Financiële beheersverordening

Geldend van 01-01-2024 t/m 15-10-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Financiële beheersverordening

De raad van de gemeente Noordoostpolder;

Gelezen het voorstel van het college van 4 december 2023;

Gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

Gelezen het advies van de commissie Bestuur, Financiën en Economische zaken;

Besluit vast te stellen de Financiële beheersverordening.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

Administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Noordoostpolder en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Administratieve organisatie:

het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

BBV:

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (staatsblad 2019, nr. 46)

Doelmatigheid:

het streven om binnen de gestelde kaders met een zo beperkt mogelijke inzet van beschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken.

Doeltreffendheid:

de mate waarin de gemeente erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken.

EMU-saldo:

het geraamde onderscheidenlijk gerealiseerde saldo van de ontvangsten en uitgaven van een provincie onderscheidenlijk een gemeente, berekend op transactiebasis en overeenkomstig de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.

Financieel beheer:

het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen van de gemeente Noordoostpolder.

Financiële administratie:

het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Noordoostpolder, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

  • 1e de financieel-economische positie;

  • 2e het financiële beheer;

  • 3e de uitvoering van de begroting;

  • 4e het afwikkelen van vorderingen en schulden;

  • 5e alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

Kasschuif:

een kasschuif is het overbrengen van exploitatiedekking (baten) in een meerjarenprogrammabegroting, waarbij zodanig geschoven wordt met exploitatiedekking over de vier jaren dat een gelijkmatiger structureel geheel aan baten ontstaat, waardoor er een verruiming ontstaat voor structurele lasten over de vier begrotingsjaren. Het kasschuifbedrag van enig jaar wordt toegevoegd of onttrokken aan de reserve Beleidsplan en de som van toevoegingen en onttrekkingen over de vier begrotingsjaren is nihil.

Investering:

het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. De jaarlijkse lasten worden ten laste van de exploitatie gebracht, dit zijn de rente- en afschrijvingslasten. Een investering is onderdeel van de balans.

Incidentele baten en lasten:

posten die het begrotingssaldo incidenteel beïnvloeden.

Overheadkosten:

alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces.

Overheidsbedrijf:

onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met één of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Programma:

een samenhangend geheel van taakvelden en activiteiten.

Specifieke budget:

een door de raad beschikbaar gesteld budget voor de realisatie van een bepaald specifiek doel. Een specifiek budget is onderdeel van de exploitatie en is altijd incidenteel.

Rechtmatigheid:

het voldoen aan wet- en regelgeving.

Financiële rechtmatigheid:

het voldoen aan wet- en regelgeving bij het uitvoeren van financiële beheershandelingen.

Rechtmatigheidsverantwoording (RMV):

de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Revideren:

als tijdens de uitvoering van enig begrotingsjaar blijkt dat de dekking van specifieke budgetten alsnog kan worden gevonden in de exploitatie, wordt van de begrote onttrekking aan de reserve beleidsplan afgezien en afgeraamd.

Renteomslag:

bij integrale financiering worden de kapitaallasten (rente en afschrijving) van investeringen door middel van een omslagrente toegerekend aan producten en maken deze lasten vervolgens deel uit van de betreffende programma’s.

Taakveld:

eenheden waarin de programma’s zijn onderverdeeld.

Zacht oormerk:

een genummerd budget- of investeringsbedrag in de exploitatie of balans van een begroting, die een raadsmarkering en een hulpmiddel vormt om bij toekomstige besluitvorming de herkomst en plaats van deze middelen te kunnen vaststellen. Door bedragen te ‘oormerken’ mogen ze nergens anders voor gebruikt worden dan voor het beoogde doel, tot dat de raad anders besluit.

