Uitvoeringsregel voor kleinschalige zonne-energie installaties, windwokkels en kleinschalige windturbines

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregel voor kleinschalige zonne-energie installaties, windwokkels en kleinschalige windturbines

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst

Overwegende dat:

  • -

    het college het wenselijk vindt om kleinschalige initiatieven op het gebied van energietransitie te stimuleren;

  • -

    daartoe graag duidelijkheid omtrent de voorwaarden voor realisatie hiervan te bieden;

  • -

    het daarom wenselijk is dat het college een uitvoeringsregel in de vorm van een beleidsregel in de zin van artikel 1.3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht vaststelt ter toetsing van omgevingsvergunningaanvragen voor kleinschalige initiatieven zonne-energie installaties, windwokkels en kleinschalige windturbines;

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb), en artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet, juncto artikel 8.0a van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

besluit vast te stellen:

de Uitvoeringsregel voor kleinschalige zonne-energie installaties, windwokkels en kleinschalige windturbines. Deze Uitvoeringsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    In deze uitvoeringsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Achtererf: het achtererf zoals bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

  • b.

    Bestuursorgaan: de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    Bouwperceel: aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen en bijgebouw(en) zijn toegelaten;

  • d.

    Bouwperceelsgrens: de grens van het bouwperceel;

  • e.

    Bouwvlak: het geometrische informatieobject met werkingsgebied zoals opgenomen in het omgevingsplan, waarbinnen gebouwd mag worden;

  • f.

    Installatie: het geheel van zonnepanelen en/of zonnecollectoren, draagconstructie, bijbehorende bedrading/bekabeling etc. en overige bedieningsonderdelen, voor zover niet geplaatst in bestaande gebouwen;

  • g.

    Kleinschalige zonne-energie: opwekking van energie (elektriciteit/warmte) uit straling van de zon. Enkel en alleen ten behoeve van gebruik binnen het eigen perceel of aangrenzende percelen en de daarop aanwezige gebouwen en/of bouwwerken;

  • h.

    Kleinschalige windturbine: turbine, niet zijnde een windwokkel, met een tiphoogte tot maximaal 15 meter (op bedrijventerreinen) en een tiphoogte tot maximaal 25 meter (in het buitengebied) en een relatief klein vermogen;

  • i.

    Kwetsbare gebouwen: alle gebouwen met een woonfunctie (niet verspreid liggende bebouwing) en locaties bestemd voor grote evenementen of voor recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen. Gebouwen en locaties zijn ook kwetsbaar als er veel personen een groot deel van de dag aanwezig zijn. Het gaat bij- voorbeeld om:

    • 1.

      woonfunctie

    • 2.

      bijeenkomstfunctie

    • 3.

      kantoorfunctie

    • 4.

      sportfunctie

    • 5.

      scholen voor volwassenen

    • 6.

      gezondheidszorg zonder bedgebied

    • 7.

      locatie voor evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen

  • j.

    Maaiveld: de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzende aan het bouwwerk, op het tijdstip van het van kracht worden van deze uitvoeringsregel;

  • k.

    Voorerf: het voorerf zoals bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

  • l.

    Voorgevelrooilijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de bouwperceelsgrens;

  • m.

    Windwokkel: een Savonius verticale-as apparaat voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind.

  • n.

    Zonnepanelen: panelen bedoeld om zonnestraling op te vangen en om te zetten in elektriciteit;

  • o.

    Zonnecollector: panelen bedoeld om de warmte van zonnestraling te gebruiken om een transportmedium (bijvoorbeeld water of olie) te verwarmen.

Artikel 1.2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze uitvoeringsregel wordt als volgt gemeten:

Wijze van meten voor kleinschalige zoninitiatieven:

De totale grondoppervlakte, gemeten op maaiveldniveau, van de buitenste randen van de buitenste zonnepanelen in vierkante meters.

Wijze van meten voor kleinschalige windturbines en windwokkels:

  • a.

    Ashoogte van een horizontale-as windturbine: de hoogte gemeten vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het maaiveld.

  • b.

    Tiphoogte van een horizontale-as windturbine: de hoogte gemeten vanaf het maaiveld tot het hoogste punt van een verticaal staande wiek.

  • c.

    Rotordiameter: de lengte van wiek tot wek.

  • d.

