Nota Bodembeheer Helmond 2023-2033

Geldend van 19-12-2023 t/m heden

Intitulé

Nota Bodembeheer Helmond 2023-2033

De raad van de gemeente Helmond

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2023;

gelet op artikel 44 en 47 van het Besluit bodemkwaliteit en artikel 4.3.5 van de Regeling bodemkwaliteit;

besluit:

  • 1.

    De Nota Bodembeheer Helmond 2023-2033 vast te stellen;

  • 2.

    De bevoegdheid tot wijziging van de bodemfunctieklassenkaart bij de bodembeheernota te delegeren aan het college van B&W;

  • 3.

    De Nota Bodembeheer Helmond 2017-2027 in te trekken;

  • 4.

    Het Besluit van het college van burgemeester en wethouders houdende regels omtrent Bodemkwaliteitskaart PFAS Helmond in te trekken.

1. INLEIDING

Voor u ligt de Nota Bodembeheer Helmond 2023-2033 met hierin de lokale regelgeving voor duurzaam bodembeheer.

1.1 Aanleiding

Het college van B&W van de gemeente Helmond is bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit voor het toepassen (inclusief tijdelijk opslaan) van grond, bagger en bouwstoffen op de landbodem binnen haar gemeentegrenzen. Namens het college van B&W worden (meldingen van) dergelijke toepassingen door toezichthouders van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) gecontroleerd.

Volgens het generieke (landelijke) kader van het Besluit bodemkwaliteit geldt bij het toepassen van grond en baggerspecie een zogenoemde 'dubbele toets': dit betekent dat de milieuhygiënische kwaliteit van de toe te passen partij wordt getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem én aan de kwaliteit die hoort bij de bodemfunctieklasse op de toepassingslocatie (wonen, industrie of overig). De toe te passen partij moet voldoen aan de schoonste van de twee.

Dit generieke toetsingskader kan in bepaalde gevallen dusdanig streng zijn, dat het leidt tot gebruik van primaire grondstoffen of afvoer in plaats van hergebruik van vrijkomende grond en bagger. Het Besluit bodemkwaliteit biedt de mogelijkheid om dit soort nadelen weg te nemen of te verkleinen door het stellen van gebiedsspecifieke maximale waarden binnen een aan te wijzen bodembeheergebied. In deze bodembeheernota is daarvan gebruik gemaakt.

1.2 Doel en ambities

De Nota bodembeheer stimuleert het hergebruik van (licht verontreinigde) grond en baggerspecie, hetgeen bijdraagt aan de duurzaamheidsambities van de gemeente. Het doel daarbij is zoveel mogelijk grond en bagger binnen het bodembeheergebied te hergebruiken zonder daarmee de functie van de bodem te belemmeren.

Onder duurzaam bodembeheer wordt verstaan het afstemmen van de bodemkwaliteit op het (beoogde) gebruik van de bodem. Dit wil zeggen dat de kwaliteit van grond en bagger niet mag leiden tot risico's voor mens, plant of dier bij het (beoogde) gebruik van de toepassingslocatie. Bijkomend voordeel van duurzaam bodembeheer is dat kan worden bespaard op de kosten voor de aanschaf van primaire delfstoffen, het uitvoeren van partijkeuringen en het afvoeren van vrijkomende grond en bagger.

Als het hergebruik voor de toepassingslocatie een verslechtering van de bestaande bodemkwaliteit betekent, dan wordt dat niet als een probleem gezien. Het concept “wat schoon is, moet schoon blijven” wordt bij duurzaam bodembeheer namelijk losgelaten op voorwaarde dat op gebiedsniveau het ‘standstill-principe’ wordt gehanteerd. Hiermee wordt bedoeld dat het lokaal verslechteren van de bodemkwaliteit is toegestaan, wanneer dit plaatsvindt met gebiedseigen grond. Op deze manier blijft de bodembelasting op de schaal van het bodembeheergebied namelijk gelijk.

Opgemerkt wordt dat duurzaam bodembeheer alleen kan worden gerealiseerd als de via deze Nota ingevulde beleidsruimte wordt benut door iedereen die betrokkenen is bij de aan- en afvoer van grond of bagger, zoals bijvoorbeeld aannemers, projectontwikkelaars, waterschappen, provincie en de gemeente zelf.

1.3 Reikwijdte

Deze Nota bodembeheer bevat gebiedsspecifieke toepassingseisen voor grond of baggerspecie die afkomstig zijn uit het bodembeheergebied waarvoor deze Nota geldt. Voor het toepassen van partijen grond en baggerspecie afkomstig van buiten het beheergebied, geldt het generieke toetsingskader.

De gebiedsspecifieke toepassingseisen gelden alleen voor het toepassen op de landbodem van grond en baggerspecie, inclusief het op aangrenzende percelen verspreiden van baggerspecie. Toepassingen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater zijn buiten beschouwing gelaten. Het college van B&W is hiervoor niet het bevoegde gezag. Dat is het waterschap Aa en Maas of het waterschap De Dommel.

Het gebiedsspecifieke beleid is niet van toepassing binnen bijzondere gebieden zoals grondwater-beschermingsgebieden, indien dat in strijd zou zijn met de regels uit de provinciale omgevingsverordening.

1.4 Relatie met saneringsbeleid

Volgens zowel het stelsel van de Wet bodembescherming (Besluit uniforme saneringen) als de Omgevingswet, moet men voor de terugsaneerwaarden voor grond en de milieuhygiënische kwaliteit van aanvulgrond, zoveel mogelijk uitgaan van de normwaarden voor het toepassen van grond of baggerspecie op of in de bodem, die zijn opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit:

  • Bevindt de saneringslocatie zich binnen een gebied dat is ingedeeld in de bodemfunctieklasse Wonen of Industrie, dan gelden respectievelijk de maximale waarden van de klasse Wonen of de maximale waarde van de klasse Industrie.

  • Is de saneringslocatie gelegen in een gebied waarvoor geen bodemfunctieklasse is vastgesteld (overig), dan gelden in principe de landelijke achtergrondwaarden (AW2000).

1.5 Vaststelling en geldigheidsduur

Deze Nota, en de daarin opgenomen kaarten van bodemkwaliteit en bodemfuncties, vervangt de "Nota bodembeheer Helmond 2017-2027" (gemeenteraad, 27-02-2018) en de "Bodemkwaliteitskaart PFAS Helmond"(college van B&W, 10-09-2019).

De voorliggende Nota bodembeheer wordt door de gemeenteraad vastgesteld via de openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de Nota pas wordt vastgesteld als iedereen de mogelijkheid heeft gehad om een zienswijze te kunnen geven op het ontwerp van de Nota.

Geldigheidsduur Nota bodembeheer

De geldigheidsduur van een Nota bodembeheer is maximaal 10 jaar. Gezien de naderende Omgevingswet vervalt de Nota van rechtswege bij het inwerking treden van de Omgevingswet. Regels afkomstig uit de Nota, die van rechtswege terecht komen in het tijdelijk omgevingsplan zijn van kracht tot uiterlijk ten tijde van het einde van de transitieperiode Omgevingswet (ten tijde van schrijven van dit document is dat op 31 december 2029).

Geldigheidsduur bodemkwaliteitskaart(en)

De bodemkwaliteitskaart dient elke 5 jaar te worden geactualiseerd om te kunnen worden gebruikt als bewijsmiddel. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft deze termijn in principe ongewijzigd. Wel is het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de 5 jaarstermijn voor de actualisatie, specifiek wordt hier de ontgravings- en toepassingskaart bedoelt.

