Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2024

Geldend van 16-02-2024 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de directeur Stadsbeheer Toezicht en Handhaving, d.d. 29 november 2023, kenmerk M2311-3577;

gelet op artikel 2, vierde lid, van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2024;

overwegende dat het, in het kader van regulering van parkeerdruk, gewenst is nadere regels te stellen met betrekking tot het verlenen, intrekken en weigeren van vergunningen, de geldigheid van vergunningen en het gebruik van vergunningen;

besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • adres: adres, als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

  • autodeelorganisatie: natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde bewoner, die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en op grond van een overeenkomst motorvoertuigen station-based, zone-floating of free-floating 24 uur per dag beschikbaar stelt voor autodelen aan meerdere deelnemers;

  • autodelen: het herhaaldelijk en opeenvolgend gezamenlijk gebruik maken van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een autodeelorganisatie, waarbij de voertuigen zijn voorzien van een systeem dat ritgegevens registreert;

  • bedrijf: natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde bewoner, die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • bestelauto: bestel- of bedrijfsauto als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990, met dien verstande dat de toegestane maximum massa van de bedrijfsauto niet meer bedraagt dan 3.500 kg;

  • bewoner: persoon die blijkens de gemeentelijke Basisregistratie Personen woont op een adres in gereguleerd gebied of op een geregistreerd binnen-vaartuig in gereguleerd gebied staat ingeschreven;

  • bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening: parkeervoorziening met eigen dan wel gezamenlijke toegang, behorend bij of toegewezen aan een gebouw of gebouwencomplex blijkens een omgevingsvergunning of enig ander document, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen van eigenaren of houders, die wonen of werken op het adres van het gebouw of gebouwencomplex waarbij deze voorziening behoort of waaraan deze voorziening is toegewezen, waarbij inbegrepen een individuele garagebox, carport, in,- of oprit of een ruimte of een perceel dat is bedoeld voor parkeren;

  • bijzondere vrijstelling van de parkeereis: vrijstelling van de parkeereis in een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018;

  • bijzonder gemeentelijk belang: een belang als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de Beleidsregeling Parkeernomen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018 of artikel 15 van de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022 of een regel uit het van toepassing zijnde omgevingsplan op basis waarvan vrijstelling is verleend van de parkeereis in een omgevingsvergunning;

  • BPM: belasting van personenauto’s en motorrijwielen, als bedoeld in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992;

  • BRP: gemeentelijke Basisregistratie Personen;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • eerste bewonersparkeervergunning: bewonersparkeervergunning die op basis van volgorde van binnenkomst van aanvraag als eerste bewoners-parkeervergunning is verleend;

  • flexwoningen: flexibele woningen die worden gekenmerkt door een tijdelijk karakter, geïnitieerd door de gemeente Rotterdam onder de noemer StartR;

  • free-floating autodelen: autodelen zonder een vaste parkeerplaats;

  • gereguleerd gebied: deel van de gemeente waarbinnen sprake is van betaald parkeren met vergunningregeling;

  • huurdersverklaring: een kopie van de door de verhuurder ingevulde en ingediende verhuurdersverklaring ten behoeve van de inschrijving in de BRP voor het opgeven van het nieuwe woonadres in Rotterdam;

  • jachthaven: in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd bedrijf, vereniging of stichting binnen de branche jachthaven, roei-, kano-, zeil- en surfsport met SBI-onderverdeling 'Cultuur, sport en recreatie’ met een hiertoe aangewezen beheerder of jachthavenmeester;

  • ledenlijst: bewijs ten behoeve van het verkrijgen van een parkeervergunning maatschappelijke instellingen, bestaande uit een schriftelijke verklaring van de instelling, met inbegrip van de ledenlijst gedeponeerd bij de NOC*NSF of een ledenlijst ondertekend door een vertegenwoordiger van het bestuur van de instelling;

  • oldtimer: voertuig met een datum van eerste toelating van 40 jaar of ouder;

  • personenauto: personenauto als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • recreatiewoning: een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

  • SBI-code: code van de Standaard BedrijfsIndeling, gekoppeld aan de hoofdactiviteit van een bedrijf in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • schoolbestuur: bestuur van een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende en gesubsidieerde instelling voor dag- of avondonderwijs;

  • sector: omschreven groep straten binnen gereguleerd gebied;

  • stationbased autodelen: autodelen met een vaste aangewezen belanghebbendenplaats;

  • teruggekeurd voertuig: voertuig waarvan de terugkeuring is goedgekeurd op basis van artikel 6.1, vierde lid, van de Regeling voertuigen;