    Bouwhoogte bij een verticale-as windwokkel: de som van de mastlengte en de rotorhoogte.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: Wijze van meten kleinschalige windturbines en windwokkels

Paragraaf 2: Algemene uitvoeringsregels

Artikel 2.1 Toepassingsbereik

Genoemde uitvoeringsregel is van toepassing op aanvragen voor een omgevingsvergunning ten behoeve van kleinschalige zonne-energie installaties, windwokkels en kleinschalige windturbines die niet toegestaan zijn op basis van het omgevingsplan. Als de activiteit in strijd is met het omgevingsplan, is er sprake van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Middels het doorlopen van de procedure Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit is medewerking mogelijk.

Artikel 2.2 Algemene voorwaarden

Voor de toepassing van de reguliere procedure Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit (artikel 8.0a, lid 2, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)) komt in aanmerking een installatie ten behoeve van het opwekken van kleinschalige zonne- of windenergie met inachtneming van de volgende cumulatieve voorwaarden:

  • a.

    Het initiatief is zoveel mogelijk gelegen binnen het bouwperceel en, voor zover een bouwvlak aanwezig is, zoveel mogelijk binnen het bouwvlak.

  • b.

    De installatie is alleen voor opwekking van energie voor eigen gebruik van de aanvrager(s), of het gezamenlijke gebruik van meerdere gebruikers tezamen zoals bedoeld in artikel 3.3 onder b, sub 2.

  • c.

    Het initiatief is landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar.

  • d.

    De maximale termijn van instandhouding is 25 jaar. Hierna moet de installatie verwijderd worden dan wel een nieuwe vergunning aangevraagd worden. Bij vervanging van de panelen, windwokkel en/of kleinschalige windturbine dient tevens een nieuwe aanvraag ingediend te worden.

  • e.

    Naast deze beleidsregels dient ook voldaan te worden aan andere relevante wet- en regelgeving, waaronder in ieder geval de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving en het omgevingsplan.

Paragraaf 3: Uitvoeringsregels voor zoninitiatieven

Artikel 3.1 Algemene voorwaarden voor zoninitiatieven

Er wordt getoetst aan de volgende voorwaarden, indien er sprake is van een zoninitiatief welke niet op het dak kan worden geplaatst en waarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden:

  • a.

    De noodzaak waarom plaatsing op het dak dan wel binnen de regels van het Omgevingsplan niet mogelijk is dient bij de aanvraag onderbouwd te worden.

  • b.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2. onder a geldt dat het initiatief bij voorkeur aansluitend op het bestaande bouwperceel c.q. bouwvlak zoals aangegeven in het omgevingsplan dient te worden geplaatst wanneer plaatsing op het dak of binnen het bouwperceel, dan wel binnen het bouwvlak voor zover aanwezig op het betreffende bouwperceel, niet mogelijk is.

  • c.

    In het geval van verzoeken omtrent het verwijderen of snoeien van bomen vanwege de plaatsing van zonnepanelen dient te worden voldaan aan de uitgangspunten, zoals opgenomen in de bomenverordening.

  • d.

    De maximale hoogte van de opstelling bedraagt 1,5 meter boven het maaiveld.

  • e.

    Bij de aanvraag dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing moet worden gerealiseerd binnen één jaar en dient in ieder geval duurzaam in stand te worden gehouden tot aan de verwijdering van de gehele installatie. Voor een landschappelijke inpassing dient te worden voldaan aan de uitgangspunten en de randvoorwaarden zoals opgenomen in de geldende beleidskaders

Artikel 3.2 Zoninitiatieven kleiner dan 60 m2

De volgende aanvullende voorwaarden zijn van toepassing, indien er sprake is van een zoninitiatief kleiner dan 60 m2, welke niet op het dak kan worden geplaatst en waarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden:

  • a.

    De maximale geprojecteerde grondoppervlakte waarvoor afgeweken kan worden bedraagt 60 m².

  • b.

    Het initiatief bevindt zich niet in de volgende uitgesloten gebieden;

    • o

      Bossen

    • o

      Beekdalen

    • o

      Natuur Netwerk Brabant, waarbij voor dit gebiedstype de kaart van de Provinciale Interim Omgevingsverordening of diens rechtsopvolger geldt

Artikel 3.3 Zoninitiatieven groter dan 60 m2 en kleiner dan 250 m²

De volgende aanvullende voorwaarden zijn van toepassing, indien er sprake is van een zoninitiatief groter dan 60 m2 en kleiner dan 250 m2, welke niet op het dak kan worden geplaatst en waarvoor een omgevingsvergunning aan- gevraagd dient te worden:

  • a.