IJsvogel:

de IJsvogelmethode houdt in dat op basis van schattingen vóór 31 december van het boekjaar van waaruit moet worden overgeheveld een verzoek aan de raad wordt gedaan het overgebleven budget via een begrotingswijziging toe te voegen aan een bestemmingsreserve "nog uit te voeren werkzaamheden". In het nieuwe boekjaar worden de lasten gedekt door een onttrekking aan deze bestemmingsreserve(s). Voor een rechtmatige aanwending in het nieuwe jaar van de overgehevelde middelen moet de begroting van het nieuwe jaar op de ‘overheveling’ zijn aangepast. Gemeente Noordoostpolder doet dit met de decemberrapportage en niet in de primitieve programmabegroting. Bij het aanbieden van de jaarrekening vinden de slotoverhevelingen plaats en de beschikbaarstelling van deze budgetten door middel van de 2e kwartaalbegrotingswijziging van het nieuwe begrotingsjaar.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere nieuwe raadsperiode impliciet de programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college per programma vast:

    • a.

      De taakvelden, en

    • b.

      De beleidsindicatoren. Het voorstel van het college bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. De raad stelt per programma vast:

    • a.

      De ambities: wat willen we bereiken?

    • b.

      De activiteiten: wat gaan we daarvoor doen?

    • c.

      De baten en lasten: wat mag het kosten?

  • 4. De onderverdeling van de programma’s, taakvelden en beleidsindicatoren staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen.

  • 5. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      Wat de status is van de uitgevoerde activiteiten;

    • b.

      Welke baten en lasten daarmee gemoeid zijn.

  • 2. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen (ambities en activiteiten) van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 3. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 4. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 5. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten. In de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 6. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 7. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten afzonderlijk gepresenteerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1. Het college biedt voorafgaand aan het opstellen van de meerjarenprogrammabegroting volgend op de vigerende meerjarenprogrammabegroting aan de raad een perspectiefnota aan met de kaders voor het volgende begrotingsjaar en minimaal de drie opvolgende jaren. De raad stelt de nota vast binnen twee maanden nadat de nota door het college aangeboden is.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorziene uitgaven opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en specifieke budgetten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen en/of specifieke budgetten hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet/specifieke budget wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten/ specifieke budgetten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad als zij verwachten, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te over- of te onderschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te over- of te onderschrijden, de specifieke uitgaven het geautoriseerde specifieke budget dreigen te over- of te overschrijden of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onder- of onderschrijden.

  • 4. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten, het wijzigingen van specifieke budgetten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen en/of specifieke budgetten met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten/specifieke budgetten.

  • 5. Voor een investering of specifiek budget waarvan het investeringskrediet of specifiek budget niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een voorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet/specifiek budget aan de raad voor.

  • 6. Bij investeringen en specifieke budgetten informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de solvabiliteitspositie van de gemeente als aan één van de onderstaande criteria wordt voldaan:

    • a.

      De investering/het specifieke budget is groter dan € 5 miljoen;

    • b.

      Het een politiek/maatschappelijke lading heeft;

    • c.

      Het een substantieel risico met zich meebreng.

  • 7. De door de raad geautoriseerde investeringskredieten en specifieke budgetten worden twee jaar na de initiële autorisatie beoordeeld op relevante realisatie.

  • 8. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 9. Het college draagt ten aanzien van de raming van de taakvelden er zorg voor dat:

    • a.

      De lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de taakvelden in de raming;

    • b.

      De budgetten van de taakvelden in de raming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Het college informeert de raad gedurende het jaar door middel van tussentijdse (bestuurs)rapportages over de verwachte realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2. Het college presenteert gedurende het jaar de volgende rapportages:

    • a.

      De eerste kwartaalbegrotingswijziging over de eerste twee maanden;

    • b.

      De tweede kwartaalbegrotingswijziging over de eerste vijf maanden;

    • c.

      De septemberrapportage over het eerste halfjaar, waarin op hoofdlijnen per programma de voortgang van de vastgestelde activiteiten wordt weergegeven en de belangrijkste beleidsmatige afwijkingen worden vermeld en toegelicht;

    • d.

      De derde kwartaalbegrotingswijziging over de eerste acht maanden;

    • e.

      De vierde kwartaalbegrotingswijziging over de eerste negen maanden als onderdeel van de decemberrapportage.

    • f.