  • tweede bewonersparkeervergunning: bewonersparkeervergunning die op basis van volgorde van binnenkomst van aanvraag als tweede bewoners-parkeervergunning is verleend;

  • vaste ligplaats: een plaats in de jachthaven voor een bepaalde periode waarbij deze in samenspraak met de jachthaven is bepaald;

  • volkstuin: een particuliere tuin die niet bij de eigen woning ligt, wordt beheerd door een volkstuinvereniging en gelegen is op grond in bezit van de gemeente Rotterdam;

  • volverklaring: bewijslast ten behoeve van het verkrijgen van een parkeervergunning wanneer sprake is van een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening bestaande uit een maximaal zes weken oude schriftelijke verklaring van de eigenaar of beheerder van de parkeervoorziening gericht aan de aanvrager op papier met logo en ondertekend inclusief verklaring dat de aanvrager op de wachtlijst is geplaatst voor de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening;

  • vrachtauto: vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • vrijwilligersverklaring: bewijs ten behoeve van het verkrijgen van een parkeervergunning maatschappelijke instellingen, bestaande uit een schriftelijke verklaring van het aantal vrijwilligers, ondertekend door een vertegenwoordiger van het bestuur van de instelling.

  • wijkauto: personenauto waarmee georganiseerd aanvullend vervoer wordt geboden aan ouderen en gehandicapten;

  • wijkbus: personenbus waarmee georganiseerd aanvullend vervoer wordt geboden aan ouderen en gehandicapten;

  • zone-floating autodelen: autodelen binnen een parkeersector zonder vaste parkeerplaats.

Artikel 2 Bewonersparkeervergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een bewonersvergunning aan een bewoner, indien:

    • a.

      de aanvrager volgens de BRP woonachtig is op een adres in de sector waarvoor de vergunning is aangevraagd

    • b.

      de aanvrager woonachtig is op een adres in een gebouw of gebouwen-complex zonder een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening en

    • c.

      de aanvrager kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd of

    • d.

      de aanvrager een motorvoertuig gebruikt van het bedrijf waarbij hij in loondienst is en waarbij het motorvoertuig op naam staat van het bedrijf dan wel sprake is van een leaseovereenkomst op naam van het bedrijf, of;

    • e.

      de aanvrager feitelijk gebruiker is van een motorvoertuig dat voor ten minste drie maanden van een autoverhuurbedrijf is gehuurd of geleased, of;

    • f.

      de aanvrager feitelijk gebruiker maar niet zijnde eigenaar is van het motorvoertuig waarbij het gebruik van het motorvoertuig is vastgelegd middels een notariële akte tussen eigenaar en feitelijke gebruiker.

  • 2. Het college verleent op aanvraag een bewonersvergunning aan een bewoner indien de aanvrager een vergunning krijgt overgedragen van een huisgenoot, onverminderd het bepaalde in het eerste lid.

  • 3. Indien de aanvraag een motorvoertuig met een niet-Nederlands kenteken betreft, wordt op aanvraag een vergunning verleend indien aan de BPM-plicht is voldaan of sprake is van BPM-vrijstelling.

  • 4. Een vergunning wordt voor ten hoogste de duur van een arbeidscontract verleend indien de aanvrager beschikt over een geldig arbeidscontract, niet ouder dan zes weken, hiervoor tijdelijk in Rotterdam woont en werkt, is ingeschreven in de BRP en beschikt over een koop- of huurovereenkomst voor het adres waarvoor de vergunning is aangevraagd.

  • 5. Er wordt eenmalig een tijdelijke vergunning op een nieuw woonadres verleend, indien:

    • a.

      het nieuwe woonadres niet in dezelfde sector ligt als het oude woonadres;

    • b.

      de aanvrager verhuist en tijdelijk twee woonadressen heeft en

    • c.

      de aanvrager nog niet op het nieuwe woonadres staat ingeschreven dan wel nog op het oude woonadres staat ingeschreven in de BRP en met een koop- of huurdersverklaring vanuit de gemeente het nieuwe woonadres kan aantonen.

  • 6. In afwijking van artikel 10, derde lid, wordt een vergunning indien gewenst, overgedragen aan de partner of een familielid van een overleden vergunninghouder, die volgens de BRP op hetzelfde adres staat ingeschreven als de overleden vergunninghouder. Een verzoek hiertoe wordt binnen drie maanden na het overlijden van de vergunninghouder ingediend.

  • 7. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b wordt maximaal één vergunning verleend aan een bewoner op een adres met een bijbehorende carport, inrit of oprit.