    De maximale geprojecteerde grondoppervlakte waarvoor afgeweken kan worden bedraagt 250 m².

  • b.

    De afwijking kan alleen verleend worden indien sprake is van:

    • 1.

      Bedrijfsmatige activiteiten in het buitengebied;

    • 2.

      Initiatieven waarbij aangetoond is dat deze in gezamenlijkheid uitgevoerd worden ten behoeve van het gezamenlijk gebruik van meerdere huishoudens;

  • c.

    Het initiatief bevindt zich niet in de volgende uitgesloten gebieden:

  • d.

    Onder waardevolle agrarische gebieden zoals genoemd in sub c vallen:

    • 1.

      In de voormalige gemeente Uden; agrarische bestemmingen met de aanduiding landschapswaar- den / natuur en landschapswaarden, met de volgende aanduidingen:

      • aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´aardkundig waardevol gebied´;

      • oude akkers ter plaatse van de aanduiding ‘oude akker’;

      • beekdal ter plaatse van de aanduiding ‘beekdal’;

      • kwelgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘kwelgebied’;

      • wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ‘wijstgronden’;

      • dassenleefgebied, ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied dassen’.

      • grootschalige openheid ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig cultuurlandschap’

      • beslotenheid en groen- en kleinschalige elementen ter plaatse van de aanduiding ‘kleinschalig cultuurlandschap’;

      • amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied amfibieën’;

      • breuklijnen ter plaatse van de aanduiding ‘breuklijn’;

      • weidevogelgebied ter plaatse van de aanduiding ‘leefgebied weidevogels

    • 2.

      In de voormalige gemeente Landerd; met de volgende aanduidingen:

      • wro-zone - wijzigingsgebied natuurontwikkeling

      • wro-zone - omgevingsvergunning beslotenheid

      • wro-zone - aanlegvergunning zoekgebied watersystemen

      • wro-zone - omgevingsvergunning cultuurhistorische openheid

      • wro-zone - aanlegvergunning historisch geografisch waardevol

Artikel 3.4 Zoninitiatieven groter dan 250 m²

Dit beleidskader is niet van toepassing op grootschalige zoninitiatieven (groter dan 250 m²). Voor deze initiatieven gelden de regels van het beleidskader “Grootschalige opwekking zonne- en windenergie”.

Paragraaf 4: Uitvoeringsregels voor windinitiatieven

Artikel 4.1 Windwokkels

De volgende criteria zijn van toepassing op het plaatsen van windwokkels wanneer een initiatief niet is toegestaan binnen het omgevingsplan en er een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden:

Artikel 4.1.1 Algemeen

  • a.

    Een grondgebonden windwokkel dient minimaal 2 meter vanaf de erfgrens te worden geplaatst.

  • b.

    De kleurstelling van de windwokkel is egaal wit, lichtblauw, lichtgroen of donkergroen en niet spiegelend/reflecterend.

  • c.

    Het cumulatief geluid (dus windwokkel + andere geluidsbronnen, zoals een aanwezige warmtepomp) mag maximaal 40 dB op de gevel van geluidsgevoelige objecten van derden bedragen (norm en meting gelijk aan die voor warmtepompen, conform artikel 4.107 Besluit bouwwerken leefomgeving).

  • d.

    Een grondgebonden windwokkel mag maximaal 7 meter bedragen, uitgezonderd op bedrijventerreinen.

Artikel 4.1.2 In geval van hoogbouw:

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.1.1 geldt:

  • a.

    Bij hoogbouw (vanaf vier bouwlagen) dient de windwokkel bij voorkeur op of aan een gebouw geplaatst te worden.

  • b.

    Bij hoogbouw (vanaf vier bouwlagen) mag de windwokkel op dak maximaal 2 meter hoog zijn (gemeten vanaf de bovenzijde van het gebouw) of bij gebouwen hoger dan 20 meter maximaal 10% van de bouw- hoogte bedragen.

  • c.

    Bij hoogbouw geldt geen maximum aantal windwokkels op het dak.

  • d.