      De decemberrapportage waarin het volgende wordt opgenomen:

      • -

        Een voorstel tot overheveling van beschikbaar gestelde investeringskredieten en specifieke budgetten naar het volgend begrotingsjaar met inachtneming van de ijsvogelmethode;

      • -

        Een voorstel tot revideren van specifieke budgetten;

      • -

        En de vierde kwartaalbegrotingswijziging.

  • 3. De raad stelt de in lid 2 genoemde rapportages vast binnen twee maanden nadat deze rapportages zijn aangeboden.

  • 4. Het college doet een separaat voorstel aan de raad bij:

    • a.

      Afwijkingen van de begroting die verband houden met nieuw beleid en een financieel effect hebben van groter dan € 100.000;

    • b.

      Investeringen en specifieke budgetten groter dan € 100.000;

    • c.

      Politiek en of maatschappelijk gevoelige onderwerpen;

    • d.

      Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, anders dan vastgesteld in de nota geldleningen en garantstellingen en het Treasurystatuut;

  • 5. Een begrotingsafwijking als bedoeld in artikel 11 van deze verordening is door de raad geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage vóór het einde van het betreffende begrotingsjaar. Onder tussentijdse rapportage wordt zowel de decemberrapportage als de kwartaalbegrotingswijzigingen bedoeld.

  • 6. Het minimumbedrag voor een overheveling van investeringen en specifieke budgetten naar het volgende begrotingsjaar bedraagt € 5.000.

Artikel 7. Jaarstukken

Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

In het kader van de actieve informatieplicht beslist het college niet over:

  • a.

    De aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 100.000;

  • b.

    Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties;

  • c.

    Het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

  • d.

    Dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Rechtmatigheidsverantwoording

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota rechtmatigheidsverantwoording aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

  • a.

    De rapportage over de rechtmatigheid;

  • b.

    De te hanteren verantwoordingsgrens in de rechtmatigheidsverantwoording;

  • c.

    De te hanteren rapportagegrens in paragraaf bedrijfsvoering;

  • d.

    De rollen en verantwoordelijkheden rondom financieel rechtmatig handelen;

  • e.

    De uitvoering van de interne controle rondom financieel rechtmatig handelen;

  • f.

    Het voorwaardencriterium inclusief omgang normenkader en toetsingskader;

  • g.

    Het begrotingscriterium inclusief omgang afwijking begroting en omgang begrotingscriterium binnen bestaand beleid.

Artikel 11. Begrotingscriterium

Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen van de begroting worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

  • a.

    Er is sprake van een afwijking waarbij direct gerelateerde baten de afwijking compenseren.

  • b.

    Er is sprake van een afwijking op een open-einde regeling.

  • c.

    De afwijking is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage door de raad voor het einde van het betreffende begrotingsjaar. Onder tussentijdse rapportage wordt zowel de decemberrapportage als de kwartaalbegrotingswijzigingen bedoeld.

  • d.

    Budgetoverschrijding op activeerbare activiteiten (investeringen of totaal geautoriseerd budget) waarvan de gevolgen voornamelijk zichtbaar worden via hogere afschrijvings- en financieringslasten in het jaar zelf of pas in de volgende jaren, zijn in het jaar van investeren onrechtmatig en tellen mee voor het oordeel. Maar voor de afschrijvings- en financieringslasten in latere jaren tellen ze niet mee voor het oordeel, van dat jaar.

  • e.

    Er is sprake van een afwijking op investeringen waarvan de gevolgen zichtbaar worden via hogere afschrijvings- en financieringslasten in de jaren na het verantwoordingsjaar.

  • f.

    Er is sprake van een afwijking van de lasten die past binnen het door de raad geaccordeerde beleid.

  • g.

    Er is sprake van een budgetneutrale technische aanpassing van budgetten binnen een programma.

  • h.

    Er is sprake van een afwijking die geconstateerd wordt op een moment dat verwerking in de decemberrapportage van het verantwoordingsjaar niet meer mogelijk is en die toe te rekenen is aan een interpretatieverschil van wet- en regelgeving en het gevolg kan zijn van nader onderzoek van subsidieverstrekker, belastingdienst of een toezichthouder of het gevolg is van een wijziging van wet- en regelgeving.

  • i.

    Er is sprake van het informeren van de gemeenteraad in het begrotingsjaar van afwijkingen waarvan het niet meer mogelijk was deze te verwerken als een begrotingsafwijking in de decemberrapportage.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 12. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota waardering, activeren en afschrijven aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2. De materiële vaste activa zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV, zijnde de investeringen met een economisch nut en de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, worden afgeschreven volgens de termijnen en criteria zoals opgenomen in de nota Waardering, activeren en afschrijven.

  • 3. Het college biedt de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de programmabegroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

  • 4. De lasten en baten verband houdende met grondexploitatie worden in de algemene exploitatie verantwoord en via een tegenboeking naar de balans gemuteerd.

Artikel 13. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen. Het betreft openstaande vorderingen voor:

    • a.

      Algemene debiteuren;

    • b.

      Debiteuren in het Sociaal Domein;

    • c.

      Belastingdebiteuren.

  • 2. De voorzieningen worden statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen.

  • 3. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen.

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een geactualiseerde nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      De doelstelling van specifieke reserves en voorzieningen;

    • b.

      De bestedingsdoelen van specifieke reserves en voorzieningen;

    • c.

      De vorming, opheffing en samenvoeging van reserves;

    • d.

      De vorming, opheffing en samenvoeging van voorzieningen.

  • 2. In de programmabegroting en de jaarstukken vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een bestedingsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      Het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      Het bestedingsplan van de reserve;

    • c.

      De voeding van de reserve.

  • 4. Indien een bestemmingsreserve voor een bestedingsvoornemen voor realisatie van het onderliggende doel in het laatst geplande begrotingsjaar niet aangewend is, rapporteert het college dit aan de gemeenteraad en doet de gemeenteraad een voorstel om het niet aangewende budget vrij te laten vallen aan het resultaat, tenzij het college aannemelijk maakt dat het investeringskrediet behouden dient te blijven voor het gekoppelde doel (heeft een relatie met artikel 5 lid 7);

  • 5. Jaarlijks komt in de in artikel 4 genoemde perspectiefnota de vrije ruimte van de reserve beleidsplan, met inachtneming van voornoemde nota Reserves en voorzieningen, aan de orde.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      Het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      Het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      Het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen.

  • 2. Het college neemt bij het uitzetten en aantrekken van middelen in acht dat geen gebruik wordt gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 3. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen, alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening zoals die zijn opgenomen in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut, in acht.

  • 4. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak, bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 5. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden betrokken naast de directe kosten, de overheadkosten (op basis van het toerekeningsbeginsel, de BBV en de notitie lokale heffingen van de BBV) en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa (projectfinanciering) en de renteomslag in geval van totaalfinanciering

  • 2. Bij de directe kosten worden onder meer betrokken de toevoeging aan voorzieningen en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten als gevolg van oninbaarheid en kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van de rioolheffing, afvalstoffenheffing en de lijkbezorgingsrechten wordt uitgegaan van het algemene percentage overheadkosten in relatie tot de totale directe lasten van de betrokken taakvelden

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten aan grondexploitaties (onderhanden werk) wordt uitgegaan van het algemene percentage overheadkosten in relatie tot de totale directe lasten van de desbetreffende grondexploitaties.

  • 5. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in artikel 14 eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

  • 6. Het overheadspercentage wordt berekend door het begrote/verantwoorde totaal aan overheadkosten op taakveld 0.4 (taakveld Overhead) te delen door het totaalsaldo van de lasten exclusief toevoeging aan de reserves.

  • 7. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 8. In afwijking van het zevende lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente kan worden verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 9. Bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties worden voor toerekening van rentekosten, in afwijking van het eerste lid, alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen in verhouding tot het totale vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuilleleningen.

  • 10. In de begroting worden de uren van de ambtelijke organisatie toegerekend aan de producten waar ze betrekking op hebben. In de jaarrekening vindt urentoerekening van investeringen, specifieke budgetten en grondexploitaties plaats op basis van de werkelijk gemaakte uren. Voor de overige uren vindt de toerekening plaats op basis van de begrote uren.