  • 8. Een vergunning wordt verleend aan de beheerder van een jachthaven ten behoeve van de eigenaar of gebruiker van een vaste ligplaats, tot het maximum dat is gekoppeld aan de parkeernorm voor jachthavens.

  • 9. Er wordt maximaal één vergunning verleend aan de eigenaar of huurder van een recreatiewoning.

  • 10. Een vergunning wordt verleend aan de bestuurder van een volkstuinvereniging ten behoeve van de huurder of gebruiker van een volkstuin tot een maximum op complexniveau dat is gekoppeld aan de parkeernorm voor volkstuinen.

  • 11. Een vergunning wordt verleend aan de verhuurder van flexwoningen ten behoeve van de huurder tot een maximum van de parkeereis in de omgevingsvergunning.

  • 12. Op een adres worden maximaal twee parkeervergunningen verleend.

  • 13. De stadsbrede vergunning, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel p, geldt als een bewonersparkeervergunning als bedoeld in het twaalfde lid.

  • 14. Een vergunning wordt voor maximaal twaalf maanden verleend indien de aanvrager via een volverklaring aantoont dat aanvrager op het moment van de aanvraag feitelijk niet over de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening beschikt of had kunnen beschikken.

  • 15. In de wijken Pendrecht, Wielewaal, Zuidwijk, Zuiderpark, Lombardijen en IJsselmonde worden, in de eerste twee jaar na invoering van betaald parkeren, ten hoogste drie parkeervergunningen op een adres verleend.

  • 16. De in het eerste en veertiende lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022. Uitzondering hierop is als toepassing is gegeven aan artikel 4, artikel 6, eerste lid, onderdeel b of artikel 8 van de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022.

  • 17. De in het eerste en veertiende lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. Deze afwijking geldt niet wanneer in de omgevingsvergunning naar het straatparkeren wordt verwezen als parkeermogelijkheid.

  • 18. De in het eerste en veertiende lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruik van een bijzondere vrijstelling van de parkeereis.

  • 19. De in het veertiende de lid bedoelde vergunning wordt niet verleend als de aanvrager woonachtig is in een gebouw of gebouwencomplex met een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening waarover deze op het moment van de aanvraag feitelijk niet beschikt of had kunnen beschikken, maar er vanuit de eigenaar of beheerder van de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening een parkeeralternatief geboden wordt binnen 500 meter loopafstand tot het adres van de aanvrager.

  • 20. Vijfmaal per kalenderjaar mag de vergunninghouder met een ander voertuig gebruik maken van de vergunning voor een periode van maximaal twee aaneengesloten weken. De weigeringsgronden genoemd in artikel 12 en 13 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Bezoekersvergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een bezoekersvergunning.

  • 2. De bezoekersvergunning wordt verleend voor de sector waartoe het adres behoort, waarop de aanvragende bewoner in de BRP staat ingeschreven.

  • 3. Per kalenderjaar heeft het adres waartoe de bewoner behoort recht op maximaal 500 uur parkeren met eenheden van 10 minuten.

  • 4. Per adres wordt maximaal één bezoekersvergunning verleend.

  • 5. In afwijking van het vierde lid wordt in woonzorgcomplexen en verzorgingshuizen per zelfstandige woonunit een bezoekersvergunning verleend.

  • 6. Het innen van de afgenomen eenheden bij de houder van de bezoekers-vergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.

Artikel 4 Mantelzorgvergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een mantelzorgvergunning.

  • 2. De mantelzorgvergunning wordt verleend voor de sector waartoe het adres behoort, waarop de aanvragende bewoner in de BRP staat ingeschreven.

  • 3. Per kalenderjaar heeft de mantelzorgvergunninghouder recht op maximaal 750 uur parkeren met eenheden van 10 minuten.

  • 4. De mantelzorgvergunning wordt verleend aan een hulpbehoevende bewoner met een op zijn naam gestelde indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg of een bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning aan hem verleende beschikking.

  • 5. Het innen van de afgenomen eenheden bij de houder van de mantelzorg-vergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.

Artikel 5 Bedrijfsparkeervergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een bedrijfsvergunning aan een bedrijf, indien:

    • a.

      het bedrijf blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd is op een adres in de sector waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • b.

      het bedrijf gevestigd is op een adres in een gebouw of gebouwen-complex zonder bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening;

    • c.

      de rechtsvorm van het bedrijf een eenmanszaak of een maatschap of een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap is en de eigenaar van de eenmanszaak, de maten van de maatschap of de vennoten van de vennootschap in de BRP in Nederland of daarbuiten staan geregistreerd.