Geldigheidsduur bodemfunctieklassenkaart

De bodemfunctieklassenkaart wordt regelmatig geactualiseerd door het college van B&W, bijvoorbeeld bij nieuwe of gewijzigde bestemmingen. Bij het gebruik van deze Nota moet worden uitgegaan van de meest actuele versie van de bodemfunctieklassenkaart als gebiedsspecifieke toepassingskaart. Deze is te vinden via de landelijke website voor decentrale regelgeving.

De bodemfunctieklassenkaart wordt bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege onderdeel van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan.

Bij het actualiseren van de bodemfunctieklassenkaart zal worden beoordeeld of een tussentijdse aanpassing van de bodembeleidsregels in de Nota bodembeheer of als regels in het tijdelijk deel van het omgevingsplan noodzakelijk is. Ook in het geval van relevante wijzigingen in de wet- en regelgeving dient te worden nagegaan of het noodzakelijk is om de regels van het vigerende bodembeleid opgenomen in de Nota bodembeheer te actualiseren. In beide gevallen geldt dat aanpassing van het gebiedsspecifieke (normen) zoals verwoord in deze Nota bodembeheer, altijd door de gemeenteraad geschiedt.

1.6 Aansprakelijkheidsclausule

De voor deze Nota gebruikte bodemkwaliteitskaarten geven een indicatie van de verwachte bodemkwaliteit of de kwaliteit van een partij vrijkomende grond:

  • Een bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op een steekproef met een bepaalde mate van onzekerheid;

  • Er kan lokaal sprake zijn van (onbekende) verontreinigingen in de bodem (grond en grondwater);

  • De bodemonderzoeken waarop de bodemkwaliteitskaart is gebaseerd, waren vaak niet bedoeld voor het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de vrijkomende grond.

Ondanks de genoemde beperkingen worden de bij deze Nota bodembeheer behorende bodemkwaliteitskaarten door de gemeente Helmond als milieuhygiënische verklaring geaccepteerd bij het toepassen van partijen grond en baggerspecie. Uiteraard volgens de voorwaarden voor het gebruik van de kaarten voor grondverzet et cetera die in de Regeling bodemkwaliteit zijn opgenomen.

De eindverantwoordelijkheid voor het toepassen van een partij grond (of baggerspecie) ligt altijd bij de ontvangende eigenaar van de locatie waar de grond of baggerspecie wordt toegepast. De gemeente Helmond is dan ook niet aansprakelijk voor eventuele schade die voortkomt uit onzekerheden van de bodemkwaliteitskaart of het overige in deze Nota bodembeheer beschreven regels.

1.7 Beheergebied

Voor de onderhavige nota is het beheergebied gedefinieerd als de landbodem binnen de gemeentegrens van Helmond.

Figuur 1.1: Beheergebied waarop de Nota bodembeheer van toepassing is

afbeelding binnen de regeling

1.8 De Omgevingswet en overgangsrecht

De Omgevingswet gaat uit van een integrale benadering van de fysieke leefomgeving. Daarbij worden bij de vorming van beleid en het nemen van besluiten alle belangen, die spelen bij het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving, in samenhang gewogen. Het niet actief saneren van de regionale aandachtsgebieden past binnen de gedachte van de toekomstige Omgevingswet. We zetten niet meer sectoraal in op het verbeteren van de bodemkwaliteit, maar daar waar nodig op het verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, worden verschillende gemeentelijke regels en verordeningen onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente. De bruidsschatregels worden ook onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Tijdens de transitiesfase (tot eind 2029) heeft de gemeente de tijd om het tijdelijke deel van het omgevingsplan om te zetten naar het nieuwe deel van het omgevingsplan. Het omgevingsplan omvat alle ruimtelijke regels, waaronder ook een deel van de regels voor grondverzet uit de Nota bodembeheer.

Na inwerkingtreden van de Omgevingswet wordt hoofdstuk 2 van de voorliggende Nota bodembeheer van rechtswege onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente. In hoofdstuk 3 van deze Nota zijn de overige bodem-gerelateerde onderwerpen van de gemeente Helmond uitgewerkt. Dit beleid wordt niet van rechtswege onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wijzigt de wettelijke basis van het lokale bodembeleid. Waar tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de Wet bodembescherming en het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit het normenkader vormden voor lokaal bodembeleid, zullen onder de Omgevingswet nieuwe beleidskaders van kracht zijn. Met betrekking tot bodembeleid worden de volgende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) relevant:

  • Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl);

  • Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

Tevens zullen een gewijzigd Besluit bodemkwaliteit en een nieuwe Regeling bodemkwaliteit 2022 van kracht worden.

Het Bal is gericht aan burgers, bedrijven en bestuursorganen en omvat algemene regels over de leefomgeving, activiteiten, vergunningen en meldingsplichten. In het Bkl, welke gericht is aan bestuursorganen, worden regels opgenomen welke met name betrekking hebben op normen en instructies voor milieu en veiligheid.

Bij het opstellen van dit document is gebruik gemaakt van de volgende wetsdocumenten en versienummers:

1.9 Leeswijzer

De Nota bodembeheer is ingedeeld in vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1 vormt de onderhavige inleiding. In hoofdstuk 2 is het bodembeleid opgenomen dat na inwerkingtreden van de Omgevingswet van rechtswege onderdeel wordt van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. In dit hoofdstuk zijn opgenomen:

  • Erkenning van bodemkwaliteitskaarten;

  • De bodemfunctieklassenkaart;

  • Gebiedsspecifieke toepassingseisen (lokale maximale waarden en maximaal percentage bodemvreemde bijmengingen).

In hoofdstuk 3 van deze Nota zijn de overige bodem-gerelateerde onderwerpen van de gemeente Helmond uitgewerkt. Het beleid in dat hoofdstuk wordt niet van rechtswege onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In hoofdstuk 4 is vervolgens het huidige landelijke bodembeleid tezamen met het toekomstige landelijke bodembeleid onder de Omgevingswet beschreven. De bijbehorende bodemkaarten (bodemkwaliteitskaarten en bodemfunctieklassenkaart) zijn in bijlage 2 en 3 van deze Nota opgenomen.

2. BODEM IN TIJDELIJK DEEL VAN HET OMGEVINGSPLAN

2.1 Inleiding en onderbouwing

Tijdelijk deel van het Omgevingsplan

Via de Aanvullingswet bodem Omgevingswet is er overgangsrecht voor lokaal beleid dat op grond van artikel 12a, lid 5 Wet bodembescherming is vastgesteld. Het gaat hierbij om regels ten aanzien van de kwaliteit, waaronder de samenstelling en emissie, van grond of baggerspecie en de wijze van toetsing aan de kwaliteit en het gebruik van de bodem waarop of waarin grond of baggerspecie wordt toegepast (Wbb, artikel 12a, lid 3). Hieruit volgt dat er overgangsrecht is voor de bodemfunctieklassenkaart en gebiedsspecifiek beleid dat volgt uit artikel 44 van het Besluit bodemkwaliteit. De hieruit volgende gebiedsspecifieke kaarten (zoals de gebiedsspecifieke toepassingskaart) vallen ook onder het overgangsrecht. Gedurende de overgangsperiode (tot en met 31 december 2029) heeft de gemeente de tijd om deze onderwerpen van het tijdelijk deel van het omgevingsplan over te zetten naar maatwerkregels in het nieuwe deel van het omgevingsplan.

In dit hoofdstuk zijn de onderdelen van het regionale bodembeleid beschreven die conform de Aanvullingswet bodem Omgevingswet, van rechtswege in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente terechtkomen.

