VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2024

Geldend van 19-12-2023 t/m heden

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2024

De raad van de gemeente Papendrecht;

gelezen het voorstel van het college van 24 oktober 2023,

gelet op artikel 15.33 Wet milieubeheer

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

"VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2024"

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar de volgende maatstaven, die naast elkaar verschuldigd zijn:

  • a.

    een vast bedrag per perceel per belastingjaar afhankelijke van gezinssamenstelling en

  • b.

    een bedrag per lediging van een minicontainer voor restafval van 140 of 240 liter of

  • c.

    een bedrag per ontgrendeling van een (boven- of ondergrondse) inzamelcontainer voor restafval met de afvalpas ten behoeve van het gebruik van een 30 of 60 liter inwerptrommel.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, letter a. bedraagt per perceel per belastingjaar € 360,00

  • 2.

    Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij de aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één of twee personen dan bedraagt het tarief, als bedoeld in artikel 4, letter a.:

    • a.

      Eén persoon: € 290,00;

    • b.

      Twee personen: € 312,00.

  • 3.

    De belasting bedoeld als artikel 4, letter b. bedraagt per lediging van een:

    • a.

      140 liter minicontainer voor restafval € 3,50

    • b.

      240 liter minicontainer voor restafval € 6,00

  • 4.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, letter c. bedraagt per ontgrendeling van een (boven- of ondergrondse) inzamelvoorziening voor restafval met afvalpas t.b.v. gebruik van een:

    • a.

      30 liter inworptrommel € 0,75

    • b.

      60 liter inworptrommel € 1,50

Artikel 6 Vrijstelling

  • 1.

    Voor belastingplichtigen of voor personen die behoren tot het huishouden van belastingplichtigen die als gevolg van een chronische ziekte of handicap extra afvalstoffen van substantiële omvang aanbieden, kan op aanvraag aanspraak worden gemaakt op vermindering van het aantal ledigingen en ontgrendelingen als bedoeld in artikel 4, onderdelen b. en c. met dien verstande dat het verschuldigde bedrag 26 maal het tarief van artikel 5, lid 4, letter b. is.

  • 2.

    Het vaste bedrag als bedoeld in artikel 4, onderdeel a. blijft altijd verschuldigd.

  • 3.

    Bij tussentijdse aanvang of beëindiging van de belastingplicht wordt dit naar tijdsevenredigheid verlaagd.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, onderdeel a. is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in artikel 4, onderdelen b. en c. is verschuldigd na het einde van het belastingjaar.

  • 3.

    Indien in afwijking van het tweede lid, de belastingplicht voor de belasting als bedoeld in artikel 4, onderdelen b. en c. in de loop van het belastingjaar eindigt, is de belasting verschuldigd bij het einde van de belastingplicht.

  • 4.

    Indien de belastingplicht voor de belasting als bedoeld in artikel 4, onderdeel a. in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht voor de belasting als bedoeld in artikel 4, onderdeel a. in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald, uiterlijk op de laatste dag van de maand, twee maanden na de maand die in de dagtekening is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 100.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Overgangsrecht

De "Verordening afvalstoffenheffing 2023" van 8 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 december 2023,

de griffier, de voorzitter,

G. van Egmond, M.J.M. van Driel