  • 11. De lasten van uitbreidingsinvesteringen op gebied van riool en afval en alle overige tarieven komen ten laste van het desbetreffende tarief tenzij deze investering wordt gedekt door een bijdrage uit de grondexploitatie.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en alle overige tarieven.

Artikel 19. Registratie bezittingen, activa en vermogen.

Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut tot 1 januari 2017.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 20. Lokale heffingen

Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Het college neemt op in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in elk geval op:

    • a.

      Van alle geïnventariseerde risico’s wordt de top 10 kwantificeerbare risico’s en alle niet kwantificeerbare risico’s vermeld;

    • b.

      Van de opgenomen risico’s worden de eventuele beheersmaatregelen vermeld. Van de top 10 kwantificeerbare risico’s wordt een schatting weergegeven van de kans dat het risico zich voor kan doen.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste éénmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. De raad stelt de nota vast binnen twee maanden nadat de nota is aangeboden.

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college neemt in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota Beheer Openbare Ruimte aan. De nota Beheer Openbare Ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt de nota vast binnen twee maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 3. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een watertakenplan aan. Het watertakenplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt de nota vast binnen twee maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 4. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt de nota vast binnen twee maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 5. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan de openbare ruimte.

Artikel 23. Financiering

Het college neemt in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    De kasgeldlimiet;

  • b.

    De renterisiconorm;

  • c.

    De liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaren;

  • d.

    De schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • e.

    De schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage.

Artikel 24. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    Een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in nota rechtmatigheidsverantwoording overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • c.

    Een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • d.

    Rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen.

Artikel 25. Verbonden partijen

Het college neemt in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    Nieuwe verbonden partijen;

  • b.

    Het beëindigen van bestaande verbonden partijen;

  • c.

    Het wijzigen van bestaande verbonden partijen;

  • d.

    Eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 26. Grondbeleid

  • 1. Het college neemt in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. De nota grondbeleid zal worden herzien als daar beleidsmatig en/of wettelijk aanleiding voor is. De raad stelt de herziene nota vast binnen twee maanden nadat de nota is aangeboden.

  • 3. Het Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG) wordt jaarlijks herzien en aan de raad aangeboden.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters en projecten;

  • b.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    Het verschaffen van informatie over de verplichte indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    Het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f.

    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28. Verstrekking subsidies en steunverlening

  • 1. Het college biedt jaarlijks bij de jaarstukken een verstrekkingennota subsidies aan.

  • 2. Het college draagt zorg voor en legt de regels voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en toekenning van subsidies. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Noordoostpolder.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt in ieder geval zorg voor:

  • a.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters en voor projecten;

  • b.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    De te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • h.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • i.

    Het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 30. Interne controle

  • 1. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 23. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het collegemaatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 3. Het college biedt gedurende elke nieuwe raadsperiode een nota aan betreffende de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. De raad stelt deze nota vast. De nota is bedoeld om uitleg te geven over het begrip Misbruik en Oneigenlijk (M&O) gebruik, om structuur aan te brengen in de voorbereiding van beleidsprocessen waarbij Misbruik en Oneigenlijk gebruik van toepassing kan zijn. Ook wordt een toetsingskader voor de controle van het M&O-criterium aangegeven. De beoordeling van misbruik en oneigenlijk van de gemeentelijke regelingen is onderdeel van de toetsing van de rechtmatigheid van financiële beheershandelingen zoals beschreven in de nota rechtmatigheidsverantwoording.

Artikel 31. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt de interne regels vast voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 32. Intrekking oude regeling

De Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder, vastgesteld op 12 december 2016, wordt ingetrokken.

Artikel 33. Overgangsrecht

  • 1. De Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. De Budgetregeling gemeente Noordoostpolder, vastgesteld op 2 juli 2019, berust op artikel 29 en artikel 5 lid 8 van deze verordening.

Artikel 34. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024 en werkt terug tot 1 januari 2023.

Artikel 35. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Financiële beheersverordening gemeente Noordoostpolder.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 11 december 2023.

De voorzitter,

De griffier,