  • 2. Het maximaal aantal te verlenen vergunningen is afhankelijk van de branche waarin het bedrijf werkzaam is en het aantal medewerkers. Daarbij geldt als uitgangspunt de registratie in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de sector waarbinnen het bedrijf gevestigd is. Op dit aantal te verlenen parkeervergunningen wordt in mindering gebracht het aantal parkeerplaatsen waarover het bedrijf kan beschikken indien sprake is van een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening.

  • 3. Op door het college aangewezen bedrijfsterreinen is dit ambulantiecriterium niet van toepassing.

  • 4. Het college stelt het maximale aantal bedrijfsvergunningen per branche en sector vast.

  • 5. Het college verleent op aanvraag aan organisaties in het onderwijs en kinderopvang een maximum aantal vergunningen dat gelijk is aan 75% van het totaal aantal medewerkers. Daarbij geldt als uitgangspunt de registratie in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Om in aanmerking te komen voor deze vergunningen dienen de organisaties ingeschreven te zijn met een van onderstaande SBI-codes:

    • a.

      85.20.1 basisonderwijs voor leerplichtigen;

    • b.

      85.20.2 speciaal basisonderwijs;

    • c.

      85.20.3 speciaal onderwijs in expertisecentra;

    • d.

      85.31.1 havo en vwo;

    • e.

      85.31.2 voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs;

    • f.

      85.31.3 praktijkonderwijs;

    • g.

      85.31.4 brede scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs;

    • h.

      85.32.1 middelbaar beroepsonderwijs;

    • i.

      85.32.2 educatie;

    • j.

      85.32.3 middelbaar beroepsonderwijs en educatie (gecombineerd);

    • k.

      85.41 niet-universitair hoger onderwijs;

    • l.

      85.42 universitair hoger onderwijs;

    • m.

      88.91.1 kinderopvang;

    • n.

      88.91.2 peuterspeelzaalwerk.

  • 6. Indien de uitkomst van deze berekening leidt tot een breuk vindt afronding naar boven plaats.

  • 7. Een vergunning wordt voor maximaal twaalf maanden verleend indien de aanvrager via een volverklaring aantoont dat aanvrager op het moment van de aanvraag feitelijk niet over de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening beschikt of had kunnen beschikken.

  • 8. De in het eerste en achtste lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022. Uitzondering hierop is als toepassing is gegeven aan artikel 4, artikel 6, eerste lid, onderdeel b of artikel 8 van de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022.

  • 9. De in het eerste en achtste lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. Deze afwijking geldt niet wanneer in de omgevingsvergunning naar het straatparkeren wordt verwezen als parkeermogelijkheid.

  • 10. De in het achtste lid bedoelde vergunning wordt niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevings-vergunning is verleend met gebruik van een bijzondere vrijstelling van de parkeereis.

  • 11. De in het achtste lid bedoelde vergunning wordt niet verleend als de aanvrager gevestigd is in een gebouw of gebouwencomplex met een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening waarover deze op het moment van de aanvraag feitelijk niet beschikt of had kunnen beschikken, maar er vanuit de eigenaar of beheerder van de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening een parkeeralternatief geboden wordt binnen 500 meter loopafstand tot het adres van de aanvrager.

  • 12. De vergunninghouder kan via een kentekenwijziging met een ander voertuig gebruik maken van de vergunning. De weigeringsgronden genoemd in artikel 12 en 13 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5A Parkeervergunning maatschappelijke instellingen

  • 1. Het college verleent op aanvraag een parkeervergunning aan maatschappelijke instellingen ten behoeve van hun leden indien:

    • a.

      de instelling blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd is op een adres in de sector waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • b.

      de instelling gevestigd is op een adres in een gebouw of gebouwencomplex zonder bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening;

    • c.

      de instelling is geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met een van onderstaande SBI-codes:

      • 1°.

        93.12.1 veldvoetbal;

      • 2°.

        93.12.2 veldsport in teamverband (geen voetbal);

      • 3°.

        93.12.3 atletiek;

      • 4°.

        93.12.4 tennis;

      • 5°.

        93.12.5 paardensport en maneges;

      • 6°.

        93.12.6 wielersport;

      • 7°.

        93.12.8 winterspor;t

      • 8°.

        93.12.9 overige buitensport;

      • 9°.

        93.14.1 individuele zaalsport;

      • 10°.

        93.14.2 zaalsport in teamverband;

      • 11°.

        93.14.3 kracht- en vechtsport;

      • 12°.

        93.14.4 bowlen, kegelen, biljarten e.d.;

      • 13°.

        93.14.5 denksport;

      • 14°.

        93.14.6 sportscholen;

      • 15°.

        93.14.9 overige binnensport en omnisport;

      • 16°.

        93.15.1 zwem- en onderwatersport;

      • 17°.

        93.15.2 roei-, kano-, zeil- en surfsport e.d.;

      • 18°.

        93.19.2 hengelsport;

      • 19°.

        93.19.9 overige sportactiviteiten (rest).

  • 2. Het college verleent op aanvraag een parkeervergunning aan maatschappelijke instellingen ten behoeve van hun vrijwilligers indien:

    • a.

      de instelling blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd is op een adres in de sector waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • b.

      de instelling gevestigd is op een adres in een gebouw of gebouwencomplex zonder bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening;

    • c.

      de instelling is geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met een van onderstaande SBI-codes:

      • 1°.

        32.99.1 sociale werkvoorziening;

      • 2°.

        88.99.2 maatschappelijk werk;

      • 3°.

        88.99.3 lokaal welzijnswerk;

      • 4°.

        88.99.9 overig maatschappelijk advies, gemeenschaps-huizen, samenwerkingsverbanden welzijn;

      • 5°.

        94.91.1 religieuze organisaties.

  • 3. Het maximaal aantal te verlenen parkeervergunningen is afhankelijk van de SBI-code waarmee de instelling geregistreerd staat en het aantal leden of vrijwilligers. Daarbij geldt als uitgangspunt de aangeleverde ledenlijst of vrijwilligersverklaring, niet ouder dan zes weken. Op dit aantal te verlenen parkeervergunningen wordt in mindering gebracht het aantal parkeerplaatsen waarover het bedrijf kan beschikken indien sprake is van een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening.

  • 4. Het college stelt het maximaal aantal te verlenen parkeervergunningen maatschappelijke instellingen per sector vast.

Artikel 5B Bedrijfsurenvergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een bedrijfsurenvergunning aan:

    • a.

      de in artikel 5, vijfde lid, genoemde organisaties;

    • b.

      de in artikel 5A eerste lid, onderdeel c, genoemde instellingen;

    • c.

      de in artikel 5A tweede lid, onderdeel c, genoemde instellingen;

    • d.

      de in artikel 6 eerste lid, onderdeel e, genoemde instellingen;

    • e.

      zorginstellingen met als hoofdtaak niet-ambulante zorg ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met een van onderstaande SBI-codes:

      • 1°.

        86.10.4 geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting;

      • 2°.

        86.22.1 praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheelkunde of psychiatrie);

      • 3°.

        86.22.2 praktijken van psychiaters en dagbehandelcentra voor geestelijke gezondheids- en verslavingszorg;

      • 4°.

        86.23.1 praktijken van tandartsen;

      • 5°.

        86.23.2 praktijken van tandheelkundig specialisten;

      • 6°.

        86.92.1 gezondheidscentra;

      • 7°.

        86.92.2 arbobegeleiding en re-integratie;

      • 8°.

        86.92.9 samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg en overige;

      • 9°.

        87.10 verpleeghuizen;

      • 10°.

        87.20 huizen en dagverblijven voor verstandelijk gehandicapten en psychiatrische cliënten;

      • 11°.

        87.30.1 huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk Gehandicapten;

      • 12°.

        87.30.2 verzorgingshuizen;

      • 13°.

        87.90.1 jeugdzorg met overnachting en dagverblijven voor jeugdzorg;

      • 14°.

        87.90.2 maatschappelijk opvang met overnachting.

  • 2. Artikel 5, eerste tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de verlening van bedrijfsurenvergunningen met dien verstande dat voor ‘bedrijfsvergunning’ moet worden gelezen ‘bedrijfsurenvergunning’.

  • 3. Artikel 5A, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de verlening van bedrijfsurenvergunningen met dien verstande dat voor ‘parkeervergunning aan maatschappelijke instellingen’ moet worden gelezen ‘bedrijfsurenvergunning’.

  • 4. De vergunning op grond van artikel 5, eerste en achtste lid, en artikel 5A, eerste en tweede lid, kan door bedrijven, genoemd in artikel 5B, eerste lid, worden uitgewisseld voor een bedrijfsurenvergunning.

  • 5. Per kalendermaand heeft het bedrijf per vergunning recht op ten hoogste 132 uur parkeren met eenheden van 10 minuten.

  • 6. Het innen van de afgenomen eenheden bij de houder van de bedrijfsurenvergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.

Artikel 6 Stadsbrede vergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een stadsbrede vergunning aan de hierna vermelde organisaties, instellingen, functionarissen of personen:

    • a.

      huisartsen met praktijk in Rotterdam;

    • b.

      verloskundigen met praktijk in Rotterdam;

    • c.

      Vereniging Dierenambulance Rotterdam ten behoeve van de ambulances;

    • d.

      Stichting Dierenambulance Rotterdam en Omstreken ten behoeve van de ambulances;

    • e.

      zorginstellingen met als hoofdtaak ambulante zorg ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met een van onderstaande SBI-codes, ten behoeve van de uitvoering van ambulante zorg:

      • 1°.

        86.21 praktijken van huisartsen;

      • 2°.

        86.91.1 praktijken van verloskundigen;

      • 3°.

        86.92.3 preventieve gezondheidszorg (geen arbo-begeleiding);

      • 4°.

        88.10.1 thuiszorg;

      • 5°.

        88.10.2 welzijnswerk voor ouderen;

      • 6°.

        88.10.3 ondersteuning en begeleiding van gehandicapten;

      • 7°.

        88.99.1 ambulante jeugdzorg.

    • f.

      Politie Eenheid Rotterdam ten behoeve van de niet-herkenbare politievoertuigen;

    • g.

      gemeentelijke Gezondheidsdienst ten behoeve van de röntgenbus;

    • h.

      Stichting Zwerfkatten ten behoeve van de motorvoertuigen die zwaar materiaal vervoeren;

    • i.

      Non-profit organisaties met voertuigen ten behoeve van voedseluitgifte;

    • j.

      wijkbussen en wijkauto's;

    • k.

      rechtercommissaris en griffiers van de rechtbank Rotterdam ten behoeve van de voertuigen die worden gebruikt bij piketdiensten;

    • l.

      Veiligheidsregio Rotterdam ten behoeve van de voertuigen die gebruikt worden bij piketdiensten;

    • m.

      gemeentelijke diensten ten behoeve van dienstvoertuigen;

    • n.

      Stichting slachtofferhulp ten behoeve van acute zorgverlening;

    • o.

      Maasstad Ziekenhuis ten behoeve van de dialyseauto;

    • p.

      houders van een Europese gehandicaptenparkeerkaart, volgens de BRP woonachtig in Rotterdam en waarbij de aanvrager of diens huisgenoot:

      • 1°.

        kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd

      • 2°.

        de aanvrager een motorvoertuig gebruikt van het bedrijf waarbij hij in loondienst is en waarbij het motorvoertuig op naam staat van het bedrijf dan wel sprake is van een leaseovereenkomst op naam van het bedrijf of

      • 3°.

        de aanvrager feitelijk gebruiker is van een motorvoertuig dat van een autoverhuurbedrijf is gehuurd of geleased,

    • waarbij per Europese gehandicaptenparkeerkaart niet meer dan één stadsbrede vergunning wordt verleend.

  • 2. Indien de aanvraag een motorvoertuig met een niet-Nederlands kenteken betreft wordt op aanvraag een vergunning verleend indien aan de BPM-plicht is voldaan of sprake is van BPM-vrijstelling.

  • 3. De stadsbrede vergunning geldt voor het gehele gereguleerde gebied.

Artikel 7 Parkeervergunning voor autodelen

  • 1. Het college verleent op volgorde van binnenkomst van de aanvraag een stadsbrede vergunning voor free-floating autodelen aan een autodeelorganisatie indien:

    • a.

      de autodeelorganisatie blijkens een uittreksel uit het handelsregister, niet ouder dan zes weken, is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of bij een gelijkwaardig register in een EU-staat;

    • b.

      de autodeelorganisatie in Rotterdam uitsluitend free-floating voertuigen gebruikt die elektrisch zijn en

    • c.

      de autodeelorganisatie een exploitatieplan heeft ingediend waaruit blijkt dat wordt of zal worden voldaan aan de volgende eisen:

      • 1°.

        de autodeelorganisatie stimuleert het gebruik van de voertuigen in het algemeen en voor ritten van meer dan 7,5 kilometer in het bijzonder;

      • 2°.

        de spreiding van auto’s van de autodeelorganisatie is passend bij de vraag;

      • 3°.

        de autodeelorganisatie levert een bijdrage aan de vervoersinclusiviteit;

      • 4°.

        de autodeelorganisatie draagt zorg voor monitoring, dataverzameling, kennisdeling en communicatie over het gebruik en de kwaliteit van de dienst;

      • 5°.

        de autodeelorganisatie maakt gebruikers bewust van de geldende wet- en regelgeving;

      • 6°.

        de autodeelorganisatie is servicegericht tegenover zowel klanten als derden, waaronder in ieder geval begrepen bewoners;

      • 7°.

        de autodeelorganisatie is bereikbaar en garandeert de communicatie met gebruikers, de gemeente en derden, waaronder in ieder geval begrepen bewoners;

      • 8°.

        de autodeelorganisatie handelt klachten en meldingen binnen 24 uur af;

      • 9°.

        de autodeelorganisatie werkt mee aan een halfjaarlijkse evaluatie van het gebruik van het deelsysteem door middel van een evaluatiegesprek met de gemeente op basis van de informatie die op grond van het vierde lid is verstrekt;

      • 10°.

        de autodeelorganisatie maakt gebruik van een open standaard en deelt geanonimiseerde verplaatsingsgegevens van het deelsysteem met de gemeente;

      • 11°.

        de autodeelorganisatie doet jaarlijks onderzoek naar de gebruikers van de dienst, waarbij de aspecten modal shift, effecten op autogebruik, trends en ontwikkelingen over het verplaatsingsgedrag van gebruikers worden betrokken.

  • 2. Het college verleent op volgorde van binnenkomst van de aanvraag een parkeervergunning voor zone-floating autodelen aan een autodeelorganisatie die voldoet aan de voorwaarden zoals beschreven in het eerste lid.

  • 3. Het college verleent per autodeelorganisatie ten hoogste 200 stadsbrede autodeelvergunningen.

  • 4. De autodeelorganisatie levert het college per kwartaal de volgende informatie aan:

    • a.

      aantal actieve voertuigen;

    • b.

      aantal deelautogebruikers;

    • c.

      aantal verhuringen;

    • d.

      gemiddelde gebruikersratio per deelauto;

    • e.

      gemiddelde stilstand tijd;

    • f.

      totaal aantal gereden kilometers;

    • g.

      gemiddelde ritlengte;

    • h.

      gemiddelde ritduur;

    • i.

      gemiddeld gebruik per sector;

    • j.

      ritgegevens met locatie en tijdstip van herkomst en bestemming;

    • k.

      spreiding servicegebied bij free-floating autodelen of locatieoverzicht van de deelauto’s bij zone-floating autodelen;

    • l.

      aantal klachten en overlastmeldingen;

    • m.

      laadpasgegevens voor gemiddelde laad- en parkeertijd bij laadpalen.

Artikel 8 Belanghebbendenvergunning

Het college kan op aanvraag aan de hierna genoemde aanvragers een belanghebbendenvergunning verlenen, die uitsluitend geldt op de aan hen door het college toegewezen vaste parkeerplaatsen:

  • a.

    stationbased autodelen als bedoeld in artikel 9;

  • b.

    consuls;

  • c.

    houders van het door de gemeente Rotterdam uitgereikte keurmerk voor taxichauffeurs;

  • d.

    dienstvoertuigen van de RET.

Artikel 9 Belanghebbendenvergunning voor stationbased autodelen

  • 1. Het college verleent op aanvraag een belanghebbendenvergunning voor stationbased autodelen.

  • 2. Artikel 7, eerste en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de verlening van belanghebbendenvergunning voor stationbased autodelen met dien verstande dat voor ‘stadsbrede vergunning’ moet worden gelezen ‘belanghebbendenvergunning’ en voor ‘free-floating’ moet worden gelezen ‘stationbased’.

Artikel 10 Maximering aantal vergunningen per sector

  • 1. Het college stelt het maximum aantal uit te geven vergunningen per sector vast.

  • 2. Het college stelt het maximum aantal uit te geven stadsbrede parkeervergunningen voor free-floating autodelen vast.

  • 3. Indien het maximum aantal uit te geven vergunningen per sector is verleend, wordt de aanvrager op een wachtlijst voor deze sector geplaatst, waarbij bewoners en bedrijven op aparte wachtlijsten staan.

  • 4. Deze wachtlijsten worden aangelegd op volgorde van binnenkomst van de aanvragen van bewoners en bedrijven, waarbij de datum van registratie door de gemeente Rotterdam bepalend is.

  • 5. Bij de wachtlijst voor bewoners worden de aanvragen voor een eerste bewonersvergunning geplaatst boven de aanvragen voor een tweede bewonersvergunning.

  • 6. Aan de op de wachtlijst geplaatste aanvrager kan op diens verzoek een tijdelijke vergunning worden verleend voor een aangrenzende sector op voorwaarde dat deze tijdelijke vergunning voor de betreffende aangrenzende sector beschikbaar is.

  • 7. Deze sector wordt door het college bepaald binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid voor wat betreft de afstand tot het adres waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

  • 8. De tijdelijke vergunning wordt verleend voor bepaalde tijd met een maximumduur van twaalf maanden, maar niet langer dan de duur van de plaatsing op de wachtlijst.

Artikel 11 Weigeren van een vergunning

Het college kan een vergunning weigeren indien:

  • a.

    de aanvrager niet voldoet aan de voorschriften, die aan het verlenen van een vergunning zijn gesteld.

  • b.

    de aanvrager volgens opgave van de gemeente Rotterdam een invorderbare belastingschuld heeft openstaan of een verschuldigde parkeerbelasting niet heeft betaald.

Artikel 12 Weigeren van een vergunning vanwege belasting van de luchtkwaliteit

  • 1. Het college kan tevens een vergunning weigeren indien vergunning wordt gevraagd voor een:

    • a.

      geregistreerde personenauto of bestelauto op benzine of LPG met een emissieklasse 0;

    • b.

      geregistreerde personenauto of bestelauto op diesel met een emissieklasse lager dan 3;

    • c.

      geregistreerde vrachtauto met een euroklasse lager dan de Europese emissieklasse 4.

  • 2. Deze weigeringsgronden zijn niet van toepassing indien de vergunning betrekking heeft op:

    • a.

      overdracht van een vergunning voor een ongewijzigd kenteken binnen een adres;

    • b.

      aanvraag van de parkeervergunning binnen één maand na ingangsdatum van de invoering betaald parkeren in de nieuwe sector.

  • 3. Deze weigeringsgronden zijn evenmin van toepassing indien de vergunning wordt aangevraagd voor:

    • a.

      een oldtimer;

    • b.

      een teruggekeurd voertuig;

    • c.

      een personen- of bestelauto op benzine of LPG die blijkens de voertuiggegevens van de Basisregistratie Voertuigen van de RDW de aanduiding E2, K6-G of U9 heeft.

Artikel 13 Weigeren van een vergunning vanwege toekenning RDW code

Het college kan tevens een vergunning weigeren indien vergunning wordt gevraagd voor een voertuig waaraan door de RDW een van onderstaande codes is toegekend:

  • a.

    code 34: ongeldig vanwege sloop, uitvoer zonder inlevering van deel I of ongeldig vanwege speciale situaties;

  • b.

    code 51: voertuig gesloopt door erkend bedrijf (KR 37.4);

  • c.

    code 52: uitvoer voertuig (KR 37.3b);

  • d.

    code 55: voertuig gesloopt niet door erkend bedrijf (KR 37.5);

  • e.

    code 60: voertuig voldoet niet aan technische eisen (total loss);

  • f.

    code 93: vervallen, dat wil zeggen ongeldig vanwege sloop, uitvoer met inlevering van minimaal deel I.

Artikel 14 Intrekken van een vergunning

  • 1. Het college kan een vergunning intrekken indien:

    • a.

      de vergunninghouder niet, niet tijdig of niet volledig de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2024 heeft voldaan;

    • b.

      de vergunninghouder niet of niet meer voldoet aan de voorschriften die aan de vergunning zijn gesteld;

    • c.

      de vergunninghouder bij de gemeente Rotterdam een invorderbare belastingschuld heeft openstaan;

    • d.

      de vergunninghouder bij zijn aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt.

  • 2. Het college kan tevens een vergunning intrekken indien:

    • a.

      de vergunninghouder om intrekking verzoekt;

    • b.

      de vergunninghouder niet meer woont of werkt in het gebied waarvoor de vergunning is afgegeven;

    • c.

      sprake is van redenen van openbaar belang;

    • d.

      zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die mee heeft gewogen bij het verlenen van de vergunning;

    • e.

      de vergunninghouder in liquidatie of in staat van faillissement is gesteld;

    • f.

      het voertuig, waarvoor de vergunning is verleend, niet voldoet aan de eisen genoemd in artikel 12 of 13;

    • g.

      de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning gestelde voorschriften of het overeengekomen contract ten behoeve van de toekenning van de vergunning.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan de artikelen 2 tot en met 14 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de regulering van de parkeerdruk zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16 Overgangsregeling

Autodeelorganisaties die op het moment van inwerkingtreding van dit besluit reeds in het bezit zijn van een vergunning behoeven tot en met 31 december 2024 niet te voldoen aan artikel 7, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 17 Intrekking oude regeling

Het Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2023 wordt ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 19 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 12 december 2023.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl