2115 bedoelde verbintenissen fokken van met uitsterven bedreigde rassen als omschreven in artikel 2, punt 24, van verordening 2016/1012, of
- iv.
het in het kader van de in artikel 70 van verordening 2021/2115 bedoelde verbintenissen in stand houden van plantenrassen die worden bedreigd door genetische erosie;
- i.
- o.
de aankoop van niet-bebouwde en bebouwde grond voor een bedrag van meer dan 10% van de totale subsidiabele uitgaven van de betrokken verrichting, met uitzondering van aankoop van land ten behoeve van milieubehoud en het behoud van koolstofrijke bodems tot een maximum van 30% van de totale subsidiabele uitgaven van de betrokken verrichting;
- p.
investeringen in grootschalige infrastructuur die geen deel uitmaken van de strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling beschreven in artikel 32 van verordening 2021/1060, met uitzondering van investeringen in breedbandinfrastructuur en van preventieve acties tegen overstromingen ter bescherming van de kust, die gericht zijn op inperking van de gevolgen van mogelijke natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen;
- q.
investeringen in bebossing die niet verenigbaar zijn met de milieu- en klimaat gerelateerde doelstellingen overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer, zoals ontwikkeld in het kader van de pan-Europese richtsnoeren voor bebossing en herbebossing;
- r.
kosten van investeringen die worden gedaan om te voldoen aan een wettelijke verplichting;
- s.
kosten van investeringen met een negatief effect op de omgeving.
Artikel 1.11 Cumulatie
Onverminderd artikel 63, negende lid, van verordening 2021/1060 en artikel 36 van verordening 2021/2116 wordt, indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat volgens de toepasselijke interventie is toegestaan.
Artikel 1.12 Verdelingswijze
-
1. Gedeputeerde Staten verdelen het subsidieplafond:
- a.
op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, waarbij in aanvulling op artikel 1.2 in de interventie wordt bepaald welk minimumaantal punten de aanvraag moet halen;
- b.
op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van selectiecriteria;
- c.
op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van een investeringslijst.
- a.
-
2. Indien wordt gekozen voor verdeling van het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen:
- a.
komt de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking;
- b.
geldt, indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst;
- c.
vindt, indien het subsidieplafond op enige dag dreigt te worden overschreden en de volgorde van die aanvragen niet op grond van het tijdstip van binnenkomst kan worden vastgesteld, rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris;
- d.
wordt de trekking schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking;
- e.
wordt de subsidie verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.
- a.
-
3. Indien wordt gekozen voor verdeling van het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van selectiecriteria:
- a.
wordt de rangschikking bepaald door het totaal aantal punten dat wordt behaald op basis van de selectiecriteria;
- b.
kan per selectiecriterium 0 tot en met 5 punten worden behaald, waarbij Gedeputeerde Staten in aanvulling op artikel 1.2 in een interventie per selectiecriterium een wegingsfactor van 1, 2, 3 of 4 vaststellen;
- c.
wordt het aantal punten van een aanvraag bepaald door per selectiecriterium de score te vermenigvuldigen met de aangegeven weging van het criterium en alle zo verkregen punten op te tellen.
- a.
-
4. Tenzij in een interventie een hoger te behalen percentage is bepaald, wordt een aanvraag als bedoeld in het derde lid niet gehonoreerd indien de aanvraag minder dan 60% van het totaal aantal te behalen punten heeft behaald.
-
5. Indien wordt gekozen voor verdeling van het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen op basis van een investeringslijst:
- a.
stellen Gedeputeerde Staten in de interventie een investeringslijst vast met het aantal per investeringscategorie te behalen punten;
- b.
wordt de rangschikking bepaald door het aantal punten dat wordt behaald op basis van toepassing van de investeringslijst;
- c.
wordt bij een aanvraag bestaande uit twee of meer investeringen binnen één van de investeringscategorieën, bedoeld onder a, voor de rangschikking het aan de investeringen toegekende aantal punten opgeteld en vervolgens door het aantal investeringen gedeeld.
- a.
-
6. Indien toepassing van het derde of vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.
-
7. Indien sprake is van loting als bedoeld in het zesde lid geldt het volgende:
- a.
loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris;
- b.
de trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris;
- c.
de eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt;
- d.
de hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie;
- e.
subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.
- a.
Artikel 1.13 Adviescommissie
-
1. Gedeputeerde Staten kunnen één of meer adviescommissies instellen.
-
2. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden voorgelegd aan een adviescommissie.
Artikel 1.14 Beslistermijn
In afwijking van artikel 15 van de Asv beslissen Gedeputeerde Staten binnen 22 weken na afloop van de periode waarbinnen een aanvraag om subsidie ontvangen moet zijn.
Artikel 1.15 Verplichtingen algemeen
-
1. Onverminderd artikel 16 van de Asv doet de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband de penvoerder, onverwijld schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband op een deelnemer aan het samenwerkingsverband, van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, of tot verlening van surseance van betaling aan de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband aan een deelnemer in het samenwerkingsverband, of tot faillietverklaring van de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband van een deelnemer in het samenwerkingsverband.
-
2. De subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband de penvoerder, doet onverwijld schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten zodra aannemelijk is dat:
- a.
de subsidiabele activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of
- b.
niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
- a.
-
3. De subsidieontvanger is verplicht:
- a.
het materiaal, bedoeld in bijlage III, deel 1, punt 1.7, van verordening 2022/129, op verzoek van Gedeputeerde Staten ter beschikking te stellen;
- b.
te voldoen aan de communicatieverplichtingen zoals omschreven in bijlage III, deel 2, van verordening 2022/129;
- c.
in geval van investeringen in roerende en onroerende zaken de investering op het moment van indiening van de aanvraag tot vaststelling ten minste gebruiksklaar te hebben;
- d.
indien sprake is van een investering in infrastructuur of een productieve investering gedurende vijf jaar na de subsidievaststelling te voldoen aan de instandhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 65 van verordening 2021/1060, tenzij sprake is van een investering door een mkb-onderneming of sprake is van een investering die leidt tot door een mkb-onderneming gecreëerde banen, in welk geval de instandhoudingsverplichting drie jaar bedraagt;
- e.
zo spoedig als mogelijk, maar uiterlijk op de dag van daadwerkelijke vervreemding, bij Gedeputeerde Staten te melden:
- i.
vervreemding van de onderneming waaraan subsidie is verstrekt, of
- ii.
vervreemding van grond waarop activiteiten betrekking hebben waarvoor subsidie is verstrekt.
- i.
- a.
-
4. De subsidieontvanger of, indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, de penvoerder, voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:
- a.
de aard, inhoud en voortgang van de verrichte activiteiten;
- b.
dat de communicatieactiviteiten, bedoeld in het derde lid, onder b, worden uitgevoerd;
- c.
welke kosten in het project zijn gemaakt en betaald; en
- d.
indien loonkosten of eigen arbeid subsidiabel zijn, het aantal uren dat per persoon is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen.
- a.
-
5. De administratie wordt ten minste vijf jaar na de subsidievaststelling bewaard.
-
6. In geval van een gerechtelijke procedure wordt de administratie ten minste tien jaar na de datum van de afhandeling van de gerechtelijke procedure bewaard.
Artikel 1.16 Verplichting voortgangsverslag
-
1. Tenzij in een interventie anders is bepaald, leggen Gedeputeerde Staten bij het verlenen van subsidies van € 25.000 en hoger de verplichting op een voortgangsverslag te overleggen, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.