    Bij grondgebonden windwokkels is per bouwperceel maximaal één windwokkel toegestaan

Artikel 4.1.3 In geval van grondgebonden woningen en niet-woonfuncties

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.1.1 geldt:

  • a.

    De windwokkel is bij grondgebonden woningen alleen grondgebonden toegestaan.

  • b.

    Bij grondgebonden windwokkels is per bouwperceel maximaal één windwokkel toegestaan.

Artikel 4.1.4 In geval van bedrijven op bedrijventerreinen:

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.1.1 geldt:

  • a.

    De bouwhoogte van grondgebonden windwokkels die buiten het bouwvlak worden gerealiseerd mag maxi- maal 10 meter bedragen.

  • b.

    In geval van bedrijventerreinen geldt geen maximum aantal windwokkels bij bedrijven.

  • c.

    Bij windwokkels op dak mag de windwokkel maximaal 2 meter hoog zijn (gemeten vanaf de bovenzijde van het gebouw) of bij gebouwen hoger dan 20 meter maximaal 10% van de bouwhoogte bedragen.

Artikel 4.1.5 In geval van bedrijven in het buitengebied:

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.1.1 geldt:

  • a.

    Een grondgebonden windwokkel mag op het achtererf een maximum bouwhoogte van 15 meter hebben.

  • b.

    In geval van bedrijven in het buitengebied geldt geen maximum aantal windwokkels bij bedrijven.

  • c.

    Op het voorerf is maximaal 1 grondgebonden windwokkel van maximaal 7 meter toegestaan.

  • d.

    Bij windwokkels op dak mag de windwokkel maximaal 2 meter hoog zijn (gemeten vanaf de bovenzijde van het gebouw) of bij gebouwen hoger dan 20 meter maximaal 10% van de bouwhoogte bedragen, met dien verstande dat deze niet op de bedrijfswoning gesitueerd mogen worden.

Artikel 4.2 Algemene voorwaarden voor kleinschalige windturbines

  • a.

    Kleinschalige windturbines zijn, met uitzondering van bedrijventerreinen, uitgesloten binnen de bebouwingskernen.

  • b.

    Het initiatief bevindt zich niet binnen het Natuur Netwerk Brabant, waarbij voor dit gebiedstype de kaart van de Provinciale Interim Omgevingsverordening of diens rechtsopvolger geldt.

  • c.

    De kleurstelling van de kleinschalige windturbine is egaal wit, lichtblauw, lichtgroen, of donkergroen en niet spiegelend/reflecterend. Indien dit in het kader van de zorgplicht voor flora en fauna op basis van artikel

  • a.

    11.27 Besluit activiteiten leefomgeving wenselijk dan wel noodzakelijk is, is een zwarte wiek ook toegestaan.

  • d.

    Bij de aanvraag dient aangetoond te worden dat er geen sprake is van onaanvaardbare hinder. Daartoe dient in ieder geval een akoestisch onderzoek aangeleverd te worden conform artikel 22.60, lid 1 Bruidsschat omgevingsplan of de rechtsopvolger daarvan.

  • e.

    Per bouwperceel is maximaal 1 kleinschalige windturbine toegestaan.

  • f.

    Er moet sprake zijn van een minimale afstand tot omliggende kwetsbare gebouwen van minimaal 4 keer de tiphoogte van de betreffende kleinschalige windturbine.

Artikel 4.3 Kleinschalige windturbines in het buitengebied

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.2 zijn de volgende criteria van toepassing op het aanleggen van kleinchalige windturbines binnen het buitengebied, waarbij een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden:

  • a.

    De windturbine wordt minimaal 1 meter achter de voorgevel geplaatst.

  • b.

    Kleinschalige windturbines zijn in het buitengebied enkel toegestaan bij agrarische bestemmingen.

Paragraaf 5: Hardheidsclausule

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht kan, onder voldoende motivering, afgeweken worden van deze uitvoeringsregels.

Paragraaf 6: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Citeerartikel

Deze regel wordt aangehaald als: “Uitvoeringsregel kleinschalige initiatieven zonne-energie installaties, windwokkels en kleinschalige windturbines”.

Artikel 6.2 Invoeringsdatum

Deze uitvoeringsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Ondertekening

Uden, 28 november 2023

Burgemeester en wethouders van gemeente Maashorst,

de secretaris,

J.A.G.M. van Aaken

de burgemeester,

M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)