Het beleidskader

Het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit stelt normen met betrekking tot de toepassing van grond en baggerspecie op basis van een landelijk geldend normenkader. Op grond van het Besluit bodemkwaliteit artikel 44 heeft de gemeente de ruimte om af te wijken van dit generieke kader voor zover het lokale toepassingseisen, inclusief afwijkend percentage bijmengingen, betreft.

De mogelijkheid tot gebiedsspecifiek beleid blijft ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet bestaan. Dit is mogelijk door middel van het opnemen van regels in het gemeentelijk omgevingsplan. Gebiedsspecifiek beleid wordt in het stelsel van de Omgevingswet “maatwerkregels” genoemd.

Knelpunten in de gemeente Helmond

Het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit stelt dat de kwaliteit van een toe te passen partij grond of baggerspecie moet passen bij zowel de kwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Om na te kunnen gaan of en welke knelpunten het generieke beleid voor de gemeente Helmond oplevert, zijn de bodemkwaliteitskaarten vergeleken met de bodemfunctieklassenkaart. Hieruit volgt dat het generieke toepassingskader tot een aantal problemen kan leiden:

  • Partijen grond (of baggerspecie) die vrijkomen op verdachte locaties moeten voor hergebruik worden gekeurd. Daarbij kan blijken dat kwaliteitsklasse slechter is dan de diffuse achtergrondkwaliteit zoals aangegeven op de bodemkwaliteitskaart. Dit brengt vaak extra kosten met zich mee voor transport en acceptatie.

  • Een groot deel van Helmond heeft een algemene bodemkwaliteit die overeenkomt met die van schone grond. Hergebruiksgrond moet op die plaatsen ook schoon zijn ook al zou binnen de bodemfunctie best licht verontreinigde grond kunnen worden toegepast. Met het aanvoeren van schone grond zijn hogere kosten gemoeid dan met het aanvoeren van grond van de klasse Wonen of Industrie.

  • In het centrumgebied van Helmond komt grond vrij met een kwaliteitsklasse Wonen die volgens het generieke kader alleen in dezelfde zone herbruikbaar is. Aangezien er in deze zone naar verwachting meer grond vrijkomt dan er nodig is, ontstaat een probleem met de afzet van de vrijkomende grond.

Om extra ruimte te creëren voor grondverzet kiest de gemeente Helmond daarom voor gebiedsspecifiek beleid. Het belangrijkste uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat de kwaliteit van de bodem wordt afgestemd op het gebruik/ de functie van de bodem. De toepassingseisen worden in de volgende paragrafen nader uitgewerkt.

Tot slot is in delen van de Helmondse bodem sprake van een diffuse verontreiniging met PFAS. De problematiek met PFAS wordt in het verantwoordingsrapport van de bodemkwaliteitskaart PFAS van Helmond 2023 besproken.

2.2 Erkenning bodemkwaliteitskaarten

2.2.1 Bodemkwaliteitskaart Helmond

De gemeente Helmond heeft eerder bodemkwaliteitskaarten gemaakt ten behoeve van het bepalen van de diffuse bodemkwaliteit voor genormeerde stoffen en voor PFAS-stoffen (inclusief GenX). Die kaarten zijn geactualiseerd en worden vervangen door de kaarten die in deze Nota zijn opgenomen. De verantwoording voor de actualisatie van de bodemkwaliteitskaarten is opgenomen in de rapporten:

  • Actualisatie bodemkwaliteitskaart gemeente Helmond 2023 (Antea Group, projectnummer 0480313.102, 07-06-2023);

  • Actualisatie bodemkwaliteitskaart PFAS gemeente Helmond 2023 (Antea Group, projectnummer 0480313.103, 07-06-2023).

Bij de actualisatie zijn de uitgangspunten en voorwaarden van de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten gehanteerd. De beleidsmatige en technische achtergronden van de bodemkwaliteitskaart zijn niet gewijzigd ten opzichte van de eerder vastgestelde bodemkwaliteitskaarten. Daarom is bij de actualisatie volstaan met een statistische en ruimtelijke analyse van bodemonderzoeksgegevens uit het gemeentelijke bodeminformatiesysteem. Bij die analyse is ook gekeken naar de kwaliteit van de (licht verontreinigde) grond die de afgelopen vijf jaar is toegepast volgens het gebiedsspecifieke kader. Tot slot is ook een nieuwe statistische berekening uitgevoerd op de grondwaterkwaliteit, om zo een indruk te krijgen van eventueel lokaal verhoogde achtergrondconcentraties in het Helmondse grondwater.

De stofgroep PFAS is niet opgenomen in de bodemkwaliteitskaart voor genormeerde stoffen omdat PFAS nog niet zijn opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit. De bodemkwaliteit van PFAS moet los worden getoetst van de overige stoffen. Omdat onderscheid duidelijk weer te geven, zijn de kaarten hiervoor ook afzonderlijk van elkaar opgesteld. Ook is de gehanteerde zone-indeling afwijkend.

De gegenereerde kentallen over de periode sinds het vaststellen van de vorige kaart, zijn vergeleken met de kentallen van de vorige kaarten. Daarbij is gebleken:

  • Er waren ruim voldoende waarnemingen beschikbaar om statistisch betrouwbare kentallen te genereren.

  • De bodemkwaliteitskaarten zijn enigszins gewijzigd ten opzichte van de vorige bodemkwaliteitskaarten:

    • o

      Voor genormeerde stoffen is de kwaliteit van de ondergrond van zone “Industrie voor 1967” nu geclassificeerd als kwaliteitsklasse “Wonen”, waar deze voorgeen geclassificeerd was als klasse “Achtergrondwaarden”.

    • o

      De zone-indeling voor de stofgroep PFAS is gewijzigd ten opzichte van de voorgaande PFAS-bodemkwaliteitskaart. Op de voorgaande kaarten waren er losse ondergrondkaarten voor GenX, PFOA en PFOS. Dit onderscheid is losgelaten.

  • Het gebiedsspecifiek bodembeleid van de afgelopen jaren leidt niet tot een relevante beïnvloeding (verslechtering) van de actuele bodemkwaliteit.

De nieuw opgestelde kaart(en) van de bodemkwaliteit in deze Nota worden gebruikt als kaart voor het bepalen van:

  • De kwaliteit van de ontvangende bodem (gebruikt bij de dubbele toets in het generieke toetsingskader).

  • De kwaliteit van vrijkomende grond (ontgravingskaart, tevens bewijsmiddel voor de bodemkwaliteit bij hergebruik van grond binnen het gebiedsspecifieke toetsingskader).

2.2.2 Andere bodemkwaliteitskaarten

De bodemkwaliteitskaart van Helmond kan worden gebruikt voor het bepalen van de kwaliteit van een binnen het beheergebied partij vrijkomende grond of bagger of voor het bepalen van de kwaliteit van de ontvangende bodem.

Door de grens van het beheergebied gelijk te trekken met de gemeentegrens, kiest de gemeente Helmond er tevens voor de bodemkwaliteitskaarten van andere gemeenten niet als bewijsmiddel voor de kwaliteitsklasse van een partij grond of bagger te erkennen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:

  • De gemeente Helmond kent de buitengemeentelijke herkomstlocaties niet goed (alleen het adres) en weet dus niet of deze verdacht zijn op de aanwezigheid van bodemverontreiniging.

  • De gemeente Helmond heeft geen inzicht in de kwaliteit van de bodemdata die onder de externe kaarten liggen noch in de manier waarop deze kaarten zijn opgesteld.

  • Het verdient de voorkeur om grond uit het eigen beheergebied zo duurzaam mogelijk te hergebruiken.

Bij deze Nota zijn in de bijlage ook de kaarten met lokaal verhoogde achtergrondconcentraties in het Helmondse grondwater opgenomen. Deze kunnen worden gebruikt om te onderbouwen of nader bodemonderzoek nodig is indien een verhoogde concentratie zware metalen in het grondwater wordt aangetoond op een onverdacht perceel.

2.3 Bodemfunctieklassenkaart

De bodemfunctieklassenkaart is een weergave van het huidige en eventueel toekomstige, gebruik van de landbodem. De bodemfunctieklassenkaart wordt gebruikt bij:

  • Bepalen van de terugsaneerwaarde bij bodemsaneringen (bij eenvoudige standaard bodemsaneringen volgens het Besluit uniforme saneringen en de Omgevingswet moet de grond na sanering een kwaliteit hebben die voldoet aan de Maximale waarden uit de Regeling bodemkwaliteit voor de betreffende bodemfunctieklasse).

  • Bepalen van de kwaliteitseisen grond en bagger (bij het generieke toetsingskader uit het Besluit bodemkwaliteit wordt de bodemfunctieklassenkaart gebruikt bij de zogenaamde dubbele toets. De milieuhygiënische kwaliteit van het toe te passen materiaal moet passen bij zowel de bodemfunctieklasse als de kwaliteit van de ontvangende bodem).

Ook deze Nota bodembeheer moet volgens het Besluit bodemkwaliteit een kaart met de bodemfuncties bevatten. Daarom is de eerder door de gemeenteraad van Helmond vastgestelde bodemfunctieklassenkaart geactualiseerd. Deze nieuwe kaart is opgenomen in bijlage 2.

De verantwoording voor de actualisatie van de bodemfunctieklassenkaart is opgenomen in:

  • Actualisatie bodemfunctieklassenkaart gemeente Helmond (Cluster Milieu, registratienummer 34526855, 25-04-2023).

NB: De bodemfunctieklassenkaart van de gemeente Helmond geldt conform deze Nota tevens als gebiedsspecifieke toepassingskaart voor boven- en ondergrond. Omdat de bodemfunctieklassenkaart kan wijzigen, moet bij het gebruik van deze Nota steeds de vigerende bodemfunctieklassenkaart opgezocht worden.

Uitgesloten gebieden

Van de bodemfunctieklassenkaart worden terreinen zonder bodemfunctie uitgesloten. Het gaat hierbij om oppervlaktewateren. De gemeente is namelijk geen bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit voor oppervlaktewateren en waterbodems.

2.4 Gebiedsspecifieke toepassingseisen

2.4.1 Onderbouwing lokale normstelling

Door middel van gebiedsspecifiek beleid (maatwerk onder de Omgevingswet) worden vraag en aanbod van partijen grond (en baggerspecie) beter op elkaar afgestemd dan mogelijk is onder het generieke kader. Dit maakt het mogelijk dat maatschappelijke ontwikkelingen doorgang kunnen vinden, zonder dat er risico’s zijn bij het gebruik van de bodem. De maatschappelijke ontwikkelingen in de openbare ruimte behelzen met name wegreconstructies en de aanleg en onderhoud van kabels en leidingen.

Het resultaat van deze afstemming resulteert in de lokale normstelling, ook wel toepassingseis genoemd. Deze normstelling is deels gebaseerd op het generieke normkader en is deels gebiedsspecifiek ingevuld middels Lokale Maximale Waarden (LMW). Daarbij is uitgegaan van de actuele bodemkwaliteitszones uit de bodemkwaliteitskaart. Er kan bij het toepassen van een partij uitsluitend gebruik gemaakt worden van de LMW als de toe te passen partij afkomstig is uit het beheergebied (zie paragraaf 1.7 van deze Nota). Op deze manier wordt voldaan aan het standstill-beginsel op beheergebied-niveau.

2.4.2 Lokale normstelling: functiekaart is toepassingskaart

De kaart met de bodemfuncties in bijlage 2 geldt als “gebiedsspecifieke toepassingskaart”. Die bodemfunctieklassenkaart kan periodiek door het college van B&W worden geactualiseerd naar aanleiding van door de gemeenteraad vastgestelde (wijzigingen van) bestemmingsplannen. De nieuwe kaart vervangt dan de functiekaart in bijlage 2. De actuele gebiedsspecifieke toepassingskaart is steeds als bodemfunctieklassenkaart te vinden in het Gemeenteblad en op de landelijke website voor decentrale regelgeving.

2.4.3 Afwijkend percentage bodemvreemde bijmengingen

Het Besluit bodemkwaliteit stelt in artikel 34 dat een partij grond en baggerspecie maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal mag bevatten. Bodemvreemde materialen komen van nature niet in de bodem voor, bijv. puin, koolas, plastic, hout, asbest en metaal. De gemeente Helmond vindt dit maximale percentage in veel gevallen te hoog. Binnen het gebiedsspecifieke beleid wordt alleen een beperkte chemische verslechtering acceptabel geacht. Als 20% bodemvreemd materiaal zonder meer wordt toegestaan, ontstaat echter ook een verslechtering in bijvoorbeeld de fysische en cultuurtechnische eigenschappen. Bovendien kan verdergaande verwering van bodemvreemde materialen later alsnog leiden tot ongewenste bodembelasting met verontreinigende stoffen.

Op grond van artikel 44 van het Besluit bodemkwaliteit wordt bepaald dat binnen de gemeente Helmond in gebieden met de functieklassen Overig (Landbouw/natuur) en Wonen alleen grond en baggerspecie mag worden toegepast met een maximaal percentage bodemvreemd materieel aan steenachtig materiaal en hout van vijf gewichtsprocenten. Ander bodemvreemd materiaal, zoals glas, plastics of piepschuim, mag alleen sporadisch in de ontgraven grond of baggerspecie voorkomen. Het gaat in alle gevallen uitsluitend om bodemvreemde materiaal dat al vóór het ontgraven of bewerken in de bodem aanwezig is en vermenging daarmee redelijkerwijs niet kon worden voorkomen

Voor de meeste gevoelige functies (Wonen met tuin, plaatsen waar kinderen spelen en moes- en volkstuinen mag dit percentage niet meer dan twee gewichtsprocenten bedragen. Ander bodemvreemd materiaal, zoals plastics of piepschuim, mag alleen sporadisch in de ontgraven grond of baggerspecie voorkomen. Het gaat in alle gevallen uitsluitend om bodemvreemde materiaal dat al vóór het ontgraven of bewerken in de bodem aanwezig is en vermenging daarmee redelijkerwijs niet kon worden voorkomen

Naar verwachting leidt deze strengere norm voor de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal in grond niet tot problemen. In het stedelijk gebied waar vaker grotere hoeveelheden bodemvreemd materiaal voorkomen kunnen deze namelijk eenvoudig en relatief goedkoop in voldoende mate worden verwijderd door het zeven van de vrijgekomen grond.

2.4.4 Normstelling aangewezen wegen en wegbermen

Het Besluit bodemkwaliteit kent voor het toepassen van grond in bermen en taluds van rijkswegen, provinciale wegen en spoorwegen een apart toetsingskader. De kwaliteit van de daar toe te passen grond en baggerspecie hoeft niet te worden getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem, maar moet voldoen aan de maximale waarden van de bodemfunctieklasse industrie. Deze uitzondering is begrensd tot 10 meter vanaf de rand van de verharding of het ballastbed (zie ook de begrippenlijst in bijlage 1).

Voor (bermen van) gemeentelijke wegen is er geen uitzondering gemaakt in het toetsingskader van het Besluit bodemkwaliteit. De kwaliteit van de daartoe te passen grond moet aansluiten bij de kwaliteit en functie van het omliggende gebied.

De gemeente Helmond kiest er daarom voor om de zwaarst belaste bermen van de wegen in te delen in de functieklasse industrie:

  • Het gaat dan om de zogenaamde gebiedsontsluitingswegen die relatief veel verkeer verwerken. Toepassen van schone grond of grond van klasse wonen is daar niet duurzaam omdat de kwaliteit van die grond zal gaan verslechteren.

  • De kwaliteit van de grond voldoet aan de kwaliteitsklasse Industrie of is schoner. Omdat het gaat om bermen langs drukke wegen die amper worden betreden, zal dit niet leiden tot significatie aanvullende blootstelling aan verontreinigende stoffen door inname van grond.

2.4.5 Normstelling bij hergebruik van baggerspecie

Als men stedelijke bagger wil hergebruiken in het buitengebied, is vaak een partijkeuring noodzakelijk. De baggerspecie afkomstig uit stedelijk gebied is namelijk vaak van mindere kwaliteit dan specie uit het landelijk gebied. Dit is het gevolg van al dan niet voormalige (industriële) lozingen en diverse puntbronnen zoals overstorten.

Bij zo'n partijkeuring worden in stedelijke baggerspecie vaak organische parameters zoals PAK en minerale olie in verhoogde gehalten aangetoond. Hierdoor zal er maar weinig stedelijke bagger geschikt zijn voor hergebruik in het buitengebied (eis = AW2000).

Omdat de organische parameters in een aerobe omgeving echter snel afbreken, kan voor de toepassing van de bagger in het buitengebied een drie keer hoger maximaal gehalte PAK en minerale olie worden toegestaan. Alle andere parameters moeten wel voldoen aan de maximale waarden en rekenregels van de klasse AW2000.

In onderstaande tabel zijn de maximaal toegestane gehalten voor minerale olie en PAK(VROM) in stedelijke bagger opgenomen. De gemeten gehaltes in de bagger moeten hieraan direct getoetst worden, dus zonder de normaliter gebruikelijke correctie voor het gehalte aan organische stof.

Tabel 2.1: maximaal toegestane gehalten voor minerale olie en PAK(VROM) in stedelijke bagger

Parameter

Toegestane gehalte (mg/kg ds.), standaard bodem

Minerale olie

500

PAK (VROM)

4,5

Opmerking: Als de baggerspecie na onderzoek volgens de NEN5720 of een partijkeuring conform AP04 schoon (AW2000) blijkt te zijn, gelden er geen toepassingsbeperkingen.

Het beleid geldt alleen voor ongerijpte baggerspecie, dus niet voor gerijpte bagger/ grond. Er hoeft niet te worden getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem.

2.4.6 Normstelling PFAS

Toelichting

PFAS is een verzamelnaam van gefluoreerde koolwaterstoffen die van nature niet in het milieu voorkomen. PFAS wordt veel gebruikt bij het maken van blusschuim, coatings (o.a. teflon), verf, kleding en cosmetica. Het heeft de eigenschappen persistent, mobiel en niet tot nauwelijks biologisch afbreekbaar te zijn. PFOS (perfluoroctaansulfonzuur), PFOA (perfluoroctaanzuur) en GenX staan op de lijst van Zeer Zorgwekkend stoffen (ZZS). Een aantal andere stoffen uit de PFAS-groep staat op de lijst van potentiële ZZS.

Het Rijk heeft voor PFAS in de bodem en in bagger geen landelijke normen vastgesteld. Er is vooruitlopende op nationale regelgeving wel een Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat opgesteld. Daarom heeft de gemeente Helmond zelf beleid opgesteld in haar Beleidsregels PFAS Helmond 2019.

Het doel van de bodemkwaliteitskaart voor PFAS en de toepassingseis, uitgewerkt in de volgende paragraaf, is het grondverzet binnen het beheergebied van gemeente Helmond te vereenvoudigen voor wat betreft de stofgroep PFAS. Voor het toepassen van grond moet de toetsing op PFAS separaat plaatsvinden aan toetsing voor de genormeerde stoffen.

Achtergrondwaarden PFAS

Voor het bepalen van de actuele bodemkwaliteit is in de bodemkwaliteitskaart PFAS het 95-percentiel gebruikt. In de statistieken van het verantwoordingsrapport van de PFAS-bodemkwaliteitskaart zijn deze waarden terug te vinden. De kwaliteit is bepaald voor twee zones (zone 1 en zone 2) en deze zijn onderverdeeld in de lagen bovengrond (0,0 – 0,50 m -mv.) en ondergrond (0,50 – 2,00 m -mv.). In bijlage 3 van dit rapport zijn de ontgravingskaarten weergegeven. De hierop weergegeven kwaliteitsklassen zijn gebaseerd op het huidige landelijke kader, het Handelingskader PFAS (december 2021) om tot verschillende kwaliteiten per zone te komen. De kaart geeft niet de gehanteerde kwaliteitsklasse door de gemeente Helmond weer. Het gemeentelijke beleid van Helmond kan hiervan afwijken.

Toepassingseis PFAS voor toepassen van grond/bagger

De lokale maximale waarden voor PFAS voor hergebruik van grond binnen de gemeente Helmond zijn als volgt vastgesteld:

Tabel 2.2: Lokale maximale waarden PFAS gemeente Helmond in grond

Bodemfunctie

PFOS

PFOA

GenX

Overige PFAS

Overig

P95

P95

P95

P95

Wonen

3

7

3

3

Industrie

3

7

3

3

Voor toepassingen van grond en baggerspecie afkomstig uit de gemeente Helmond geldt het gebiedsspecifieke kader en daarmee de Lokale Maximale Waarden uit de bovenstaande tabel. In de bijlage 3 zijn de bijbehorende toepassingskaarten weergegeven.

Voor partijen afkomstig van buiten de gemeente Helmond geldt het generieke toetsingskader uit het Besluit Bodemkwaliteit. Er moet dan ook nog getoetst worden aan de lokale bodemkwaliteit (de achtergrondwaarde vastgesteld op het gemiddelde van de betreffende kwaliteitszone). Dit is weergegeven op de toepassingskaarten PFAS voor grond en baggerspecie afkomstig van buiten Helmond in bijlage 3.

Zie voor meer informatie over toepassingen met PFAS-houdende partijen grond en bagger de Beleidsregels PFAS Helmond 2019. Voor toepassingen in gebieden die zijn aangewezen voor waterwinningen voor menselijke consumptie gelden aanvullende regels op grond van de vigerende omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant.

3. BODEMBELEID

3.1 Bijzondere situaties bij het toepassen van grond en baggerspecie

3.1.1 Kabels en leidingen

In het Besluit bodemkwaliteit is beschreven dat het tijdelijk verplaatsen of uit een toepassing wegnemen van grond is toegestaan als deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in die toepassing wordt aangebracht.

Formeel betekent dit dat de vrijgekomen grond in dezelfde laag moet worden teruggebracht. Ook moet de ligging van de partij ten opzichte van het grondwatervlak voor en na de tijdelijke uitname gelijk blijven. Reden hiervoor is dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bovengrond over het algemeen slechter is dan die van de ondergrond. Door het niet gescheiden houden van beide lagen, worden verschillende kwaliteitsklassen gemengd.

Het gescheiden ontgraven en houden van de boven- en ondergrond is in de praktijk echter moeilijk realiseerbaar. Vooral bij werkzaamheden aan kabels en leidingen (inclusief riolering). De grond die bij dit soort werkzaamheden wordt ontgraven, wordt namelijk vaak in één depot geplaatst. Daarbij wordt over het algemeen geen onderscheid gemaakt in grond afkomstig uit de bovengrond of uit de ondergrond, met als consequentie dat de grond gemengd in de sleuf wordt teruggebracht. Dit is hieronder geïllustreerd.

Figuur 3.1: Werkzaamheden kabels en leidingen

afbeelding binnen de regeling

Gezien de ervaringen uit de praktijk, maar ook om de werkbaarheid te vergroten, en recht te doen aan het in het algemeen aan de orde zijnde verloop in gehalten, is door de gemeente Helmond besloten om bij de tijdelijke uitname van grond, specifiek bij werkzaamheden aan ondiep liggende kabels en leidingen, het gescheiden ontgraven en terugplaatsen van de boven- en ondergrond op onverdachte tracés/locaties als onuitvoerbaar aan te merken.

Consequentie van deze werkwijze is dat de bodem ter plaatse van leidingtracés geroerd raakt met als mogelijk gevolg het mengen van verschillende kwaliteitsklassen. In een aantal bodemkwaliteitszones kan hierdoor lokaal enige verslechtering van de bodemkwaliteit in de ondergrond optreden. De verslechtering wordt echter geaccepteerd omdat sprake is van een verwaarloosbaar milieurisico. Het gevolg van niet gescheiden ontgraven is hieronder schematisch weergegeven.

Figuur 3.2: Uitzonderingssituatie leidingentracés

afbeelding binnen de regeling

Opgemerkt wordt dat de grond ter plaatse van leidingtracés in het verleden naar verwachting al vermengd is geraakt bij de aanleg van de kabels en leidingen (incl. riolering) dan wel dat de kabelgoten destijds mogelijk zijn aangevuld met schone grond.

Bij het terugplaatsen van de grond dient altijd de zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming danwel de zorgplicht uit de Omgevingswet in acht te worden genomen.

3.1.2 Tijdelijke opslag

Eén van de wettelijke voorschriften voor de tijdelijke opslag van grond of baggerspecie is dat de kwaliteit ervan moet voldoen aan de kwaliteitsklasse van de onderliggende bodem als de opslag langer duurt dan zes maanden.

Bij grondverzet volgens het gebiedsspecifieke beleid van de gemeente Helmond, leidt dit mogelijk tot problemen. Er kan zich namelijk een situatie voordoen waarin de ontvangende bodem bijvoorbeeld schoon is maar waar wel partijen grond van de kwaliteitsklasse Wonen mogen worden toegepast. Diezelfde partijen grond zouden daar dan niet tijdelijk mogen worden opgeslagen. Dat staat haaks op de definitie van tijdelijke opslag die in het Besluit bodemkwaliteit is opgenomen: "De tijdelijke toepassing van grond/baggerspecie voorafgaand aan de definitieve nuttige toepassing".

Gezien deze discrepantie is door de gemeente Helmond het volgende besloten:

  • Partijen grond die volgens de gebiedsspecifieke toepassingseisen van de gemeente Helmond op een bepaalde locatie binnen de gemeente mogen worden toepast, mogen eveneens tijdelijk op die locatie worden opgeslagen.

  • De andere voorwaarden voor de tijdelijke opslag uit het Besluit bodemkwaliteit blijven onveranderd van kracht.

3.1.3 Toepassingsmogelijkheden ongerijpte baggerspecie

In het Besluit bodemkwaliteit geldt voor het verspreiden van ongerijpte baggerspecie op het aangrenzend perceel een ecologische normwaarde. Of de kwaliteit van de baggerspecie hieraan voldoet wordt bepaald via de zogenaamde ms-PAF methode.

Deze toets geldt alleen bij het verspreiden op percelen direct grenzend aan de watergang van herkomst. In Helmond is er echter vaak geen of onvoldoende ruimte voor het verspreiden van specie op de aangrenzende percelen. Aan de andere kant is er bij agrariërs vraag naar deze baggerspecie. De baggerspecie wordt door hen gebruikt als bodemverbeteraar. Om aan deze vraag gehoor te geven, en tevens te voldoen aan de duurzaamheidsdoelen, is hieronder specifiek beleid uitgewerkt om vrijkomende baggerspecie in een groter gebied her te kunnen gebruiken.

Ongerijpte baggerspecie afkomstig uit watergangen in het beheergebied wordt gezien als grond en mag volgens de regels uit deze Nota bodembeheer worden toegepast als bodem. Hierbij geldt:

  • De ongerijpte baggerspecie mag ontwaterd zijn, maar dient in natte ongerijpte toestand toegepast te worden in diktes van maximaal 15 centimeter (nat);

  • Baggerspecie uit onverdachte watergangen (art. 4.3.4 lid 4 van de Regeling bodemkwaliteit) behoeft niet te worden onderzocht;

  • Baggerspecie uit de verdachte watergangen moet zijn onderzocht via waterbodemonderzoek volgens de NEN5720 of een partijkeuring conform AP04. De toetsingsresultaten van het waterbodemonderzoek moeten liggen onder de ms-PAF;

  • De beoogde toepassing wordt gemeld bij de gemeente Helmond (bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit). Bij de melding wordt ook een zogenaamde "Toets Herkomst" gevoegd indien geen partijkeuring is uitgevoerd (zie paragraaf 3.3.2 voor meer informatie over de Toets Herkomst);

  • Voor toepassing van baggerspecie buiten het aangrenzende perceel geldt geen ontvangstplicht; de eigenaar van het perceel waarop de baggerspecie wordt toegepast dient derhalve altijd toestemming te geven. De initiatiefnemer van het baggerwerk (de ontdoener) moet de kwaliteitsgegevens verstrekken aan de perceeleigenaar (de ontvanger);

  • Als door landelijke ontwikkelingen eventuele verruimingen ontstaan van de bovengenoemde normeringen en uitgangspunten dan zal hierbij worden aangesloten.

3.2 Uitleg regels en procedures

3.2.1 Toetsing bodemkwaliteit bij eindsituatieonderzoek

Wanneer een bedrijf haar bodembedreigende bedrijfsactiviteiten definitief staakt, moet de eindsituatie van de bodemkwaliteit in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden vastgelegd. De resultaten van dit eindsituatie-onderzoek worden vergeleken met die van het nulsituatieonderzoek. Op deze manier kan worden nagegaan of de bedrijfsactiviteiten tot een verslechtering van de bodemkwaliteit hebben geleid en als dat zo is moet een bodemsanering worden uitgevoerd.

Het komt wel eens voor dat de nulsituatie niet is vastgelegd. Volgens de standaardregels van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt dan uitgegaan van klasse AW2000 (schone grond). De gemeente staat toe dat, in overeenstemming met het Bkl, ook gekozen kan worden voor herstel tot de achtergrondwaarden als bepaald in de bodemkwaliteitskaart. Voor het bepalen van de achtergrondwaarde aan de hand van de bodemkwaliteitskaart wordt gebruik gemaakt van de p80 voor genormeerde stoffen, indien deze minder streng zijn dan de AW2000, en de p95 voor PFAS.

Voor de terugsaneerwaarde bij herstel van de staat de gemeente Helmond toe dat de gebiedsspecifieke toepassingskaart (kwaliteit grond past bij de bodemfunctie) wordt gebruikt.

3.3 Milieuhygiënische verklaringen.

3.3.1 Bodemkwaliteitskaart

Bij het hergebruik van binnen de gemeente Helmond vrijgekomen grond mag de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel worden gebruikt voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit ter plaatse. Voorwaarde hierbij is dat de actuele bodemkwaliteit op de betreffende herkomstlocatie (naar verwachting) overeenkomt met de bodemkwaliteit in de betreffende bodemkwaliteitszone.

Gebruik van de Toets Herkomst

Als de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel wordt gebruikt, dient dit volledig ingevulde formulier Toets Herkomst bij de melding te worden gevoegd. Het formulier wordt volledig ingevuld en ondertekend en wordt als bijlage bij de melding ‘Besluit bodemkwaliteit’ ingediend. Het formulier is te downloaden op de website van de gemeente Helmond.

Uitgesloten locaties

Om gebruik te kunnen maken van een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel moet de herkomstlocatie 'onverdacht' zijn ten aanzien van het voorkomen van bodemverontreiniging c.q. een bodemkwaliteit hebben die naar verwachting niet afwijkt van de lokale bodemkwaliteitsklasse.

Voorbeelden van locaties die verdacht kunnen zijn op bodemverontreiniging zijn:

  • Voormalige stortplaatsen;

  • Locaties waar reeds bodemverontreiniging is aangetoond;

  • Locaties waar bodemsanering in uitvoering is of sprake is van restverontreiniging na bodemsanering;

  • De ondergrond ter plaatse van (voormalige) saneringslocaties;

  • Locaties waar brand is geweest;

  • Locaties waar bij calamiteiten mogelijk bodemvreemde stoffen op of in de bodem zijn gelekt;

  • Locaties die zijn opgehoogd met materiaal van onbekende aard en/of samenstelling.

Uit het vooronderzoek (cf. NEN 5725) dan wel het formulier Toets Herkomst, volgt of er (mogelijk) sprake is van (een van) de bovenstaande situatie(s). De verdachte locaties zijn uitgesloten van het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel. De kwaliteitsklasse dient in dat geval op een andere wijze aangetoond te worden.

3.3.2 Lokaal onderzoek

Een partijkeuring geeft meer zekerheid over de milieuhygiënische kwaliteit van een partij grond (of baggerspecie) dan de bodemkwaliteitskaart. Wanneer er op de herkomstlocatie een onderzoek is uitgevoerd dat voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit, geeft dat onderzoek een beter beeld van de aanwezige kwaliteit op die locatie dan de op een statistische analyse gebaseerde bodemkwaliteitskaart. In dat geval gaan wij uit van de resultaten van de lokaal uitgevoerde partijkeuring.

Is voorafgaand aan het toepassen sprake van niet-proces gestuurde rijping of tijdelijke opslag van de baggerspecie, dan mogen de in-situ onderzoeksgegevens voor de betreffende partij baggerspecie gewoon als bewijsmiddel worden gebruikt. Bij het rijpingsproces zal de milieuhygiënische kwaliteit van de baggerspecie echter in veel gevallen verbeteren. Het verdient daarom aanbeveling om een partij baggerspecie na het rijpen opnieuw te onderzoeken. Omdat de NEN 5720 geen onderzoeksstrategie kent voor depots, dient in dat geval de partij baggerspecie aan de hand van de SIKB BRL 1000 te worden gekeurd.

3.3.3 Overige erkende bewijsmiddelen

Wanneer de bodemkwaliteitskaart niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt, dient de milieuhygiënische kwaliteit op een andere wijze te worden aangetoond:

  • partijkeuring;

  • erkende kwaliteitsverklaring;

  • fabrikant-eigen-verklaring;

  • Bodemonderzoek mits dat voldoet aan een van de volgende de onderzoeksstrategieën, bedoeld in NEN 5740:

    • o

      de toetsing of sprake is van schone bodem;

    • o

      de toetsing of sprake is van schone bodem op grootschalige locaties;

    • o

      waterbodemonderzoek mits dat voldoet aan het toepassingsgebied, bedoeld in NEN 5720.

3.3.4 Bewijsmiddelen in relatie tot PFAS-houdende grond of baggerspecie

De extra bewijsmiddelen die nodig zijn voor PFAS-houdende grond en baggerspecie zijn beschreven in de Beleidsregels PFAS Helmond 2019, artikel 11 en 12.

Ondertekening

Vastgesteld door de gemeenteraad van Helmond

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 7 december 2023.

De raad voornoemd,

de voorzitter,

mevr. P.J.M.G. Blanksma - van den Heuvel

de griffier

G.J. de Graaf

Bijlage 1 begrippenlijst

Bagger(specie)

In het Besluit bodemkwaliteit staat de volgende definitie van baggerspecie:

Baggerspecie is materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam en dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.

Baggerspecie die in het kader van het Besluit bodemkwaliteit nuttig wordt toegepast mag maximaal 20 gewichtsprocent aan bodemvreemd materiaal bevatten. Met het gebiedsspecifiek beleid in deze bodembeheernota wordt een strengere gehanteerd.

De bovenstaande definitie verandert niet bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Bodembeheergebied

Een aaneengesloten, door het bestuursorgaan (bijvoorbeeld een gemeente, waterschap of Rijkswaterstaat) afgebakend deel van de oppervlakte van een of meer gemeenten of het beheergebied van een of meer beheerders.

Bodemfunctieklassenkaart

Kaart waarop de verschillende bodemfuncties zijn aangegeven, waarbij het bodemgebruik is ingedeeld in de klassen ‘Industrie’, ‘Wonen’ en ‘Overig’ of ‘Landbouw/natuur (Achtergrondwaarde-AW2000)’.

Bodemkwaliteitskaart

De bodemkwaliteitskaart bestaat uit de volgende kaartlagen:

  • 1.

    Een kaart met zones van vergelijkbare bodemkwaliteit;

  • 2.

    De ontgravingskaart met de kwaliteit die in het algemeen op een locatie verwacht mag worden. De kwaliteit van een individuele partij kan daarvan afwijken. Deze kaart mag onder bepaalde voorwaarden worden gebruikt als bewijsmiddel voor de chemische kwaliteit van de te ontgraven grond, als deze grond elders nuttig wordt toegepast;

  • 3.

    De toepassingskaart met de kwaliteitseisen waaraan toe te passen grond moet voldoen. De toepassingskaart geeft ofwel het generieke (landelijke) beleid uit het Besluit bodemkwaliteit weer, ofwel het gebiedsspecifieke (lokale) beleid uit deze bodembeheernota.

Bodemkwaliteitsklasse

In het Besluit bodemkwaliteit worden bodemkwaliteitszones afhankelijk van de kwaliteit ingedeeld in één van de drie onderscheiden bodemkwaliteitsklassen:

  • Klasse Achtergrondwaarde – AW2000.

  • Klasse Wonen.

  • Klasse Industrie.

Bij de toetsingsmethodiek voor de kwaliteitsklasse ‘Achtergrondwaarde – AW2000’ wordt uitgegaan van een staffel voor het aantal toegestane overschrijdingen (zie onderstaand). Voor de bodemkwaliteitskaart van de gemeenten is het basispakket van toepassing. De toetsingsmethodiek voor het bepalen van de bodemkwaliteitsklasse ‘Wonen’ is minder streng dan de toetsingsmethodiek voor het bepalen van de ontgravingsklasse (zie het kopje ‘Ontgravingskaart’ in deze bijlage). Met de minder strenge toets wordt voorkomen dat de bodemkwaliteit van een gebied op basis van één stof wordt ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse ‘Industrie’. Dit zou in de praktijk de ongewenste situatie kunnen opleveren dat ook voor alle overige stoffen minder strenge regels gelden en de concentraties kunnen toenemen tot de maximale waarden voor de functie ‘Industrie’. Hierdoor verslechtert de kwaliteit van het gebied.

Tabel A: Staffel toegestane aantal overschrijdingen

Aantal gemeten stoffen

Aantal toegestane overschrijdingen

1-6

0

Basispakket (7-15)

2

16 – 26

3

27 – 36

4

37 – 48

5

Klasse ‘Achtergrondwaarde – AW2000’:

  • Alle gehalten voldoen aan de Achtergrondwaarden (AW2000), met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie staffel tabel A;

  • De overschrijding mag maximaal tweemaal de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden – AW2000 bedragen;

  • De overschrijding is lager dan de norm voor klassegrens ‘Wonen’.

Klasse ‘Wonen’:

  • Alle gehalten voldoen aan de klassegrens ‘Wonen’, met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie staffel tabel A;

  • De overschrijding mag maximaal de norm voor de klassegrens ‘Wonen’ plus de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden – AW2000 bedragen;

  • De overschrijding mag maximaal de norm voor de klassegrens ‘Industrie’ bedragen.

Klasse ‘Industrie’:

  • Als de indeling niet leidt tot de indeling in klasse ‘Wonen’ of ‘Achtergrondwaarden – AW2000’ wordt de bodemkwaliteit ingedeeld in de klasse ‘Industrie’;

Bodemvreemd materiaal

Onder bodemvreemd materiaal vallen alle materialen die niet onder de definitie van grond vallen en bij ontgraving al in de bodem aanwezig waren. Deze bijmenging mag niet opzettelijk zijn toegevoegd aan de partij of het gevolg zijn van onzorgvuldige ontgraving of sloopwerkzaamheden (Regeling bodemkwaliteit, artikel 1.1, lid 2). Na inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft de definitie van bodemvreemd materiaal gelijk en is beschreven in artikel 4.1271 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Geval van ernstige bodemverontreiniging

In minimaal 25 m3 grond overschrijden de gehalten voor één of meer stoffen de interventiewaarde van de Wet bodembescherming. Na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt er niet meer gesproken van “ernstig verontreinigd” maar van “sterk verontreinigd” in het geval één of meer stoffen de Interventiewaarde bodemkwaliteit overschrijden. Het volumecriterium wordt losgelaten. De kwaliteitseisen staan in tabel 1 van bijlage B van de Regeling Bodemkwaliteit 2021.

Grond

Grond is vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, met uitzondering van baggerspecie.

Interventiewaarde

Wanneer een gemeten gehalte hoger is dan de interventiewaarde uit de Wet bodembescherming wordt gesproken over een sterke verontreiniging of een sterk verhoogd gehalte. De interventiewaarden voor de genormeerde stoffen zijn vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2009, zoals gewijzigd op 1 juli 2013. Voor kunnen door het bevoegde gezag Wet bodembescherming lokale interventiewaarden worden vastgelegd in afwachting van landelijke regelgeving.

Na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt er gesproken van de ‘interventiewaarde bodemkwaliteit’. Deze waarden staan voor verschillende stoffen in bijlage IIA van het Bal.

Openbare ruimte

De percelen die in eigendom zijn van overheden.

Particuliere ontgraving

Een ontgraving uitgevoerd door een particulier waarbij de ontgraven grond met particulier materieel (bijvoorbeeld een aanhangwagen) wordt afgevoerd; de ontgraving is daarmee niet-projectmatig.

Onverharde wegberm

Met onverharde wegbermen wordt bedoeld: de strook grond naast de (klinker- en asfalt)weg of spoorweg. Uitgangspunt voor de definitie van onverharde wegberm is dat er geen afwateringsgoot met straatkolken aanwezig is. De strook omvat de bodemlaag tot maximaal 0,3 meter beneden het maaiveld. De strook heeft gerekend vanuit de wegverharding een maximale breedte van 10 meter en eindigt binnen die 10 meter bij:

  • de erfgrens, of

  • de meest afgelegen insteek van een droge bermsloot, of

  • de meest nabij gelegen insteek van een natte sloot, of

  • als voorgaande niet aanwezig zijn, de overgang naar andere begroeiing (houtopstanden zoals hagen, struiken, bosschages, bos).

Voor de begrenzing van de wegbermen wordt aangesloten bij de onderstaande figuren. Deze figuren zijn afkomstig uit een brief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart (kenmerk RWS/DVS-2009/2932, 19 november 2009).

afbeelding binnen de regeling

Figuur A: Functiegrens langs wegen en spoorlijnen

PFAS, Poly- en perfluoralkylstoffen

Poly- en perfluoralkylstoffen zijn chemische stoffen die door de mens zijn gemaakt. Zij komen van nature niet in het milieu voor. Voorbeelden van PFAS zijn GenX, PFOA (perfluoroctaanzuur) en PFOS (perfluoroctaansulfonaten). PFAS kunnen een negatief effect hebben op milieu en gezondheid. PFAS kunnen in het milieu terechtkomen via de lucht of via het afvalwater van fabrieken die deze stoffen gebruiken. Ze kunnen ook in het milieu terecht komen door het gebruik van bijvoorbeeld brandblusmiddelen die PFAS bevatten.

Bijlage 2 Bodemkwaliteitskaart genormeerde stoffen 2023

De kaarten die horen bij de bodemkwaliteitskaart zijn digitaal beschikbaar via de website: www.helmond.nl/bodembeheer

  • I.

    Zonering

    afbeelding binnen de regeling

  • II.

    Ontgravingskaart bovengrond

    afbeelding binnen de regeling

  • III.

    Ontgravingskaart ondergrond

    afbeelding binnen de regeling

  • IV.

    Bodemfunctieklassenkaart

    afbeelding binnen de regeling

  • V.

    Generieke toepassingskaart bovengrond

    afbeelding binnen de regeling

  • VI.

    Generieke toepassingskaart ondergrond

    afbeelding binnen de regeling

  • VII.

    Gebiedsspecifieke toepassingskaart boven- en ondergrond

    afbeelding binnen de regeling

  • VIII.

    Grondwaterkwaliteitskaart arseen

    afbeelding binnen de regeling

  • IX.

    Grondwaterkwaliteitskaart barium

    afbeelding binnen de regeling

  • X.

    Grondwaterkwaliteitskaart cadmium

    afbeelding binnen de regeling

  • XI.

    Grondwaterkwaliteitskaart chroom

    afbeelding binnen de regeling

  • XII.

    Grondwaterkwaliteitskaart kobalt

    afbeelding binnen de regeling

  • XIII.

    Grondwaterkwaliteitskaart koper

    afbeelding binnen de regeling

  • XIV.

    Grondwaterkwaliteitskaart kwik

    afbeelding binnen de regeling

  • XV.

    Grondwaterkwaliteitskaart lood

    afbeelding binnen de regeling

  • XVI.

    Grondwaterkwaliteitskaart molybdeen

    afbeelding binnen de regeling

  • XVII.

    Grondwaterkwaliteitskaart nikkel

    afbeelding binnen de regeling

  • XVIII.

    Grondwaterkwaliteitskaart zink

    afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Bodemkwaliteitskaart PFAS 2023

De kaarten die horen bij de bodemkwaliteitskaart zijn tevens digitaal beschikbaar via de website: https://www.helmond.nl/bodembeheer

  • I.

    Zonering

    afbeelding binnen de regeling

  • II.

    Ontgravingskaart PFAS bovengrond

    afbeelding binnen de regeling

  • III.

    Ontgravingskaart PFAS ondergrond

    afbeelding binnen de regeling

  • IV.

    Generieke toepassingskaart PFAS bovengrond

    afbeelding binnen de regeling

  • V.

    Generieke toepassingskaart PFAS ondergrond

    afbeelding binnen de regeling

  • VI.

    Gebiedsspecifieke toepassingskaart PFAS bovengrond

    afbeelding binnen de regeling

  • VII.

    Gebiedsspecifieke toepassingskaart PFAS ondergrond

    afbeelding binnen de regeling

  • VIII.

    Verdeling meetlocaties PFAS Grondwater

    afbeelding binnen de regeling