-
2. Tenzij in de interventie of in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald, bevat het voortgangsverslag tenminste een beschrijving van:
- a.
de uitgevoerde activiteiten;
- b.
de eventuele afwijkingen van het projectplan, alsmede de oorzaak daarvan;
- c.
de activiteiten die in het komende jaar uitgevoerd zullen worden;
- d.
de eventuele maatregelen die genomen worden om een eventuele achterstand in te lopen;
- e.
de financiële voortgang waarin tenminste is opgenomen:
- i.
een actueel kostenoverzicht in relatie tot de begroting;
- ii.
een financieringsoverzicht alsmede een overzicht van toegezegde financiering van derden;
- iii.
de financiële planning voor de resterende looptijd van de activiteiten.
- i.
- a.
Artikel 1.17 Bevoorschotting
-
1. In afwijking van artikel 23 van de Asv verstrekken Gedeputeerde Staten ambtshalve een voorschot als bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116, tenzij in een interventie anders is bepaald.
-
2. Het voorschot bedraagt ten hoogste 50% van de verleende subsidie.
Artikel 1.18 Deelbetaling
-
1. Indien sprake is van subsidieverlening van minimaal € 25.000 kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag deelbetalingen verstrekken.
-
2. Een deelbetaling voor een subsidieverlening van € 25.000 tot € 125.000 wordt verstrekt op basis van de gerealiseerde activiteiten.
-
3. Een deelbetaling voor een subsidieverlening van € 125.000 of meer wordt verstrekt op basis van gemaakte kosten en betalingen.
-
4. Tenzij in de interventie of de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald, heeft de aanvraag om een deelbetaling betrekking op minimaal 25% van de verleende subsidie of minimaal € 50.000 aan subsidie.
-
5. Voorschotten als bedoeld in artikel 1.17 en deelbetalingen als bedoeld in het eerste lid bedragen tezamen niet meer dan 90% van de verleende subsidie.
-
6. Gedeputeerde Staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot deelbetaling.
Artikel 1.19 Vaststelling subsidies arrangement 1
-
1. Een subsidie tot € 25.000 wordt door Gedeputeerde Staten ambtshalve vastgesteld.
-
2. Voorafgaand aan het vaststellen van een subsidie als bedoeld in het eerste lid toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat:
- a.
de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
- b.
aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
- a.
-
3. Gedeputeerde Staten leggen in de interventie bedoeld in hoofdstuk 2vast op welke wijze de subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, genoemd in het tweede lid, tenzij dit in de verleningsbeschikking is vastgelegd.
-
4. In afwijking van artikel 20, zesde lid, van de Asv stellen Gedeputeerde Staten een subsidie als bedoeld in het eerste lid vast binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk verricht moeten zijn, welke datum in de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen.
Artikel 1.20 Vaststelling subsidies arrangement 2
-
1. Voor een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.
-
2. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na afloop van de projectperiode.
-
3. In afwijking van artikel 21, derde lid, van de Asv kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek een afwijkende termijn geven voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling.
-
4. Bij de aanvraag tot vaststelling toont de subsidieontvanger middels een inhoudelijk verslag aan dat:
- a.
de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
- b.
aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
- a.
-
5. Gedeputeerde Staten leggen in de interventie bedoeld in hoofdstuk 2vast op welke wijze de subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, genoemd in het vierde lid, tenzij dit in de verleningsbeschikking is vastgelegd.
-
6. In afwijking van artikel 21, negende lid, van de ASV stellen Gedeputeerde Staten de subsidie vast binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
Artikel 1.21 Vaststelling subsidies arrangement 3
-
1. Voor een subsidie van € 125.000 en hoger dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.
-
2. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na afloop van de projectperiode.
-
3. In afwijking van artikel 22, derde lid, van de Asv kunnen Gedeputeerde Staten op verzoek een afwijkende termijn geven voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling.
-
4. Bij de aanvraag tot vaststelling toont de subsidieontvanger middels een inhoudelijk en financieel verslag aan dat:
- a.
de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
- b.
aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
- a.
-
5. Gedeputeerde Staten leggen in de interventie bedoeld in hoofdstuk 2vast op welke wijze de subsidieontvanger voldoet aan de verplichtingen, genoemd in het vierde lid, tenzij dit in de verleningsbeschikking is vastgelegd.
-
6. De aanvraag tot vaststelling bevat een schriftelijke verantwoording van het aantal uren gebruikt in de berekening, bedoeld in artikel 1.9a, eerste lid, en artikel 1.9c, eerste lid.
-
7. De aanvraag tot vaststelling omvat een financieel verslag met, indien voorgeschreven in de interventie of de verleningsbeschikking, een rapport van feitelijke bevindingen van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent over de in artikel 4:45 van de Awb bedoelde voorschriften.
-
8. Met betrekking tot het door de subsidieontvanger bij de verantwoording te overleggen rapport van bevindingen, bedoeld in het vijfde lid, kunnen Gedeputeerde Staten nadere regels stellen voor wat betreft de gewenste reikwijdte, het object en de diepgang van de controle.
-
9. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
Artikel 1.22 Wijzigingsverzoeken
-
1. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek de beschikking tot subsidieverlening wijzigen.
-
2. Indien sprake is van een essentiële wijziging dient het verzoek bedoeld in het eerste lid te worden ingediend voordat gestart is met de uitvoering van de activiteiten waarvoor een wijziging wordt gevraagd.
-
3. Een verzoek tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening wordt niet gehonoreerd indien de wijziging:
- a.
zou leiden tot een activiteit die op grond van hoofdstuk 2 niet subsidiabel is;
- b.
zou leiden tot een lager aantal punten dan het minimum aantal punten dat op grond van een interventie noodzakelijk was om voor subsidie in aanmerking te komen;
- c.
zou leiden tot een lagere plaats op de rangschikking dan de plaats waarop het subsidieplafond werd bereikt; of
- d.
zou leiden tot een hoger subsidiebedrag dan verleend;
- e.
wordt ingediend na afloop van de projectperiode.
- a.
Artikel 1.23 Belastingdienst en gegevensverstrekking informatieverplichting openbaarmaking
-
1. De Belastingdienst kan voor de uitvoering van deze regeling het btw-nummer van de aanvrager bekend maken aan Gedeputeerde Staten.
-
2. Over de periode van 16 oktober (jaar t-1) tot en met 15 oktober (jaar t) worden de gegevens openbaar gemaakt over de subsidies van het Elfpo voor toepassing van artikel 98, tweede tot en met vierde lid, van verordening 2021/2116.
-
3. De in het tweede lid bedoelde gegevens worden ontleend aan de financiële administratie van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten behoeve van het Elfpo.
-
4. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, worden uiterlijk 31 mei (jaar t+1) openbaar gemaakt.
Hoofdstuk 2 Interventies
Paragraaf 1 Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering
(gereserveerd)
Paragraaf 2 Productieve investeringen groen- blauw en dierenwelzijn
Artikel 2.2.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
kleinschalige windmolens: turbines met een tiphoogte tot maximaal 15 meter en een vermogen tot maximaal 20 kW die windenergie omzetten in elektriciteit door middel van een generator ten behoeve van gebruik op het eigen bedrijf;
landbouwbedrijf: alle bij de Kamer van Koophandel ingeschreven eenheden op het grondgebied van Nederland die worden gebruikt voor landbouwactiviteiten als bedoeld in bijlage 1 bij het Verdrag van de werking van de Europese Unie, en door een landbouwer worden beheerd;
zelfrijdende machine: werktuig gecombineerd met een voertuig met een eigen aandrijving, dat voorzien is van een motor en dat geen bestuurder behoeft.
Artikel 2.2.2 Criteria Jonge landbouwer
-
1. Een jonge landbouwer is iemand die:
- a.
jonger is dan 40 jaar op 31 december van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd;
- b.
bedrijfshoofd is op het tijdstip van de aanvraag om subsidie, wat betekent dat hij:
- i.
als natuurlijk persoon een landbouwbedrijf uitoefent in eigen naam;
- ii.
mede belast is met de dagelijkse bedrijfsvoering;
- iii.
als natuurlijk persoon langdurige blokkerende zeggenschap heeft als bestuurder van een rechtspersoon, beherende vennoot, maat in de maatschap of als bestuurder van een vereniging of stichting; en
- iv.
een landbouwdiploma of bewijs van vakbekwaamheid heeft, bestaande uit:
- 1º.
een diploma of een getuigschrift van een basisopleiding landbouw, tuinbouw of aanverwant op mbo-, hbo- of wo-niveau; of
- 2º.
een bewijs van ten minste 2 jaar aantoonbare ervaring met land- en tuinbouwproductie op het tijdstip van de aanvraag om subsidie, aangevuld met een diploma of een getuigschrift van een cursus op het gebied van bedrijfsovername, agrarische bedrijfsvoering of aanverwant.
- 1º.
- i.
- a.
-
2. Van langdurige blokkerende zeggenschap als bedoeld in het eerste lid, onder b, subonderdeel iii, is sprake als de jonge landbouwer ten minste een blokkerende zeggenschap heeft ter zake van ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan 25.000 euro.
-
3. Van langdurige blokkerende zeggenschap als bedoeld in het eerste lid, onder b, subonderdeel iii, is geen sprake als:
- a.
de jonge landbouwer een commanditaire vennoot van het betreffende landbouwbedrijf is; of
- b.
de door alle maten of vennoten ondertekende schriftelijke overeenkomst door elk der partijen eenzijdig kan worden gewijzigd of opgezegd.
- a.
Artikel 2.2.3 Subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
- a.
productieve investeringen groen- blauw of dierenwelzijn door landbouwers, niet zijnde jonge landbouwers, gericht op water;
- b.
productieve investeringen groen- blauw of dierenwelzijn door landbouwers, niet zijnde jonge landbouwers, gericht op natuur of landbouw;
- c.
productieve investeringen groen- blauw of dierenwelzijn door jonge landbouwers.
- a.
-
2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:
- a.
matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;
- b.
bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;
- c.
het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen;
- d.
verbetering van dierenwelzijn.
- a.
Artikel 2.2.4 Aanvrager
-
1. Subsidie kan worden verstrekt aan landbouwers of een samenwerkingsverband van landbouwers.
-
2. Indien een samenwerkingsverband van landbouwers bestaat uit landbouwers, niet zijnde jonge landbouwers, en jonge landbouwers, vallen de activiteiten onder artikel 2.2.3, eerste lid, onder a of b.
Artikel 2.2.5 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie geweigerd indien de aanvrager in hetzelfde aanvraagtijdvak al een aanvraag om subsidie heeft ingediend op grond van deze paragraaf.
Artikel 2.2.6 Aanvraagvereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
een aanvraag om subsidie heeft betrekking op ten hoogste drie investeringscategorieën als bedoeld in bijlage 1;
- b.
in afwijking van onderdeel a heeft de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid onder a, betrekking op één investering opgenomen in de investeringslijst in bijlage 1, hoofdstuk Water, investeringscategorie 6;
- c.
een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder b, betreft een of meer investeringen opgenomen in de investeringslijst in bijlage 1, uitgezonderd hoofdstuk Water, investeringscategorie 6;
- d.
een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder c, betreft een of meer investeringen opgenomen in de investeringslijst in bijlage 1;
- e.
in afwijking van artikel 1.6, derde lid, bevat de aanvraag geen projectplan;
- f.
als de aanvraag wordt ingediend door een landbouwer met een biologische bedrijfsvoering wordt, in aanvulling op artikel 1.6, de aanvraag vergezeld van een erkend certificaat of kwaliteitskeurmerk waaruit dit blijkt;
- g.
als de aanvraag wordt ingediend door een landbouwer die in omschakeling is naar biologische landbouw wordt, in aanvulling op artikel 1.6, de aanvraag vergezeld van het inschrijfnummer en documentatie van een certificerende instantie ter onderbouwing dat de bedrijfsomschakeling is gestart.
Artikel 2.2.7 Subsidiabele kosten
-
1. In afwijking van artikel 1.8 komen alleen kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a, b of e, voor subsidie in aanmerking.
-
2. Loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8,, onder a en b, worden berekend op basis van artikel 1.9a, eerste lid, onder a.
Artikel 2.2.8 Niet subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.10 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
- a.
abonnementen op software updates of servicecontracten;
- b.
apparatuur benodigd voor het aflezen van ICT en sensortechniek, waaronder computers, laptops, tablets en smartphones.
Artikel 2.2.9 Aanvraagtijdvak
Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2.3 worden ingediend van 1 februari 2024, 9:00 uur, tot en met 18 maart 2024, 17:00 uur.
Artikel 2.2.10 Subsidieplafond
-
1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder a, voor de periode, genoemd in artikel 2.2.9, vast op:
- a.
€ 564.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas;
- b.
€ 564.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheergebied van het Waterschap Dommel;
- c.
€ 564.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheergebied van het Waterschap Brabantse Delta;
- d.
€ 564.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheergebied van Waterschap Rivierenland.
- a.
-
2. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder b, voor de periode, genoemd in artikel 2.2.9 vast op € 1.204.000.
-
3. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder c, voor de periode, genoemd in artikel 2.2.9 vast op € 1.420.000.
Artikel 2.2.11 Subsidiehoogte
-
1. Voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder a of b, bedraagt de subsidie 40% van de subsidiabele kosten.
-
2. Voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder c, bedraagt de subsidie 55% van de subsidiabele kosten
-
3. In afwijking van het tweede lid bedraagt de subsidie 40% van de subsidiabele kosten als de aanvraag is ingediend door een samenwerkingsverband van landbouwers en jonge landbouwers.
-
4. De subsidie bedraagt maximaal € 50.000.
-
5. Geen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag lager is dan:
- a.
€ 10.000 voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder a; of
- b.
€ 8.000 voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.2.3, eerste lid, onder b of c.
- a.
Artikel 2.2.12 Rangschikking
-
1. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de investeringslijst in bijlage 1
-
2. Bij de rangschikking wordt aan landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend.
-
3. Alleen door middel van een erkend certificaat of kwaliteitskeurmerk kan een landbouwer aantonen dat hij over een biologische bedrijfsvoering beschikt.
-
4. Een landbouwer die in omschakeling is naar biologische landbouw kan dit aantonen door een inschrijfnummer en documentatie van een certificerende instantie te overleggen waaruit blijkt dat hij is gestart met de bedrijfsomschakeling.
Artikel 2.2.13 Wijzigingsverzoeken
In afwijking van artikel 1.22 is een wijziging niet mogelijk indien dit een wijziging van een investeringscategorie als bedoeld in bijlage 1 betreft.
Artikel 2.2.14 Vaststelling
In afwijking van artikel 1.19 en artikel 1.20 wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen één jaar na dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 2.2.15 Verantwoording
-
1. Subsidies worden op basis van artikel 1.7, vijfde lid, vastgesteld op basis van artikel 1.20.
-
2. De subsidieontvanger toont aan dat de verplichting, genoemd in artikel 1.20, vierde lid, onder b, is voldaan door middel van een foto van de gerealiseerde investering.
Artikel 2.2.16 Bevoorschotting en deelbetaling
-
1. Gedeputeerde Staten verstrekken ambtshalve een voorschot, als bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116, van 50%,
-
2. Gedeputeerde Staten verstrekken geen deelbetalingen als bedoeld in artikel 1.18.
Paragraaf 3 niet-productieve investeringen op landbouwbedrijven
(gereserveerd)
Paragraaf 4 Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven
Artikel 2.4.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
agroforestry: landbouwsystemen en -praktijken die houtige meerjarige planten, te weten bomen en struiken, bewust combineren op hetzelfde stuk land waar ook andere landbouwgewassen worden geteeld of veehouderij plaatsvindt, waardoor een ecologische en economische wisselwerking plaats tussen houtige en niet-houtige onderdelen van landbouwsystemen;
ambitiekaart: kaart opgenomen bij het Natuurbeheerplan waarop de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur met daarbij de aanduiding van de kwaliteit per natuurbeheertype of landschapselement, te raadplegen via https://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/natuurbeheerplan;
bosrevitalisering: beheer gericht op het herstel van bodem en hydrologie en op het bijsturen van de boomsoortensamenstelling en bosstructuur in natuurbossen;
bossen op arme zandgronden: bossen aangeduid als natuurbeheertypen N15.02, N17.02 of N01.04 op de ambitiekaart;
bossen op rijkere zandgronden: bossen aangeduid als natuurtypen N14.01, N14.02, N14.03 of N17.01, op de ambitiekaart;
ecologische kwaliteitsdoelen: gewenste ecologische waterkwaliteit, waarmee een goede leefomgeving voor planten en dieren wordt gecreëerd in een KRW-waterlichaam;
extensieve omvorming: in relatief lage aantallen vervangende boomsoorten en struiksoorten aanbrengen;
file geodatabase: specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;
hydrologische maatregel: maatregel gericht op het veranderen van de inrichting of het beheer van het watersysteem ten behoeve van het realiseren van een gezond bosecosysteem binnen het projectgebied;
intensieve omvorming: in relatief hoge dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;
KRW: kaderrichtlijn water, richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327), zoals deze is gewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG (PbEG L 331) en met inbegrip van wijzigingen uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de richtlijn, doch voor het overige naar de tekst zoals deze bij de richtlijn is vastgesteld;
KRW-waterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de KRW;
OAD netwerk: netwerk van oude, aftakelende en dode bomen;
standaard omvorming: in standaard dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;
steenmeel: fijngemalen gesteente dat gebruikt wordt als bodemverbeteraar en meststof ineen, waardoor de bodemvruchtbaarheid en de bodemstructuur verbeteren.
Artikel 2.4.2 Subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie kan worden verstrekt voor:
- a.
niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven gericht op herstelmaatregelen voor natuur of biodiversiteit;
- b.
niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven gericht op herstelmaatregelen voor water.
- a.
-
2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:
- a.
matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;
- b.
bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;
- c.
het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen.
- a.
Artikel 2.4.3 Aanvrager
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, kan worden verstrekt aan:
- a.
natuurlijke en rechtspersonen;
- b.
samenwerkingsverbanden van natuurlijke en rechtspersonen.
- a.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, kan worden verstrekt aan waterschappen.
Artikel 2.4.4 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1.5 wordt subsidie geweigerd indien het project is gericht op bosrevitalisering die agroforestry betreft.
Artikel 2.4.5 Aanvraagvereisten
-
1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
het project heeft een directe link met de landbouw, blijkend uit een van de volgende criteria:
- i.
het project wordt uitgevoerd op landbouwgrond;
- ii.
het project wordt uitgevoerd op gronden waar jaarlijks een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd;
- iii.
het project wordt op andere grond dan landbouwgrond uitgevoerd, maar heeft wel een rechtstreeks verband met een landbouwactiviteit;
- i.
- b.
in afwijking van artikel 1.6, tweede en derde lid, bevat de aanvraag een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen:
- i.
op welke wijze het project voldoet aan de eisen uit deze paragraaf;
- ii.
een begroting van de kosten van de activiteit;
- iii.
een toelichting op de begroting;
- iv.
een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit;
- v.
de afbakening van het projectgebied en een toelichting daarop;
- vi.
een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.
- i.
- a.
-
2. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocatie of de projectlocaties;
- b.
het project wordt uitgevoerd op het platteland;
- c.
het project is gericht op bosrevitalisering ten behoeve van het behoud en herstel van prioritaire soorten en hun leefgebied die door stikstofdepositie uit de landbouw zijn aangetast;
- d.
voor het te revitaliseren projectgebied is niet eerder subsidie verstrekt ten behoeve van bosrevitalisering;
- e.
indien het project gericht is op revitalisering van bossen op arme zandgronden kan het project hydrologische maatregelen omvatten en worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:
- i.
5% per hectare voor intensieve omvorming;
- ii.
45% per hectare voor standaard omvorming;
- iii.
40% per hectare voor extensieve omvorming;
- iv.
10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;
- v.
een behandeling van 90% van het projectgebied met steenmeel, uitgaande van 10 ton per volledig te behandelen hectare;
- i.
- f.
indien het project gericht is op revitalisering van bossen op rijkere zandgronden kan het project hydrologische maatregelen en behandeling van het projectgebied met steenmeel omvatten en worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:
- i.
50% per hectare voor standaard omvorming;
- ii.
40% per hectare voor extensieve omvorming;
- iii.
10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;
- i.
- h.
de projectperiode eindigt uiterlijk op 30 juni 2028;
- i.
indien het project gericht is op herstel van leefgebied, bevat de aanvraag een monitoringsplan.
- a.
-
3. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, in aanmerking te komen, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan de volgende vereisten:
- a.
het project wordt uitgevoerd in of komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant;
- b.
het project komt ten goede aan het platteland of de agrarische sector;
- c.
de projectperiode eindigt uiterlijk op 31 december 2027;
- d.
het project is gericht op een of meer van de volgende doelen:
- i.
het nemen van beekherstelmaatregelen in een KRW-waterlichaam ten behoeve van de ecologische kwaliteitsdoelen zoals gesteld in de KRW;
- ii.
het nemen van kreekherstelmaatregelen in een KRW-waterlichaam ten behoeve van de ecologische kwaliteitsdoelen zoals gesteld in de KRW;
- iii.
het opheffen van knelpunten voor vismigratie in een KRW-waterlichaam ten behoeve van de ecologische kwaliteitsdoelen zoals gesteld in de KRW.
- i.
- a.
Artikel 2.4.6 Subsidiabele kosten
-
1. In afwijking van artikel 1.8 komen voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, de alleen kosten bedoeld in artikel 1.8, onder a, b of e, voor subsidie in aanmerking die betrekking hebben op:
- a.
kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken;
- b.
kosten van verwerving of leasing van bebouwde en onbebouwde grond tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten, waarbij voor grondverwerving de volgende vereisten gelden:
- i.
de grond is gelegen buiten het Natuurnetwerk Brabant;
- ii.
de grondverwerving is noodzakelijk om uitvoeringsmaatregelen onder deze paragraaf te kunnen treffen;
- iii.
de grond wordt verworven tegen een marktconforme prijs.
- i.
- c.
kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;
- d.
kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;
- e.
kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;
- f.
kosten van haalbaarheidsstudies als bedoeld in artikel 2, punt 87, van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, tot een maximum van € 50.000 per projectlocatie;
- g.
kosten van bodemonderzoek, bestaande uit analyse van de bodemtoestand bij toepassing van nutriëntengift om de aard en de dosis van de nutriëntengift te bepalen;
- h.
loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, van bij de uitvoering van het project betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt.
- a.
-
2. Kosten die betrekking hebben op uitvoeringswerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met e, zijn subsidiabel:
- a.
tot een maximum van € 2.560 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van bossen op arme zandgronden betreft, exclusief de kosten voor steenmeel;
- b.
tot een maximum van € 2.340 per hectare, indien het kosten voor steenmeel betreft;
- c.
tot een maximum van € 1.800 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van bossen op rijkere zandgronden betreft.
- a.
-
3. Kosten als bedoeld in het eerste lid, onder h, worden berekend op basis van artikel 1.9a, eerste lid, onder a.
-
4. De subsidiabele maximumbedragen per hectare, genoemd in het tweede lid, onder a en c, betreffen een aanplant in bestaand bos van 50% van het projectgebied, waarbij de subsidiabele maximumbedragen per hectare evenredig afnemen, met de afname van het percentage dat de subsidieaanvrager eventueel minder dan 50% aanplant.
-
5. In afwijking van artikel 1.8 komen voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, alleen kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a, b of e, voor subsidie in aanmerking.
-
6. Kosten als bedoeld in het vijfde lid die kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, betreffen, worden berekend op basis van artikel 1.9b.
Artikel 2.4.7 Niet subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.10 komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 2.4.8 Subsidiepercentage en subsidiehoogte
-
1. De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.
-
2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit.
-
3. Geen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag lager is dan:
- a.
€ 125.000 voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a; of
- b.
€ 700.000 voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b.
- a.
Artikel 2.4.9 Aanvraagtijdvak
-
1. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, worden ingediend van 1 februari 2024, 9:00 uur, tot en met 1 april 2024, 17:00 uur.
-
2. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, worden ingediend van 1 februari 2024, 9:00 uur, tot en met 28 oktober 2024, 17:00 uur.
Artikel 2.4.10 Subsidieplafond
-
1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, voor de periode, genoemd in artikel 2.4.9 vast op € 3.157.000.
-
2. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, voor de periode, genoemd in artikel 2.4.9, vast op:
- a.
€ 2.918.616 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Aa en Maas;
- b.
€ 2.918.616 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap De Dommel;
- c.
€ 2.918.616 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta;
- d.
€ 729.654 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Rivierenland.
- a.
Artikel 2.4.11 Rangschikking
-
1. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de volgende criteria:
- a.
mate van effectiviteit;
- b.
de haalbaarheid van de activiteit;
- c.
de mate van urgentie;
- d.
de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.
- a.
-
2. Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.
-
3. Indien de aanvraag een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, betreft, hebben de selectiecriteria bedoeld in het eerste lid een wegingsfactor van 1.
-
4. Indien de aanvraag een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, betreft, hebben de selectiecriteria bedoeld in het eerste lid de volgende wegingsfactor:
- a.
mate van effectiviteit: 4;
- b.
de haalbaarheid van de activiteit: 1;
- c.
de mate van urgentie: 3;
- d.
de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit: 1.
- a.
-
5. Bij het beoordelen van de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, wordt bijlage 2 toegepast bij het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c.
Artikel 2.4.12 Verplichtingen
-
1. In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, verplicht het project uiterlijk 30 juni 2028 af te ronden.
-
2. In aanvulling op artikel 1.15 is de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder b, verplicht het project uiterlijk 31 december 2027 af te ronden.
-
3. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid of tweede lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging tot uiterlijk 31 december 2028.
Artikel 2.4.13 Verantwoording
In aanvulling op artikel 1.21 overlegt de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, onder a, aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase met de exacte locatie van de uitgevoerde maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant.
Artikel 2.4.14 Bevoorschotting
Gedeputeerde Staten verstrekken ambtshalve een voorschot, zoals bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116, van 50%,
Paragraaf 5 Samenwerking voor innovatie in het kader van EIP
(gereserveerd)
Paragraaf 6 Samenwerking integrale gebiedsontwikkeling
(gereserveerd)
Paragraaf 7 Samenwerking voor plattelandsontwikkeling-LEADER – Uitvoering projecten LOS
Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
LAG: lokale actiegroep als bedoeld in artikel 33 van verordening 2021/1060;
LEADER: vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 31 van Verordening (EU) 2021/1060;
LOS: strategie voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel c, en artikel 32 van verordening 2021/1060.
Artikel 2.7.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van projecten die passen binnen:
- a.
de LOS de Brabantse Peel;
- b.
de LOS het Groene Woud; en
- c.
de LOS Kempenland-West.
Artikel 2.7.3 Aanvrager
-
1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder a, kan worden aangevraagd door:
- a.
rechtspersonen;
- b.
natuurlijke personen;
- c.
samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.
- a.
-
2. Subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder b, kan worden aangevraagd door:
- a.
rechtspersonen;
- b.
ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid;
- c.
samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen;
- d.
natuurlijke personen indien de aanvraag een aanjaagfaciliteit betreft .
- a.
-
3. Subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder c, kan worden aangevraagd door:
- a.
rechtspersonen;
- b.
samenwerkingsverbanden van rechtspersonen.
- a.
Artikel 2.7.4 Subsidievereisten aanvraag
-
1. Onverminderd artikel 1.6:
- a.
bevat de aanvraag een cofinancieringsverklaring waaruit blijkt dat een gemeente of waterschap:
- i.
12,90% bijdraagt aan het subsidiebedrag bij een subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder a;
- ii.
13,33% bijdraagt aan het subsidiebedrag bij een subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder b of c;
- i.
- b.
Indien de subsidie wordt aangevraagd door een onderneming, overlegt deze gegevens waarmee de subsidieaanvrager kan aantonen dat de onderneming een mkb-onderneming is als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;
- c.
voldoet een aanvraag aan de eisen in hoofdstuk 7 van de betreffende LOS;
- d.
behaalt een aanvraag de minimale puntenaantallen in bijlage 3 zoals die gelden voor de betreffende LOS.
- a.
-
2. Onverminderd het eerste lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag de opdrachtbevestiging indien sprake is van voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 2.7.5, derde lid.
Artikel 2.7.5 Subsidiabele kosten
-
1. Alleen kosten als bedoeld in artikel 1.8 die direct verband houden met het uitvoeren van positief door de LAG beoordeelde projecten die passen binnen een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS komen voor subsidie in aanmerking.
-
2. In afwijking van het eerste lid worden de kosten niet berekend op basis van artikel 1.9a, eerste lid onder b, of artikel 1.9c, eerste lid onder b.
-
3. In afwijking van artikel 1.10, onder c en e, komen de volgende kosten van handelingen ter voorbereiding van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd voor subsidie in aanmerking:
- a.
kosten voor het voorbereiden, opstellen of indienen van de aanvraag;
- b.
legeskosten.
- a.
-
4. Kosten als bedoeld in het derde lid komen voor subsidie in aanmerking indien de handelingen zijn verricht en, indien van toepassing, daartoe opdracht is verleend uiterlijk één jaar voordat de subsidieaanvraag is ingediend.
-
5. De kosten, bedoeld in het derde lid, maken maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten uit.
-
6. Onverminderd het vierde lid zijn legeskosten als bedoeld in artikel 1.10, onder e, na indiening van de aanvraag subsidiabel.
-
7. Onverminderd het eerste lid geldt dat bijdragen in natura bestaande uit onbetaalde arbeid van vrijwilligers subsidiabel zijn tegen een tarief van € 22 per uur.
Artikel 2.7.6 Aanvraagtijdvak
Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 worden ingediend van 18 april 2024, 9:00 uur, tot en met 7 januari 2025, 17:00 uur.
Artikel 2.7.7 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies:
- a.
als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder a, voor de periode, genoemd in artikel 2.7.6, vast op:
- 1º.
€ 140.486,65 voor subsidies waarbij de aangevraagde subsidie minder dan € 15.000 bedraagt;
- 2º.
€ 327.802,18 voor subsidies waarbij de aangevraagde subsidie € 15.000 of meer bedraagt;
- 1º.
- b.
als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder b, voor de periode, genoemd in artikel 2.7.6, vast op:
- 1º.
€ 120.822,21 voor subsidies waarbij de aangevraagde subsidie minder dan € 12.500 bedraagt;
- 2º.
€ 138.945,54 voor subsidies waarbij de aangevraagde subsidie meer dan € 12.499 en minder dan € 25.000 bedraagt;
- 3º.
€ 193.315,53 voor subsidies waarbij de aangevraagde subsidie € 25.000 of meer bedraagt;
- 1º.
- c.
als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder c, voor de periode, genoemd in artikel 2.7.6, vast op:
- 1º.
€ 143.380,79 voor subsidies waarbij de aangevraagde subsidie minder dan € 25.000 bedraagt;
- 2º.
€ 309.702,50 voor subsidies waarbij de aangevraagde subsidie € 25.000 of meer bedraagt.
- 1º.
Artikel 2.7.8 Subsidiehoogte
-
1. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder a:
- a.
bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten indien de subsidiehoogte minder dan € 15.000 bedraagt;
- b.
bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten indien de subsidiehoogte € 15.000 of meer bedraagt;
- c.
bedraagt minimaal € 3.000 en maximaal € 125.000.
- a.
-
2. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder b:
- a.
bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten;
- b.
kan, in afwijking van onderdeel a, op basis van de score op de selectiecriteria bedoeld in artikel 2.7.9, aanhef en onder b, worden bijgesteld tot maximaal 80% van de totale subsidiabele kosten;
- c.
bedraagt, in afwijking van onderdeel b, maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten indien stap 5 in bijlage 5 behorende bij de LOS het Groene Woud is gevolgd;
- d.
bedraagt maximaal € 2.000 indien de aanvraag een aanjaagfaciliteit betreft;
- e.
bedraagt minimaal € 5.000 en maximaal € 100.000 indien de aanvraag geen aanjaagfaciliteit betreft.
- a.
-
3. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder c:
- a.
bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten indien de subsidiehoogte minder dan € 25.000 bedraagt;
- b.
bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten indien de subsidiehoogte € 25.000 of meer bedraagt;
- c.
bedraagt minimaal € 5.000 en maximaal € 200.000.
- a.
-
4. In afwijking van het eerste lid, onder a, het tweede lid, onder b, of het derde lid, onder a bedraagt de subsidiehoogte voor productieve investeringen maximaal 65% van de totale subsidiabele kosten.
Artikel 2.7.9 Selectie van aanvragen
Op grond van artikel 1.12, eerste lid, onder a, vindt selectie van activiteiten die:
- a.
voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder a, in aanmerking komen plaats door de LAG op basis van selectiecriteria als opgenomen in hoofdstuk 1 van bijlage 3;
- b.
voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder b, in aanmerking komen plaats door de LAG op basis van selectiecriteria als opgenomen in hoofdstuk 2 van bijlage 3;
- c.
voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder c, in aanmerking komen plaats door de LAG op basis van selectiecriteria als opgenomen in hoofdstuk 3 van bijlage 3.
Artikel 2.7.10 Verplichtingen
-
1. Onverminderd artikel 1.15:
- a.
is de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder a, verplicht:
- 1º.
het project uiterlijk een jaar na de subsidieverlening af te ronden indien de subsidie minder dan € 15.000 bedraagt;
- 2º.
het project uiterlijk drie jaar na de subsidieverlening af te ronden indien de subsidie € 15.000 of meer bedraagt;
- 1º.
- b.
is de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder b, verplicht het project uiterlijk twee jaar na de subsidieverlening af te ronden;
- c.
is de subsidieontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2, aanhef en onder c, verplicht:
- 1º.
het project uiterlijk twee jaar na de subsidieverlening af te ronden indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt;
- 2º.
Het project uiterlijk drie jaar na de subsidieverlening af te ronden indien de subsidieverlening € 25.000 of meer bedraagt.
- 1º.
- a.
-
2. Onverminderd het eerste lid is het project uiterlijk 31 december 2028 afgerond.
-
3. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging van ten hoogste een jaar en tot uiterlijk 31 december 2028.
Artikel 2.7.11 Verantwoording
Subsidies tot € 125.000 worden op basis van artikel 1.7, vijfde lid, vastgesteld op basis van artikel 1.20.
Artikel 2.7.12 Bevoorschotting
Gedeputeerde Staten verstrekken ambtshalve een voorschot, als bedoeld in artikel 44 van verordening 2021/2116, van 50%.
Paragraaf 8 Samenwerking voor plattelandsontwikkeling-LEADER – kosten voor
het beheer, de monitoring en de evaluatie van de LOS en de dynamisering ervan
Artikel 2.8.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
LAG: lokale actiegroep als bedoeld in artikel 33 van verordening 2021/1060;
LOS: strategie voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder c, en artikel 32 van verordening 2021/1060.
Artikel 2.8.2 Subsidiabele activiteit
-
1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onder c, van verordening 2021/1060.
-
2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.
Artikel 2.8.3 Aanvrager
Subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2 kan worden verstrekt aan:
- a.
een LAG;
- b.
rechtspersonen;
- c.
ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid.
Artikel 2.8.4 Subsidiabele kosten
-
1. Alleen kosten als bedoeld in artikel 1.8 die direct verband houden met de subsidiabele activiteit komen voor subsidie in aanmerking.
-
2. In afwijking van artikel 1.5, onder i, wordt subsidie niet geweigerd indien reeds is gestart met de uitvoering van de activiteiten voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.
-
3. Kosten als bedoeld in het eerste lid worden berekend op basis van artikel 1.9b.
-
4. Kosten als bedoeld in het eerste lid kunnen subsidiabel zijn vanaf de datum dat Gedeputeerde Staten de LOS hebben goedgekeurd.
-
5. Kosten als bedoeld in het eerste lid zijn subsidiabel tot en met 31 december 2028.
Artikel 2.8.5 Subsidiehoogte
-
1. De subsidie als bedoeld in artikel 2.8.2 bedraagt maximaal 25% van de totale overheidsbijdrage aan de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde LOS.
-
2. De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.
Artikel 2.8.6 Verdelingswijze
In afwijking van artikel 1.12, eerste lid, onderdeel a, wordt het subsidieplafond verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
Artikel 2.8.7 Aanvraagtijdvak
Aanvragen voor subsidie als bedoel in artikel 2.8.2 worden ingediend van 8 januari 2024, 9:00 uur, tot en met 26 februari 2024, 17:00 uur.
Artikel 2.8.8 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 2.8.7, vast op:
- a.
€ 604.111 voor projecten in het gebied van LOS Het Groene Woud.
- b.
€ 604.111 voor projecten in het gebied van LOS Kempenland-West;
- c.
€ 543.289 voor projecten in het gebied van LOS De Brabantse Peel.
Artikel 2.8.9 Bevoorschotting en betaling
Conform artikel 1.17 zal ambtshalve een voorschot van 50% van het verleende subsidiebedrag worden verstrekt.
Artikel 2.8.9 Verplichtingen specifiek
In aanvulling op artikel 1.15 voert de subsidieontvanger de activiteiten, bedoeld in artikel 2.8.2 uit tot en met 31 december 2029, ook als het ontvangen subsidiebedrag reeds eerder is besteed.
Paragraaf 9 Samenwerking voor plattelandsontwikkeling-LEADER – Voorbereiding LOS GLB 2028-2034
(gereserveerd)
Paragraaf 10 Kennis en informatie
(gereserveerd)
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen
Artikel 3.1 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 3.2 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant.
Ondertekening
’s-Hertogenbosch, 12 december 2023
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. P.J. Buijtels
Bijlage 1 behorende bij artikel 2.2.4 van de Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant
|
|
Water |
|
Cat. |
Investering |
Wel/niet subsidiabel |
Pnt |
2 |
Stuwen |
Subsidiabel De aanschaf en aanleg van:
|
17 |
5 |
Waterbesparende precisieberegening en irrigatie |
Omschrijving Investeringen in gerichte beregenings- en bevloeiingssystemen die resulteren in een reductie van het watergebruik voor het geïrrigeerde areaal. Subsidiabel De aanschaf en aanleg van:
Niet subsidiabel
|
18 |
6 |
Waterbeheervoorzieningen ter verlaging van risico’s van verontreiniging door erfafspoeling bij een veehouderij of door afvalwater uit de veehouderij, akkerbouw, bloembollen-, boom-, fruit-, vollegronds- of bedekte teelt |
Subsidiabel Aanschaf en aanleg/installatie van:
Niet subsidiabel
|
16 |
|
|
Biodiversiteit en biologische bestrijding |
|
Cat. |
Investering |
Wel/niet subsidiabel |
Pnt |
1 |
Autonome en semi-autonome niet-chemische bestrijding |
Subsidiabel Aanschaf van:
Niet subsidiabel
|
17 |
2 |
Strokenteelt en vaste rijpaden |
Subsidiabel Aanschaf van:
|
17 |
3 |
Agroforestry |
Omschrijving Teelt van houtige gewassen (bomen en struiken) gecombineerd met veeteelt, groenteteelt of akkerbouw op hetzelfde perceel landbouwgrond. De houtige gewassen zijn bedoeld voor de productie van fruit, noten of bessen. Subsidiabel Aanschaf en aanleg/aanplant van:
Niet subsidiabel
|
18 |
4 |
Vermindering bodemverdichting door ondiepe, niet-kerende grondbewerking |
Omschrijving Systemen, machines, werktuigen die gericht zijn op en gebruikt worden voor niet-kerende, ondiepe bodembewerking en het oppervlakkig vermengen van gewasresten, waar mogelijk in combinatie met direct zaaien, poten of planten. Subsidiabel Aanschaf van:
Niet subsidiabel
|
14 |
5 |
Onkruid-, plaag- en ziektebestrijding |
Subsidiabel Aanschaf van:
Weed seed crusher |
15 |
6 |
Verwerken bedrijfsgewassen tot krachtvoer en/of meststoffen |
Subsidiabel
Niet subsidiabel
Opmerking
|
18 |
7 |
Verwerken en toepassen van organisch restmateriaal |
Omschrijving Investeringen die specifiek bedoeld zijn voor de verwerking van organisch restmateriaal met als doel het verhogen van bodemkwaliteit, zoals materieel voor het maaien en ophalen van slootkanten, het verwerken en toepassen van gewasresten, maaisel van slootkanten, bermen of natuurterreinen, slootbagger of compost hiervan. Subsidiabel
Niet subsidiabel
|
18 |
|
|
Energie en klimaat |
|
Cat. |
Investering |
Wel/niet subsidiabel |
Pnt |
1 |
Machines of werktuigen met elektrische of waterstof aandrijving gericht op het uitoefenen van landbouwgerichte activiteiten |
Subsidiabel Aanschaf en aanleg van:
Niet subsidiabel
|
12 |
2 |
Aanpassing klimaatverandering |
Subsidiabel Aanschaf en installatie/aanleg van:
|
18 |
3 |
Duurzame energie en warmtewinning |
Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
Niet-subsidiabel
|
17 |
4 |
Vergistingsinstallaties voor plantaardig materiaal |
Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
Niet subsidiabel
|
18 |
|
|
Veehouderij |
|
Cat. |
Investering |
Wel/niet subsidiabel |
Pnt |
1 |
Comfortabele ligplaatsen voor melkrundveehouderij (incl. vrouwelijk jongvee) |
Subsidiabel Aanschaf en aanleg van:
Niet subsidiabel
|
18 |
2 |
Digitale voorzieningen voor weidegang |
Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
|
18 |
3 |
Mestverwerkingssystemen |
Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
Niet subsidiabel
Opmerkingen
|
16 |
4 |
Mechanische Mestscheidingsinstallatie |
Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
|
18 |
5 |
Niet digitale voorzieningen voor weidegang voor graasdieren |
Subsidiabel Aanschaf en aanleg van:
Niet subsidiabel
|
18 |
6 |
Stalklimaat |
Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
Niet subsidiabel:
|
17 |
7 |
Brongerichte maatregelen en emissiearme stalsystemen varkenshouderij |
Subsidiabel
Niet subsidiabel:
Opmerking Alleen subsidiabel zijn systemen die aan de maximale emissiewaarden voldoen per 1/1/2020 en voor IPCC bedrijven:
|
18 |
8 |
Gedeeltelijk dichte vloer in hokken voor biggenopfok |
Subsidiabel Minimaal 40% van de totale vloeroppervlakte met een dichte kunststof vloer voor biggenopfok |
18 |
9 |
Technieken die uitkomst van eieren in vleeskuikenstallen mogelijk maken |
Subsidiabel Aanschaf en aanleg van:
Niet subsidiabel
|
16 |
10 |
Vrijloopkraamhokken zeugen |
Subsidiabel Aanschaf van:
|
18 |
11 |
Emissiearme vloeren voor stallen melkveehouderij en vleeskalverhouderij |
Subsidiabel
Niet subsidiabel
|
13 |
12 |
Gekartelde schoftboom en roterende koeborstel |
Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
Niet subsidiabel
Niet roterende koeborstel, bijvoorbeeld met een spiraalveer |
18 |
|
|
Energie en klimaat |
|
Cat. |
Investering |
Wel/niet subsidiabel |
Pnt |
1 |
Groei- en Oogstmonitoring |
Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
|
18 |
2 |
Precisiebemesting |
Omschrijving Systemen voor het gericht emissiearm, in de juiste dosering, zonder overlapping in de bodem toedienen van vloeibare stikstofhoudende (kunst)meststoffen op het moment dat het gewas dit nodig heeft. Subsidiabel Aanschaf en installatie van:
Niet subsidiabel
|
18 |
3 |
Precisiegewasbescherming |
Subsidiabel
Niet subsidiabel
Opmerkingen Het percentage restvloeistofreductie of driftreductie moet worden vermeld op de offerte. |
17 |
Bijlage 2 behorende bij artikel 2.4.11, vijfde lid, van de Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant
De Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant is tevens digitaal raadpleegbaar, https://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=d7fed2c300484f74b458b42ed1bb5b07, en bestaat uit de onderstaande kaartlagen:
Maatregelen landschaps- en systeemniveau
Maatregelen ecotoopniveau
Maatregelen soortniveau
Maatregelkaart – Maatregelen overige
Maatregelkaart – Maatregelen binnen PAS-gebieden
Maatregelkaart – gebiedsindeling
Bijlage 3 behorende bij de artikelen 2.7.4 en 2.7.9 van de regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Noord-Brabant
Hoofdstuk 1 Selectiecriteria De Brabantse Peel
|
Minimale score voor een positief besluit |
Maximaal te behalen score |
kleine ontwikkelprojecten |
22 punten |
36 |
impactprojecten |
26 punten |
42 |
Criteria |
Check |
Score |
Min. en max. score |
1. Leader Thema’s LOS |
Draagt het project bij aan één of meer van de thema’s van de LOS De Brabantse Peel: |
|
Minimaal 1 punt, maximaal 9 punten |
1. Samen voor Elkaar A: Ontwikkeling lokale economie en korte ketens B: Impuls trots op de Peel |
0-3 |
||
2. Leren van Elkaar C: Ontwikkeling jonge inwoners extra focus op jonge agrariers D: Overdracht van kennis en ervaringen |
0-3 |
||
3. Samen gezond en veerkrachtig E: Gezond voedsel F: Gezonde bodem, water en lucht G: Klimaatadaptatie H: Biodiversiteit |
0-3 |
||
2. LEADER-werkwijze |
Is het project bottom-up tot stand gekomen? |
1-3 |
Minimaal 4 punten, maximaal 12 punten |
Is het project gericht op het LEADER-gebied? |
1-3 |
||
Heeft het project meerwaarde voor het gebied en/of de gemeenschap? |
1-3 |
||
Is het project een samenwerking tussen meerdere partijen? |
1-3 |
||
3.Haalbaarheid |
Is het project organisatorisch haalbaar? |
1-3 |
Minimaal 2 punten, maximaal 6 punten |
Is het project financieel haalbaar? |
1-3 |
||
4.Extra punten |
Is het onderwijs en kennisinstellingen betrokken? |
0-3 |
Minimaal 0 punten, maximaal 9 punten |
Is het project gespreid in het LEADER-gebied? |
0-3 |
||
Hoe is de overdraagbaarheid van het project? |
0-3 |
||
5. Alleen voor impact-projecten |
Value for money: is een LEADER-subsidie echt nodig? |
1-3 |
Minimaal 2 punten, maximaal 6 punten |
Hoe groot is het maatschappelijke effect van het project in het gebeid? |
1-3 |
Per selectiecriteria wordt een score van 0 t/m 3 of 1 t/m 3 toegekend, waarbij 0 = niet aanwezig/van toepassing, 1 = matig, 2 = goed, en 3 = uitstekend.
Hoofdstuk 2 Selectiecriteria Het Groene Woud
|
Score |
Weging |
Minimale score voor een positief besluit (na toepassing weging) |
Max score |
selectiecriterium 5. Biodiversiteit |
||||
Uitbreiding en versterking gebiedseigen ecosystemen, met name leembossen en kleinschalig (beek)landschap |
1-4 |
2 |
- |
8 |
Versterken van natuur- en landschapskwaliteit in woon-kernen |
1-4 |
- |
||
Verminderen verdroging, vermesting, versnippering, verstoring |
1-4 |
- |
||
selectiecriterium 6. Klimaatadaptatie |
||||
Vasthouden van water in het gebied |
1-4 |
2 |
- |
8 |
Beperken waterverbruik |
1-4 |
- |
||
Bescherming bieden tegen hittestress |
1-4 |
- |
||
Vastleggen CO2 door toename bebost oppervlak |
1-4 |
- |
||
Vastleggen CO2 in bodem door verhoging organische stofgehalte |
1-4 |
- |
||
Vastleggen CO2 in bouwmaterialen |
1-4 |
- |
||
selectiecriterium 7. Cultuurhistorie |
||||
Identificeren van erfgoedwaarden bij project-ontwikkeling |
1-4 |
1 |
- |
4 |
Beschermen en consolideren wat essentieel is |
1-4 |
- |
||
Terugbrengen of herstellen wat is |
1-4 |
- |
||
Benutting van erfgoed als inspiratie |
1-4 |
- |
||
Betrekken van erfgoedwaarden als onderdeel van het totale ruimtelijke en sociale systeem |
1-4 |
- |
||
selectiecriterium 8. Sociale inclusie |
||||
Toegankelijkheid |
1-4 |
2 |
- |
8 |
Participatie van bijzondere groepen in de samenleving (oa jongeren, migranten, mensen met een beperking, ....) |
1-4 |
- |
||
Herkenbaarheid i.r.t. eigenheid van het gebied |
1-4 |
- |
||
selectiecriterium 9. Het project kent een integrale aanpak en samenwerking tussen minstens twee van de volgende sectoren |
||||
landbouw |
1-4 |
2 |
- |
8 |
natuurbeheer |
1-4 |
- |
||
Waterbeheer |
1-4 |
- |
||
Ruimtelijke ordening |
1-4 |
- |
||
Zorg |
1-4 |
- |
||
Onderwijs |
1-4 |
- |
||
Cultuur |
1-4 |
- |
||
selectiecriterium 10. De duurzame instandhouding van het projectresultaat is structureel geborgd |
1-4 |
3 |
6 |
12 |
selectiecriterium 11. Het project wordt uitgevoerd door of met mensen uit de lokale gemeenschap (bottom-up) |
1-4 |
3 |
6 |
12 |
Per selectiecriterium wordt de aangegeven wegingsfactor gehanteerd en per onderdeel van het selectiecriterium wordt een score van 1 t/m 4 toegekend, waarbij 1 = onvoldoende, 2 = voldoende, 3 = goed, 4 = zeer goed.
Per selectiecriterium geldt alleen de hoogste score van de afzonderlijke onderdelen.
De maximaal haalbare score is 60 punten. De totaalscore dient minimaal 36 te bedragen (60%). Het te hanteren subsidiepercentage is gerelateerd aan het aantal behaalde punten, volgens onderstaande verdeling:
Aantal punten (max = 60) |
Percentage |
Subsidiepercentage |
<36 |
< 60% |
0 |
36 t/m 44 |
60 – 74% |
50 |
45 t/m 53 |
75 -89% |
60 |
54 t/m 60 |
90 - 100% |
80 |
Hoofdstuk 3 Selectiecriteria Kempenland-West
Bij de beoordeling van alle aanvragen worden onderstaande thema’s en criteria gebruikt.
De thema’s zijn:
- 1.
mate van effectiviteit;
- 2.
aansluiting op LEADER-aanpak;
- 3.
kans op succes.
Elk criterium krijgt een score van 0 tot en met 5. Voor de waardering van de scores wordt uitgegaan van:
0 punten als de bijdrage aan het criterium afwezig is;
1 punt, als de bijdrage aan het criterium ruim onvoldoende is;
2 punten, als de bijdrage aan het criterium onvoldoende is;
3 punten, als de bijdrage aan het criterium voldoende is;
4 punten, als de bijdrage aan het criterium goed is;
5 punten, als de bijdrage aan het criterium zeer goed is.
Voor elk criterium moet minimaal 1 punt behaald worden om de aanvraag te kunnen honoreren.
De totaalscore van elk thema dient minimaal 50% te zijn van de maximaal te behalen score per thema om de aanvraag te kunnen honoreren. De som van de score van alle drie de thema’s dient minimaal 60% te zijn van de maximaal te behalen totaalscore om de aanvraag te kunnen honoreren. De lat ligt op het niveau van criterium en thema lager dan de geaccumuleerde scores om ruimte te bieden voor compensatie op de andere criteria en thema’s.
Thema 1
Mate van effectiviteit (bijdrage aan de overall doelstelling van de LOS en het versterken van de ontwikkelings-kracht van de eigen gemeenschap)
Criteria:
- 1.
Het verduurzamend, collectief en lokaal karakter van het initiatief;
- 2.
Lokale expertise die beschikbaar wordt gesteld aan nieuwe te ontwikkelen initiatieven;
- 3.
Bijdrage aan de structurele beschikbaarheid van deze kennis en expertise;
- 4.
De specifieke bijdrage van het initiatief aan tenminste een van de drie thematische ontwikkelingslijnen, zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de LOS Kempenland-West:
- 1°.
sociaal-ruimtelijke versterking;
- 2°.
sociaal-economische versterking; en
- 3°.
sociaal-maatschappelijke versterking.
- 1°.
- 5.
Alleen voor aanvragen vanaf €25.000 of meer: concrete, meetbare bijdrage aan de regionale ontwikkelkracht.
Thema 2
Aansluiting op LEADER-aanpak (de mate waarin de zes basisprincipes van LEADER zijn toegepast)
Criteria:
- 1.
Bottom-up werkwijze;
- 2.
Gebiedsgerichte benadering;
- 3.
Bevorderen van samenwerking tussen de gebiedsactoren;
- 4.
Versterken van duurzame netwerken in het gebied;
- 5.
Integrale of multisectorale aanpak;
- 6.
Voorbeeldwerking.
Thema3
Kans op succes (de algehele kwaliteit van de aanvraag, de kennis en ervaring die nodig is om het project op een goede manier uit te kunnen voeren, de haalbaarheid en tijdige uitvoerbaarheid en de kosten in relatie tot de verwachte resultaten)
Criteria:
- 1.
Duidelijke projectaanpak;
- 2.
Voldoende krachtige projectorganisatie;
- 3.
Aandacht voor streven naar volhoudbaar toekomstperspectief;
- 4.
Uitzicht op voldoende draagvlak in de gemeenschap;
- 5.
Duidelijke projectaanpak.
Minimale scores voor een positieve beoordeling
Ieder criterium dient hoger te scoren dan 0 |
|
Minimale score voor thema 1 |
13 |
Minimale score voor thema 2 |
15 |
Minimale score voor thema 3 |
13 |
Minimale totaalscore |
48 |
Indien een aanvraag niet op alle thema’s het minimale vereiste aantal punten scoort wordt de aanvraag afgewezen.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl