Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR707248
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR707248/4
Geldend van 31-01-2025 t/m heden
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Afdeling 1.1 Begripsbepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
- 1.
Bijlage I van deze waterschapsverordening bevat de begripsbepalingen voor de toepassing van deze verordening.
- 2.
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij de Omgevingswet, en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit, de Omgevingsregeling en de Algemene wet bestuursrecht zijn ook van toepassing op deze verordening.
Afdeling 1.2 Toepassingsgebied en doelen
Artikel 1.2 Toepassingsbereik
- 1.
Deze verordening geldt voor het beheergebied van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
- 2.
De informatieplicht, meldplicht en vergunningplicht voor activiteiten als bedoeld in hoofdstuk 4 zijn niet van toepassing op:
- a.
projecten waarvoor door het dagelijks bestuur van het waterschap een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44 van de Omgevingswet, wordt vastgesteld; of
- b.
activiteiten die nodig zijn voor het beheer, de bediening en het onderhoud van het watersysteem of onderdeel daarvan die de normatieve toestand van een waterstaatswerk niet veranderen en worden uitgevoerd door of in opdracht van het waterschap.
- a.
Artikel 1.3 Doelen waterstaatswerken
De regels over waterstaatswerken in deze verordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op het:
- a.
voorkomen van schade aan waterstaatswerken;
- b.
beschermen van de mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen van waterstaatswerken;
- c.
beschermen van de mogelijkheid voor het uitvoeren van inspectie van de staat en werking van waterstaatswerken;
- d.
beschermen van de mogelijkheid voor het uitvoeren van onderhoud aan waterstaatswerken;
- e.
beschermen van de mogelijkheid voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie aan en het in stand houden van waterstaatswerken tegen maatschappelijk aanvaardbare lasten;
- f.
beschermen van een onbelemmerde aan- en afvoer van water naar of vanuit oppervlaktewaterlichamen;
- g.
beschermen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;
- h.
beschermen van het oppervlaktewaterpeil;
- i.
beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen;
- j.
beschermen van de vervulling van maatschappelijke functies van oppervlaktewaterlichamen;
- k.
doelmatig beheren van afvalwater en afvalstoffen; en
- l.
beschermen van de goede staat en werking van de waterkering, onder normale omstandigheden en onder piekbelasting.
Artikel 1.4 Doelen grondwaterlichamen
De regels over grondwater in deze verordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op het:
- a.
voorkomen, beperken of ongedaan maken van uitputting van de grondwatervoorraad;
- b.
voorkomen van negatieve effecten op het reguliere grondwaterpeil en de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen;
- c.
voorkomen van negatieve effecten op de ondergrondse scheiding tussen grondwatervoerende pakketten;
- d.
beschermen en verbeteren van de grondwaterkwaliteit;
- e.
voorkomen van nadelige invloed op de grondwaterstand die voor het grondgebruik gewenst is; en
- f.
beschermen van de vervulling van maatschappelijke functies van grondwaterlichamen.
Artikel 1.5 Doelen zuiveringtechnische werken
De regels over zuiveringtechnische werken in deze verordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op het:
- a.
beschermen van de doelmatige werking van het zuiveringtechnisch werk; en
- b.
doelmatig beheren van afvalwater en afvalstoffen.
Afdeling 1.3 Aanwijzing en begrenzing van geometrische begrenzingen
Artikel 1.6 Aanwijzing en begrenzing van geometrische begrenzingen
Bijlage II van deze waterschapsverordening bevat de geometrische begrenzingen voor de toepassing van deze verordening.
Artikel 1.7 Waterstaatswerken die niet geometrisch begrensd zijn
- 1.
Voor waterstaatswerken die op grond van een projectbesluit of een omgevingsvergunning zijn aangelegd of gewijzigd ten opzichte van de geometrische begrenzing, wordt voor het beperkingengebied met betrekking tot het waterstaatswerk uitgegaan van de begrenzing aangegeven in het projectbesluit of de omgevingsvergunning.
- 2.
Voor waterstaatswerken die niet geometrisch zijn begrensd en waarvoor de ligging niet volgt uit een projectbesluit of omgevingsvergunning, gelden de volgende grenzen:
- a.
de begrenzing van een oppervlaktewaterlichaam wordt gevormd door de insteek
- b.
de begrenzing van beschermingszone A van een watergang, die ten minste aan een zijde in verbinding staat met een primaire watergang, al dan niet gescheiden door een kunstwerk, is 5 m gemeten vanuit de insteek;
- c.
de begrenzing van beschermingszone B van een beschoeiing waarvan het waterschap als onderhoudsplichtige is aangewezen voor het buitengewoon onderhoud, is 1,25 m gemeten vanuit de beschoeiing;
- d.
de begrenzing van beschermingszone K van een kunstwerk is:
- 1°.
5 m rondom een kunstwerk, als dat kunstwerk aan beide zijden in verbinding staat met een primaire of secundaire watergang, tenzij het gaat om een duiker of sifon;
- 2°.
5 m rondom een duiker of sifon, als dat kunstwerk aan beide zijden in verbinding staat met een primaire of secundaire watergang en waarvoor het waterschap onderhoudsplichtig is voor het buitengewoon onderhoud; of
- 3°.
2 m rondom een gemaal, inlaat, overlaat of stuw, als dat kunstwerk aan tenminste één zijde in verbinding staat met een tertiaire watergang;
- 1°.
- e.
de begrenzing van de zone waterstaatswerk van een waterkerend dijklichaam wordt gevormd door de binnen- en buitenteen;
- f.
de begrenzing van de zone waterstaatswerk van een regionale waterkering of zomerkade, waarvan de binnen-of buitenteen niet zichtbaar in het veld ligt, en het maaiveld onder de leggerhoogte uit de profielenlegger ligt, wordt gevormd door de nieuwe theoretische binnen- en buitenteen van het leggerprofiel;
- g.
de begrenzing van de zone waterstaatswerk van een regionale waterkering of zomerkade, waarvan de binnen- of buitenteen niet zichtbaar in het veld ligt en het maaiveld boven de leggerhoogte uit de profielenlegger ligt, heeft een breedte van 12 m; en
- h.
de begrenzing van de breedte van een binnen- of buitendijkse beschermingszones van waterkeringen zijn:
- 1°.
100 m bij een primaire waterkering, gerekend vanaf de referentielijn; of
- 2°.
60 m bij een regionale waterkering of zomerkade, gerekend vanaf de referentielijn.
- 1°.
- a.
Afdeling 1.5 Specifieke zorgplicht en maatwerkvoorschriften
Artikel 1.9 Specifieke zorgplicht watersysteem
- 1.
Eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor het watersysteem, is verplicht:
- a.
alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
- b.
voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
- c.
als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
- a.
- 2.
Deze plicht houdt in ieder geval in het voorkomen van:
- a.
waterschaarste, wateroverlast, overstromingen en inundaties;
- b.
aantasting van de bestaande staat van een waterkering;
- c.
belemmering van de doorstroming in een oppervlaktewaterlichaam;
- d.
belemmering van de inspectie of onderhoudswerkzaamheden aan het watersysteem, daaronder ook begrepen handelingen die de ontvangstplicht van specie en maaisel, krachtens artikel 10.3, eerste lid, van de Omgevingswet, belemmeren;
- e.
verslechtering van de chemische en ecologische waterkwaliteit;
- f.
negatieve effecten van wegzijging of kwel op de waterkwaliteit en waterkwantiteit;
- g.
verzakkingen van de bodem, verzilting en uitwisseling van grondwater tussen van elkaar gescheiden watervoerende pakketten als gevolg van grondwateronttrekkingen of grondboringen; en
- h.
belemmering van de vervulling van maatschappelijke functies van het watersysteem.
- a.
Artikel 1.10 Maatwerkvoorschriften
- 1.
Een maatwerkvoorschrift kan in een specifieke situatie worden gesteld over de artikelen 1.9, 1.14, 1.15, en de algemene regels in hoofdstuk 2, 3 en 4 met het oog op de doelen uit artikel 1.3, 1.4 en 1.5 en de beoordelingsregels uit deze waterschapsverordening.
- 2.
Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de artikelen 1.14 en 1.15 en de algemene regels in hoofdstuk 2, 3 en 4.
Afdeling 1.6 Gegevens en bescheiden algemeen
Artikel 1.11 Algemene gegevens en bescheiden bij een informatieplicht of meldplicht
Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap worden die ondertekend en voorzien van:
- a.
de beschrijving van de activiteit;
- b.
de naam, het adres, het telefoonnummer en als de gegevens en bescheiden elektronisch worden verstrekt het e-mailadres van degene die de activiteit verricht;
- c.
het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
- d.
de dagtekening; en
- e.
als de gegevens en bescheiden worden verstrekt door een gemachtigde: de naam, het adres, het telefoonnummer en als de gegevens en bescheiden elektronisch worden verstrekt het e-mailadres van de gemachtigde.
Artikel 1.12 Gegevens bij wijzigen naam, adres of normadressaat
- 1.
Voordat de naam of het adres, bedoeld in artikel 1.11, wijzigt, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
- 2.
Ten minste vier weken voordat de activiteit door een ander zal gaan worden verricht, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Artikel 1.13 Gegevens en bescheiden op verzoek van het dagelijks bestuur van het waterschap
- 1.
Op verzoek van het dagelijks bestuur van het waterschap worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn om te bezien of de algemene regels en maatwerkvoorschriften voor de activiteit toereikend zijn, gezien de ontwikkelingen van de technische mogelijkheden tot het beschermen van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en de ontwikkelingen over die kwaliteit.
- 2.
Gegevens en bescheiden worden verstrekt voor zover degene die de activiteit verricht er redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.
Artikel 1.14 Informeren over een ongewoon voorval
- 1.
Het dagelijks bestuur van het waterschap wordt onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval.
- 2.
Het eerste lid geldt niet voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van:
Artikel 1.15 Gegevens en bescheiden bij een ongewoon voorval
- 1.
Zodra de volgende gegevens en bescheiden bekend zijn, worden ze indien van toepassing verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap:
- a.
informatie over de oorzaken van het ongewoon voorval en de omstandigheden waaronder het ongewoon voorval zich heeft voorgedaan;
- b.
informatie over de vrijgekomen stoffen en hun eigenschappen;
- c.
andere gegevens die nodig zijn om de aard en de ernst van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving te kunnen inschatten; en
- d.
informatie over de maatregelen die zijn getroffen of worden overwogen om de nadelige gevolgen van het ongewoon voorval te voorkomen als bedoeld in artikel 19.1, eerste lid, van de Omgevingswet.
- a.
- 2.
Het eerste lid geldt niet voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van:
Afdeling 1.7 Algemene bepalingen omgevingsvergunningen voor wateractiviteiten
Artikel 1.16 Algemene beoordelingsregel omgevingsvergunning wateractiviteiten
- 1.
Een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit op grond van deze verordening wordt alleen verleend als de activiteit verenigbaar is met het belang van:
- 2.
Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er in ieder geval niet toe leiden dat, rekening houdend met de waterbeheerprogramma's, regionale waterprogramma's, stroomgebiedsbeheerplannen, overstromingsrisicobeheerplannen en het nationale waterprogramma, die betrekking hebben of dat betrekking heeft op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam:
- a.
niet wordt voldaan aan de omgevingswaarden, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, 2.11, eerste lid, 2.13, eerste lid, 2.14, eerste lid, en 2.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, van dat besluit;
- b.
de doelstelling van een goed ecologisch potentieel, bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van dat besluit niet wordt bereikt, in voorkomend geval in samenhang met de termijn, bedoeld in artikel 2.18, tweede lid, van dat besluit; en
- c.
een minder strenge doelstelling als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, aanhef en onder d, van dat besluit niet wordt bereikt.
- a.
- 3.
Het tweede lid is niet van toepassing:
- a.
voor zover het gaat om de omgevingswaarde, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving als het niet voldoen aan die omgevingswaarde wordt veroorzaakt door een buiten Nederland gelegen verontreinigingsbron en toepassing is gegeven aan artikel 2.17, derde lid, van dat besluit; of
- b.
als het niet voldoen aan een omgevingswaarde of het niet bereiken van een goed ecologisch potentieel of een minder strenge doelstelling het gevolg is van:
- 1°.
nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krw-oppervlaktewaterlichaam of wijzigingen in de stand van een grondwaterlichaam; en
- 2°.
toepassing is gegeven aan artikel 2.17, vierde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
- 1°.
- a.
- 4.
Het verlenen van de omgevingsvergunning mag er ook niet toe leiden dat de doelstelling van het voorkomen van achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van krw-oppervlaktewaterlichamen en van de chemische toestand en kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt.
- 5.
In afwijking van het vierde lid kan een omgevingsvergunning ook worden verleend als:
- a.
de aanvraag betrekking heeft op:
- 1°.
nieuwe veranderingen van de fysische kenmerken van een krw-oppervlaktewaterlichaam;
- 2°.
wijzigingen in de stand van grondwaterlichamen; of
- 3°.
het niet voorkomen van achteruitgang van een zeer goede toestand van een krw-oppervlaktewaterlichaam naar een goede toestand het gevolg is van nieuwe duurzame activiteiten van menselijke ontwikkeling.
- 1°.
- b.
aan de voorwaarden van artikel 4, zevende, achtste en negende lid, van de kaderrichtlijn water is voldaan; en
- c.
de motivering voor het waterlichaam wordt opgenomen in het nationale waterprogramma, als het gaat om rijkswateren, of in het regionale waterprogramma, als het gaat om regionale wateren.
- a.
- 6.
Het verlenen van een omgevingsvergunning mag er in ieder geval niet toe mag leiden dat:
- a.
de doelstelling van ombuiging van significante en aanhoudend stijgende trends als bedoeld in artikel 4.17 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt; en
- b.
de doelstelling van het voorkomen van de achteruitgang en het streven naar verbetering van de kwaliteit van water bestemd voor menselijke consumptie, bedoeld in artikel 4.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, niet wordt bereikt.
- a.
Artikel 1.17 Voorschriften omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning worden voorschriften verbonden die een inbreng van verontreinigende stoffen naar het grondwater voorkomen of beperken.
Afdeling 1.8 Bijzondere omstandigheden
Artikel 1.18 Aanwijzing bijzondere omstandigheden
Bijzondere omstandigheden, als bedoeld in artikel 19.0 van de Omgevingswet, zijn:
- a.
waterschaarste en dreigende waterschaarste;
- b.
overvloed aan water en dreigende overvloed aan water;
- c.
het in ongerede raken van een waterstaatswerk of de dreiging daarvan; en
- d.
aanmerkelijke verslechtering van de waterkwaliteit.
Artikel 1.19 Algeheel verbod bij bijzondere omstandigheden
- 1.
Het bestuur kan bij besluit, als bedoeld in artikel 19.0 van de Omgevingswet, bepalen dat zich een bijzondere omstandigheid voordoet en zo nodig, in afwijking van verleende omgevingsvergunningen of geldende peilbesluiten, verbieden:
- a.
water af te voeren naar of aan te voeren uit een oppervlaktewaterlichaam;
- b.
water te onttrekken aan of te lozen op een oppervlaktewaterlichaam;
- c.
grondwater te onttrekken of water terug te brengen in de bodem;
- d.
activiteiten in een beperkingengebied uit te voeren; en
- e.
in een oppervlaktewaterlichaam te varen.
- a.
- 2.
Het besluit kan in ieder geval inhouden dat de activiteiten worden beperkt of worden stopgezet.
- 3.
Het besluit kan onverwijld worden ingetrokken als het bestuur instandhouding daarvan niet langer noodzakelijk vindt.
Hoofdstuk 2 Lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk
Afdeling 2.1 Algemeen
Artikel 2.1 Toepassingsbereik
Dit hoofdstuk is van toepassing op lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, dat in beheer is bij het waterschap.
Artikel 2.2 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap. Voor lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk en houdt de zorgplicht in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
het uitvoeren van de activiteit geen visuele verontreiniging mag veroorzaken;
- c.
het uitvoeren van de activiteit geen structurele of significante peilwijziging mag veroorzaken;
-
d.
alle passende preventieve maatregelen tegen milieuverontreiniging worden getroffen;
-
e.
de beste beschikbare technieken worden toegepast;
-
f.
geen significante milieuverontreiniging wordt veroorzaakt;
-
g.
alle passende maatregelen worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1, eerste lid, van de Omgevingswet;
-
h.
lozingen op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk doelmatig kunnen worden bemonsterd;
-
i.
metingen representatief zijn en monsters niet worden verdund; en
-
j.
meetresultaten op geschikte wijze worden geregistreerd, verwerkt en gepresenteerd.
Artikel 2.3 Specifieke aanvraagvereisten omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden in aanvulling op artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 7.3 en 7.4 van de Omgevingsregeling de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
het maximale debiet in kubieke meters per uur van het te lozen afvalwater;
- b.
de regelmaat waarmee lozingen plaatsvinden;
- c.
een aanduiding of de lozing continu of niet-continu plaatsvindt;
- d.
een lijst met stoffen die worden geloosd;
- e.
een riooltekening;
-
f.
de locaties van de lozingspunten;
-
g.
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van het lozen en de verwachte duur ervan;
-
h.
een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de lozingen te voorkomen of te beperken;
-
i.
een onderbouwing van de noodzaak om te lozen;
-
j.
de samenstelling van het afvalwater dat wordt geloosd;
- k.
de bron of oorzaak van het afvalwater dat wordt geloosd;
-
l.
de resultaten van de bepaling van de waterbezwaarlijkheid van de stoffen die worden geloosd, verricht volgens de Algemene BeoordelingsMethodiek, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
-
m.
de resultaten van de immissietoets voor de te lozen stoffen, verricht volgens het Handboek Immissietoets, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
-
n.
een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd ;
- o.
als een andere lozingsroute dan naar het oppervlaktewater niet mogelijk is: de redenen waarom dat het geval is;
- p.
de eigenschappen van de opgeslagen stoffen; en
- q.
als de drempelwaarden van bijlage 2 bij het rapport Integrale aanpak van risico's van onvoorziene lozingen worden overschreden: de resultaten van een milieurisicoanalyse.
Artikel 2.4 Beoordelingsregel omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Op het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk is artikel 8.88 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.5 Voorschriften omgevingsvergunning lozingsactiviteit
Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam of een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk zijn de artikelen 8.92 en 8.93 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 2.2 Lozen van grondwater bij sanering of ontwatering
Artikel 2.6 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van grondwater bij sanering of ontwatering op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.7 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Grondwater bij ontwatering kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als:
- a.
dat grondwater geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is; en
- b.
het gaat om het lozen van grondwater bij wonen.
- a.
- 2.
Bij het lozen van grondwater bij sanering op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.8 eerste en tweede lid, 2.9 en 2.10 eerste en tweede lid, als het gaat om het lozen van grondwater afkomstig van een:
- 3.
Bij het lozen van grondwater bij ontwatering op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.8 derde lid, en 2.9 als:
- a.
dat grondwater geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is;
- b.
het niet gaat om het lozen van grondwater bij wonen; en
- c.
het lozen niet langer dan 48 uur duurt.
- a.
- 4.
Bij het lozen van grondwater bij ontwatering op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.8 derde lid, 2.9 en 2.10 derde lid als:
- a.
dat grondwater geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is;
- b.
het niet gaat om het lozen van grondwater bij wonen; en
- c.
het lozen langer duurt dan 48 uur, maar niet langer dan 8 weken.
- a.
- 5.
Bij het lozen van grondwater bij ontwatering op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de de artikelen 2.8 derde lid, 2.9 en 2.10 eerste en tweede lid als:
- a.
dat grondwater geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is;
- b.
het niet gaat om het lozen van grondwater bij wonen; en
- c.
het lozen langer duurt dan 8 weken.
- a.
Artikel 2.8 Algemene regel
- 1.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van grondwater bij sanering op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam: voor het lozen van dat grondwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in Tabel 2.1, gemeten in een steekmonster.
Tabel 2.1 Emissiegrenswaarden bij lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam Stof
Emissiegrenswaarden in μg/l of mg/l
Naftaleen
0,2 μg/l
PAK's
1 µg/l
BTEX
50 µg/l
Vluchtige organohalogeenverbindingen uitgedrukt als chloor
20 µg/l
Aromatische organohalogeenverbindingen
20 µg/l
Minerale olie
500 µg/l
Cadmium
4 µg/l
Kwik
1 µg/l
Koper
11 µg/l
Nikkel
41 µg/l
Lood
53 µg/l
Zink
120 µg/l
Chroom
24 µg/l
Onopgeloste stoffen
50 mg/l
- 2.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van grondwater bij sanering op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam: voor het lozen van dat grondwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 2.2, gemeten in een steekmonster.
Tabel 2.2 Emissiegrenswaarden bij lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam Stof
Emissiegrenswaarden in μg/l of mg/l
Naftaleen
0,2 μg/l
PAK's
1 μg/l
Minerale olie
50 µg/l
Cadmium
0,4 µg/l
Kwik
0,1 µg/l
Koper
1,1 µg/l
Nikkel
4,1 µg/l
Lood
5,3 µg/l
Zink
12 µg/l
Chroom
2,4 µg/l
Onopgeloste stoffen
20 mg/l
Benzeen
2 µg/l
Tolueen
7 µg/l
Ethylbenzeen
4 µg/l
Xyleen
4 µg/l
Tetrachlooretheen
3 µg/l
Trichlooretheen
20 µg/l
1,2-dichlooretheen
20 µg/l
1,1,1-trichloorethaan
20 µg/l
Vinylchloride
8 µg/l
Som van de vijf hier bovenstaande stoffen
20 µg/l
Monochloorbenzeen
7 µg/l
Dichloorbenzenen
3 µg/l
Trichloorbenzenen
1 µg/l
- 3.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van grondwater bij ontwatering op een oppervlaktewaterlichaam: voor het lozen van dat grondwater is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 50 mg/l, gemeten in een steekmonster.
Artikel 2.9 Meet- en rekenbepalingen
- 1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
- 2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
- 3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
- a.
voor BTEX: NEN-EN-ISO 15680;
- b.
voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;
- c.
voor tetrachlooretheen, trichlooretheen, 1,2-dichlooretheen, 1,1,1-trichloorethaan, vinylchloride, de som van de vijf hiervoor genoemde stoffen, monochloorbenzeen, dichloorbenzeen, trichloorbenzenen: NEN-EN-ISO 10301 of NEN-EN-ISO 15680, waarbij voor vinylchloride enkel NEN-EN-ISO 15680 gebruikt kan worden;
- d.
voor minerale olie: NEN-EN-ISO 9377-2;
- e.
voor cadmium, koper, nikkel, lood, zink en chroom: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2;
- f.
voor kwik: NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 12846 of NEN-EN-ISO 17852, waarbij kwik wordt ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2; en
- g.
voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872.
- a.
Artikel 2.10 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijkse bestuur van het waterschap.
- 3.
Ten minste vijf werkdagen voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
Afdeling 2.3 Lozen van afvloeiend hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening
Artikel 2.11 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvloeiend hemelwater dat:
- a.
niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening;
- b.
geen drainagewater als bedoeld in paragraaf 4.77 van het Besluit activiteiten leefomgeving is; en
- c.
geen overig afvalwater van een kas als bedoeld in paragraaf 4.78 van het Besluit activiteiten leefomgeving is.
Artikel 2.12 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Afvloeiend hemelwater kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als het hemelwater niet afkomstig is van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen.
- 2.
Bij het lozen van afvloeiend hemelwater op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.13 en 2.14, als het gaat om het lozen van hemelwater dat afkomstig is van nieuw aan te leggen of te veranderen rijkswegen en provinciale wegen buiten de bebouwde kom.
- 3.
Bij het lozen van afvloeiend hemelwater op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.13, als het gaat om het lozen van hemelwater dat afkomstig is van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen.
Artikel 2.13 Algemene regel
- 1.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van afvloeiend hemelwater op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam: het afvloeiende hemelwater wordt alleen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam geloosd als lozen op of in de bodem redelijkerwijs niet mogelijk is.
- 2.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van afvloeiend hemelwater op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam: het afvloeiende hemelwater wordt alleen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam geloosd als lozen op of in de bodem, op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een schoonwaterriool redelijkerwijs niet mogelijk is.
Artikel 2.14 Informatieplicht
- 1.
Ten minste zes maanden voor de voorgenomen aanleg van buiten de bebouwde kom gelegen rijkswegen en provinciale wegen en daarbij horende bruggen, viaducten en andere kunstwerken, worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste zes maanden voor het veranderen van de lozingsactiviteit door een reconstructie of ingrijpende wijziging van die wegen en daarbij behorende bruggen, viaducten en andere kunstwerken, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.4 Lozen van huishoudelijk afvalwater
Artikel 2.15 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.16 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Huishoudelijk afvalwater kan op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd:
- 2.
Bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.17, 2.18, 2.19 en 2.20, als het niet gaat om het lozen van huishoudelijk afvalwater bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2.17 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam:
- a.
het afvalwater wordt alleen geloosd op een oppervlaktewaterlichaam als het lozen plaatsvindt buiten een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater wordt geloosd met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten; en
- b.
de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten meer bedraagt dan:
- 1°.
40 m bij niet meer dan 10 inwonerequivalenten;
- 2°.
100 m bij meer dan 10 maar minder dan 25 inwonerequivalenten;
- 3°.
600 m bij 25 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 50 inwonerequivalenten;
- 4°.
1.500 m bij 50 of meer inwonerequivalenten maar minder dan 100 inwonerequivalenten; en
- 5°.
3.000 m bij 100 of meer inwonerequivalenten.
- 1°.
- a.
- 2.
De afstand, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend:
- a.
vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het huishoudelijk afvalwater vrijkomt; en
- b.
langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.
- a.
- 3.
In afwijking van het tweede lid, aanhef en onder a, wordt de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk bij voortzetting van het lozen van huishoudelijk afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam dat voor 1 maart 1997 al plaatsvond, berekend vanaf het gedeelte van het gebouw dat zich het dichtst bij een vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk bevindt.
Artikel 2.18 Zuiveringsvoorziening huishoudelijk afvalwater
- 1.
Huishoudelijk afvalwater dat wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam wordt geleid via een zuiveringsvoorziening.
- 2.
Voor dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden bij het lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam de waarden, bedoeld in tabel 2.3.
- 3.
Voor dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden bij het lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam de waarden, bedoeld in tabel 2.4.
Tabel 2.4 Emissiegrenswaarden bij lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam Stof
Representatief etmaalmonster in mg/l
Steekmonster in mg/l
Biochemisch zuurstofverbruik
20 mg/l
40 mg/l
Chemisch zuurstofverbruik
100 mg/l
200 mg/l
Totaal stikstof
30 mg/l
60 mg/l
Ammoniumstikstof
2 mg/l
4 mg/l
Onopgeloste stoffen
30 mg/l
60 mg/l
Fosfor totaal
3 mg/l
6 mg/l
- 4.
Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing als het huishoudelijk afvalwater minder dan zes inwonerequivalenten bevat en voor vermenging met ander afvalwater door een septictank wordt geleid:
- a.
met een nominale inhoud van 6 m3 of meer, volgens NEN-EN 12566-1, en met een hydraulisch rendement van niet meer dan 10 g, volgens annex B van NEN-EN 12566-1; of
- b.
die is geplaatst voor 1 januari 2009 en is afgestemd op de hoeveelheid afvalwater dat wordt geloosd.
- a.
Artikel 2.19 Meet- en rekenbepalingen
- 1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
- 2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
- 3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
- a.
voor biochemisch zuurstofverbruik: NEN-EN-ISO 5815-1/2;
- b.
voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705;
- c.
voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923-1;
- d.
voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646;
- e.
voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-ISO 15923-1; en
- f.
voor totaal fosfor: NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2.
- a.
Artikel 2.20 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- a.
het aantal inwonerequivalenten dat wordt geloosd;
- b.
de wijze van behandeling van het afvalwater; en
- c.
de verwachte datum van het begin van de lozingsactiviteit.
- a.
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.5 Lozen van koelwater
Artikel 2.21 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van koelwater op een oppervlaktewaterlichaam dat niet afkomstig is van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 2.22 Aanwijzing algemene regels
Bij het lozen van koelwater op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.23 en 2.24.
Artikel 2.23 Algemene regel
De volgende voorschriften gelden bij het lozen van koelwater op een oppervlaktewaterlichaam:
- a.
aan het te lozen koelwater worden geen chemicaliën toegevoegd;
- b.
de warmtevracht van het te lozen koelwater is niet meer dan 1000 kJ/s bij het lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam; en
- c.
de warmtevracht van het te lozen koelwater is niet meer dan 10 kJ/s bij het lozen op een niet-aangewezen oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.24 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- a.
de maximale warmtevracht; en
- b.
de verwachte datum van het begin van de lozingsactiviteit.
- a.
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.6 Lozen bij reinigen, conserveren, bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken
Artikel 2.25 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van het reinigen, conserveren, bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.26 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Afvalwater afkomstig van het reinigen of conserveren van bouwwerken kan op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd, als het gaat om afvalwater afkomstig van:
- 2.
Bij het lozen van afvalwater afkomstig van het reinigen van bouwwerken op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.27, 2.29 en 2.30, als
- a.
het niet gaat om het lozen van afvalwater als bedoeld in het eerste lid; en
- b.
het gaat om reinigingswerkzaamheden die periodiek worden uitgevoerd en waarbij alleen vuilafzetting wordt verwijderd.
- a.
- 3.
Bij het lozen van afvalwater afkomstig van het reinigen van bouwwerken op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.27, 2.29, 2.30 en 2.31, als:
- a.
het niet gaat om het lozen van afvalwater als bedoeld in het eerste lid; en
- b.
het niet gaat om reinigingswerkzaamheden die periodiek worden uitgevoerd en waarbij alleen vuilafzetting wordt verwijderd.
- a.
- 4.
Bij het lozen van afvalwater afkomstig van het conserveren van bouwwerken op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.27, 2.29, 2.30 en 2.31, als het niet gaat om het lozen van afvalwater als bedoeld in het eerste lid.
- 5.
Bij het lozen van afvalwater afkomstig van het bouwen, slopen of renoveren van bouwwerken op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.28, 2.29, 2.30 en 2.31.
Artikel 2.27 Werkinstructie bij reinigen en conserveren
- 1.
Bij het reinigen of conserveren van bouwwerken:
- a.
is een werkinstructie opgesteld; en
- b.
wordt voor het deel van het bouwwerk dat boven de waterspiegel ligt een hulpconstructie voor de opvang van stoffen gebruikt die is afgestemd op de gebruikte techniek, de gebruikte stoffen en de stoffen die kunnen vrijkomen.
- a.
- 2.
In de werkinstructie is in ieder geval opgenomen:
- 3.
Als een hulpconstructie wordt gebruikt, is in de werkinstructie ook opgenomen:
- a.
op welke manier de vloer, de zijwanden en de bovenzijde van de hulpconstructie zijn uitgevoerd;
- b.
wat de omvang van het bouwwerk dat wordt gereinigd of geconserveerd is en wat de omvang van de hulpconstructie is;
- c.
of de constructie een afzuiging met permanente onderdruk heeft;
- d.
op welke manier afvalwater wordt opgevangen, als natte technieken worden gebruikt; en
- e.
welke aanvullende maatregelen worden getroffen als wordt gewerkt bij een windsnelheid van meer dan 8 m/s.
- a.
Artikel 2.28 Werkinstructie bij bouwen en slopen
Bij het bouwen, renoveren of slopen van bouwwerken is er een werkinstructie opgesteld, waarin in ieder geval is opgenomen:
- a.
op welke manier wordt gebouwd, gerenoveerd of gesloopt; en
- b.
welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat stoffen die worden gebruikt of die kunnen vrijkomen, in het oppervlaktewaterlichaam terechtkomen.
Artikel 2.29 Beperken stof in het oppervlaktewaterlichaam
Bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie, is voor de emissie in de lucht de emissiegrenswaarde voor stof 10 mg/Nm3, gemeten in een eenmalige meting.
Artikel 2.30 Meet- en rekenbepalingen
Op het meten van stof bij het afzuigen van lucht vanuit een hulpconstructie is NEN-EN 13284-1 van toepassing.
Artikel 2.31 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
voor het lozen afkomstig van reinigen of conserveren van een bouwwerk: de werkinstructie, bedoeld in artikel 2.27; of
- b.
voor het lozen afkomstig van het bouwen, slopen of renoveren van een bouwwerk: de werkinstructie, bedoeld in artikel 2.28.
- a.
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.7 Lozen bij opslaan en overslaan van inerte goederen
Artikel 2.32 Toepassingsbereik
- 1.
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van afvalwater bij het opslaan en overslaan van inerte goederen op een oppervlaktewaterlichaam.
- 2.
Voor de toepassing van deze afdeling worden in ieder geval de volgende goederen als inerte goederen beschouwd, voor zover deze niet verontreinigd zijn:
- a.
bouwstoffen als bedoeld in paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- b.
grond en baggerspecie als bedoeld in paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- c.
A-hout en ongeshredderd B-hout;
- d.
snoeihout;
- e.
banden van voertuigen;
- f.
autowrakken waaruit alle vloeistoffen zijn afgetapt bij een autodemontagebedrijf en wrakken van tweewielige motorvoertuigen waaruit alle vloeistoffen zijn afgetapt bij een demontagebedrijf voor tweewielige motorvoertuigen;
- g.
straatmeubilair;
- h.
tuinmeubilair;
- i.
aluminium, ijzer en roestvrij staal;
- j.
kunststof anders dan lege, ongereinigde verpakkingen van voedingsmiddelen, smeerolie, verf, lak of drukinkt, gewasbeschermingsmiddelen, biociden of gevaarlijke stoffen;
- k.
kunststofgeïsoleerde kabels anders dan oliedrukkabels, gepantserde papier-loodkabels en papiergeïsoleerde grondkabels;
- l.
papier en karton;
- m.
textiel en tapijt; en
- n.
vlakglas.
- a.
Artikel 2.33 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Afvalwater kan bij het overslaan van inerte goederen in de buitenlucht worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam als het gaat om het overslaan van inerte goederen bij wonen.
- 2.
Afvalwater dat in contact is geweest met opgeslagen inerte goederen kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam.
- 3.
Bij het lozen van afvalwater bij het overslaan van inerte goederen in de buitenlucht op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.34, als het niet gaat om het overslaan van inerte goederen bij wonen.
Artikel 2.34 Algemene regel
De volgende voorschriften gelden bij het lozen van afvalwater bij het overslaan van inerte goederen in de buitenlucht op een oppervlaktewaterlichaam:
- a.
bij het overslaan van die goederen in de buitenlucht wordt zo veel mogelijk voorkomen dat goederen op een oppervlaktewaterlichaam geraken; en
- b.
aan dit voorkomen wordt bij het laden en lossen van schepen in ieder geval voldaan als:
Afdeling 2.8 Lozen bij opslaan en overslaan van andere dan inerte goederen
Artikel 2.35 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van afvalwater bij het opslaan of overslaan van andere dan inerte goederen op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.36 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam bij het overslaan van niet-inerte goederen in de buitenlucht wordt voldaan aan de artikelen 2.37 tweede lid, en 2.39, als het gaat om het bedrijfsmatig overslaan van niet-inerte goederen.
- 2.
Bij het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam bij het overslaan van niet-inerte goederen in de buitenlucht wordt voldaan aan artikel 2.37 tweede lid, als het gaat om afvalwater afkomstig van het overslaan van:
- a.
zout voor het strooien op wegen; of
- b.
niet-inerte goederen die vrijkomen bij een werk of nodig zijn in een werk.
- a.
- 3.
In aanvulling op artikel 4.1058, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt bij het lozen van afvalwater op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam afkomstig van het opslaan van goederen waaruit stoffen kunnen uitlogen voldaan aan de artikelen 2.37 eerste lid, 2.38 en 2.39, als de afstand tot een vuilwaterriool of zuiveringtechnisch werk waarop kan worden aangesloten of geloosd meer dan 40 m is, gerekend vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 2.37 Algemene regel
- 1.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van afvalwater afkomstig van het opslaan van goederen waaruit stoffen kunnen uitlogen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam: voor het lozen van dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden de waarden, bedoeld in tabel 2.5, gemeten in een steekmonster.
Tabel 2.5 Emissiegrenswaarden bij lozen op een aangewezen oppervlaktewaterlichaam Stof
Emissiegrenswaarde in μg/l of mg/l
Som van de metalen arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink
1 mg/l
Minerale olie
20 mg/l
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen
50 μg/l
Onopgeloste stoffen
100 mg/l
Som van stikstofverbindingen
10 mg/l
Som van fosforverbindingen
2 mg/l
Chemisch zuurstofverbruik
200 mg/l
- 2.
De volgende voorschriften gelden bij het lozen van afvalwater afkomstig van het overslaan van niet-inerte goederen op een oppervlaktewaterlichaam:
- a.
bij het overslaan van die goederen in de buitenlucht wordt zo veel mogelijk voorkomen dat goederen op een oppervlaktewaterlichaam geraken; en
- b.
aan het tweede lid, onder a, wordt in ieder geval voldaan als:
- a.
Artikel 2.38 Meet- en rekenbepalingen
- 1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
- 2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
- 3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
- a.
voor onopgeloste stoffen: NEN-EN 872;
- b.
voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705;
- c.
voor olie: NEN-EN-ISO 9377-2;
- d.
voor arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink: NEN 6966 of NEN-EN-ISO 17294-2 of NEN-EN-ISO 11885, waarbij de elementen worden ontsloten volgens NEN-EN-ISO 15587-1 of NEN-EN-ISO 15587-2;
- e.
voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen: NEN-EN-ISO 17993;
- f.
voor nitrietstikstof en nitraatstikstof: NEN-EN-ISO 13395 of NEN-ISO 15923-1;
- g.
voor organisch stikstof: NEN-ISO 5663 of NEN 6646;
- h.
voor ammoniumstikstof: NEN 6646, NEN-EN-ISO 11732 of NEN-ISO 15923-1; en
- i.
voor de som van fosforverbindingen: NEN-EN-ISO 15681-1, NEN-EN-ISO 15681-2, NEN-EN-ISO 6878, NEN-EN-ISO 11885 of NEN-EN-ISO 17294-2.
- a.
Artikel 2.39 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.9 Lozen uit gemeentelijke voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater
Artikel 2.40 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van afvalwater uit gemeentelijke voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.41 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het lozen van afvalwater uit een openbaar ontwateringsstelsel, een openbaar hemelwaterstelsel of een openbaar vuilwaterriool als bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onder a, onder 1° tot en met 3°, van de Omgevingswet, op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.42 eerste lid.
- 2.
Bij het lozen van huishoudelijk afvalwater uit een systeem als bedoeld in artikel 2.16, derde lid, van de Omgevingswet, op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.42 tweede lid.
Artikel 2.42 Algemene regel
- 1.
Het afvalwater kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat stelsel of dat riool voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma opgenomen overzicht van die voorzieningen en maatregelen en dat stelsel of dat riool volgens dat plan of programma is uitgevoerd en wordt beheerd.
- 2.
Het afvalwater kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam, als dat systeem voorkomt op het in het gemeentelijk rioleringsplan of een gemeentelijk rioleringsprogramma opgenomen overzicht van die systemen en volgens dat plan of programma is uitgevoerd en wordt beheerd.
Afdeling 2.10 Lozen bij ontgravingen, baggerwerkzaamheden en werkzaamheden door de waterbeheerder op een oppervlaktewaterlichaam
Artikel 2.43 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen bij ontgravingen, baggerwerkzaamheden en werkzaamheden door de waterbeheerder op een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.44 Aanwijzing algemene regels
- 1.
Bij het lozen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden door de waterbeheerder op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.45.
- 2.
Bij het lozen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden uitgevoerd namens de waterbeheerder of door derden waarbij het gaat om werkzaamheden ter uitvoering van de onderhoudsverplichting, als bedoeld in artikel 78, tweede lid, Waterschapswet wordt voldaan aan artikel 2.45.
- 3.
Bij het lozen bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden uitgevoerd namens de waterbeheerder of door derden waarbij het niet gaat om werkzaamheden ter uitvoering van de onderhoudsverplichting, als bedoeld in artikel 78, tweede lid, Waterschapswet wordt voldaan aan de artikelen 2.45 en 2.46.
- 4.
Algen of bacteriën kunnen worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam als:
- a.
het niet gaat om ontgravingen of baggerwerkzaamheden; en
- b.
de werkzaamheden verricht worden door of namens de waterbeheerder.
- a.
- 5.
Er kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam als:
- a.
het niet gaat om ontgravingen of baggerwerkzaamheden;
- b.
de werkzaamheden uitgevoerd worden door of namens de waterbeheerder; en
- c.
het niet gaat om lozen van algen of bacteriën.
- a.
Artikel 2.45 Werkinstructie verontreinigde waterbodem
Bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een waterbodem met de kwaliteitsklasse 'sterk verontreinigd', bedoeld in artikel 25d, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, wordt een werkinstructie opgesteld, waarin in ieder geval is opgenomen:
Artikel 2.46 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de kwaliteit van de te ontgraven of te baggeren waterbodem;
- b.
als de waterbodem de kwaliteitsklasse 'sterk verontreinigd', bedoeld in artikel 25d, derde lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit, heeft: de werkinstructie, bedoeld in artikel 2.45; en
- c.
de verwachte datum van het begin van de activiteit.
- a.
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.11 Lozen bij schoonmaken drinkwaterleidingen
Artikel 2.47 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen op een oppervlaktewaterlichaam bij het schoonmaken van drinkwaterleidingen.
Artikel 2.48 Aanwijzing algemene regels
Bij het lozen van afvalwater afkomstig van het schoonmaken en in gebruik nemen van de middelen voor opslag, transport en distributie van drinkwater of warm tapwater als bedoeld in artikel 1 van de Drinkwaterwet, of van huishoudwater als bedoeld in artikel 1 van het Drinkwaterbesluit op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.49.
Afdeling 2.12 Lozen bij calamiteitenoefeningen
Artikel 2.50 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen op een oppervlaktewaterlichaam bij calamiteitenoefeningen.
Artikel 2.51 Aanwijzing algemene regels
Bij het lozen van afvalwater niet afkomstig van een permanente voorziening voor het oefenen van brandbestrijdingstechnieken als bedoeld in artikel 3.259 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan artikel 2.52.
Afdeling 2.13 Lozen bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen
Artikel 2.53 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam bij telen, kweken, spoelen of sorteren van gewassen.
Artikel 2.54 Aanwijzing algemene regels
- 1.
In aanvulling op artikel 4.795, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt bij het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam voldaan aan de artikelen 2.55 eerste lid, 2.57, 2.58 en 2.59, als het gaat om het lozen van afvalwater afkomstig van:
- 2.
In aanvulling op artikel 4.761, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt bij het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam voldaan aan de artikelen 2.55 tweede lid, 2.57, 2.58 en 2.59, als het gaat om het lozen van afvalwater afkomstig van:
- 3.
In aanvulling op artikel 4.773, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt bij het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam voldaan aan de artikelen 2.55 eerste lid, 2.58 en 2.59, als het gaat om het lozen van afvalwater afkomstig van sorteren van biologisch geteelde gewassen.
- 4.
Bij het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.55 derde lid, 2.56 en 2.59, als het gaat om het lozen van afvalwater afkomstig van zuivering van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars voor agrarische activiteiten.
- 5.
Bij het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.55 vierde lid, 2.57, 2.58 en 2.59, als het gaat om het lozen van afvalwater afkomstig van:
- a.
ontijzeren van grondwater voor agrarische activiteiten;
- b.
een perceel niet aangesloten op een vuilwaterriool of zuiveringstechnisch werk; en
- c.
een perceel waarvan de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool waarop kan worden aangesloten en geloosd groter is dan 40 m.
- a.
Artikel 2.55 Algemene regel: emissiegrenswaarden
- 1.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam bij het telen of kweken van gewassen anders dan in een kas of bij het sorteren van biologisch geteelde gewassen: voor het lozen van dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden, de waarden bedoeld in tabel 2.6, gemeten in een steekmonster.
- 2.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van afvalwater bij het spoelen van biologisch geteelde gewassen op een oppervlaktewaterlichaam: voor het lozen van dat afvalwater is de emissiegrenswaarde voor onopgeloste stoffen 100 mg/l, gemeten in een steekmonster.
- 3.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van afvalwater bij zuivering van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars op een oppervlaktewaterlichaam: voor het lozen van dat afvalwater zijn de emissiegrenswaarden, de waarden bedoeld in tabel 2.7 gemeten in een steekmonster.
- 4.
Het volgende voorschrift geldt bij het lozen van afvalwater bij het ontijzeren van grondwater voor agrarische activiteiten op een oppervlaktewaterlichaam: voor het lozen van dat afvalwater is de emissiegrenswaarde voor ijzer 5 mg/l, gemeten in een steekmonster.
Artikel 2.56 Algemene regel: uitzondering Bal
De artikelen 4.801 en 4.804 van het Besluit activiteiten leefomgeving zijn niet van toepassing.
Artikel 2.57 Algemene regel: bepalen afstand
- 1.
De afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool waarop kan worden aangesloten en geloosd wordt berekend:
- a.
vanaf de kadastrale grens van het perceel waar het afvalwater vrijkomt, en
- b.
langs de kortste lijn waarlangs de afvoerleidingen zonder overwegende bezwaren kunnen worden aangelegd.
- a.
- 2.
In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, wordt de afstand bij voortzetting van het lozen dat voor 1 januari 2013 al plaatsvond, berekend vanaf de plaats waar het afvalwater vrijkomt.
Artikel 2.58 Meet- en rekenbepaling
- 1.
Op het bemonsteren van afvalwater is NEN 6600-1 van toepassing, en een monster is niet gefiltreerd.
- 2.
Op het conserveren van een monster is NEN-EN-ISO 5667-3 van toepassing.
- 3.
Bij het analyseren van een monster worden onopgeloste stoffen meegenomen, en op het analyseren is van toepassing:
- a.
voor chloride: NEN-EN-ISO 15682;
- b.
onopgeloste stoffen: NEN-EN 872;
- c.
voor biochemisch zuurstofverbruik: NEN-EN-ISO 5815-1/2;
- d.
voor chemisch zuurstofverbruik: NEN-ISO 15705; en
- e.
voor ijzerverbindingen: NEN-EN-ISO 17294-2.
- a.
Artikel 2.59 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.14 Lozen bij het maken van betonmortel en het uitwassen van beton
Artikel 2.60 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen op een oppervlaktewaterlichaam bij het maken van betonmortel en het uitwassen van beton.
Artikel 2.61 Algemene regel
Afvalwater afkomstig van het reinigen van installaties en voorzieningen voor het maken van betonmortel, het inwendig reinigen van voertuigen waarin betonmortel is vervoerd of het uitwassen van beton kan, in afwijking van de artikelen 4.140, eerste lid, en 4.158, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam of op de riolering als dit is toegestaan in het omgevingsplan.
Afdeling 2.15 Lozen bij niet-industriële voedselbereiding
Artikel 2.62 Toepassingsbereik
-
1.
Deze afdeling is van toepassing op het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van afvalwater bij niet-industriële voedselbereiding.
- 2.
Deze afdeling is niet van toepassing op het lozen van afvalwater afkomstig van de voedingsmiddelenindustrie, bedoeld in artikel 3.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving met uitzondering van het lozen van afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen voor personen die werken op de locatie waarop de activiteit wordt verricht.
Artikel 2.63 Aanwijzing algemene regels
Bij het lozen van afvalwater uit niet-industriële voedselbereiding op een oppervlaktewaterlichaam wordt voldaan aan de artikelen 2.64 en 2.65 als de voedingsmiddelen bereiding plaats vindt met:
Artikel 2.64 Algemene regel: bereiden van voedingsmiddelen
Het volgende voorschrift geldt voor het lozen bij niet-industriële voedingsbereiding: het afvalwater wordt alleen gezamenlijk met huishoudelijk afvalwater geloosd, en wordt alleen geloosd voor zover de voorzieningen voor het zuiveren van huishoudelijk afvalwater zijn berekend op het zuiveren van het afvalwater afkomstig van het bereiden van voedingsmiddelen en daarmee samenhangende activiteiten.
Artikel 2.65 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.16 Lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers
Artikel 2.66 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen op een oppervlaktewaterlichaam van spuiwater uit recreatieve visvijvers.
Artikel 2.67 Aanwijzing algemene regels
Spuiwater uit recreatieve visvijvers kan worden geloosd op een oppervlaktewaterlichaam , hierbij wordt voldaan aan artikel 2.68.
Artikel 2.68 Informatieplicht
- 1.
Ten minste vier weken voor het begin van de lozingsactiviteit worden aan het dagelijks bestuur van het waterschap gegevens en bescheiden verstrekt over:
- 2.
Ten minste vier weken voordat de lozingsactiviteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap.
Afdeling 2.17 Lozen vanaf vaartuigen of andere drijvende werktuigen bij spoelen of scheiden van zand of grind
Artikel 2.69 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het lozen van spoelwater op een oppervlaktewaterlichaam vanaf vaartuigen of andere drijvende werktuigen bij spoelen of scheiden van zand of grind.
Artikel 2.70 Algemene regel
De volgende afvalwaterstromen afkomstig van een vaartuig of ander drijvend werktuig, kunnen op een oppervlaktewaterlichaam worden geloosd:
- a.
afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van zeezand tijdens het transport daarvan met een vaartuig of werktuig; en
- b.
afvalwater dat vrijkomt bij het op dat vaartuig of werktuig scheiden van zand of grind.
Afdeling 2.18 Asverstrooiing
Artikel 2.71 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op asverstrooiing in een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 2.72 Algemene regel
As kan individueel verstrooid worden op een oppervlaktewaterlichaam door de nabestaande die de zorg heeft voor de asbus, bedoeld in artikel 66a, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging.
Afdeling 2.19 Andere lozingen
Artikel 2.73 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam en op een zuiveringtechnisch werk.
Artikel 2.74 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
- 1.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een oppervlaktewaterlichaam te verrichten, als daarbij stoffen of warmte worden geloosd en er geen sprake is van:
- a.
het lozen van stoffen of warmte op een oppervlaktewaterlichaam afkomstig van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- b.
- c.
het lozen van water dat afkomstig is uit dat oppervlaktewaterlichaam en waaraan geen stoffen zijn toegevoegd; en
- d.
het lozen van stoffen of warmte afkomstig van wonen.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op een zuiveringtechnisch werk te verrichten als er geen sprake is van het lozen van stoffen, water of warmte op een zuiveringtechnisch werk afkomstig van een milieubelastende activiteit die is aangewezen in artikel 3.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Hoofdstuk 3 Wateronttrekkingsactiviteiten
Afdeling 3.1 Algemeen
Artikel 3.1 Toepassingsbereik
Dit hoofdstuk is van toepassing op wateronttrekkingsactiviteiten in het beheergebied van het waterschap, tenzij in dit hoofdstuk anders bepaald.
Artikel 3.2 Specifieke gegevens en bescheiden bij een meldplicht wateronttrekkingsactiviteit(grondwater)
- 1.
In aanvulling op de algemene gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 1.11, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;
- b.
het aantal in te richten putten;
- c.
de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekmeting van iedere put;
- d.
de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil;
- e.
de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put;
- f.
de capaciteit van de pomp in kubieke meter per uur per put;
- g.
de hoeveelheid water in kubieke meter water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken;
- h.
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan;
- i.
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken; en
- j.
als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater:
- 1°.
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste in de bodem wordt gebracht;
- 2°.
de diepte in meters waarop het water in de bodem wordt gebracht;
- 3°.
een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking;
- 4°.
de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en
- 5°.
een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem te voorkomen of te beperken.
- 1°.
- a.
- 2.
Het eerste lid geldt niet voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 3.3 Specifieke aanvraagvereisten omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteit (grondwater)
- 1.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het onttrekken van grondwater die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden in aanvulling op artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 7.3 en 7.4 van de Omgevingsregeling, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
het doel waarvoor het te onttrekken grondwater wordt gebruikt;
- b.
het aantal in te richten putten;
- c.
de coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoekstelsel van iedere put;
- d.
de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters van iedere put ten opzichte van het maaiveld en het NAP;
- e.
de lengte in meters van het effectieve filter in iedere put;
- f.
de capaciteit van de pomp in kubieke meters water per uur per put;
- g.
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar, die ten hoogste wordt onttrokken;
- h.
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van de activiteit en de verwachte duur ervan;
- i.
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van de onttrekking en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken; en
- j.
als het gaat om het in samenhang met het onttrekken van grondwater in de bodem brengen van water ter aanvulling van het grondwater:
- 1°.
de hoeveelheid water in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar die ten hoogste in de bodem wordt gebracht;
- 2°.
de diepte in meters waarop het water in de bodem wordt gebracht;
- 3°.
een beschrijving van de samenhang van het brengen van water in de bodem met de onttrekking;
- 4°.
de herkomst en samenstelling van het water dat in de bodem wordt gebracht; en
- 5°.
een beschrijving van de mogelijke negatieve gevolgen van het brengen van water in de bodem en de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om die gevolgen te voorkomen of te beperken.
- 1°.
- a.
- 2.
Het eerste lid geldt niet voor wateronttrekkingsactiviteiten als bedoeld in de artikelen 6.34, eerste lid, onder b en c, en 16.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 3.4 Specifieke aanvraagvereisten omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteit (oppervlaktewater)
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, wordt in aanvulling op artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 7.3 en 7.4 van de Omgevingsregeling, een locatietekening met daarop de te beregenen percelen inclusief het aantal hectaren en de locaties van de onttrekkingspunten verstrekt.
Artikel 3.5 Beoordelingsregel omgevingsvergunning wateronttrekkingsactiviteit
- 1.
Op het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, is artikel 8.89, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
- 2.
Op het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, is artikel 8.89, tweede en derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 3.2 Grondwater onttrekken
Paragraaf 3.2.1 Grondwater onttrekken in een bouwput
Subparagraaf 3.2.1.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.6 verplaatst van afdeling 3.1 naar subparagraaf 3.2.1.1. ]
Artikel 3.6 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater in een bouwput.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan het onttrekken van grondwater:
- a.
voor de aanleg, sloop of verwijdering van funderingen, kelders of andere ondergrondse bouwwerken;
- b.
voor een bodemsanering;
- c.
voor de inspectie van ondergrondse bouwwerken;
- d.
voor een diepe grondboring; of
- e.
in een sleuf waarbij de voortgang van het in bemaling genomen sleufgedeelte minder is dan 20 m per week.
- a.
[Red: Artikel 3.7 verplaatst van afdeling 3.1 naar subparagraaf 3.2.1.1. ]
Artikel 3.7 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
bij grondwatergevoelige natuur extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- e.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- f.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- g.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- i.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- j.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- k.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande verhardingen van, naar en op de waterkering;
- l.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- m.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
[Red: Artikel 3.8 verplaatst van paragraaf 3.2.1 naar subparagraaf 3.2.1.1. ]
Subparagraaf 3.2.1.2 Aanwijzing algemene regels
[Red: Artikel 3.9 verplaatst van paragraaf 3.2.1 naar subparagraaf 3.2.1.2. ]
Artikel 3.9 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking bouwput
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, eerste en tiende lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- e.
het grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- f.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, eerste lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- e.
het grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- f.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, tweede en tiende lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- e.
het grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan:
- f.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, tweede lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- e.
het grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan:
- f.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 5.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, eerste en tiende lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur bedraagt;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal bedraagt:
- f.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- g.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- h.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 6.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, eerste lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur bedraagt;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal bedraagt:
- f.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- g.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- h.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 7.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, tweede en tiende lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur bedraagt;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal bedraagt:
- f.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- g.
grondwater wordt onttrokken met een debiet groter dan:
- h.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 8.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, tweede lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur bedraagt;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal bedraagt:
- f.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- g.
grondwater wordt onttrokken met een debiet groter dan:
- h.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 9.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, eerste en tiende lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvinden;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- e.
het grondwater niet dieper wordt onttrokken dan het eerste watervoerend pakket;
- f.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- g.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 10.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, eerste lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvinden;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- e.
het grondwater niet dieper wordt onttrokken dan het eerste watervoerend pakket;
- f.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- g.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 11.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, tweede en tiende lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur bedraagt;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal bedraagt:
- e.
het grondwater niet dieper wordt onttrokken dan het eerste watervoerend pakket;
- f.
grondwater wordt onttrokken met een debiet groter dan:
- g.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
-
12.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, tweede lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur bedraagt;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal bedraagt:
- e.
het grondwater niet dieper wordt onttrokken dan het eerste watervoerend pakket;
- f.
grondwater wordt onttrokken met een debiet groter dan:
- g.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
Artikel 3.10 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.13, derde lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 2 m3 per uur is.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.13, derde lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 2 m3 per uur is.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, wordt voldaan aan de artikelen 3.13, vierde lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 5 m3 per uur is.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 3.13, vierde lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 5 m3 per uur is.
- a.
[Red: Artikel 3.10 verplaatst van paragraaf 3.2.2 naar subparagraaf 3.2.1.2. ]
Artikel 3.11 Aanwijzing algemene regels grondwatergevoelige natuur
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, zevende lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand; en
-
c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal 10 m3 per uur.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, achtste lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
-
c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur;
- d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november; en
- e.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, negende lid, 3.14 en 3.15, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
-
c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur; en
-
d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van november tot maart.
- a.
[Red: Artikel 3.11 verplaatst van paragraaf 3.2.3 naar subparagraaf 3.2.1.2. ]
Artikel 3.12 Aanwijzing algemene regels kwetsbare bebouwing
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, vijfde lid, 3.14 en 3.15, als:
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater in een bouwput wordt voldaan aan de artikelen 3.13, zesde lid, 3.14 en 3.15, als:
Subparagraaf 3.2.1.3 Algemene regels
[Red: Artikel 3.12 verplaatst van paragraaf 3.2.3 naar subparagraaf 3.2.1.3. ]
Artikel 3.13 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
verlaging van de stijghoogte of grondwaterstand onder de bouwputbodem is niet meer dan 30 cm beneden het kritische punt van de bouwput;
- b.
gedurende het verrichtten van de activiteit:
- 1°.
wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater dagelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- 2°.
wordt voor de start van de grondwateronttrekking de beginstand van de watermeter geregistreerd;
- 3°.
wordt de gemeten hoeveelheden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen; en
- 4°.
worden de gegevens minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- c.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- d.
bij het vervangen van een watermeter, wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging, geregistreerd en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- e.
een interceptie- of schermbemaling wordt voorzien van een eigen watermeter;
- f.
per melding is sprake van één onttrekkingsperiode;
- g.
tussen twee onttrekkingsperioden van grondwateronttrekkingen die binnen elkaars invloedsgebied liggen, is gedurende minimaal acht weken geen sprake van een grondwateronttrekking;
- h.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- i.
bij het realiseren van onttrekkingsputten en peilbuizen worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
verlaging van de stijghoogte of grondwaterstand onder de bouwputbodem is niet meer dan 30 cm beneden het kritische punt van de bouwput;
- b.
de verlaging van de grondwaterstand of de stijghoogte wordt binnen het invloedgebied van de grondwateronttrekking gemonitord door tenminste een peilbuis te plaatsen:
- c.
de filterdiepte van de peilbuizen is op gelijke diepte als de filters die voor het onttrekken van grondwater worden gebruikt en, als het onttrekken dieper dan de deklaag plaatsvindt, een filter in de deklaag;
- d.
op een gemotiveerd schriftelijk verzoek, kan het waterschap instemmen met het wijzigen van de locatie van peilbuizen;
- e.
de peilbuizen moeten worden ingemeten en op een kaart worden ingetekend, deze kaart bevat de XY-coördinaten en de hoogte van de bovenkant van de peilbuizen ten opzichte van maaiveld en ten opzichte van NAP;
- f.
de eerste vier weken worden de peilbuizen dagelijks gemeten en daarna wordt er wekelijks gemeten, tot drie weken na beëindiging van de grondwateronttrekking;
- g.
de eerste meting vindt minimaal drie dagen voor de start van de grondwateronttrekking plaats;
- h.
de volgende voorschriften gelden over de wijze van meting:
- 1°.
de onttrokken hoeveelheid grondwater wordt dagelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- 2°.
voor de start van de grondwateronttrekking wordt de beginstand van de watermeter geregistreerd;
- 3°.
de gemeten hoeveelheden worden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen; en
- 4°.
de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- i.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- j.
bij het vervangen van een watermeter wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging geregistreerd, en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- k.
een interceptie- of schermbemaling wordt voorzien van een eigen watermeter;
- l.
per melding is sprake van één onttrekkingsperiode;
- m.
tussen twee onttrekkingsperioden van grondwateronttrekkingen die binnen elkaars invloedgebied liggen, is gedurende minimaal acht weken geen sprake van een grondwateronttrekking;
- n.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- o.
bij het realiseren van onttrekkingsputten en peilbuizen worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater in een bouwput mag uitsluitend worden uitgevoerd met een open bemaling, het gebruik van filters of drainagebuizen of het toepassen van een zandbed is niet toegestaan;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 2 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater in een bouwput mag uitsluitend worden uitgevoerd met open bemaling, het gebruik van filters of drainagebuizen of het toepassen van een zandbed is niet toegestaan;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 5 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van kwetsbare gebouwen van vóór 1960, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
houten funderingsonderdelen van gebouwen mogen niet droogvallen tijdens de bemaling;
- c.
de verschilzakking, ten gevolge van de verlaging van de grondwaterstand, mag ter plaatse van monumentale panden of eerder door zakking beschadigde gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:1.000 of ter plaatse van overige gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:600 zijn; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van kwetsbare bebouwing van vóór 1960, niet onder de GLG komen; en
- b.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 7.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt moet maximaal 10 m3 per uur zijn; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebieden te beschermen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
het grondwater wordt zo doelmatig mogelijk onttrokken;
- c.
het grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november;
- d.
het onttrokken grondwater moet weer geheel terug in de bodem worden gebracht; en
- e.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebieden te beschermen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 9.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
het grondwater wordt zo doelmatig mogelijk onttrokken;
- c.
het onttrekken van grondwater mag alleen in de periode van november tot maart plaatsvinden; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebieden te beschermen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 10.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van de retourbronnen en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101;
- b.
het onttrokken grondwater wordt in de omgeving van de grondwateronttrekking en in hetzelfde watervoerend pakket, als waar het uit onttrokken is, terug in de bodem worden gebracht;
- c.
de grondwaterstand of stijghoogte mag niet meer dan 10 cm stijgen ten opzichte van de GHG ten gevolge van het terug in de bodem brengen van grondwater; en
- d.
de retourbronnen moeten op een kaart worden ingetekend, waarbij deze kaart de XY-coördinaten bevat.
- a.
[Red: Artikel 3.13 verplaatst van paragraaf 3.2.3 naar subparagraaf 3.2.1.3. ]
Artikel 3.14 Informatieplicht
- 1.
Ten minste drie dagen voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 2.
Voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 3.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit wordt de datum waarop de putten geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld of worden gedicht verstrekt aan het waterschap.
- 4.
Uiterlijk één maand na het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- c.
de eindstand van de watermeter;
- d.
wanneer er gebruik wordt gemaakt van een peilbuis, alle gemeten grondwaterstanden en stijghoogten in de peilbuis; en
- e.
de boorstaten.
- a.
- 5.
Wanneer er een retourbemaling plaatsvindt worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
ten minste drie dagen voor het begin van de retourbemaling:
- b.
uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van de retourbronnen, de boorstaten onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer;
- c.
de totale hoeveelheid retourbemalen grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- d.
de eindstand van de watermeter;
- e.
ten minste drie werkdagen voor het einde van de retourbemaling, de datum waarop de retourbronnen geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld of worden gedicht onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer; en
- f.
uiterlijk één maand na het beëindigen van de retourbemaling, de einddatum van het gebruik van de retourbronnen.
- a.
[Red: Artikel 3.14 verplaatst van paragraaf 3.2.4 naar subparagraaf 3.2.1.3. ]
Artikel 3.15 Meldplicht
- 1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken in een bouwput en, indien van toepassing, een retourbemaling uit te voeren, zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Als sprake is van een bodemsanering wordt bij de melding ook:
- 3.
Als sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer, wordt bij de melding ook het advies van de gemeente verstrekt.
- 4.
Bij de uitvoering waarbij meerdere grondwateronttrekkingen of, indien van toepassing, meerdere retourbemalingen worden uitgevoerd om één einddoel te bereiken, wordt één melding ingediend voor deze activiteiten, tenzij:
- 5.
De startdatum van de grondwateronttrekking en, indien van toepassing, van de retourbemaling mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 6.
De uitvoering van de grondwateronttrekking en, indien van toepassing, van de retourbemaling wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 3.16 Vergunningplicht grondwateronttrekking bouwput
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal meer dan:
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur bedraagt;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal bedraagt:
- f.
het grondwater dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwateronttrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur bedraagt; en
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal bedraagt:
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwateronttrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling; en
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen groter is dan 25 m3/uur.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet; en
- b.
de grondwateronttrekking:
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal:
- e.
het grondwater dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is; en
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal:
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt; en
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen meer is dan 25 m3/uur.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet; en
- b.
door de grondwateronttrekking de verontreinigingen worden verplaatst:
- a.
Artikel 3.17 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 2 m3 per uur is.
- a.
-
5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 5 m3 per uur is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 5 m3 per uur is.
- a.
Artikel 3.18 Vergunningplicht grondwatergevoelige natuur
- 1.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur;
-
d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november; en
- e.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
- 6.
Vervallen
Artikel 3.19 Vergunningplicht kwetsbare bebouwing
- 1.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een bouwput, als:
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
Paragraaf 3.2.2 Grondwater onttrekken in een sleuf
Subparagraaf 3.2.2.1 Algemeen
Artikel 3.20 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater in een sleuf.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan het onttrekken van grondwater:
- a.
voor het aanleggen of repareren van riolering, kabels, leidingen en funderingen;
- b.
voor het uitvoeren van onderzoek of andere ondergrondse werkzaamheden over een grote lengte;
- c.
voor het graven van een watergang; of
- d.
in een sleuf waarbij de voortgang van elk in bemaling genomen sleufgedeelte minimaal 20 m per week is.
- a.
Artikel 3.21 Specifieke zorgplicht
- 1.
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
bij grondwatergevoelige natuur extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- e.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- f.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- g.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- i.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- j.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- k.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- l.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- m.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
Subparagraaf 3.2.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 3.23 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking sleuf
-
1.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27, eerste en tiende lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking maximaal 5 m wordt verplaatst;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- e.
het grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- f.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27, eerste lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking maximaal 5 m wordt verplaatst;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- e.
het grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- f.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 tweede en tiende lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking maximaal 5 m wordt verplaatst;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- e.
het grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan:
- f.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 tweede lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking maximaal 5 m wordt verplaatst;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- e.
het grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan:
- f.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 5.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 eerste en tiende lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst;
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- f.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- g.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- h.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 6.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 eerste lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst;
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- f.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- g.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- h.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 7.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 tweede en tiende lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst;
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- f.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- g.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan:
- h.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 8.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 tweede lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst;
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- f.
het grondwater niet dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket;
- g.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan:
- h.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 9.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 eerste en tiende lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvinden;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- e.
het grondwater niet dieper wordt onttrokken dan het eerste watervoerend pakket;
- f.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- g.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 10.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 eerste lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvinden;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- e.
het grondwater niet dieper wordt onttrokken dan het eerste watervoerend pakket;
- f.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal:
- g.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 11.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 tweede en tiende lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- e.
het grondwater niet dieper wordt onttrokken dan het eerste watervoerend pakket;
- f.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan:
- g.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 12.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 tweede lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- e.
het grondwater niet dieper wordt onttrokken dan het eerste watervoerend pakket;
- f.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan:
- g.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
Artikel 3.24 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.27, derde lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 2 m3 per uur is.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.27, derde lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 2 m3 per uur is.
- a.
-
3.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, wordt voldaan aan de artikelen artikel 3.27, vierde lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 5 m3 per uur is.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 3.27, vierde lid, 3.28 en 3.29, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 5 m3 per uur is.
- a.
Artikel 3.25 Aanwijzing algemene regels grondwatergevoelige natuur
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 , zevende lid, 3.28 en 3.29 , als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
-
b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand; en
-
c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal 10 m 3 per uur.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 , achtste lid, 3.28 en 3.29 , als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
-
c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m 3 per uur;
- d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november; en
- e.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27 , negende lid, 3.28 en 3.29 , als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
-
c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m 3 per uur; en
- d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van november tot maart.
- a.
Artikel 3.26 Aanwijzing algemene regels kwetsbare bebouwing
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27, vijfde lid, 3.28 en 3.29, als:
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater in een sleuf wordt voldaan aan de artikelen 3.27, zesde lid, 3.28 en 3.29, als:
Subparagraaf 3.2.2.3 Algemene regels
Artikel 3.27 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
verlaging van de stijghoogte of grondwaterstand onder de sleufbodem is niet meer dan 30 cm beneden het kritische punt van de sleuf;
- b.
gedurende het verrichtten van de activiteit:
- 1°.
wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater dagelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- 2°.
wordt voor de start van de grondwateronttrekking de beginstand van de watermeter geregistreerd;
- 3°.
wordt de gemeten hoeveelheden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen; en
- 4°.
worden de gegevens minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- c.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- d.
bij het vervangen van een watermeter, wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging, geregistreerd en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- e.
een interceptie- of schermbemaling wordt voorzien van een eigen watermeter;
- f.
per melding is sprake van één onttrekkingsperiode;
- g.
tussen twee onttrekkingsperioden van grondwateronttrekkingen die binnen elkaars invloedsgebied liggen, is gedurende minimaal acht weken geen sprake van een grondwateronttrekking;
- h.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- i.
bij het realiseren van onttrekkingsputten en peilbuizen worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
verlaging van de stijghoogte of grondwaterstand onder de sleufbodem is niet meer dan 30 cm beneden het kritische punt van de sleuf;
- b.
de bemalen sleuflengte is maximaal 100 m;
- c.
de verlaging van de grondwaterstand of de stijghoogte worden gemonitord binnen het invloedgebied van de grondwateronttrekking door tenminste een peilbuis te plaatsen:
- 1°.
per 100 m sleuf, naast de sleuf waar de stijghoogteverlaging gelijk is aan de verlaging op het kritische punt in de sleuf;
- 2°.
per 100 m sleuf, op 50 en 100 m afstand van de rand van de sleuf; en
- 3°.
per 100 m sleuf, aan de gevel van bebouwing van voor 1960, tot een afstand van 100 m van de rand van de sleuf.
- 1°.
- d.
de filterdiepte van de peilbuizen is op gelijke diepte als de filters die voor het onttrekken van grondwater worden gebruikt en, als het onttrekken dieper dan de deklaag plaatsvindt, een filter in de deklaag;
- e.
op een gemotiveerd schriftelijk verzoek, kan het waterschap instemmen met het wijzigen van de locatie van peilbuizen;
- f.
de peilbuizen moeten worden ingemeten en op een kaart worden ingetekend, deze kaart bevat de XY-coördinaten en de hoogte van de bovenkant van de peilbuizen ten opzichte van maaiveld en ten opzichte van NAP;
- g.
de eerste vier weken worden de peilbuizen dagelijks gemeten en daarna wordt er wekelijks gemeten, tot drie weken na beëindiging van de grondwateronttrekking;
- h.
de eerste meting vindt minimaal drie dagen voor de start van de grondwateronttrekking plaats;
- i.
de volgende voorschriften gelden over de wijze van meting:
- 1°.
de onttrokken hoeveelheid grondwater wordt dagelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- 2°.
voor de start van de grondwateronttrekking wordt de beginstand van de watermeter geregistreerd;
- 3°.
de gemeten hoeveelheden worden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen; en
- 4°.
de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- j.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- k.
bij het vervangen van een watermeter wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging geregistreerd, waarbij de gegevens minimaal vijf jaar worden bewaard;
- l.
een interceptie- of schermbemaling wordt voorzien van een eigen watermeter;
- m.
per melding is sprake van één onttrekkingsperiode;
- n.
tussen twee onttrekkingsperioden van grondwateronttrekkingen die binnen elkaars invloedgebied liggen, is gedurende minimaal acht weken geen sprake van een grondwateronttrekking;
- o.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- p.
bij het realiseren van onttrekkingsputten en peilbuizen worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater in een sleuf mag uitsluitend worden uitgevoerd met open bemaling, waarbij het gebruik van filters of drainagebuizen of het toepassen van een zandbed niet is toegestaan;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 2 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater in een bouwput mag uitsluitend worden uitgevoerd met open bemaling, waarbij het gebruik van filters of drainagebuizen of het toepassen van een zandbed niet toegestaan is;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal aan 5 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van gebouwen van vóór 1960, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
houten funderingsonderdelen van gebouwen mogen niet droogvallen tijdens de bemaling;
- c.
de verschilzakking, ten gevolge van de verlaging van de grondwaterstand, mag ter plaatse van monumentale panden of eerder door zakking beschadigde gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:1.000 of ter plaatse van overige gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:600 zijn; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van bebouwing van vóór 1960, niet onder de GLG komen; en
- b.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 7.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 10 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het kwetsbare gebied te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
het grondwater wordt zo doelmatig mogelijk onttrokken;
- c.
het grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november;
- d.
het onttrokken grondwater moet weer geheel terug in de bodem worden gebracht; en
- e.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het kwetsbare gebied te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 9.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
het grondwater wordt zo doelmatig mogelijk onttrokken;
- c.
het onttrekken van grondwater mag alleen in de periode van november tot maart plaatsvinden; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het kwetsbare gebied te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 10.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van de retourbronnen en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101;
- b.
het onttrokken grondwater wordt in de omgeving van de grondwateronttrekking en in hetzelfde watervoerend pakket, als waar het uit onttrokken is, terug in de bodem worden gebracht;
- c.
de grondwaterstand of stijghoogte mag niet meer dan 10 cm stijgen ten opzichte van de GHG ten gevolge van het terug in de bodem brengen van grondwater; en
- d.
de retourbronnen moeten op een kaart worden ingetekend, waarbij deze kaart de XY-coördinaten bevat.
- a.
Artikel 3.28 Informatieplicht
- 1.
Ten minste drie dagen voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 2.
Voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 3.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit wordt de datum waarop de putten geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld of worden gedicht verstrekt aan het waterschap.
- 4.
Uiterlijk één maand na het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- c.
de eindstand van de watermeter;
- d.
wanneer er gebruik wordt gemaakt van een peilbuis, alle gemeten grondwaterstanden en stijghoogten in de peilbuis; en
- e.
de boorstaten.
- a.
- 5.
Wanneer er een retourbemaling plaatsvindt worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
ten minste drie dagen voor het begin van de retourbemaling:
- b.
uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van de retourbronnen, de boorstaten onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer;
- c.
de totale hoeveelheid retourbemalen grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- d.
de eindstand van de watermeter;
- e.
ten minste drie werkdagen voor het einde van de retourbemaling, de datum waarop de retourbronnen geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld of worden gedicht onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer; en
- f.
uiterlijk één maand na het beëindigen van de retourbemaling, de einddatum van het gebruik van de retourbronnen.
- a.
Artikel 3.29 Meldplicht
- 1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken in een sleuf en, indien van toepassing, een retourbemaling uit te voeren, zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Als sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer, wordt bij de melding ook het advies van de gemeente verstrekt.
- 3.
Bij de uitvoering waarbij meerdere grondwateronttrekkingen of, indien van toepassing, meerdere retourbemalingen worden uitgevoerd om één einddoel te bereiken, wordt één melding ingediend voor deze activiteiten, tenzij:
- 4.
De startdatum van de grondwateronttrekking en, indien van toepassing, van de retourbemaling mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 5.
De uitvoering van de grondwateronttrekking en, indien van toepassing, van de retourbemaling wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.29 verplaatst van subparagraaf 3.3.3.1 naar subparagraaf 3.2.2.4. ]
Artikel 3.30 Vergunningplicht grondwateronttrekking sleuf
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking maximaal 5 m wordt verplaatst;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal:
- d.
het grondwater dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking maximaal 5 m wordt verplaatst; en
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal meer dan:
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst;
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal:
- f.
het grondwater dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst;
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is; en
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal:
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwateronttrekking een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst;
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling; en
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen meer is dan 25 m3/uur.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet; en
- b.
de grondwateronttrekking een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal:
- e.
het grondwater dieper onttrokken wordt dan het eerste watervoerend pakket.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is; en
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal:
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2 van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt; en
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen meer is dan 25 m3/uur.
- a.
-
10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater in een sleuf te onttrekken, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet; en
- b.
door de grondwateronttrekking de verontreinigingen worden verplaatst:
- a.
[Red: Artikel 3.30 verplaatst van subparagraaf 3.3.3.1 naar subparagraaf 3.2.2.4. ]
Artikel 3.31 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 2 m3 per uur is.
- a.
-
5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 5 m3 per uur is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 5 m3 per uur is.
- a.
[Red: Artikel 3.31 verplaatst van subparagraaf 3.3.3.2 naar subparagraaf 3.2.2.4. ]
Artikel 3.32 Vergunningplicht grondwatergevoelige natuur
- 1.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
-
b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
-
c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m 3 per uur;
- d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november; en
- e.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
- 6.
Vervallen
- 7.
Vervallen
[Red: Artikel 3.32 verplaatst van subparagraaf 3.3.3.3 naar subparagraaf 3.2.2.4. ]
Artikel 3.33 Vergunningplicht kwetsbare bebouwing
- 1.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken in een sleuf, als:
- 2.
Vervallen
Paragraaf 3.2.3 Grondwater onttrekken voor een grondwatersanering
Subparagraaf 3.2.3.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.33 verplaatst van subparagraaf 3.3.3.3 naar subparagraaf 3.2.3.1. ]
Artikel 3.34 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan het onttrekken van grondwater:
- a.
voor het verwijderen van verontreinigingen uit het grondwater; of
- b.
voor het verwijderen van verontreinigd grondwater.
- a.
[Red: Artikel 3.34 verplaatst van subparagraaf 3.3.3.3 naar subparagraaf 3.2.3.1. ]
Artikel 3.35 Specifieke zorgplicht
- 1.
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
bij grondwatergevoelige natuur extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- e.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- f.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- g.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- i.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- j.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- k.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- l.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- m.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
Subparagraaf 3.2.3.2 Aanwijzing algemene regels
[Red: Artikel 3.36 verplaatst van subparagraaf 3.3.4.1 naar subparagraaf 3.2.3.2. ]
Artikel 3.37 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking grondwatersanering
-
1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, eerste en negende lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- d.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, eerste lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- d.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, eerste en negende lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een schermbemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- e.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, eerste lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptiebemaling;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- e.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 5.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, eerste en negende lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- d.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 6.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, eerste lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- d.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
[Red: Artikel 3.37 verplaatst van subparagraaf 3.3.4.1 naar subparagraaf 3.2.3.2. ]
Artikel 3.38 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, tweede lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 2 m3 per uur is.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, tweede lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 2 m3 per uur is.
- a.
-
3.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, wordt voldaan aan de artikelen 3.41, derde lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 5 m3 per uur is.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 3.41, derde lid, 3.42 en 3.43, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 5 m3 per uur is.
- a.
[Red: Artikel 3.38 verplaatst van subparagraaf 3.3.4.2 naar subparagraaf 3.2.3.2. ]
Artikel 3.39 Aanwijzing algemene regels grondwatergevoelige natuur
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41 , zesde lid , 3.42 en 3.43 , als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand; en
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal 10 m3 per uur.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering voldaan aan de artikelen 3.41 , zevende lid , 3.42 en 3.43 , als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur;
- d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november; en
- e.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41 , achtste lid , 3.42 en 3.43 , als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur; en
- d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van november tot maart.
- a.
[Red: Artikel 3.39 verplaatst van subparagraaf 3.3.4.3 naar subparagraaf 3.2.3.2. ]
Artikel 3.40 Aanwijzing algemene regels kwetsbare bebouwing
-
1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, vierde lid, 3.42 en 3.43, als:
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering wordt voldaan aan de artikelen 3.41, vijfde lid, 3.42 en 3.43, als:
Subparagraaf 3.2.3.3 Algemene regels
[Red: Artikel 3.40 verplaatst van subparagraaf 3.3.4.3 naar subparagraaf 3.2.3.3. ]
Artikel 3.41 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de onttrokken hoeveelheid grondwater wordt maandelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- b.
voor de start van de grondwateronttrekking wordt de beginstand van de watermeter geregistreerd, de gemeten hoeveelheden worden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- c.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- d.
bij het vervangen van een watermeter, wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging, geregistreerd, waarbij de gegevens minimaal vijf jaar worden bewaard;
- e.
een interceptie- of schermbemaling worden voorzien van een eigen watermeter;
- f.
de te saneren verontreinigingsvlek wordt gemonitord volgens het saneringsplan ingediend bij de melding;
- g.
per melding is sprake van één onttrekkingsperiode;
- h.
tussen twee onttrekkingsperioden van grondwateronttrekkingen die binnen elkaars invloedsgebied liggen, is gedurende minimaal acht weken geen sprake van een grondwateronttrekking;
- i.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- j.
bij het realiseren van onttrekkingsputten en peilbuizen worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater in voor een grondwatersanering mag uitsluitend worden uitgevoerd met open bemaling, waarbij het gebruik van filters of drainagebuizen of het toepassen van een zandbed niet toegestaan is;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 2 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering mag uitsluitend worden uitgevoerd met open bemaling, waarbij het gebruik van filters of drainagebuizen of het toepassen van een zandbed niet toegestaan is;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 5 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van gebouwen van vóór 1960, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
houten funderingsonderdelen van gebouwen mogen niet droogvallen tijdens de bemaling;
- c.
de verschilzakking, ten gevolge van de verlaging van de grondwaterstand, mag ter plaatse van monumentale panden of eerder door zakking beschadigde gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:1.000 of ter plaatse van overige gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:600 zijn; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van bebouwing van vóór 1960, niet onder de GLG komen; en
- b.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt moet kleiner dan of gelijk aan 10 m3 per uur zijn; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om grondwatergevoelige natuur te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 7.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
het grondwater wordt zo doelmatig mogelijk onttrokken;
- c.
het grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november;
- d.
het onttrokken grondwater moet weer geheel terug in de bodem worden gebracht; en
- e.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om grondwatergevoelige natuur te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
het grondwater wordt zo doelmatig mogelijk onttrokken;
- c.
het onttrekken van grondwater mag alleen in de periode van november tot maart plaatsvinden; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om grondwatergevoelige natuur te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 9.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van de retourbronnen en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101;
- b.
het onttrokken grondwater wordt in de omgeving van de grondwateronttrekking en in hetzelfde watervoerend pakket, als waar het uit onttrokken is, terug in de bodem worden gebracht;
- c.
de grondwaterstand of stijghoogte mag niet meer dan 10 cm stijgen ten opzichte van de GHG ten gevolge van het terug in de bodem brengen van grondwater; en
- d.
de retourbronnen moeten op een kaart worden ingetekend, waarbij deze kaart de XY-coördinaten bevat.
- a.
[Red: Artikel 3.41 verplaatst van subparagraaf 3.3.4.3 naar subparagraaf 3.2.3.3. ]
Artikel 3.42 Informatieplicht
- 1.
Ten minste drie dagen voor het begin van de activiteit wordt de definitieve startdatum verstrekt aan het waterschap.
- 2.
Voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 3.
Jaarlijks, uiterlijk op 30 januari, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de gemeten onttrokken hoeveelheden grondwater;
- b.
een totaaloverzicht van alle meterstanden; en
- c.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 4.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit wordt de datum waarop de putten geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld of worden gedicht verstrekt aan het waterschap.
- 5.
Uiterlijk één maand na het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- c.
de begin- en eindstand van de watermeter; en
- d.
de boorstaten.
- a.
- 6.
Wanneer er een retourbemaling plaatsvindt worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
ten minste drie dagen voor het begin van de retourbemaling:
- b.
uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van de retourbronnen, de boorstaten onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer;
- c.
ten minste drie werkdagen voor het einde van de retourbemaling, de datum waarop de retourbronnen geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld of worden gedicht onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer; en
- d.
uiterlijk één maand na het beëindigen van de retourbemaling, de einddatum van het gebruik van de retourbronnen.
- a.
[Red: Artikel 3.42 verplaatst van subparagraaf 3.3.4.4 naar subparagraaf 3.2.3.3. ]
Artikel 3.43 Meldplicht
- 1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering en, indien van toepassing, een retourbemaling uit te voeren, zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Bij de melding wordt:
- 3.
Als sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer, wordt bij de melding ook het advies van de gemeente verstrekt.
- 4.
Bij de uitvoering waarbij meerdere grondwateronttrekkingen of, indien van toepassing, meerdere retourbemalingen worden uitgevoerd om één einddoel te bereiken, wordt één melding ingediend voor deze activiteiten, tenzij:
- 5.
De startdatum van de grondwateronttrekking en, indien van toepassing, van de retourbemaling mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 6.
De uitvoering van de grondwateronttrekking en, indien van toepassing, van de retourbemaling wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.3.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.43 verplaatst van subparagraaf 3.3.5.1 naar subparagraaf 3.2.3.4. ]
Artikel 3.44 Vergunningplicht grondwateronttrekking grondwatersanering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een grondwatersanering te onttrekken, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal meer is dan 25 m3/uur .
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een grondwatersanering te onttrekken, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de grondwaterontrekking:
- c.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling; en
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal meer is dan 25 m3/uur.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een grondwatersanering te onttrekken, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet; en
- b.
de grondwaterontrekking:
- a.
-
4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een grondwatersanering te onttrekken, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- b.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt; en
- c.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal meer is dan 25 m3/uur.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een grondwatersanering te onttrekken als:
- a.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet; en
- b.
door de grondwateronttrekking de verontreinigingen worden verplaatst:
- a.
[Red: Artikel 3.44 verplaatst van subparagraaf 3.3.5.1 naar subparagraaf 3.2.3.4. ]
Artikel 3.45 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 2 m3 per uur is.
- a.
-
5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 5 m3 per uur is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 5 m3 per uur is.
- a.
[Red: Artikel 3.45 verplaatst van subparagraaf 3.3.5.2 naar subparagraaf 3.2.3.4. ]
Artikel 3.46 Vergunningplicht grondwatergevoelige natuur
- 1.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur;
- d.
grondwater wordt onttrokken in de periode van maart tot november; en
- e.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
[Red: Artikel 3.47 verplaatst van subparagraaf 3.3.5.3 naar subparagraaf 3.2.3.4. ]
Artikel 3.47 Vergunningplicht kwetsbare bebouwing
- 1.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een grondwatersanering, als:
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
Paragraaf 3.2.4 Grondwater onttrekken voor een beheersmaatregel
Subparagraaf 3.2.4.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.48 verplaatst van subparagraaf 3.3.5.3 naar subparagraaf 3.2.4.1. ]
Artikel 3.48 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
- 6.
Vervallen
[Red: Artikel 3.49 verplaatst van subparagraaf 3.3.5.4 naar subparagraaf 3.2.4.1. ]
Artikel 3.49 Specifieke zorgplicht
- 1.
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
bij grondwatergevoelige natuur extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- e.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- f.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- g.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- i.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- j.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- k.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- l.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- m.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
- 6.
Vervallen
- 7.
Vervallen
- 8.
Vervallen
[Red: Artikel 3.50 verplaatst van subparagraaf 3.3.6.1 naar subparagraaf 3.2.4.1. ]
Subparagraaf 3.2.4.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 3.51 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking beheersmaatregel
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan de artikelen 3.55, eerste en achtste lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- 1°.
maximaal 5 m wordt verplaatst; of
- 2°.
meer dan 5 m wordt verplaatst en onderdeel is van de beheersmaatregel;
- 1°.
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- e.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan de artikelen 3.55, eerste lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- 1°.
maximaal 5 m wordt verplaatst; of
- 2°.
meer dan 5 m wordt verplaatst en onderdeel is van de beheersmaatregel;
- 1°.
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- e.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan de artikelen 3.55, eerste en achtste lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
de grondwaterontrekking:
- 1°.
een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst; en
- 2°.
het gaat om een verontreinigingsplek die geen onderdeel is van de beheersmaatregel;
- 1°.
- d.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- f.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- g.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan de artikelen 3.55, eerste lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
de grondwaterontrekking:
- 1°.
een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst; en
- 2°.
het gaat om een verontreinigingsplek die geen onderdeel is van de beheersmaatregel;
- 1°.
- d.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- f.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- g.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 5.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan de artikelen 3.55, eerste en achtste lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- f.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 6.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan de artikelen 3.55, eerste lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal maximaal 25 m3/uur is; en
- f.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
[Red: Artikel 3.51 verplaatst van subparagraaf 3.3.6.1 naar subparagraaf 3.2.4.2. ]
Artikel 3.52 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.55, tweede lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.55, tweede lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
-
3.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.55, derde lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 3.55, tweede lid, 3.56 en 3.57, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur bedraagt; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
[Red: Artikel 3.52 verplaatst van subparagraaf 3.3.6.2 naar subparagraaf 3.2.4.2. ]
Artikel 3.53 Aanwijzing algemene regels grondwatergevoelige natuur
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan artikel 3.55, zesde lid, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
-
b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand; en
-
c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal 10 m3 per uur.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan artikel 3.55, zevende lid, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur; en
- d.
er een retourbemaling plaatsvindt.
- a.
[Red: Artikel 3.53 verplaatst van subparagraaf 3.3.6.3 naar subparagraaf 3.2.4.2. ]
Artikel 3.54 Aanwijzing algemene regels kwetsbare bebouwing
-
1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan de artikelen 3.55, vierde lid, 3.56 en 3.57, als:
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel wordt voldaan aan de artikelen 3.55, vijfde lid, 3.56 en 3.57, als:
Subparagraaf 3.2.4.3 Algemene regels
[Red: Artikel 3.54 verplaatst van subparagraaf 3.3.6.3 naar subparagraaf 3.2.4.3. ]
Artikel 3.55 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de onttrokken hoeveelheid grondwater wordt maandelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- b.
voor de start van de grondwateronttrekking wordt de beginstand van de watermeter geregistreerd, de gemeten hoeveelheden worden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- c.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- d.
bij het vervangen van een watermeter, wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging, geregistreerd, waarbij de gegevens minimaal vijf jaar worden bewaard;
- e.
een interceptie- of schermbemaling worden voorzien van een eigen watermeter;
- f.
de te saneren verontreinigingsvlek wordt gemonitord volgens het saneringsplan ingediend bij de melding;
- g.
per melding is sprake van één onttrekkingsperiode;
- h.
tussen twee onttrekkingsperioden van grondwateronttrekkingen die binnen elkaars invloedsgebied liggen, is gedurende minimaal acht weken geen sprake van een grondwateronttrekking;
- i.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- j.
bij het realiseren van onttrekkingsputten en peilbuizen worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing mag uitsluitend worden uitgevoerd met een filter dat zich uitsluitend bevindt in het eerste watervoerend pakket met de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m ten opzicht van het maaiveld;
- b.
bij het plaatsen van het onttrekkingsfilter mag de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket niet worden beschadigd of doorboord;
- c.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 2 m3 per uur; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing mag uitsluitend worden uitgevoerd met een filter dat zicht uitsluitend bevindt in het eerste watervoerend pakket met de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m ten opzicht van het maaiveld;
- b.
bij het plaatsen van het onttrekkingsfilter mag de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket niet worden beschadigd of doorboord;
- c.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 5 m3 per uur; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van gebouwen van vóór 1960, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
houten funderingsonderdelen van gebouwen mogen niet droogvallen tijdens de bemaling;
- c.
de verschilzakking, ten gevolge van de verlaging van de grondwaterstand, mag ter plaatse van monumentale panden of eerder door zakking beschadigde gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:1.000 of ter plaatse van overige gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:600 zijn; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van bebouwing van vóór 1960, niet onder de GLG komen; en
- b.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 10 m3 per uur zijn; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 7.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
het grondwater wordt zo doelmatig mogelijk onttrokken;
- c.
het onttrokken grondwater moet weer geheel terug in de bodem worden gebracht; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om grondwatergevoelige natuur te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van de retourbronnen en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101;
- b.
het onttrokken grondwater wordt in de omgeving van de grondwateronttrekking en in hetzelfde watervoerend pakket, als waar het uit onttrokken is, terug in de bodem worden gebracht;
- c.
de grondwaterstand of stijghoogte mag niet meer dan 10 cm stijgen ten opzichte van de GHG ten gevolge van het terug in de bodem brengen van grondwater; en
- d.
de retourbronnen moeten op een kaart worden ingetekend, waarbij deze kaart de XY-coördinaten bevat.
- a.
[Red: Artikel 3.55 verplaatst van subparagraaf 3.3.6.3 naar subparagraaf 3.2.4.3. ]
Artikel 3.56 Informatieplicht
- 1.
Ten minste drie dagen voor het begin van de activiteit wordt de definitieve startdatum verstrekt aan het waterschap.
- 2.
Voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt wanneer in de algemene regel is aangegeven dat er een watermeter gebruikt moet worden:
- 3.
Jaarlijks, uiterlijk op 30 januari, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de gemeten onttrokken hoeveelheden grondwater;
- b.
een totaaloverzicht van alle meterstanden; en
- c.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 4.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit wordt de datum waarop de putten geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld of worden gedicht verstrekt aan het waterschap.
- 5.
Uiterlijk één maand na het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- c.
de eindstand van de watermeter; en
- d.
de boorstaten.
- a.
- 6.
Wanneer er een retourbemaling plaatsvindt worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
ten minste drie dagen voor het begin van de retourbemaling:
- b.
uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van de retourbronnen, de boorstaten onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer;
- c.
ten minste drie werkdagen voor het einde van de retourbemaling, de datum waarop de retourbronnen geheel of gedeeltelijk buiten gebruik worden gesteld of worden gedicht onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer; en
- d.
uiterlijk één maand na het beëindigen van de retourbemaling, de einddatum van het gebruik van de retourbronnen.
- a.
[Red: Artikel 3.56 verplaatst van subparagraaf 3.3.6.4 naar subparagraaf 3.2.4.3. ]
Artikel 3.57 Meldplicht
- 1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel en, indien van toepassing, het water te retourneren in de bodem, zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Bij de melding wordt:
- 3.
Als sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer, wordt bij de melding ook het advies van de gemeente verstrekt.
- 4.
Bij de uitvoering van een project waarbij meerdere grondwateronttrekkingen of, indien van toepassing, meerdere retourbemalingen worden verricht, wordt één melding ingediend voor deze activiteiten, tenzij:
- 5.
De startdatum van de grondwateronttrekking en, indien van toepassing, van de retourbemaling mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 6.
De uitvoering van de grondwateronttrekking en, indien van toepassing, van de retourbemaling wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.4.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.57 verplaatst van paragraaf 3.4.1 naar subparagraaf 3.2.4.4. ]
Artikel 3.58 Vergunningplicht grondwateronttrekking beheersmaatregel
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een beheersmaatregel te onttrekken, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
een verontreinigingsvlek door de grondwateronttrekking:
- 1°.
maximaal 5 m wordt verplaatst; of
- 2°.
meer dan 5 m wordt verplaatst en onderdeel is van de beheersmaatregel; en
- 1°.
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal meer is dan 25 m3/uur.
- a.
-
2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een beheersmaatregel te onttrekken, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
de grondwaterontrekking:
- 1°.
een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst; en
- 2°.
het gaat om een verontreinigingsplek die geen onderdeel is van de beheersmaatregel;
- 1°.
- d.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling;
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is; en
- f.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal meer is dan 25 m3/uur.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een beheersmaatregel te onttrekken, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
de grondwaterontrekking:
- 1°.
een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst; en
- 2°.
het gaat om een verontreinigingsplek die geen onderdeel is van de beheersmaatregel;
- 1°.
- d.
de verplaatsing van een verontreinigingsvlek wordt tot maximaal 5 m beperkt als gevolg van het toepassen van een interceptie- of schermbemaling; en
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen meer is dan 25 m3/uur.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een beheersmaatregel te onttrekken, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar geen sprake is van gebiedsgericht grondwaterbeheer als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet; en
- c.
de grondwaterontrekking:
- 1°.
een verontreinigingsvlek meer dan 5 m verplaatst; en
- 2°.
het gaat om een verontreinigingsplek die geen onderdeel is van de beheersmaatregel.
- 1°.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een beheersmaatregel te onttrekken, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvindt;
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen maximaal 25 m3/uur is; en
- e.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren grondwateronttrekkingen in totaal groter dan 25 m3/uur is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater voor een beheersmaatregel te onttrekken, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet;
- c.
de verplaatsing van de verontreinigingen binnen het gebiedsplan plaatsvinden; en
- d.
het debiet van alle gelijktijdig uit te voeren interceptiebemalingen meer is dan 25 m3/uur.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater voor een beheersmaatregel te onttrekken, als:
- a.
het uitvoeren van de beheersmaatregel maximaal vijf jaar duurt;
- b.
grondwater wordt onttrokken op een locatie waar gebiedsgericht grondwaterbeheer van toepassing is als bedoeld in artikel 3.2, onder f, van de Aanvullingswet bodem Omgevingswet; en
- c.
door de grondwateronttrekking de verontreinigingen worden verplaatst:
- a.
- 8.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning grondwater voor een beheersmaatregel te onttrekken, als het uitvoeren van de beheersmaatregelen langer dan vijf jaar duurt.
[Red: Artikel 3.58 verplaatst van paragraaf 3.4.1 naar subparagraaf 3.2.4.4. ]
Artikel 3.59 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als het debiet van de onttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden; en
- b.
het debiet van de onttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- a.
-
7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden; en
- b.
het debiet van de onttrekking meer is dan 5 m3 per uur.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als het debiet van de onttrekking groter dan 5 m3 per uur is.
[Red: Artikel 3.59 verplaatst van paragraaf 3.4.2 naar subparagraaf 3.2.4.4. ]
Artikel 3.60 Vergunningplicht grondwatergevoelige natuur
- 1.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand;
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur; en
- d.
er geen retourbemaling plaatsvindt.
- a.
- 2.
Vervallen
[Red: Artikel 3.60 verplaatst van paragraaf 3.4.3 naar subparagraaf 3.2.4.4. ]
Artikel 3.61 Vergunningplicht kwetsbare bebouwing
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een beheersmaatregel, als:
Paragraaf 3.2.5 Grondwater onttrekken voor een project
Subparagraaf 3.2.5.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.61 verplaatst van paragraaf 3.4.3 naar subparagraaf 3.2.5.1. ]
Artikel 3.62 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor een project.
- 2.
Onder een project wordt verstaan het gelijktijdig verrichten van minimaal twee van de volgende activiteiten:
- a.
het onttrekken van grondwater in een bouwput;
- b.
het onttrekken van grondwater in een sleuf;
- c.
het onttrekken van grondwater voor een grondwatersanering; of
- d.
het onttrekken van grondwater voor een beheersmaatregel.
- a.
[Red: Artikel 3.62 verplaatst van paragraaf 3.4.3 naar subparagraaf 3.2.5.1. ]
Artikel 3.63 Specifieke zorgplicht
- 1.
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
bij grondwatergevoelige natuur extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- e.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- f.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- g.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- i.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- j.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- k.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- l.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- m.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
Subparagraaf 3.2.5.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.63 verplaatst van paragraaf 3.4.4 naar subparagraaf 3.2.5.2. ]
Artikel 3.64 Vergunningplicht grondwateronttrekking project
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een project.
Paragraaf 3.2.6 Grondwater onttrekken voor een onderzoek
Subparagraaf 3.2.6.1 Algemeen
Artikel 3.65 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor een onderzoek.
Artikel 3.66 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- i.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- l.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
Subparagraaf 3.2.6.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 3.68 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking voor een onderzoek
Bij het onttrekken van grondwater voor een onderzoek wordt voldaan aan artikelen 3.70, 3.71 en 3.72, als:
- a.
het gaat om een proefonttrekking; en
- b.
het totale waterbezwaar van alle proefonttrekkingen die gelijktijdig dan wel aansluitend na elkaar worden uitgevoerd in totaal maximaal 50.000 m3 is.
Artikel 3.69 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.70, tweede lid, 3.71 en 3.72, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 2 m3 per uur is.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.70 tweede lid, 3.71 en 3.72, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 2 m3 per uur is.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, wordt voldaan aan de artikelen 3.70, tweede lid, 3.71 en 3.72, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 5 m3 per uur is.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 3.70, derde lid, 3.71 en 3.72, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking maximaal 5 m3 per uur is.
- a.
Subparagraaf 3.2.6.3 Algemene regels
Artikel 3.70 Algemene regel
-
1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
tijdens de proefonttrekking mogen geen werkzaamheden uitgevoerd worden, waarvoor verlaging van de grondwaterstand of stijghoogte noodzakelijk is;
- b.
een proefonttrekking mag niet gelijktijdig met andere grondwateronttrekkingen, die binnen elkaars invloedgebied liggen, uitgevoerd worden;
- c.
de proefonttrekking en de verlaging van de grondwaterstand of stijghoogte wordt gemonitord volgens het bij de melding ingediende en door het waterschap goedgekeurde monitoringsplan;
- d.
op een gemotiveerd schriftelijk verzoek, kan het waterschap instemmen met het wijzigen van de locatie van peilbuizen;
- e.
de peilbuizen moeten worden ingemeten en op een kaart worden ingetekend, waarbij deze kaart de XY-coördinaten en de hoogte van de bovenkant van de peilbuizen ten opzichte van maaiveld en ten opzichte van NAP bevat;
- f.
de peilbuizen worden dagelijks gemeten en geregistreerd;
- g.
de eerste meting vindt minimaal drie dagen voor de start van de grondwateronttrekking plaats;
- h.
de volgende voorschriften gelden over de wijze van meting:
- 1°.
de onttrokken hoeveelheid grondwater wordt dagelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- 2°.
voor de start van de grondwateronttrekking wordt de beginstand van de watermeter geregistreerd;
- 3°.
de gemeten hoeveelheden worden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen; en
- 4°.
de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- i.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- j.
bij het vervangen van een watermeter wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging geregistreerd en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- k.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101;
- l.
bij het realiseren van onttrekkingsputten of peilbuizen worden boorstaten gemaakt; en
- m.
er mag pas gestart worden met een grondwateronttrekking, waarbij werkzaamheden uitgevoerd worden, als de proefonttrekking is afgemeld en een rapportage van de proefonttrekking is ingediend.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor een proefonttrekking mag uitsluitend worden uitgevoerd met open bemaling, het gebruik van filters of drainagebuizen of het toepassen van een zandbed niet toegestaan is;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 2 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor een proefonttrekking mag uitsluitend worden uitgevoerd met open bemaling, het gebruik van filters of drainagebuizen of het toepassen van een zandbed niet toegestaan is;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 5 m3 per uur; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
Artikel 3.71 Informatieplicht
- 1.
Ten minste één week voor het begin van de activiteit wordt de kaart waarop de peilbuizen zijn ingetekend, onder vermelding van het onderwerp en het zaaknummer, verstrekt aan het waterschap.
- 2.
Ten minste drie dagen voor het begin van de activiteit wordt de definitieve startdatum verstrekt aan het waterschap.
- 3.
Voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 4.
Uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van een onttrekkingsput of peilbuis worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de boorstaat; en
- b.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 5.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
-
6.
Uiterlijk één maand na beëindiging van de grondwateronttrekking, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het waterschap:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- c.
de eindstand van de watermeter; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 7.
Uiterlijk twee maanden na het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
een onderzoeksverslag met daarin omschreven:
- b.
de onttrekkingsdebieten;
- c.
de bereikte verlagingsniveau's;
- d.
de eventueel gewenste verlagingsniveau's;
- e.
het invloedsgebied op basis van de gemeten debieten en verlagingen;
- f.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater; en
- g.
alle gemeten verlagingen van grondwaterstanden en stijghoogten ter plaatse van de peilbuizen.
- a.
Artikel 3.72 Meldplicht
- 1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor een onderzoek zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Bij de melding wordt een monitoringsplan verstrekt, die de volgende gegevens bevat:
- a.
de locatie van peilbuizen en hoogte ten opzichte van het maaiveld en ten opzichte van het NAP; en
- b.
de wijze waarop de verlaging van de grondwaterstand of stijghoogte en het benodigde debiet wordt bepaald.
- a.
- 3.
Bij de uitvoering waarbij meerdere grondwateronttrekkingen worden uitgevoerd om één einddoel te bereiken, wordt één melding ingediend voor deze activiteiten, tenzij:
- 4.
De startdatum van de activiteit mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 5.
De uitvoering van de grondwateronttrekking wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.6.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 3.73 Vergunningplicht grondwateronttrekking voor een onderzoek
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek, als:
- a.
het gaat om een proefonttrekking; en
- b.
het totale waterbezwaar van alle proefonttrekkingen die gelijktijdig dan wel aansluitend na elkaar worden uitgevoerd in totaal meer is dan 50.000 m3.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek als er een retourbemaling plaatsvindt.
Artikel 3.74 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 2 m3 per uur is.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- c.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 5 m3 per uur is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als het grondwater onttrokken wordt met een onttrekkingsfilter of drainagebuis.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een onderzoek in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het grondwater niet met een onttrekkingsfilter of drainagebuis onttrokken wordt; en
- b.
het debiet van de grondwateronttrekking meer dan 5 m3 per uur is.
- a.
Paragraaf 3.2.7 Grondwater onttrekken door drainage
Subparagraaf 3.2.7.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.74 verplaatst van subparagraaf 3.6.1.1 naar subparagraaf 3.2.7.1. ]
Artikel 3.75 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater door drainage.
[Red: Artikel 3.75 verplaatst van subparagraaf 3.6.1.1 naar subparagraaf 3.2.7.1. ]
Artikel 3.76 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen ;
- d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- i.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- l.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
[Red: Artikel 3.76 verplaatst van subparagraaf 3.6.1.2 naar subparagraaf 3.2.7.1. ]
Subparagraaf 3.2.7.2 Aanwijzing algemene regels
[Red: Artikel 3.77 verplaatst van subparagraaf 3.6.1.3 naar subparagraaf 3.2.7.2. ]
Artikel 3.78 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking door drainage
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater door drainage wordt voldaan aan de artikelen 3.79, 3.80 en 3.81, als:
- a.
het doel van de drainage het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat is;
- b.
alle drains van het perceel dezelfde afwateringsrichting hebben;
- c.
er drains in een veenbodem worden aangelegd;
- d.
de drains worden aangelegd buiten een hoogwatervoorziening;
- e.
de bovenkant van de drain minimaal 15 cm onder het laagste waterpeil ligt;
- f.
de drains worden aangelegd in de zone tussen 50 en 80 cm onder gemiddeld maaiveldniveau;
- g.
het grondwater onder natuurlijk verval afstroomt waarbij er geen gebruik wordt gemaakt van een pomp; en
- h.
de voorziening waarop geloosd wordt, niet wordt bemalen.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
Subparagraaf 3.2.7.3 Algemene regels
[Red: Artikel 3.79 verplaatst van subparagraaf 3.6.1.3 naar subparagraaf 3.2.7.3. ]
[Red: Artikel 3.80 verplaatst van subparagraaf 3.6.1.4 naar subparagraaf 3.2.7.3. ]
Artikel 3.80 Informatieplicht
[Red: Artikel 3.81 verplaatst van subparagraaf 3.6.2.1 naar subparagraaf 3.2.7.3. ]
Artikel 3.81 Meldplicht
-
1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken door drainage zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Bij de uitvoering waarbij meerdere grondwateronttrekkingen worden uitgevoerd om één einddoel te bereiken, wordt één melding ingediend voor deze activiteiten.
- 3.
De startdatum van de activiteit mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 4.
De uitvoering van de grondwateronttrekking wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.7.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.82 verplaatst van subparagraaf 3.6.2.1 naar subparagraaf 3.2.7.4. ]
Artikel 3.82 Vergunningplicht grondwateronttrekking door drainage
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage, als:
- a.
het doel van de drainage het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat is;
- b.
alle drains van het perceel dezelfde afwateringsrichting hebben;
- c.
de drains in een veenbodem worden aangelegd;
- d.
de drains worden aangelegd buiten een hoogwatervoorziening;
- e.
de bovenkant van een drain minimaal 15 cm onder het laagste waterpeil ligt;
- f.
de drains worden aangelegd in de zone tussen 50 en 80 cm onder gemiddeld maaiveldniveau;
- g.
het grondwater onder natuurlijk verval afstroomt waarbij er geen gebruik wordt gemaakt van een pomp; en
- h.
de voorziening waarop geloosd wordt, wordt bemalen.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage, als:
- a.
het doel van de drainage het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat is;
- b.
alle drains van het perceel dezelfde afwateringsrichting hebben;
- c.
de drains in een veenbodem worden aangelegd;
- d.
de drains worden aangelegd buiten een hoogwatervoorziening;
- e.
de bovenkant van een drain minimaal 15 cm onder het laagste waterpeil ligt;
- f.
de drains worden aangelegd in de zone tussen 50 en 80 cm onder gemiddeld maaiveldniveau; en
- g.
het grondwater niet onder natuurlijk verval afstroomt.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage, als:
- a.
het doel van de drainage het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat is;
- b.
alle drains van het perceel dezelfde afwateringsrichting hebben;
- c.
de drains in een veenbodem worden aangelegd;
- d.
de drains worden aangelegd buiten een hoogwatervoorziening;
- e.
de bovenkant van een drain minimaal 15 cm onder het laagste waterpeil ligt; en
- f.
de drains worden aangelegd buiten de zone tussen 50 en 80 cm onder gemiddeld maaiveldniveau.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage, als:
- a.
het doel van de drainage het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat is;
- b.
alle drains van het perceel dezelfde afwateringsrichting hebben;
- c.
de drains in een veenbodem worden aangelegd;
- d.
de drains worden aangelegd buiten een hoogwatervoorziening; en
- e.
de bovenkant van een drain minder dan 15 cm onder het laagste waterpeil ligt.
- a.
-
5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage, als:
- a.
het doel van de drainage het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat is;
- b.
alle drains van het perceel dezelfde afwateringsrichting hebben;
- c.
de drains in een veenbodem worden aangelegd; en
- d.
de drains worden aangelegd binnen een hoogwatervoorziening.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage, als:
- a.
het doel van de drainage het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat is;
- b.
alle drains van het perceel dezelfde afwateringsrichting hebben;
- c.
de drains in een andere bodem dan een veenbodem worden aangelegd;
- d.
de drains boven het hoogste polderpeil liggen; en
- e.
het grondwater niet onder natuurlijk verval afstroomt.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage, als:
- a.
het doel van de drainage het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat is;
- b.
alle drains van het perceel dezelfde afwateringsrichting hebben;
- c.
de drains in een andere bodem dan een veenbodem worden aangelegd; en
- d.
de drains niet boven het hoogste polderpeil liggen.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage, als:
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage waarbij de drainage is aangelegd met ander een doel dan het beïnvloeden van de grondwaterstand ten behoeve van landbouw, begraafplaatsen, sportvelden of water op straat.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage als er een retourbemaling plaatsvindt.
[Red: Artikel 3.83 verplaatst van subparagraaf 3.6.2.2 naar subparagraaf 3.2.7.4. ]
Artikel 3.83 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken door drainage in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade.
Paragraaf 3.2.8 Grondwater onttrekken voor een ondergronds bouwwerk of infrastructuur
Subparagraaf 3.2.8.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.84 verplaatst van subparagraaf 3.6.2.3 naar subparagraaf 3.2.8.1. ]
Artikel 3.84 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing voor het onttrekken van grondwater voor het drooghouden en beschermen van een ondergronds bouwwerk of infrastructuur.
[Red: Artikel 3.85 verplaatst van subparagraaf 3.6.2.3 naar subparagraaf 3.2.8.1. ]
Artikel 3.85 Specifieke zorgplicht
- 1.
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- i.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- l.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
- 5.
Vervallen
Subparagraaf 3.2.8.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.86 verplaatst van subparagraaf 3.6.2.3 naar subparagraaf 3.2.8.2. ]
Artikel 3.86 Vergunningplicht grondwateronttrekking voor een ondergronds bouwwerk of infrastructuur
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor het drooghouden en beschermen van een ondergronds bouwwerk of infrastructruur.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
Paragraaf 3.2.9 Grondwater onttrekken voor een brandblusvoorziening
Subparagraaf 3.2.9.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.87 verplaatst van subparagraaf 3.6.2.4 naar subparagraaf 3.2.9.1. ]
Artikel 3.87 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
[Red: Artikel 3.89 verplaatst van subparagraaf 3.6.3.1 naar subparagraaf 3.2.9.1. ]
Artikel 3.88 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen ;
- d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- i.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- l.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
Subparagraaf 3.2.9.2 Aanwijzing algemene regels
[Red: Artikel 3.90 verplaatst van subparagraaf 3.6.3.2 naar subparagraaf 3.2.9.2. ]
Artikel 3.90 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking voor een brandblusvoorziening
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening wordt voldaan aan de artikelen 3.92 , eerste lid , 3.93 en 3.94 , als:
-
a.
het debiet maximaal 120 m 3 per uur is; en
-
b.
het grondwater niet dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
-
a.
- 2.
Vervallen
[Red: Artikel 3.91 verplaatst van subparagraaf 3.6.3.3 naar subparagraaf 3.2.9.2. ]
Artikel 3.91 Aanwijzing algemene regels grondwatergevoelige natuur
Bij het onttrekken van grondwater voor een brandblusvoorziening in een gebied met grondwatergevoelige natuur wordt voldaan aan de artikelen 3.92, tweede lid, 3.93 en 3.94, als het grondwater onttrokken wordt in de periode van november tot maart.
Subparagraaf 3.2.9.3 Algemene regels
[Red: Artikel 3.92 verplaatst van subparagraaf 3.6.3.3 naar subparagraaf 3.2.9.3. ]
Artikel 3.92 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101;
- b.
bij het realiseren van onttrekkingsputten worden boorstaten gemaakt; en
- c.
bij het testen van de brandblusvoorziening, wordt de datum van testen, het specifiek debiet, en de onttrokken hoeveelheid grondwater geregistreerd en de gegevens worden minimaal drie jaar bewaard.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
het onttrekken van grondwater mag alleen in de periode van november tot maart plaatsvinden; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebieden te beschermen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
[Red: Artikel 3.93 verplaatst van subparagraaf 3.6.3.3 naar subparagraaf 3.2.9.3. ]
Artikel 3.93 Informatieplicht
- 1.
Ten minste drie dagen voor het realiseren van een onttrekkingsput wordt de definitieve startdatum verstrekt aan het waterschap.
- 2.
Uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van een onttrekkingsput worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de boorstaat; en
- b.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 3.
Jaarlijks, uiterlijk op 30 januari, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag of draaiuren per dag als er geen watermeter aanwezig is;
- b.
wanneer er gebruik wordt gemaakt van een watermeter de begin- en eindstand van de watermeter;
- c.
de datum en het tijdstip van het moment dat de watermeter wordt afgelezen; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 4.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 5.
Uiterlijk één maand na het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag of draaiuren per dag als er geen watermeter aanwezig is;
- c.
wanneer er gebruik wordt gemaakt van een watermeter de begin- en eindstand van de watermeter; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
[Red: Artikel 3.94 verplaatst van subparagraaf 3.6.3.4 naar subparagraaf 3.2.9.3. ]
Artikel 3.94 Meldplicht
- 1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor een brandblusvoorziening zonder dit tenminste twee weken voorafgaand aan de realisatie van de onttrekkingsputten te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
De realisatiedatum mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 3.
De uitvoering van de grondwateronttrekking wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.9.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.95 verplaatst van subparagraaf 3.6.4.1 naar subparagraaf 3.2.9.4. ]
Artikel 3.95 Vergunningplicht grondwateronttrekking brandblusvoorziening
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een brandblusvoorziening als:
- a.
het debiet maximaal 120 m3 per uur is; en
- b.
het grondwater dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een brandblusvoorziening als het debiet meer dan 120 m3 per uur is.
-
3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een brandblusvoorziening als er een retourbemaling plaatsvindt.
[Red: Artikel 3.96 verplaatst van subparagraaf 3.6.4.1 naar subparagraaf 3.2.9.4. ]
Artikel 3.96 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een brandblusvoorziening in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering.
-
2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een brandblusvoorziening in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een brandblusvoorziening in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade.
Artikel 3.97 Vergunningplicht grondwatergevoelige natuur
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor een brandblusvoorziening in een gebied met grondwatergevoelige natuur, als het grondwater onttrokken wordt in de periode van maart tot november.
Paragraaf 3.2.10 Grondwater onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing
Subparagraaf 3.2.10.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.97 verplaatst van subparagraaf 3.6.4.2 naar subparagraaf 3.2.10.1. ]
Artikel 3.98 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing.
[Red: Artikel 3.99 verplaatst van subparagraaf 3.6.5.1 naar subparagraaf 3.2.10.1. ]
Artikel 3.99 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing en grondwatergevoelige natuur extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen ;
- d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- i.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- l.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
[Red: Artikel 4.99 verplaatst van subparagraaf 4.6.2.1 naar subparagraaf 3.2.10.1. ]
Subparagraaf 3.2.10.2 Aanwijzing algemene regels
[Red: Artikel 3.100 verplaatst van subparagraaf 3.6.5.2 naar subparagraaf 3.2.10.2. ]
Artikel 3.101 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking voor bedrijfsmatige toepassing
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing wordt voldaan aan de artikelen 3.105 , eerste lid , 3.106 en 3.107 , als:
- a.
grondwater wordt onttrokken met een totaal debiet van maximaal:
- b.
het grondwater niet dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing wordt voldaan aan de artikelen 3.105, eerste lid ,3.106 en 3.107, als:
- a.
het gaat om bedrijfsmatige beregening of bevloeiing anders dan voor in de glastuinbouw en kunstvelden;
- b.
aangrenzend aan het perceel niet voldoende of niet bruikbaar oppervlaktewater beschikbaar is;
- c.
het onttrekkingsdebiet maximaal 60 m3 per uur is; en
- d.
het grondwater niet dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
- a.
[Red: Artikel 3.101 verplaatst van subparagraaf 3.6.5.3 naar subparagraaf 3.2.10.2. ]
Artikel 3.102 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.105, tweede lid, 3.106 en 3.107, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.105, tweede lid, 3.106 en 3.107, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
-
3.
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.105, derde lid, 3.106 en 3.107, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 3.105, derde lid, 3.106 en 3.107, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur bedraagt; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
Artikel 3.103 Aanwijzing algemene regels kwetsbare bebouwing
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing wordt voldaan aan de artikelen 3.105, vierde lid, 3.106 en 3.107, als:
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing wordt voldaan aan de artikelen 3.105, vijfde lid, 3.106 en 3.107, als:
Artikel 3.104 Aanwijzing algemene regels grondwatergevoelige natuur
Bij het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing wordt voldaan aan de artikelen 3.105, zesde lid, 3.106 en 3.107, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand; en
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van maximaal 10 m3 per uur.
Subparagraaf 3.2.10.3 Algemene regels
[Red: Artikel 3.102 verplaatst van subparagraaf 3.6.5.3 naar subparagraaf 3.2.10.3. ]
Artikel 3.105 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij een pomp met een capaciteit van maximaal 10 m3 per uur:
- 1°.
wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater gemonitord door de uren waarop de pomp aan staat, te registreren of met een watermeter, als bedoeld onder het eerste lid, aanhef en onder b;
- 2°.
wordt de duur van de grondwateronttrekking gemeten geregistreerd met de datum; en
- 3°.
worden de gegevens minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- b.
bij een pomp met een capaciteit van meer dan 10 m3 per uur:
- 1°.
wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater maandelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- 2°.
wordt voor de start van de grondwateronttrekking de beginstand van de watermeter geregistreerd;
- 3°.
wordt de gemeten hoeveelheden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen; en
- 4°.
worden de gegevens minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- c.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- d.
bij het vervangen van een watermeter, wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging, geregistreerd en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- e.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- f.
bij het realiseren van onttrekkingsputten worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing mag uitsluitend worden uitgevoerd met een filter dat zich uitsluitend bevindt in het eerste watervoerend pakket met de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m ten opzicht van het maaiveld;
- b.
bij het plaatsen van het onttrekkingsfilter mag de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket niet worden beschadigd of doorboord;
- c.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken is maximaal 2 m3 per uur; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor bedrijfsmatige toepassing mag uitsluitend worden uitgevoerd met een filter dat zicht uitsluitend bevindt in het eerste watervoerend pakket met de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m ten opzicht van het maaiveld;
- b.
bij het plaatsen van het onttrekkingsfilter mag de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket niet worden beschadigd of doorboord;
- c.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 5 m3 per uur; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van gebouwen van vóór 1960, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
houten funderingsonderdelen van gebouwen mogen niet droogvallen tijdens de bemaling;
- c.
de verschilzakking, ten gevolge van de verlaging van de grondwaterstand, mag ter plaatse van monumentale panden of eerder door zakking beschadigde gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:1.000 of ter plaatse van overige gebouwen van vóór 1960 niet groter dan 1:600 zijn; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, ter plaatse van bebouwing van vóór 1960, niet onder de GLG komen; en
- b.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de grondwaterstand mag, in een gebied met grondwatergevoelige natuur, verder verlaagd worden dan de GLG;
- b.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 10 m3 per uur zijn; en
- c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om kwetsbare gebouwen te beschermen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
[Red: Artikel 3.103 verplaatst van subparagraaf 3.6.5.3 naar subparagraaf 3.2.10.3. ]
Artikel 3.106 Informatieplicht
- 1.
Ten minste drie dagen voor het realiseren van een onttrekkingsput wordt de definitieve startdatum verstrekt aan het waterschap.
- 2.
Ten minste drie dagen voor het realiseren van een onttrekkingsput ten behoeve van een grondwateronttrekking voor industriële toepassing worden de volgende gegevens verstrekt:
- 3.
Uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van een onttrekkingsput worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:.
- a.
de boorstaat; en
- b.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 4.
Jaarlijks, uiterlijk op 30 januari, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- b.
de begin- en eindstand van de watermeter;
- c.
de datum en het tijdstip van het moment dat de watermeter wordt afgelezen; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 5.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 6.
Uiterlijk één maand na het einde van de grondwateronttrekking voor bedrijfsmatige beregening of bevloeiing worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- c.
de begin- en eindstand van de watermeter; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 7.
Uiterlijk één maand na het einde van de grondwateronttrekking voor industriële toepassing worden de volgende gegevens verstrekt:
[Red: Artikel 3.104 verplaatst van subparagraaf 3.6.5.4 naar subparagraaf 3.2.10.3. ]
Artikel 3.107 Meldplicht
- 1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing zonder dit tenminste twee weken voorafgaand aan de realisatie van de onttrekkingsputten te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Per bedrijf wordt één melding ingediend en deze melding mag meerdere grondwateronttrekkingen bevatten.
- 3.
De startdatum van de activiteit mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 4.
De uitvoering van de grondwateronttrekking wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.10.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.105 verplaatst van subparagraaf 3.6.6.1 naar subparagraaf 3.2.10.4. ]
Artikel 3.108 Vergunningplicht grondwateronttrekking voor bedrijfsmatige toepassing
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing, als:
- a.
grondwater wordt onttrokken met een totaal debiet van maximaal:
- b.
het grondwater dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing, als grondwater onttrokken wordt onttrokken met een totaal debiet groter dan:
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing, als:
- a.
het gaat om bedrijfsmatige beregening of bevloeiing anders dan voor in de glastuinbouw en kunstvelden;
- b.
aangrenzend aan het perceel niet voldoende of niet bruikbaar oppervlaktewater beschikbaar is;
- c.
het onttrekkingsdebiet maximaal 60 m3 per uur is; en
- d.
het grondwater dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing, als:
- a.
het gaat om bedrijfsmatige beregening of bevloeiing anders dan voor in de glastuinbouw en kunstvelden;
- b.
aangrenzend aan het perceel niet voldoende of niet bruikbaar oppervlaktewater beschikbaar is; en
- c.
het debiet groter dan 60 m3 per uur is.
- a.
-
5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing, als:
- a.
het gaat om bedrijfsmatige beregening of bevloeiing anders dan voor in de glastuinbouw en kunstvelden; en
- b.
aangrenzend aan het perceel voldoende en bruikbaar oppervlaktewater beschikbaar is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing, als het gaat om een beregening of bevloeiing voor in de glastuinbouw en kunstvelden.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing als er een retourbemaling plaatsvindt.
[Red: Artikel 3.106 verplaatst van subparagraaf 3.6.6.1 naar subparagraaf 3.2.10.4. ]
Artikel 3.109 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als het debiet van de onttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden; en
- b.
het debiet van de onttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- a.
-
7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden; en
- b.
het debiet van de onttrekking meer is dan 5 m3 per uur.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als het debiet van de onttrekking groter dan 5 m3 per uur is.
Artikel 3.110 Vergunningplicht kwetsbare bebouwing
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassingen, als:
Artikel 3.111 Vergunningplicht grondwatergevoelige natuur
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor bedrijfsmatige toepassing, als:
- a.
binnen het invloedsgebied van de grondwateronttrekking een gebied met grondwatergevoelige natuur ligt;
- b.
de grondwaterstand in het gebied met grondwatergevoelige natuur wordt verlaagd tot onder de gemiddeld laagste grondwaterstand; en
- c.
grondwater wordt onttrokken met een debiet van meer dan 10 m3 per uur.
Paragraaf 3.2.11 Grondwater onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing
Subparagraaf 3.2.11.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.107 verplaatst van subparagraaf 3.6.6.2 naar subparagraaf 3.2.11.1. ]
Artikel 3.112 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing.
- 2.
Vervallen
[Red: Artikel 3.108 verplaatst van subparagraaf 3.6.6.3 naar subparagraaf 3.2.11.1. ]
Artikel 3.113 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- i.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- l.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
[Red: Artikel 3.109 verplaatst van subparagraaf 3.6.6.3 naar subparagraaf 3.2.11.1. ]
Subparagraaf 3.2.11.2 Aanwijzing algemene regels
[Red: Artikel 3.110 verplaatst van subparagraaf 3.6.6.3 naar subparagraaf 3.2.11.2. ]
Artikel 3.115 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing wordt voldaan aan de artikelen 3.117, 3.118 en 3.119, als:
- a.
het gaat om een beregening of bevloeiing anders dan voor kunstvelden;
- b.
grondwater wordt onttrokken met een totaal debiet van maximaal:
- c.
het grondwater niet dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
[Red: Artikel 3.111 verplaatst van subparagraaf 3.6.6.4 naar subparagraaf 3.2.11.2. ]
Artikel 3.116 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.117, derde lid, 3.118 en 3.119, als:
-
a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
-
b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
-
a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.117, derde lid, 3.118 en 3.119, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 3.
Bij het onttrekken van grondwater voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.117, derde lid, 3.118 en 3.119, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 3.117, derde lid, 3.118 en 3.119, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur bedraagt; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
Subparagraaf 3.2.11.3 Algemene regels
[Red: Artikel 3.112 verplaatst van paragraaf 3.7.1 naar subparagraaf 3.2.11.3. ]
Artikel 3.117 Algemene regel
-
1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij een pomp met een capaciteit van maximaal 10 m3 per uur:
- 1°.
wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater gemonitord door de uren waarop de pomp aan staat, te registreren of met een watermeter, als bedoeld onder het eerste lid, aanhef en onder b;
- 2°.
wordt de duur van de grondwateronttrekking gemeten geregistreerd met de datum; en
- 3°.
worden de gegevens minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- b.
bij een pomp met een capaciteit van meer dan 10 m3 per uur:
- 1°.
wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater maandelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- 2°.
wordt voor de start van de grondwateronttrekking de beginstand van de watermeter geregistreerd;
- 3°.
wordt de gemeten hoeveelheden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen; en
- 4°.
worden de gegevens minimaal vijf jaar bewaard;
- 1°.
- c.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- d.
bij het vervangen van een watermeter, wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging, geregistreerd en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- e.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten en peilbuizen wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- f.
bij het realiseren van onttrekkingsputten worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor huishoudelijk of kleinschalige toepassing mag uitsluitend worden uitgevoerd met een filter dat zich uitsluitend bevindt in het eerste watervoerend pakket met de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m ten opzicht van het maaiveld;
- b.
bij het plaatsen van het onttrekkingsfilter mag de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket niet worden beschadigd of doorboord;
- c.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken is maximaal 2 m3 per uur; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor huishoudelijk of kleinschalige toepassing mag uitsluitend worden uitgevoerd met een filter dat zicht uitsluitend bevindt in het eerste watervoerend pakket met de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m ten opzicht van het maaiveld;
- b.
bij het plaatsen van het onttrekkingsfilter mag de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket niet worden beschadigd of doorboord;
- c.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 5 m3 per uur; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
[Red: Artikel 3.113 verplaatst van paragraaf 3.7.1 naar subparagraaf 3.2.11.3. ]
Artikel 3.118 Informatieplicht
- 1.
Ten minste drie dagen voor het realiseren van een onttrekkingsput wordt de definitieve startdatum verstrekt aan het waterschap.
- 2.
Voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt wanneer in de algemene regel is aangegeven dat er een watermeter gebruikt moet worden:
- 3.
Uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van een onttrekkingsput worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de boorstaat; en
- b.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 4.
Jaarlijks, uiterlijk op 30 januari, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag of draaiuren per dag als er geen watermeter aanwezig is;
- b.
wanneer er gebruik wordt gemaakt van een watermeter de eindstand van de watermeter;
- c.
de datum en het tijdstip van het moment dat de watermeter wordt afgelezen; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 5.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
-
6.
Uiterlijk één maand na het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag of draaiuren per dag als er geen watermeter aanwezig is;
- c.
wanneer er gebruik wordt gemaakt van een watermeter de eindstand van de watermeter; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
[Red: Artikel 3.114 verplaatst van paragraaf 3.7.2 naar subparagraaf 3.2.11.3. ]
Artikel 3.119 Meldplicht
-
1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing zonder dit tenminste twee weken voorafgaand aan de realisatie van de onttrekkingsputten te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Per adres wordt één melding ingediend en deze melding mag meerdere grondwateronttrekkingen bevatten.
- 3.
De startdatum van de activiteit mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 4.
De uitvoering van de grondwateronttrekking wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.11.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
[Red: Artikel 3.115 verplaatst van paragraaf 3.7.3 naar subparagraaf 3.2.11.4. ]
Artikel 3.120 Vergunningplicht grondwateronttrekking voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing
-
1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing, als:
- a.
het gaat om een beregening of bevloeiing anders dan voor kunstvelden;
- b.
grondwater wordt onttrokken met een totaal debiet van maximaal:
- c.
het grondwater dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing, als:
- a.
het gaat om een beregening of bevloeiing anders dan voor kunstvelden; en
- b.
grondwater wordt onttrokken met een totaal debiet van meer dan:
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing, als het gaat om onttrekken van grondwater voor een beregening of bevloeiing van kunstvelden.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of andere kleinschalige toepassing als er een retourbemaling plaatsvindt.
[Red: Artikel 3.116 verplaatst van paragraaf 3.7.3 naar subparagraaf 3.2.11.4. ]
Artikel 3.121 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als het debiet van de onttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden; en
- b.
het debiet van de onttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden; en
- b.
het debiet van de onttrekking meer is dan 5 m3 per uur.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor huishoudelijke of kleinschalige toepassing in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als het debiet van de onttrekking groter dan 5 m3 per uur is.
Paragraaf 3.2.12 Grondwater onttrekken voor drinkwater voor vee
Subparagraaf 3.2.12.1 Algemeen
[Red: Artikel 3.117 verplaatst van paragraaf 3.7.3 naar subparagraaf 3.2.12.1. ]
Artikel 3.122 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor drinkwater voor vee.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
- 4.
Vervallen
[Red: Artikel 3.118 verplaatst van paragraaf 3.7.4 naar subparagraaf 3.2.12.1. ]
Artikel 3.123 Specifieke zorgplicht
- 1.
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
-
d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- i.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- l.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
- a.
- 2.
Vervallen
- 3.
Vervallen
[Red: Artikel 3.119 verplaatst van paragraaf 3.8.1 naar subparagraaf 3.2.12.1. ]
Subparagraaf 3.2.12.2 Aanwijzing algemene regels
[Red: Artikel 3.120 verplaatst van paragraaf 3.8.1 naar subparagraaf 3.2.12.2. ]
Artikel 3.125 Aanwijzing algemene regels grondwateronttrekking voor drinkwater voor vee
Bij het onttrekken van grondwater voor drinkwater voor vee wordt voldaan aan de artikelen 3.127, 3.128 en 3.129, als:
- a.
er aangrenzend aan het perceel niet voldoende of niet bruikbaar oppervlaktewater beschikbaar is;
- b.
het onttrekkingsdebiet maximaal 15 m3 per uur is; en
- c.
het grondwater niet dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
[Red: Artikel 3.121 verplaatst van paragraaf 3.8.2 naar subparagraaf 3.2.12.2. ]
Artikel 3.126 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het onttrekken van grondwater voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.127, derde lid, 3.128 en 3.129, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 2.
Bij het onttrekken van grondwater voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.127, derde lid, 3.128 en 3.129, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
-
3.
Bij het onttrekken van grondwater voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 3.127, derde lid, 3.128 en 3.129, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 4.
Bij het onttrekken van grondwater voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 3.127, derde lid, 3.128 en 3.129, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur bedraagt; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m onder maaiveld komt.
- a.
Subparagraaf 3.2.12.3 Algemene regels
Artikel 3.127 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de onttrokken hoeveelheid grondwater wordt maandelijks gemeten met een recent geijkte watermeter, met een afwijking van maximaal 5 %;
- b.
voor de start van de grondwateronttrekking wordt de beginstand van de watermeter geregistreerd, de gemeten hoeveelheden worden geregistreerd met de datum en het tijdstip van aflezen en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- c.
een watermeter voldoet aan de NEN-EN-ISO-4064, is voorzien van een keurmerk van een gecertificeerd bedrijf en is geïnstalleerd volgens de richtlijnen van de fabrikant;
- d.
bij het vervangen van een watermeter, wordt de eindstand van de te vervangen watermeter, de beginstand van de vervangende watermeter, de datum en het tijdstip van vervanging, geregistreerd en de gegevens worden minimaal vijf jaar bewaard;
- e.
bij het realiseren en het geheel of gedeeltelijk buiten gebruik stellen van onttrekkingsputten wordt gewerkt volgens het protocol 2001 en het protocol 2101; en
- f.
bij het realiseren van onttrekkingsputten worden boorstaten gemaakt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor drinkwater voor vee mag uitsluitend worden uitgevoerd met een filter dat zicht uitsluitend bevindt in het eerste watervoerend pakket met de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m ten opzicht van het maaiveld;
- b.
bij het plaatsen van het onttrekkingsfilter mag de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket niet worden beschadigd of doorboord;
- c.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 2 m3 per uur; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het onttrekken van grondwater voor drinkwater voor vee mag uitsluitend worden uitgevoerd met een filter dat zicht uitsluitend bevindt in het eerste watervoerend pakket met de bovenzijde van het filter op ten minste 15 m ten opzicht van het maaiveld;
- b.
bij het plaatsen van het onttrekkingsfilter mag de scheidende laag tussen het eerste en tweede watervoerend pakket niet worden beschadigd of doorboord;
- c.
de hoeveelheid grondwater die onttrokken wordt is maximaal 5 m3 per uur; en
- d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap alle maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen van de waterkering te waarborgen, dit kan in bepaalde gevallen betekenen dat de bemaling tijdelijk moet worden gestaakt.
- a.
Artikel 3.128 Informatieplicht
- 1.
Ten minste drie dagen voor het realiseren van een onttrekkingsput wordt de definitieve startdatum verstrekt aan het waterschap.
- 2.
Uiterlijk drie werkdagen na het realiseren van een onttrekkingsput worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de boorstaat; en
- b.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 3.
Jaarlijks, uiterlijk op 30 januari, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- b.
de begin- en eindstand van de watermeter;
- c.
de datum en het tijdstip van het moment dat de watermeter wordt afgelezen; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
- 4.
Ten minste drie dagen voor het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- 5.
Uiterlijk één maand na het einde van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
de datum en het tijdstip van de beëindiging van de grondwateronttrekking;
- b.
de totale hoeveelheid onttrokken grondwater, inclusief registratie van gemeten hoeveelheden per dag;
- c.
de begin- en eindstand van de watermeter; en
- d.
een vermelding van het onderwerp en het zaaknummer.
- a.
Artikel 3.129 Meldplicht
- 1.
Het is verboden om grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee zonder dit tenminste twee weken voorafgaand aan de realisatie van de onttrekkingsputten te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 3.2.
- 2.
Per bedrijf wordt één melding ingediend en deze melding mag meerdere grondwateronttrekkingen bevatten.
- 3.
De startdatum van de activiteit mag niet meer dan zes maanden verschuiven ten opzichte van de gemelde datum.
- 4.
De uitvoering van de grondwateronttrekking wijzigt niet ten opzichte van de gemelde activiteit.
Subparagraaf 3.2.12.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 3.130 Vergunningplicht grondwateronttrekking voor drinkwater voor vee
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee, als:
- a.
er aangrenzend aan het perceel niet voldoende of niet bruikbaar oppervlaktewater beschikbaar is;
- b.
het onttrekkingsdebiet maximaal aan 15 m3 per uur is; en
- c.
het grondwater dieper dan het eerste watervoerend pakket wordt onttrokken.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee, als:
- a.
er aangrenzend aan het perceel niet voldoende of niet bruikbaar oppervlaktewater beschikbaar is; en
- b.
het onttrekkingsdebiet groter dan 15 m3 per uur is.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee, als er voldoende en bruikbaar oppervlaktewater beschikbaar is aangrenzend aan het perceel.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee als er een retourbemaling plaatsvindt.
Artikel 3.131 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de beschermingszone van een primaire waterkering, als het debiet van de onttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 2 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden; en
- b.
het debiet van de onttrekking meer is dan 2 m3 per uur.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden;
- b.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- c.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het grondwater niet onttrokken wordt in een gebied met klei op veen- of veengronden; en
- b.
het debiet van de onttrekking meer is dan 5 m3 per uur.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt, waarbij de bovenzijde van het filter op minder dan 15 m onder maaiveld komt.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
het debiet van de onttrekking maximaal 5 m3 per uur is; en
- b.
het onttrekkingsfilter niet in het eerste watervoerend pakket geplaatst wordt.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor drinkwater voor vee in de zone waterstaatswerk van een zomerkade of de beschermingszone van een zomerkade, als het debiet van de onttrekking groter dan 5 m3 per uur is.
Paragraaf 3.2.13 Grondwater onttrekken voor menselijke consumptie
Subparagraaf 3.2.13.1 Algemeen
Artikel 3.132 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van grondwater voor menselijke consumptie.
Artikel 3.133 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de grondwateronttrekking tot een minimum wordt beperkt, waarmee de effecten van de grondwateronttrekking op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt;
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen;
- d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit is ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de activiteit, niet wordt belemmerd;
- i.
als er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
voor ontwatering uitsluitend een open bemaling wordt toegepast; en
- l.
de effecten van de retourbemaling op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt.
Subparagraaf 3.2.13.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 3.134 Vergunningplicht grondwateronttrekking voor menselijke consumptie
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken voor menselijke consumptie.
Artikel 3.135 Specifieke beoordelingsregel omgevingsvergunning grondwateronttrekking voor menselijke consumptie
- 1.
Aan een omgevingsvergunning voor een onttrekking van grondwater voor menselijke consumptie, als dagelijks meer dan 10 m3 water wordt onttrokken of water wordt onttrokken voor meer dan 50 personen, worden voorschriften verbonden over de monitoring van het ruwwater volgens de methoden en parameters uit tabel II en tabel IIIC van het Drinkwaterbesluit.
- 2.
De monitoring, bedoeld in het eerste lid, vindt de eerste keer plaats bij aanvang van de onttrekking en vervolgens ten minste elke zes jaar een meting en analyse van een beperkter parameterpakket, afhankelijk van de uitkomsten van de eerste en daaropvolgende metingen en de verwachte risico's.
Afdeling 3.3 Water infiltreren
Paragraaf 3.3.1 Algemeen
Artikel 3.136 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het infiltreren van water waarbij water in de bodem wordt gebracht, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bestemde voorziening.
Artikel 3.137 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
het effect van de infiltratie op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt; en
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen.
Paragraaf 3.3.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 3.138 Vergunningplicht water infiltreren
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning water in de bodem te infiltreren met het doel dit water weer te onttrekken.
Artikel 3.139 Specifieke beoordelingsregel omgevingsvergunning infiltratie van water
Op het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het in de bodem brengen van water, ter aanvulling van het grondwater, in samenhang met het onttrekken van grondwater door een daarvoor bedoelde voorziening, die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, is artikel 8.94 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 3.4 Oppervlaktewater onttrekken
Paragraaf 3.4.1 Algemeen
Artikel 3.140 Toepassingsbereik
Deze afdeling is van toepassing op het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam.
Artikel 3.141 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de activiteit geen schade veroorzaakt aan de bodem en taluds van een watergang;
- b.
er bescherming rondom het innamepunt wordt toegepast;
- c.
er geen structurele of significante peilwijziging wordt veroorzaakt; en
- d.
er bij het onttrekken van oppervlaktewater rekening mee moet worden gehouden dat er in tijden van schaarste veel oppervlaktewateronttrekkingen gelijktijdig plaatsvinden.
Paragraaf 3.4.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 3.142 Vergunningplicht oppervlaktewater onttrekken
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning oppervlaktewater te onttrekken voor beregening in het kader van nachtvorstschadebestrijding.
Afdeling 3.5 Water in de bodem brengen
Paragraaf 3.5.1 Algemeen
Artikel 3.144 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de omgeving na afloop van de activiteit altijd in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
het effect van de activiteit op de omgeving en daarmee het risico op schade zoveel mogelijk wordt beperkt; en
- c.
bij kwetsbare bebouwing extra maatregelen worden genomen om schade te voorkomen.
Hoofdstuk 4 Beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk
Afdeling 4.1 Algemeen
Artikel 4.1 Toepassingsbereik
Dit hoofdstuk is van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het waterschap, tenzij in dit hoofdstuk anders bepaald.
Artikel 4.2 Specifieke gegevens en bescheiden bij een informatieplicht of meldplicht beperkingengebiedactiviteit
In aanvulling op de algemene gegevens en bescheiden bedoeld in artikel 1.11, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het dagelijks bestuur van het waterschap:
- a.
een beschrijving van de wijze waarop bij de activiteit gebruik zal worden gemaakt van het gebied waar de activiteit zal worden uitgevoerd;
- b.
tekeningen van de bestaande en te realiseren situatie;
- c.
indien van toepassing één of meer tekeningen van de uit te voeren activiteit met de relevante maatvoering;
- d.
indien van toepassing relevante berekeningen; en
- e.
een planning van de activiteit.
Artikel 4.3 Specifieke aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebiedactiviteit
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een waterstaatswerk die op grond van deze waterschapsverordening is vereist, worden in aanvulling op artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 7.3 en 7.4 van de Omgevingsregeling, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
een beschrijving van het belang van de aanvrager bij de uit te voeren activiteit;
- b.
een beschrijving van de wijze waarop bij de activiteit gebruik zal worden gemaakt van het gebied waar de activiteit zal worden uitgevoerd;
- c.
tekeningen van de bestaande en te realiseren situatie;
- d.
indien van toepassing één of meer tekeningen van de uit te voeren activiteit met de relevante maatvoering;
- e.
indien van toepassing relevante berekeningen;
- f.
een planning van de activiteit; en
- g.
de periode waarvoor vergunning wordt gevraagd.
Afdeling 4.2 Graven
Paragraaf 4.2.1 Algemeen
Artikel 4.4 Toepassingsbereik
- 1.
Deze afdeling is van toepassing op het graven in het beheergebied van het waterschap.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan:
- a.
het aanleggen van een nieuwe watergang;
- b.
het verbreden van een bestaande watergang in een beperkingengebied met betrekking tot een waterstaatswerk;
- c.
het verdiepen van een bestaande watergang in een beperkingengebied met betrekking tot een waterstaatswerk;
- d.
het verlengen van een bestaande watergang in een beperkingengebied met betrekking tot een waterstaatswerk;
- e.
het uitvoeren van een diepere ontgraving;
- f.
het graven in een beperkingengebied met betrekking tot een waterstaatswerk; en
- g.
het verleggen van een waterkering.
- a.
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing als op het graven een andere afdeling of paragraaf in dit hoofdstuk van toepassing is.
Artikel 4.5 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
er rekening mee wordt gehouden dat er altijd de mogelijkheid moet zijn om maaisel uit de watergang te kunnen ontvangen door de aangelande;
- c.
er rekening mee wordt gehouden dat de gegraven watergang kan worden onderhouden;
- d.
bij diepere ontgravingen (bijvoorbeeld zand- en kleiwinputten) het aspect kwel en wegzijging een grote rol kan spelen;
- e.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- f.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- g.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- i.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- j.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- k.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.6 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze afdeling een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze afdeling een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze afdeling een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Paragraaf 4.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.7 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het graven wordt voldaan aan artikel 4.10 tweede lid, als:
- a.
de werkzaamheden het aanleggen of het verlengen van een primaire watergang of een secundaire watergang betreffen;
- b.
de werkzaamheden tijdelijk zijn; en
- c.
de werkzaamheden ten behoeve van een project waarover overeenstemming is met het waterschap worden uitgevoerd.
- a.
- 2.
Bij het graven wordt voldaan aan de artikelen 4.10 vijfde lid en 4.11, als de werkzaamheden het verdiepen van een primaire watergang of een secundaire watergang betreffen.
- 3.
Bij het graven wordt voldaan aan artikel 4.10 tweede lid, als:
- a.
de werkzaamheden het verbreden van een primaire watergang of een secundaire watergang betreffen;
- b.
de werkzaamheden tijdelijk zijn; en
- c.
de werkzaamheden ten behoeve van een project waarover overeenstemming is met het waterschap worden uitgevoerd.
- a.
- 4.
Bij het graven wordt voldaan aan artikel 4.10 derde lid, als:
- a.
de werkzaamheden het verbreden van een primaire watergang of een secundaire watergang betreffen;
- b.
de werkzaamheden:
- c.
de watergang geen beschermingszone A heeft; en
- d.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 5.
Bij het graven wordt voldaan aan artikel 4.10 tweede lid, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het aanleggen of het verlengen van een tertiaire watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden tijdelijk zijn; en
- d.
de werkzaamheden ten behoeve van een project waarover overeenstemming is met het waterschap worden uitgevoerd.
- a.
- 6.
Bij het graven wordt voldaan aan artikel 4.10 tweede lid, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het verbreden van een tertiaire watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden tijdelijk zijn; en
- d.
de werkzaamheden ten behoeve van een project waarover overeenstemming is met het waterschap worden uitgevoerd.
- a.
- 7.
Bij het graven wordt voldaan aan de artikelen 4.10 derde lid en 4.11, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het verbreden van een tertiaire watergang betreffen; en
- c.
de werkzaamheden:
- a.
- 8.
Bij het graven wordt voldaan aan artikel 4.10 vierde lid, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang; en
- b.
de werkzaamheden het verdiepen van een tertiaire watergang betreffen.
- a.
- 9.
Bij het graven wordt voldaan aan de artikelen 4.10 eerste lid en 4.11, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het aanleggen of het verlengen van een tertiaire watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden in beheergebied west plaatsvinden;
- d.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit groter is dan of gelijk is aan 0,60 m; en
- e.
de breedte van de nieuwe watergang bij het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit groter is dan of gelijk is aan 2,30 m.
- a.
- 10.
Bij het graven van een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.10 eerste lid en 4.11, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het aanleggen of het verlengen van een tertiaire watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden in beheergebied oost plaatsvinden;
- d.
de werkzaamheden niet in het gebied van de Utrechtse Heuvelrug plaatsvinden;
- e.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit groter is dan of gelijk is aan 0,50 m; en
- f.
de breedte van de nieuwe watergang bij het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit groter is dan of gelijk is aan 2 m.
- a.
Artikel 4.8 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het graven in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatwerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.10 zevende lid, als de ontgraving:
- a.
een proefsleuf is;
- b.
maximaal 1 m diep is;
- c.
maximaal 1 m breed is;
- d.
dezelfde dag wordt aangevuld; en
- e.
buiten het dijklichaam van de waterkering plaatsvindt.
- a.
- 2.
Bij het graven in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.10 achtste lid, als de ontgraving:
- a.
een proefsleuf is;
- b.
maximaal 1 m diep is;
- c.
maximaal 1 m breed is;
- d.
dezelfde dag wordt aangevuld; en
- e.
buiten het dijklichaam van de waterkering plaatsvindt.
- a.
- 3.
Bij het graven in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.10 tiende lid en 4.12, als de ontgraving:
- 4.
Bij het graven in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.10 elfde lid en 4.12, als de ontgraving:
- 5.
Bij het graven in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.10 zesde lid en 4.11, als:
- 6.
Bij het graven in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.10 zesde lid en 4.12, als de ontgraving:
- a.
meer dan 1 m diep is en maximaal 3 m diep is;
- b.
voor 1 oktober ongedaan gemaakt is door het terugbrengen van de uitkomende grond;
- c.
een lengte heeft van maximaal 20 m gemeten parallel aan de primaire waterkering; en
- d.
buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt.
- a.
- 7.
Bij het graven in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.10 zesde lid en 4.11, als:
- 8.
Bij het graven in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.10 zesde lid en 4.11, als:
- a.
de ontgraving meer dan 1 m diep en maximaal 3 m diep is;
- b.
de afstand van de graafwerkzaamheden tot de zone waterstaatswerk van de zomerkade maximaal 10 m is;
- c.
de ontgraving binnen 6 maanden ongedaan gemaakt is; en
- d.
de ontgraving een lengte heeft van maximaal 20 m gemeten parallel aan de zomerkade.
- a.
- 9.
Bij het graven in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.10 zesde lid en 4.11, als:
- a.
de ontgraving meer dan 1 m diep en maximaal 3 m diep is; en
- b.
de afstand van de graafwerkzaamheden tot de zone waterstaatswerk van de zomerkade meer dan 10 m is.
- a.
- 10.
Bij het graven in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.10 zesde lid en 4.11, als:
- a.
de ontgraving meer dan 3 m diep is; en
- b.
de afstand van de graafwerkzaamheden tot de zone waterstaatswerk van de zomerkade meer dan 10 m is.
- a.
Artikel 4.9 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het graven in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.10 negende lid en 4.12, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Paragraaf 4.2.3 Algemene regels
Artikel 4.10 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het graven van nieuw oppervlaktewater mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
als de nieuw te graven watergang aansluit op een primaire watergang en daarbij een doorgaande onderhoudsroute van het waterschap doorkruist, moet in de nieuw te graven watergang ter plaatse van deze onderhoudsroute een dam met duiker worden aangelegd met een bovenbreedte van minimaal 4 m;
- c.
als ter plaatse van het te graven oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- d.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het graven van oppervlaktewater mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
indien de tijdelijk te graven watergang aansluit op een primaire watergang en daarbij een onderhoudsroute van het waterschap doorkruist, moeten met het waterschap afspraken gemaakt worden over de bereikbaarheid van deze onderhoudsroute;
- c.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- d.
bij het graven en in stand houden van het gegraven oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden; en
- e.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er zodra een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het verbreden van een watergang mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
als ter plaatse van het te verbreden oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- c.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- d.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- e.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- f.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij het verdiepen van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- b.
bij het verdiepen van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- c.
het verdiepte oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
bij het verdiepen van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- b.
bij het verdiepen van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- c.
het verdiepte oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 6.
Het volgende voorschrift geldt: de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen.
- 7.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
-
b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
-
c.
bij grondtekorten wordt buitendijks, in de zone waterstaatswerk, klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
-
d.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen.
- a.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
-
b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
-
c.
de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen.
- a.
- 9.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
- 10.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
-
b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
-
c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
-
d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 11.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen op- en afrit wordt zodanig vormgegeven dat het aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen op- en afrit;
- b.
de waterkering wordt afgewerkt conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
indien er als afdekking van de waterkering nog geen kleilaag aanwezig is dan geldt met betrekking tot de inkassing dat: voordat de laag klei wordt aangebracht wordt de grond in de waterkering voorbewerkt door middel van een trapsgewijze inkassing met treden waarvan zowel de diepte als hoogte tussen de 0,30 en 0,50 m is; en
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
Paragraaf 4.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.13 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in beschermingszone K van een kunstwerk.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven, als:
- a.
de werkzaamheden het aanleggen of het verlengen van een primaire watergang of een secundaire watergang betreffen; en
- b.
de werkzaamheden:
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven, als:
- a.
de werkzaamheden het verbreden van een primaire watergang of een secundaire watergang betreffen;
- b.
de werkzaamheden:
- c.
de watergang een beschermingszone A heeft.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven, als:
- a.
de werkzaamheden het verbreden van een primaire watergang of een secundaire watergang betreffen;
- b.
de werkzaamheden:
- c.
de watergang geen beschermingszone A heeft; en
- d.
de verbreding van de watergang een diepte krijgt die minder is dan de diepte van de bestaande watergang.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het aanleggen of het verlengen van een tertiaire watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden in beheergebied west plaatsvinden;
- d.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst opgenomen peil in het peilbesluit groter is dan of gelijk is aan 0,60 m; en
- e.
de breedte van de nieuwe watergang bij het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder dan 2,3 m is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het aanleggen of het verlengen van een tertiaire watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden in beheergebied west plaatsvinden; en
- d.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder is dan 0,60 m.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een tertiaire watergang te graven, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het aanleggen van een watergang of het verlengen van een watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden in beheergebied oost plaatsvinden;
- d.
de werkzaamheden niet in het gebied van de Utrechtse Heuvelrug plaatsvinden;
- e.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit groter is dan of gelijk is aan 0,50 m; en
- f.
de breedte van de nieuwe watergang bij het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder is dan 2 m.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een tertiaire watergang te graven, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het aanleggen van een watergang of het verlengen van een watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden in beheergebied oost plaatsvinden;
- d.
de werkzaamheden niet in het gebied van de Utrechtse Heuvelrug plaatsvinden; en
- e.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder is dan 0,50 m.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een tertiaire watergang te graven, als:
- a.
het niet gaat om een tertiaire droge sloot of een tertiaire geïsoleerde watergang;
- b.
de werkzaamheden het aanleggen van een watergang of het verlengen van een watergang betreffen;
- c.
de werkzaamheden in beheergebied oost plaatsvinden; en
- d.
de werkzaamheden in het gebied van de Utrechtse Heuvelrug plaatsvinden.
- a.
Artikel 4.14 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als de ontgraving:
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als de ontgraving:
- a.
een proefsleuf is;
- b.
maximaal 1 m diep is;
- c.
maximaal 1 m breed is;
- d.
dezelfde dag wordt aangevuld; en
- e.
binnen het dijklichaam van de waterkering plaatsvindt.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de ontgraving:
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de ontgraving:
- a.
een proefsleuf is;
- b.
maximaal 1 m diep is;
- c.
maximaal 1 m breed is;
- d.
dezelfde dag wordt aangevuld; en
- e.
binnen het dijklichaam van de waterkering plaatsvindt.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als de ontgraving:
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de zone waterstaatswerk van een verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van een verheelde overige waterkering, als de ontgraving niet binnen 6 maanden ongedaan gemaakt is door het terugbrengen van de uitkomende grond.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de beschermingszone van een primaire waterkering, als de ontgraving meer dan 3 m diep is.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is; en
- b.
de ontgraving:
- 1°.
niet voor 1 oktober ongedaan gemaakt is door het terugbrengen van de uitkomende grond;
- 2°.
een lengte heeft van meer dan 20 m gemeten parallel aan de primaire waterkering; of
- 3°.
binnen de gesloten dijkperiode plaatsvindt.
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering maximaal 10 m is;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is; en
- c.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen 6 maanden ongedaan gemaakt is door het terugbrengen van de uitkomende grond; of
- 2°.
een lengte heeft van meer dan 20 m gemeten parallel aan de waterkering.
- 1°.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering maximaal 10 m is; en
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden groter is dan 3 m.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering maximaal 10 m is; en
- c.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen 6 maanden ongedaan gemaakt is; of
- 2°.
een lengte heeft van meer dan 20 m gemeten parallel aan de waterkering.
- 1°.
- a.
- 13.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is; en
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering maximaal 10 m is.
- a.
Artikel 4.15 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning te graven in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het graven een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Afdeling 4.3 Grond of ander materiaal aanbrengen
Paragraaf 4.3.1 Algemeen
Artikel 4.17 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd;
- c.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling;
- d.
er rekening mee wordt gehouden dat er altijd de mogelijkheid moet zijn om maaisel uit de watergang te kunnen ontvangen door de aangrenzende eigenaar;
- e.
er rekening mee wordt gehouden dat de gegraven watergang kan worden onderhouden;
- f.
bij diepere ontgravingen het aspect kwel en wegzijging een grote rol kan spelen, als dit aan de orde is, is het aan de initiatiefnemer om dit in een vroeg stadium in een ontwerpplan met het waterschap en andere overheden af te stemmen;
- g.
er rekening mee wordt gehouden dat de maatschappelijke functies van het watersysteem niet worden belemmerd;
- h.
er rekening wordt gehouden met de flora en fauna in de te dempen watergang;
- i.
er in het geval van een versmalling van een watergang met dempingsmateriaal anders dan grond, moet er rekening gehouden worden met de mate van afbreekbaarheid van het gebruikte materiaal;
- j.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast
- k.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- l.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- m.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- n.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- o.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- p.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.18 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze afdeling een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze afdeling een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze afdeling een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Paragraaf 4.3.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.19 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zevende lid en 4.23, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang zijnde een tertiaire droge sloot; en
- c.
de watergang door het aanbrengen van de grond of ander materiaal:
- a.
- 2.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald;
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen een breedte heeft van minimaal 2,30 m;
- f.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden;
- g.
de breedte van het perceel wijzigt;
- h.
de locatie niet in (toekomstig) bebouwd gebied is; en
- i.
het perceel dat ontstaat door demping heeft:
- 1°.
een perceelsbreedte kleiner dan 60 m; of
- 2°.
een perceelbreedte van kleiner dan 80 m, waarbij één van de oorspronkelijke percelen smaller is dan 30 m.
- 1°.
- a.
- 3.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald;
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen een breedte heeft van minimaal 2,30 m;
- f.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden; en
- g.
de:
- a.
- 4.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald;
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen een breedte heeft van minimaal 2,30 m; en
- f.
het niet wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden.
- a.
- 5.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen volledig wordt gedempt;
- e.
het wordt aangebracht in klei opveen- of veengronden;
- f.
de breedte van het perceel wijzigt;
- g.
de locatie niet in (toekomstig) bebouwd gebied is; en
- h.
het perceel dat ontstaat door demping heeft:
- 1°.
een perceelsbreedte kleiner dan 60 m; of
- 2°.
een perceelbreedte van kleiner dan 80 m, waarbij één van de oorspronkelijke percelen smaller is dan 30 m.
- 1°.
- a.
- 6.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen volledig wordt gedempt;
- e.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden; en
- f.
de:
- a.
- 7.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen volledig wordt gedempt; en
- e.
het niet wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden.
- a.
- 8.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald;
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen een breedte heeft van minimaal 2 m;
- f.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden;
- g.
de breedte van het perceel wijzigt;
- h.
de locatie niet in (toekomstig) bebouwd gebied is; en
- i.
het perceel dat ontstaat door demping heeft:
- 1°.
een perceelsbreedte kleiner dan 60 m; of
- 2°.
een perceelbreedte van kleiner dan 80 m, waarbij één van de oorspronkelijke percelen smaller is dan 30 m.
- 1°.
- a.
- 9.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald;
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen een breedte heeft van minimaal 2 m;
- f.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden; en
- g.
waarbij:
- 1°.
de breedte van het perceel niet wijzigt; of
- 2°.
de locatie in (toekomstig) bebouwd gebied is.
- 1°.
- a.
- 10.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald;
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen een breedte heeft van minimaal 2 m; en
- f.
het niet wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden.
- a.
- 11.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22, zesde lid, en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen volledig wordt gedempt;
- e.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden;
- f.
de breedte van het perceel wijzigt;
- g.
de locatie niet in (toekomstig) bebouwd gebied is; en
- h.
het perceel dat ontstaat door demping heeft:
- 1°.
een perceelsbreedte kleiner dan 60 m; of
- 2°.
een perceelbreedte van kleiner dan 80 m, waarbij één van de oorspronkelijke percelen smaller is dan 30 m.
- 1°.
- a.
- 12.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22, zesde lid, en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen volledig wordt gedempt;
- e.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden; en
- f.
waarbij:
- 1°.
de breedte van het perceel niet wijzigt; of
- 2°.
de locatie in (toekomstig) bebouwd gebied is.
- 1°.
- a.
- 13.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22, zesde lid, en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen volledig wordt gedempt; en
- e.
het niet wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden.
- a.
- 14.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid, 4.22 negende lid en 4.23, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- i.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- j.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang;
- 1°.
- k.
de compensatie plaatsvindt in beheergebied west;
- l.
de nieuwe watergang minimaal 0,60 m diep wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- m.
de nieuwe watergang minimaal 2,30 m breed wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 15.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid, 4.22 negende lid en 4.23, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- i.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- j.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang;
- 1°.
- k.
de compensatie plaatsvindt in beheergebied oost;
- l.
de compensatie niet plaatsvindt in de Utrechtse Heuvelrug;
- m.
de nieuwe watergang minimaal 0,50 m diep wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- n.
de nieuwe watergang minimaal 2 m breed wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 16.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid, 4.22 achtste lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
het gaat om het verbreden van een primaire watergang of secundaire watergang niet zijnde een primaire droge sloot of secundaire droge sloot;
- i.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang;
- j.
de watergang gemeten op de waterlijn minimaal 0,50 m verbreed wordt; en
- k.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 17.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid, 4.22 achtste lid en 4.24, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
het gaat om het verbreden van een tertiaire watergang niet zijnde een droge sloot;
- i.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang;
- j.
de watergang gemeten op de waterlijn minimaal 0,50 m verbreed wordt; en
- k.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 18.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.22 zesde lid, 4.22 tiende lid en 4.23, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de natuurvriendelijke oever geen verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone A van een watergang; en
- i.
- 1°.
geen plasberm heeft; of
- 2°.
wel een plasberm heeft met een diepte van minimaal 0,30 m ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- 1°.
- a.
Artikel 4.20 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan artikel 4.22 derde lid, als er niet verder wordt aangevuld dan het omliggende maaiveld.
- 2.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.22 vierde lid als:
- a.
er verder wordt aangevuld dan het omliggende maaiveld; en
- b.
de grond of ander materiaal wordt aangebracht voor de aanleg van een op- of afrit.
- a.
- 3.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.22 derde lid, als er niet verder wordt aangevuld dan het omliggende maaiveld.
- 4.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 tweede lid en 4.23 als:
- a.
de compensatie van het aanbrengen in de beschermingszone van een primaire waterkering plaatsvindt; en
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 5.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 tweede lid en 4.23 als:
- a.
de compensatie van het aanbrengen in de beschermingszone van een zomerkade plaatsvindt; en
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 6.
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal wordt voldaan aan de artikelen 4.22 tweede lid en 4.23 als:
- a.
de compensatie van het aanbrengen in de beschermingszone van een zomerkade plaatsvindt;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- c.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade minimaal 10 m is.
- a.
Artikel 4.21 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanbrengen van grond of ander materiaal in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.22 vijfde lid en 4.24, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Paragraaf 4.3.3 Algemene regels
Artikel 4.22 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt door de initiatiefnemer zodanig onderhouden dat verlanden wordt tegengegaan, dit houdt in ieder geval in maaien, het verwijderen van houtgewassen en periodiek op de oorspronkelijke diepte terugbrengen van de watergang; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
- 2.
Het volgende voorschrift geldt: de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
aanvulling vindt plaats conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- b.
indien er ter plaatse van de aanvulling een grasmat ligt, wordt deze eerst gefreesd, voordat met aanvullen wordt begonnen;
- c.
bij het dempen van watergangen wordt een eventuele sliblaag eerst verwijderd voordat wordt aangevuld; en
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
aanvulling vindt plaats conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- b.
ter plaatse van de aansluiting op de bestaande waterkering wordt de grond voorbewerkt door middel van een trapsgewijze inkassing met treden waarvan zowel de diepte als hoogte tussen de 0,30 en 0,50 m is;
- c.
de aan te brengen grond dient puinvrij te zijn;
- d.
indien er ter plaatse van de aanvulling of de inkassing een grasmat ligt, wordt deze eerst gefreesd, voordat met aanvullen of het maken van de inkassing wordt begonnen;
- e.
indien er als fundering voor de op- en afrit een funderingscunet wordt gegraven dan wordt dit cunet direct na het graven ervan aangevuld met daartoe geschikt materiaal;
- f.
de op- en afrit wordt voorzien van een erosiebestendige afdekking, bijvoorbeeld asfalt;
- g.
een eventueel aan te brengen verharding op de op- en afrit sluit aan de zijkanten goed aan op de aan te brengen erosiebestendige kleilaag conform Bijlage IV; en
- h.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering en de eventueel aan te leggen erosiebestendige verharding van de op- en afrit.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de watercompensatie wordt uiterlijk 4 maanden na de demping gerealiseerd, tenzij hierover met het waterschap aanvullende afspraken worden gemaakt;
- b.
bij het dempen van een watergang voorkomt initiatiefnemer dat baggerspecie uit de te dempen watergang in het resterende deel van de watergang terecht komt;
- c.
de wateraan- en de waterafvoer van achterliggende percelen of achterliggend gebied wordt niet belemmerd als gevolg van de demping;
- d.
indien er als het gevolg van een demping een stuk geïsoleerd water overblijft, wordt ook het oppervlak van dat overgebleven gedeelte geïsoleerd water gecompenseerd volgens de daarvoor geldende regelgeving; en
- e.
als een demping plaatsvindt met materiaal anders dan grond moet de te dempen watergang eerst afgedamd en leeggepompt worden, alvorens het materiaal wordt aangebracht.
- a.
- 7.
Het volgende voorschrift geldt: de water aan- en de waterafvoer van achterliggende percelen of achterliggend gebied wordt niet belemmerd als gevolg van de demping.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het verbreden van een watergang mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
indien ter plaatse van het te verbreden oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- c.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- d.
de verbreding moet vooraf door de initiatiefnemer worden uitgezet. Voordat wordt begonnen met graven moet de uitgezette verbreding zijn goedgekeurd door het waterschap;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 9.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het graven van nieuw oppervlaktewater mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
als de nieuw te graven watergang aansluit op een primaire watergang en daarbij een doorgaande onderhoudsroute van het waterschap doorkruist, moet in de nieuw te graven watergang ter plaatse van deze onderhoudsroute een dam met duiker worden aangelegd met een bovenbreedte van minimaal 4 m;
- c.
als ter plaatse van het te graven oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- d.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 10.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd;
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap; en
- f.
de watercompensatie wordt uiterlijk 4 maanden na het aanbrengen van grond of ander materiaal gerealiseerd, tenzij hierover met het waterschap aanvullende afspraken worden gemaakt.
- a.
Paragraaf 4.3.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.25 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een primaire watergang of secundaire watergang, als:
- a.
de watergang door het aanbrengen van de grond of ander materiaal wordt verondiept; en
- b.
de watergang na het aanbrengen een diepte heeft die niet voldoet aan de minimale waterdiepte zoals vermeld in de profielenlegger.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een primaire watergang of secundaire watergang, als:
- a.
de watergang door het aanbrengen van de grond of ander materiaal wordt versmald of volledig gedempt; en
- b.
er:
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- b.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- c.
de watergang wordt verondiept; en
- d.
de watergang na het aanbrengen een diepte heeft van minder dan 0,60 m ten opzichte van het laagst vastgestelde waterpeil in het betreffende peilbesluit.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- b.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- c.
de watergang wordt verondiept; en
- d.
de watergang na het aanbrengen een diepte heeft van minder dan 0,50 m ten opzichte van het laagst vastgestelde waterpeil in het betreffende peilbesluit.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang met geborgde afmetingen, als:
- a.
er:
- b.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald of volledig wordt gedempt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald; en
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen een breedte heeft van minder dan 2,30 m.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen wordt versmald;
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen een breedte heeft van minimaal 2,30 m;
- f.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden;
- g.
de breedte van het perceel wijzigt;
- h.
de locatie niet in (toekomstig) bebouwd gebied is; en
- i.
het perceel dat ontstaat door de demping heeft:
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied west;
- d.
de watergang door het aanbrengen volledig wordt gedempt;
- e.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden;
- f.
de breedte van het perceel wijzigt;
- g.
de locatie niet in (toekomstig) bebouwd gebied is; en
- h.
het perceel dat ontstaat door de demping heeft:
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen van de grond of ander materiaal wordt versmald; en
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen van de grond of ander materiaal een breedte heeft van minder dan 2 m.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen van de grond of ander materiaal wordt versmald;
- e.
de watergang gemeten op de waterlijn na het aanbrengen van de grond of ander materiaal een breedte heeft van minimaal 2 m;
- f.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden;
- g.
de breedte van het perceel wijzigt;
- h.
de locatie niet in (toekomstig) bebouwd gebied is; en
- i.
het perceel dat ontstaat door de demping heeft:
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
het wordt aangebracht in een watergang niet zijnde een tertiaire droge sloot;
- c.
het wordt aangebracht in beheergebied oost;
- d.
de watergang door het aanbrengen van de grond of ander materiaal volledig wordt gedempt;
- e.
het wordt aangebracht in klei op veen- of veengronden;
- f.
de breedte van het perceel wijzigt;
- g.
de locatie niet in (toekomstig) bebouwd gebied is; en
- h.
het perceel dat ontstaat door de demping heeft:
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
de watergang versmald of volledig gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is; en
- d.
de compensatie van het gedempte oppervlaktewater en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater:
- 1°.
niet in hetzelfde peilgebied en niet in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied plaatsvindt;
- 2°.
in hetzelfde peilgebied plaatsvindt en kleiner is dan het verlies aan oppervlaktewater; of
- 3°.
in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied plaatsvindt en kleiner is dan het verlies aan oppervlaktewater.
- 1°.
- a.
- 13.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt; en
- h.
de compensatie plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk.
- a.
- 14.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies; en
- g.
de nieuwe watergang een droge sloot wordt.
- a.
- 15.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- i.
de nieuwe watergang een primaire watergang of secundaire watergang wordt; en
- j.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang.
- 1°.
- a.
- 16.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- i.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- j.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang; en
- 1°.
- k.
de compensatie plaatsvindt in:
- 1°.
beheergebied west waarbij:
- i.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder 0,60 m is; of
- ii.
de breedte van de watergang gemeten op de waterlijn bij laagste peil minder dan 2,30 m is; of
- i.
- 2°.
beheergebied oost waarbij:
- i.
de compensatie plaatsvindt in het gebied Utrechtse Heuvelrug;
- ii.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder dan 0,50 m is; of
- iii.
de breedte van de watergang gemeten op de waterlijn bij laagste peil minder dan 2 m is.
- i.
- 1°.
- a.
- 17.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
het gaat om het verbreden van een primaire watergang of secundaire watergang niet zijnde een droge sloot; en
- i.
er:
- 1°.
gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang waarbij:
- 1°.
- a.
- 18.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
het gaat om het verbreden van een tertiaire watergang niet zijnde een droge sloot; en
- i.
er:
- 1°.
gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang waarbij:
- 1°.
- a.
- 19.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies; en
- g.
de natuurvriendelijke oever een verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 20.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het:
- b.
er water gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de natuurvriendelijke oever geen verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- h.
de compensatie plaatsvindt:
- 1°.
in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
niet in beschermingszone A van een watergang, waarbij de natuurvriendelijke oever:
- i.
een plasberm heeft; en
- ii.
de plasberm een diepte heeft van minder dan 0,30 m ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- i.
- 1°.
- a.
Artikel 4.26 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering, als het gaat om een depot.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de grond of ander materiaal binnen het dijklichaam wordt aangebracht.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de grond of ander materiaal buiten het dijklichaam wordt aangebracht; en
- b.
er verder wordt aangevuld dan het omliggende maaiveld.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als er verder wordt aangevuld dan het omliggende maaiveld.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er verder wordt aangevuld dan het omliggende maaiveld; en
- b.
de grond of ander materiaal niet wordt aangebracht voor de aanleg van een op- of afrit.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen, als:
- a.
de compensatie van het aanbrengen in de beschermingszone van een primaire waterkering plaatsvindt; en
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen, als:
- a.
de compensatie van het aanbrengen in de beschermingszone van een zomerkade plaatsvindt;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- c.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade minder dan 10 m is.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen, als:
- a.
de compensatie van het aanbrengen plaatsvindt in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- c.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de niet verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van de niet verheelde overige waterkering minder dan 10 m is.
- a.
Artikel 4.27 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het aanbrengen van grond of ander materiaal een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.tuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond of ander materiaal aan te brengen in een vaarweg, niet zijnde de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn.
Afdeling 4.4 Duiker
Paragraaf 4.4.1 Duiker aanleggen
Subparagraaf 4.4.1.1 Algemeen
Artikel 4.29 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- b.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- c.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- d.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- f.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- g.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- h.
wordt voorkomen dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden;
- i.
er rekening mee wordt gehouden dat de maatschappelijke functies van het watersysteem niet te veel worden belemmerd;
- j.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- k.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd; en
- l.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling.
Artikel 4.30 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.4.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.31 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het aanleggen van een duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.34 eerste lid en 4.35, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
een diameter heeft van minimaal 0,80 m en in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt; of
- 2°.
een diameter heeft van minimaal 0,50 m en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
20 tot en met 35% van de diameter van de duiker met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
het niet gaat om een verbindingsduiker; en
- e.
de afstand tussen de aan te leggen duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is.
- a.
- 2.
Bij het aanleggen van een duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.34 eerste lid en 4.35, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
een diameter heeft van minimaal 0,80 m en in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt; of
- 2°.
een diameter heeft van minimaal 0,50 m en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
20 tot en met 35% van de diameter van de duiker met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is; en
- d.
het gaat om een verbindingsduiker.
- a.
Artikel 4.32 Aanwijzing algemene regels waterkering
Bij het aanleggen van een duiker in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.34 tweede lid en 4.36, als:
- a.
de binnen en buitenzijde van de waterkering met elkaar wordt verbonden;
- b.
de diameter van de duiker maximaal 110 mm is;
- c.
de buitenzijde afsluitbaar is met een goed functionerende afsluiter; en
- d.
deze via een persing wordt aangelegd.
Artikel 4.33 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanleggen van een duiker in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.34 derde lid en 4.36, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.4.1.3 Algemene regels
Artikel 4.34 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het toepassen van uitlogende materialen is niet toegestaan, met uitzondering van bevestigingsmiddelen;
- b.
de duikerbuizen dienen in een rechte lijn te liggen en gronddicht op elkaar te worden aangesloten;
- c.
door het aanleggen van een duiker ontstaat geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden;
- d.
er dienen zodanige maatregelen getroffen te worden dat er geen grond of puin vanaf de dam in de naastliggende watergang kan raken; en
- e.
wanneer de duiker niet meer wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is aangelegd, dient de initiatiefnemer deze in zijn geheel te verwijderen en het oorspronkelijk profiel van de watergang zodanig te herstellen dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms. De taluds worden ingezaaid met een gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond. Bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
als materiaal voor de duiker wordt geen PVC toegepast; en
- e.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.4.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.37 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een primaire watergang of een secundaire watergang.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
een diameter heeft van minimaal 0,80 m en in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt; of
- 2°.
een diameter heeft van minimaal 0,50 m en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
20 tot en met 35% van de diameter van de duiker met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is.
- d.
het niet gaat om een verbindingsduiker; en
- e.
de afstand tussen de aan te leggen duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minder dan 10 m is.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
een diameter heeft van minimaal 0,80 m en in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt; of
- 2°.
een diameter heeft van minimaal 0,50 m en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
20 tot en met 35% van de diameter van de duiker met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- c.
de lengte van de duiker meer dan 15 m is.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
een diameter heeft van minimaal 0,80 m en in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt; of
- 2°.
een diameter heeft van minimaal 0,50 m en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt; en
- 1°.
- b.
de duiker:
- 1°.
met minder dan 20% van de diameter van de duiker met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; of
- 2°.
meer dan 35% van de diameter van de duiker met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- 1°.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
een kleinere diameter heeft dan 0,80 m; en
- 2°.
in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt; of
- 1°.
- b.
de duiker:
- 1°.
een kleinere diameter heeft dan 0,50 m; en
- 2°.
buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt.
- 1°.
- a.
Artikel 4.38 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering, als:
- a.
de duiker is gefundeerd op palen; en
- b.
de palen een diepte hebben die reikt tot:
- 1°.
in de eerste vaste zandlaag; of
- 2°.
onder de eerste vaste zandlaag.
- 1°.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering of in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
de binnen- en buitenzijde van de waterkering met elkaar wordt verbonden en de diameter van de duiker groter is dan 110 mm;
- b.
de binnen- en buitenzijde van de waterkering met elkaar wordt verbonden en de duiker aan de buitenzijde niet afsluitbaar is met een goed functionerende afsluiter;
- c.
de binnen- en buitenzijde van de waterkering met elkaar wordt verbonden en de duiker niet via een persing wordt aangelegd; of
- d.
de binnen- en buitenzijde van de waterkering niet met elkaar wordt verbonden.
- a.
Artikel 4.39 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het aanleggen van de duiker compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker aan te leggen in een vaarweg, niet zijnde de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn, als deze door de aanleg permanent:
Paragraaf 4.4.2 Duiker verwijderen
Subparagraaf 4.4.2.1 Algemeen
Artikel 4.41 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtgelaten;
- b.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- c.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- g.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- h.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.42 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.4.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.43 Aanwijzing algemene regels watergang
Bij het verwijderen van een duiker wordt voldaan aan de artikelen 4.46eerste lid en 4.47.
Artikel 4.44 Aanwijzing algemene regels waterkering
Bij het verwijderen van een duiker binnen het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.46 tweede lid en 4.47, als:
- a.
de duiker is gefundeerd op palen; en
- b.
de palen een diepte hebben die reikt tot:
- 1°.
in de eerste vaste zandlaag; of
- 2°.
onder de eerste vaste zandlaag.
- 1°.
Artikel 4.45 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het verwijderen van een duiker in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.46 derde lid en 4.48, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.4.2.3 Algemene regels
Artikel 4.46 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
nadat een duiker is verwijderd uit het oppervlaktewater wordt het profiel van de watergang zodanig hersteld dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms;
- b.
de taluds worden ingezaaid met een gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond; en
- c.
bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de duiker wordt in zijn geheel verwijderd inclusief de fundering, met uitzondering van de funderingspalen;
- b.
de funderingspalen worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd; en
- c.
het maaiveld ter plaatse van de te verwijderen duiker wordt zodanig afgewerkt dat het aansluit op het bestaande maaiveld aan weerszijden van de te verwijderen duiker.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.4.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.49 Vergunningplicht watergang
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker uit een bestaande dam met duiker te verwijderen en de dam te laten liggen.
Artikel 4.50 Vergunningplicht waterkering
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade.
Artikel 4.51 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het verwijderen van de duiker een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Paragraaf 4.4.3 Duiker vervangen
Subparagraaf 4.4.3.1 Algemeen
Artikel 4.53 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- b.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- c.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- d.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- f.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- g.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- h.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- i.
er rekening mee wordt gehouden dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden; en
- j.
er rekening mee wordt gehouden dat de maatschappelijke functies van het watersysteem niet worden belemmerd.
Artikel 4.54 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.4.3.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.55 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het vervangen van een duiker in de gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m wordt voldaan aan de artikelen 4.58 tweede lid en 4.59, als:
- a.
de diameter van de nieuwe duiker:
- b.
de nieuwe duiker een diameter heeft van minimaal 0,80 m;
- c.
de nieuwe duiker een luchtlegging heeft van 20 tot en met 35% van de diameter ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- d.
de nieuwe duiker een lengte heeft van maximaal 15 m.
- a.
- 2.
Bij het vervangen van een duiker buiten het gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m wordt voldaan aan de artikelen 4.58 tweede lid en 4.59, als:
- a.
de diameter van de nieuwe duiker:
- b.
de nieuwe duiker een diameter heeft van minimaal 0,50 m;
- c.
de nieuwe duiker een luchtlegging heeft van 20 tot en met 35% van de diameter ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- d.
de nieuwe duiker een lengte heeft van maximaal 15 m.
- a.
Artikel 4.56 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het vervangen van een duiker in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.58 derde lid en 4.60, als:
- a.
de duiker geen onderdeel is van de waterkering; en
- b.
de te vervangen duiker:
- a.
- 2.
Bij het vervangen van een duiker in de zone waterstaatswerk van een verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van een verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.58 derde lid en 4.60, als de duiker geen onderdeel is van de waterkering.
Artikel 4.57 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het vervangen van een duiker in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.58 eerste lid en 4.60, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.4.3.3 Algemene regels
Artikel 4.58 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het toepassen van uitlogende materialen is niet toegestaan, met uitzondering van bevestigingsmiddelen;
- b.
de duikerbuizen dienen in een rechte lijn te liggen en gronddicht op elkaar te worden aangesloten;
- c.
door het aanleggen van een duiker ontstaat geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden;
- d.
er dienen zodanige maatregelen getroffen te worden dat er geen grond of puin vanaf de dam in de naastliggende watergang kan raken; en
- e.
wanneer de duiker niet meer wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is aangelegd, dient initiatiefnemer deze in zijn geheel te verwijderen en het oorspronkelijk profiel van de watergang zodanig te herstellen dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms;
- f.
de taluds worden ingezaaid met en gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond; en
- g.
bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
- a.
- 3.
Het volgende voorschrift geldt: direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
Subparagraaf 4.4.3.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.61 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in de gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m, als:
- a.
de diameter van de nieuwe duiker:
- b.
de nieuwe duiker een diameter heeft van minimaal 0,80 m;
- c.
de nieuwe duiker een luchtlegging heeft van 20 tot en met 35% van de diameter ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- d.
de nieuwe duiker een lengte heeft van meer dan 15 m.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in het gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m, als:
- a.
de diameter van de nieuwe duiker:
- b.
de nieuwe duiker een diameter heeft van minimaal 0,80 m; en
- c.
de nieuwe duiker een luchtlegging heeft van de diameter ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit van:
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in het gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m, als:
- a.
de diameter van de nieuwe duiker:
- b.
de nieuwe duiker een diameter heeft van minder dan 0,80 m.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen buiten het gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m, als:
- a.
de diameter van de nieuwe duiker:
- b.
de nieuwe duiker een diameter heeft van minimaal 0,50 m;
- c.
de nieuwe duiker een luchtlegging heeft van 20 tot en met 35% van de diameter ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- d.
de nieuwe duiker een lengte heeft van meer dan 15 m.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen buiten het gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m, als:
- a.
de diameter van de nieuwe duiker:
- b.
de nieuwe duiker een diameter heeft van minimaal 0,50 m; en
- c.
de nieuwe duiker een luchtlegging heeft van de diameter ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit van:
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen buiten het gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m, als:
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen, als de diameter van de nieuwe duiker kleiner is dan de diameter van de te vervangen duiker.
Artikel 4.62 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de duiker onderdeel is van de waterkering.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de duiker geen onderdeel is van de waterkering;
- b.
de te vervangen duiker een fundering heeft; en
- c.
deze fundering wordt aangepast.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in de zone waterstaatswerk van een verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van een verheelde overige waterkering, als de duiker onderdeel is van de waterkering.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen binnen het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering als:
- a.
de te vervangen duiker een fundering heeft;
- b.
de fundering van de te vervangen duiker wordt aangepast;
- c.
de te vervangen duiker gefundeerd is op palen; en
- d.
de diepte van de palen reikt tot in de eerste vaste zandlaag of onder de eerste vaste zandlaag.
- a.
Artikel 4.63 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een duiker te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het vervangen van de duiker een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Afdeling 4.5 Dam met duiker
Paragraaf 4.5.1 Dam met duiker aanleggen
Subparagraaf 4.5.1.1 Algemeen
Artikel 4.64 Toepassingsbereik
Artikel 4.65 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
er rekening mee wordt gehouden dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden;
- c.
er rekening mee wordt gehouden dat de maatschappelijke functies van het watersysteem niet worden belemmerd, zoals bijvoorbeeld kanoroutes, officiële schaatsroutes, varen op vaarwegen en overig vaarwater;
- d.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van het werk, niet worden aangetast;
- e.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond leidt niet tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de werkzaamheden zijn ontstaan, worden hersteld;
- g.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de werkzaamheden zijn ontstaan, worden hersteld;
- h.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- i.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de werkzaamheden het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- j.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van het werk wordt gebruik gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- k.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd; en
- l.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling.
Artikel 4.66 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.5.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.67 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het aanleggen van een dam met duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.70 eerste lid en 4.71, als:
- a.
de diameter van de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is en in een gebied ligt met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt; en
- f.
het gaat om een droge sloot.
- a.
- 2.
Bij het aanleggen van een dam met duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.70 derde lid en 4.71, als:
- a.
de diameter van de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is en in een gebied ligt met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk minimaal 10 m is; en
- e.
er maximaal 25 m2 gedempt wordt.
- a.
- 3.
Bij het aanleggen van een dam met duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.70 derde lid, 4.70 vijfde lid, 4.70 zesde lid en 4.72, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- k.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- l.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- m.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang;
- 1°.
- n.
de compensatie plaatsvindt in beheergebied west;
- o.
de nieuwe watergang minimaal 0,60 m diep wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- p.
de nieuwe watergang minimaal 2,30 m breed wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 4.
Bij het aanleggen van een dam met duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.70 derde lid, 4.70 vijfde lid, 4.70 zesde lid en 4.72, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- k.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- l.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- m.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang;
- 1°.
- n.
de compensatie plaatsvindt in beheergebied oost;
- o.
de compensatie niet plaatsvindt in de Utrechtse Heuvelrug;
- p.
de nieuwe watergang minimaal 0,50 m diep wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- q.
de nieuwe watergang minimaal 2 m breed wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 5.
Bij het aanleggen van een dam met duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.70 derde lid, 4.70 vierde lid, 4.70 vijfde lid en 4.72, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- k.
het gaat om het verbreden van een primaire watergang of secundaire watergang niet zijnde een primaire droge sloot of secundaire droge sloot;
- l.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang;
- m.
de watergang gemeten op de waterlijn minimaal 0,50 m verbreed wordt; en
- n.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 6.
Bij het aanleggen van een dam met duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.70 derde lid, 4.70 vierde lid, 4.70 vijfde lid en 4.72, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- k.
het gaat om het verbreden van een tertiaire watergang niet zijnde een droge sloot;
- l.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang;
- m.
de watergang gemeten op de waterlijn minimaal 0,50 m verbreed wordt; en
- n.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 7.
Bij het aanleggen van een dam met duiker in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.70 derde lid en 4.70 vijfde lid en 4.70 achtste lid en 4.71, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de natuurvriendelijke oever geen verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- k.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone A van een watergang; en
- l.
- 1°.
geen plasberm heeft; of
- 2°.
wel een plasberm heeft met een diepte van minimaal 0,30 m ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- 1°.
- a.
Artikel 4.68 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanleggen van een dam met duiker in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan artikel 4.71.
- 2.
Bij het aanleggen van een dam met duiker wordt voldaan aan de artikelen 4.70 zevende lid en 4.71, als:
- a.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- b.
de compensatie van de aan te leggen dam met duiker plaatsvindt in de beschermingszone van een primaire waterkering; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 3.
Bij het aanleggen van een dam met duiker wordt voldaan aan de artikelen 4.70 zevende lid en 4.71, als:
- a.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- b.
de compensatie van de aan te leggen dam met duiker plaatsvindt in de beschermingszone van een zomerkade; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 4.
Bij het aanleggen van een dam met duiker wordt voldaan aan de artikelen 4.70 zevende lid en 4.71, als:
- a.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- b.
de compensatie van de aan te leggen dam met duiker plaatsvindt in de beschermingszone van een zomerkade;
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- d.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade minimaal 10 m is.
- a.
Artikel 4.69 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanleggen van een dam met duiker in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.70 tweede lid en 4.72, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.5.1.3 Algemene regels
Artikel 4.70 Algemene regel
- 1.
Het volgende voorschrift geldt: de water aan- en de waterafvoer van achterliggende percelen of achterliggend gebied wordt niet belemmerd als gevolg van het aanleggen van de dam met duiker.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
het toepassen van uitlogende materialen is niet toegestaan, met uitzondering van bevestigingsmiddelen;
- b.
de duikerbuizen dienen in een rechte lijn te liggen en gronddicht op elkaar te worden aangesloten;
- c.
door het aanleggen van een dam met duiker ontstaat geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden;
- d.
er dienen zodanige maatregelen getroffen te worden dat er geen grond of puin vanaf de dam in de naastliggende watergang kan raken;
- e.
wanneer de dam met duiker niet meer wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is aangelegd, dient initiatiefnemer deze in zijn geheel te verwijderen en het oorspronkelijk profiel van de watergang zodanig te herstellen dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms;
- f.
de taluds worden ingezaaid met en gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond; en
- g.
bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het verbreden van een watergang mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
als ter plaatse van het te verbreden oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- c.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- d.
de verbreding moet vooraf door de initiatiefnemer worden uitgezet. Voordat wordt begonnen met graven moet de uitgezette verbreding zijn goedgekeurd door het waterschap;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de watercompensatie wordt uiterlijk 4 maanden na de demping gerealiseerd, tenzij hierover met het waterschap aanvullende afspraken worden gemaakt;
- b.
bij het dempen van een watergang voorkomt initiatiefnemer dat baggerspecie uit de te dempen watergang in het resterende deel van de watergang terecht komt;
- c.
de wateraan- en de waterafvoer van achterliggende percelen of achterliggend gebied wordt niet belemmerd als gevolg van de demping;
- d.
indien er als het gevolg van een demping een stuk geïsoleerd water overblijft, wordt ook het oppervlak van dat overgebleven gedeelte geïsoleerd water gecompenseerd volgens de daarvoor geldende regelgeving; en
- e.
indien een demping plaats vindt met materiaal anders dan grond moet de te dempen watergang eerst afgedamd en leeggepompt worden, alvorens het materiaal wordt aangebracht.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het graven van nieuw oppervlaktewater mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
als de nieuw te graven watergang aansluit op een primaire watergang en daarbij een doorgaande onderhoudsroute van het waterschap doorkruist, moet in de nieuw te graven watergang ter plaatse van deze onderhoudsroute een dam met duiker worden aangelegd met een bovenbreedte van minimaal 4 m;
- c.
als ter plaatse van het te graven oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- d.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 7.
Het volgende voorschrift geldt: de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd;
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap; en
- f.
de watercompensatie wordt uiterlijk 4 maanden na het aanleggen van de dam met duiker gerealiseerd, tenzij hierover met het waterschap aanvullende afspraken worden gemaakt.
- a.
Subparagraaf 4.5.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.73 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een primaire watergang of een secundaire watergang.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de diameter van de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is en in een gebied ligt met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
het niet gaat om een droge sloot; en
- g.
de compensatie:
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de diameter van de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is en in een gebied ligt met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is; en
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk minder dan 10 m is.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de diameter van de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is en in een gebied ligt met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- c.
de lengte van de duiker meer dan 15 m is.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de diameter van de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is en in een gebied ligt met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt; en
- 1°.
- b.
de duiker met minder dan 20 % of meer dan 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als de diameter van de duiker:
- a.
minder dan 0,80 m is en in een gebied ligt met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- b.
minder dan 0,50 m is en buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m ligt.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt; en
- k.
de compensatie plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies; en
- j.
de nieuwe watergang een droge sloot wordt.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- k.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- l.
de nieuwe watergang een primaire watergang of secundaire watergang wordt; en
- m.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang.
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- k.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- l.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- m.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang; en
- 1°.
- n.
de compensatie plaatsvindt in:
- 1°.
beheergebied west waarbij:
- i.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder 0,60 m is; of
- ii.
de breedte van de watergang gemeten op de waterlijn bij laagste peil minder dan 2,30 m is; of
- i.
- 2°.
beheergebied oost waarbij:
- i.
de compensatie plaatsvindt in het gebied Utrechtse Heuvelrug;
- ii.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder dan 0,50 m is; of
- iii.
de breedte van de watergang gemeten op de waterlijn bij laagste peil minder dan 2 m is.
- i.
- 1°.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- k.
het gaat om het verbreden van een primaire watergang of secundaire watergang niet zijnde een droge sloot; en
- l.
er:
- 1°.
gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang waarbij:
- 1°.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- k.
het gaat om het verbreden van een tertiaire watergang niet zijnde een droge sloot; en
- l.
er:
- 1°.
gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang waarbij:
- 1°.
- a.
- 13.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies; en
- j.
de natuurvriendelijke oever een verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 14.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
de duiker:
- 1°.
minimaal 0,80 m is in een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m; of
- 2°.
minimaal 0,50 m is buiten een gebied met een minimale duikerdiameter van 0,80 m;
- 1°.
- b.
de duiker met 20 tot en met 35 % van de diameter met lucht aangelegd wordt ten opzichte van het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- c.
de lengte van de duiker maximaal 15 m is;
- d.
de afstand tussen de aan te leggen dam met duiker en een peilregelend kunstwerk in dezelfde watergang minimaal 10 m is;
- e.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- f.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- g.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- h.
de compensatie plaatsvindt in:
- i.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- j.
de natuurvriendelijke oever geen verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- k.
de compensatie plaatsvindt:
- 1°.
in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
niet in beschermingszone A van een watergang, waarbij de natuurvriendelijke oever:
- i.
een plasberm heeft; en
- ii.
de plasberm een diepte heeft van minder dan 0,30 m ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- i.
- 1°.
- a.
Artikel 4.74 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering, als:
- a.
de dam met duiker is gefundeerd op palen; en
- b.
de palen een diepte hebben die reikt tot:
- 1°.
in de eerste vaste zandlaag; of
- 2°.
onder de eerste vaste zandlaag.
- 1°.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in de zone waterstaatwerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen, als:
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen, als:
- a.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- b.
de compensatie van de aan te leggen dam met duiker plaatsvindt in de beschermingszone van een primaire waterkering; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen, als:
- a.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- b.
de compensatie van de aan te leggen dam met duiker plaatsvindt in de beschermingszone van een zomerkade;
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- d.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade minder dan 10 m is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen, als:
- a.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- b.
de compensatie van de aan te leggen dam met duiker plaatsvindt in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering;
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- d.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de niet verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van de niet verheelde overige waterkering minder dan 10 m is.
- a.
Artikel 4.75 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het aanleggen van de dam met duiker een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning dam met duiker aan te leggen in een vaarweg, niet zijnde de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn.
Paragraaf 4.5.2 Dam met duiker verwijderen
Subparagraaf 4.5.2.1 Algemeen
Artikel 4.76 Toepassingsbereik
Artikel 4.77 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- c.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- g.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- h.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.78 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.5.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.79 Aanwijzing algemene regels watergang
Bij het verwijderen van een dam met duiker wordt voldaan aan de artikelen 4.82 eerste lid en 4.83, als de dam met duiker niet in een toegangsweg naar een kunstwerk of gebouw in beheer en onderhoud van het waterschap ligt.
Artikel 4.80 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het verwijderen van een dam met duiker in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.82 derde lid en 4.83, als:
- 2.
Bij het verwijderen van een dam met duiker in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan artikel 4.83.
Artikel 4.81 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het verwijderen van een dam met duiker in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.82 tweede lid en 4.84, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.5.2.3 Algemene regels
Artikel 4.82 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
nadat een dam met duiker is verwijderd uit het oppervlaktewater wordt het profiel van de watergang zodanig hersteld dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms; en
- b.
de taluds worden ingezaaid met een gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond; en
- c.
bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de dam met duiker wordt in zijn geheel verwijderd inclusief de fundering, met uitzondering van de funderingspalen;
- b.
de funderingspalen worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd; en
- c.
het maaiveld ter plaatse van de te verwijderen dam met duiker wordt zodanig afgewerkt dat het aansluit op het bestaande maaiveld aan weerszijden van de te verwijderen dam met duiker.
- a.
Subparagraaf 4.5.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.85 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen in beschermingszone A van een watergang.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen, als de dam met duiker in een toegangsweg naar een kunstwerk of gebouw in beheer en onderhoud van het waterschap ligt.
Artikel 4.86 Vergunningplicht waterkering
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade.
Artikel 4.87 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dam met duiker te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het verwijderen van de dam met duiker een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Afdeling 4.6 Dichte dam
Paragraaf 4.6.1 Dichte dam aanleggen
Subparagraaf 4.6.1.1 Algemeen
Artikel 4.89 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- b.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- c.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- d.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering;
- f.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- g.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- h.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- i.
er rekening mee wordt gehouden dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden;
- j.
er rekening mee wordt gehouden dat de maatschappelijke functies van het watersysteem niet worden belemmerd;
- k.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd; en
- l.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling.
Artikel 4.90 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.6.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.91 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanleggen van een dichte dam in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan artikel 4.93 eerste lid, als de hoogte van de aan te leggen dichte dam gelijk is aan of lager is dan het omliggende maaiveld.
- 2.
Bij het aanleggen van een dichte dam in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.93 eerste lid, als de hoogte van de aan te leggen dichte dam gelijk is aan of lager is dan het omliggende maaiveld.
Artikel 4.92 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanleggen van een dichte dam in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.93 tweede lid en 4.94, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.6.1.3 Algemene regels
Artikel 4.93 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
aanvulling vindt plaats conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- b.
als er ter plaatse van de aanvulling een grasmat ligt, wordt deze eerst gefreesd, voordat met aanvullen wordt begonnen;
- c.
bij het dempen van watergangen wordt een eventuele sliblaag eerst verwijderd voordat deze wordt aangevuld; en
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.6.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.95 Vergunningplicht watergang
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in een primaire watergang, een secundaire watergang of een tertiaire watergang.
Artikel 4.96 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de dichte dam binnen het dijklichaam wordt aangelegd.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de dichte dam buiten het dijklichaam wordt aangebracht; en
- b.
de dichte dam een hoogte krijgt die hoger is dan het omliggende maaiveld.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als de dichte dam een hoogte krijgt die hoger is dan het omliggende maaiveld.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als de dichte dam een hoogte krijgt die hoger is dan het omliggende maaiveld.
Artikel 4.97 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het aanleggen van een de dichte dam een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam aanleggen in een vaarweg, niet zijnde de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn.
Paragraaf 4.6.2 Dichte dam verwijderen
Subparagraaf 4.6.2.1 Algemeen
Artikel 4.99 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- c.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering;
- g.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- h.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.100 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.6.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.101 Aanwijzing algemene regels watergang
Bij het verwijderen van een dichte dam wordt voldaan aan de artikelen 4.104 eerste lid en 4.105, als de dichte dam niet in een toegangsweg naar een kunstwerk of gebouw in beheer en onderhoud van het waterschap ligt.
Artikel 4.102 Aanwijzing algemene regels waterkering
Bij het verwijderen van een dichte dam in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan artikel 4.105.
Artikel 4.103 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het verwijderen van een dichte dam in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.104 tweede lid en 4.106, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.6.2.3 Algemene regels
Artikel 4.104 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
nadat een dichte dam is verwijderd uit het oppervlaktewater wordt het profiel van de watergang zodanig hersteld dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms;
- b.
de taluds worden ingezaaid met een gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond; en
- c.
bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.6.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.107 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen in beschermingszone A van een watergang.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen, als de dichte dam in een toegangsweg naar een kunstwerk of gebouw in beheer en onderhoud van het waterschap ligt.
Artikel 4.108 Vergunningplicht waterkering
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of in de zone waterstaatswerk van een zomerkade.
Artikel 4.109 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dichte dam te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het verwijderen van de dichte dam een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Afdeling 4.7 Brug
Paragraaf 4.7.1 Brug aanleggen
Subparagraaf 4.7.1.1 Algemeen
Artikel 4.110 Toepassingsbereik
Artikel 4.111 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
er rekening mee wordt gehouden dat er altijd de mogelijkheid moet zijn om maaisel uit de watergang te kunnen ontvangen door de aangelande;
- c.
er rekening mee wordt gehouden dat de gegraven watergang kan worden onderhouden;
- d.
bij diepere ontgravingen (bijvoorbeeld zand- en kleiwinputten) het aspect kwel en wegzijging een grote rol kan spelen;
- e.
er rekening mee wordt gehouden dat de maatschappelijke functies van het watersysteem niet worden belemmerd;
- f.
er rekening wordt gehouden met de flora en fauna in de te dempen watergang;
- g.
in het geval van een versmalling van een watergang met dempingsmateriaal anders dan grond, moet er rekening gehouden worden met de mate van afbreekbaarheid van het gebruikte materiaal;
- h.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van het werk, niet worden aangetast;
- i.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- j.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de werkzaamheden zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- k.
een eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de werkzaamheden is ontstaan, direct worden hersteld;
- l.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- m.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de werkzaamheden het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- n.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- o.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd; en
- p.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling.
Artikel 4.112 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.7.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.113 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het aanleggen van een brug in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.116 zesde lid, 4.116 negende lid, 4.116 tiende lid en 4.117, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- i.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- j.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang;
- 1°.
- k.
de compensatie plaatsvindt in beheergebied west;
- l.
de nieuwe watergang minimaal 0,60 m diep wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- m.
de nieuwe watergang minimaal 2,30 m breed wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 2.
Bij het aanleggen van een brug in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.116 zesde lid, 4.116 negende lid, 4.116 tiende lid en 4.117, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- i.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- j.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang;
- 1°.
- k.
de compensatie plaatsvindt in beheergebied oost;
- l.
de compensatie niet plaatsvindt in de Utrechtse Heuvelrug;
- m.
de nieuwe watergang minimaal 0,50 m diep wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- n.
de nieuwe watergang minimaal 2 m breed wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 3.
Bij het aanleggen van een brug in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.116 zesde lid, 4.116 achtste lid, 4.116 negende lid en 4.118, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
het gaat om het verbreden van een primaire watergang of secundaire watergang niet zijnde een primaire droge sloot of secundaire droge sloot;
- i.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang;
- j.
de watergang gemeten op de waterlijn minimaal 0,50 m verbreed wordt; en
- k.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 4.
Bij het aanleggen van een brug in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.116 zesde lid, 4.116 achtste lid, 4.116 negende lid en 4.118, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
het gaat om het verbreden van een tertiaire watergang niet zijnde een droge sloot;
- i.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang;
- j.
de watergang gemeten op de waterlijn minimaal 0,50 m verbreed wordt; en
- k.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 5.
Bij het aanleggen van een brug in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.116 zesde lid, 4.116 zevende lid, 4.116 elfde lid en 4.117, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de natuurvriendelijke oever geen verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone A van een watergang; en
- i.
- 1°.
geen plasberm heeft; of
- 2°.
wel een plasberm heeft met een diepte van minimaal 0,30 m ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- 1°.
- a.
- 6.
Bij het aanleggen van een brug in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.116 zesde lid, 4.116 zevende lid en 4.117, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt; en
- c.
de watergang een droge sloot is.
- a.
- 7.
Bij het aanleggen van een brug in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.116 zesde lid en 4.117, als:
- 8.
Bij het aanleggen van een brug in een tertiaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.116 zesde lid, als er geen water gedempt wordt.
- 9.
Bij het aanleggen van een brug in een primaire watergang of een secundaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.116 zesde lid en 4.117.
Artikel 4.114 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanleggen van een brug in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.116 eerste lid en 4.117, als:
- a.
de brug niet gefundeerd is op palen; en
- b.
de brug niet binnen het dijklichaam wordt aangelegd.
- a.
- 2.
Bij het aanleggen van een brug in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, wordt voldaan aan artikel 4.116 tweede lid, als:
- a.
de brug niet gefundeerd is op palen; en
- b.
de brug niet binnen het dijklichaam wordt aangelegd.
- a.
- 3.
Bij het aanleggen van een brug in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.116 derde lid en 4.117, als:
- a.
de brug niet over de waterkering heen wordt aangelegd; en
- b.
de brug niet op de kruin of het talud van de waterkering wordt aangelegd.
- a.
- 4.
Bij het aanleggen van een brug in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.116 derde lid, als:
- a.
de brug niet over de waterkering heen wordt aangelegd; en
- b.
de brug niet op de kruin of het talud van de waterkering wordt aangelegd.
- a.
- 5.
Bij het aanleggen van een brug in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vijfde lid en 4.117, als:
- 6.
Bij het aanleggen van een brug in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vijfde lid en 4.118, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is;
- c.
de graafwerkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden;
- d.
de lengte van de graafwerkzaamheden, gemeten parallel aan de primaire waterkering, maximaal 20 m is; en
- e.
de ontgraving voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- a.
- 7.
Bij het aanleggen van een brug in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vijfde lid en 4.117, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 8.
Bij het aanleggen van een brug in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vijfde lid en 4.117, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m;
- d.
de ontgraving binnen 6 maanden ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; en
- e.
de ontgraving een lengte van maximaal 20 m, gemeten parallel aan de zomerkade, heeft.
- a.
- 9.
Bij het aanleggen van een brug in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vijfde lid en 4.117, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden; en
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade meer dan 10 m is.
- a.
- 10.
Bij het aanleggen van een brug wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vijfde lid en 4.117, als:
- a.
er door de aanleg van de brug water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een primaire waterkering; en
- d.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 11.
Bij het aanleggen van een brug wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vijfde lid en 4.117, als:
- a.
er door de aanleg van de brug water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een zomerkade; en
- d.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 12.
Bij het aanleggen van een brug wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vijfde lid en 4.117, als:
- a.
er door de aanleg van de brug water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een zomerkade;
- d.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- e.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade minimaal 10 m is.
- a.
Artikel 4.115 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanleggen van een brug in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.116 vierde lid en 4.118, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.7.1.3 Algemene regels
Artikel 4.116 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt buitendijks, binnen de zone waterstaatswerk, klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
wanneer de brug geen functie meer heeft, wordt deze geheel uit de waterkering verwijderd, overeenkomstig paragraaf 4.7.2 Brug verwijderen; en
- e.
bij onderhoudswerkzaamheden aan de waterkering wordt, in overleg met het waterschap, de brug tijdelijk verwijderd door en op kosten van de initiatiefnemer.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
wanneer de brug geen functie meer heeft, wordt deze geheel uit de waterkering verwijderd, overeenkomstig paragraaf 4.7.2 Brug verwijderen; en
- d.
bij onderhoudswerkzaamheden aan de waterkering wordt, in overleg met het waterschap, de brug tijdelijk verwijderd door en op kosten van de initiatiefnemer.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het aanbrengen van palen mogen geen holle ruimten rondom de palen ontstaan;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- c.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- e.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
wanneer de brug geen functie meer heeft, wordt deze geheel uit de waterkering verwijderd, overeenkomstig paragraaf 4.7.2 Brug verwijderen; en
- g.
bij onderhoudswerkzaamheden aan de waterkering wordt, in overleg met het waterschap, de brug tijdelijk verwijderd door en op kosten van de initiatiefnemer.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
- 5.
Het volgende voorschrift geldt: De initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- b.
binnen het natte talud onder de brug mogen geen constructiedelen aangebracht worden, met uitzondering van de toegestane palen of pijlers;
- c.
eventuele beschoeiingen in beheer en onderhoud bij het waterschap komen over een afstand van 5 m voor de brug tot 5 m na de brug in beheer en onderhoud bij de initiatiefnemer;
- d.
delen van een eventueel aanwezige vervangen brug, voor zover deze geen deel uitmaken van de nieuwe brug of in strijd zijn met de voorschriften, worden verwijderd;
- e.
bruggen onder snelwegen en provinciale wegen/N-wegen dienen ook geschikt te worden gemaakt voor het migreren van fauna;
- f.
wanneer de brug niet meer wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is aangelegd, dan dient initiatiefnemer deze in zijn geheel, inclusief eventuele landhoofden, te verwijderen en het profiel ingezaaid met een gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde zodanig te herstellen dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms;
- g.
de taluds worden ingezaaid met een gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond; en
- h.
bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
- a.
- 7.
Het volgende voorschrift geldt: De water aan- en de waterafvoer van achterliggende percelen of achterliggend gebied wordt niet belemmerd als gevolg van de demping.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het verbreden van een watergang mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
indien ter plaatse van het te verbreden oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- c.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- d.
de verbreding moet vooraf door de initiatiefnemer worden uitgezet. Voordat wordt begonnen met graven moet de uitgezette verbreding zijn goedgekeurd door het waterschap;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 9.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het verbreden van een watergang mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
als ter plaatse van het te verbreden oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- c.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- d.
de verbreding moet vooraf door de initiatiefnemer worden uitgezet. Voordat wordt begonnen met graven moet de uitgezette verbreding zijn goedgekeurd door het waterschap;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 10.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het graven van nieuw oppervlaktewater mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
als de nieuw te graven watergang aansluit op een primaire watergang en daarbij een doorgaande onderhoudsroute van het waterschap doorkruist, moet in de nieuw te graven watergang ter plaatse van deze onderhoudsroute een dam met duiker worden aangelegd met een bovenbreedte van minimaal 4 m;
- c.
als ter plaatse van het te graven oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- d.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 11.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd;
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap; en
- f.
de watercompensatie wordt uiterlijk 4 maanden na het aanleggen van de brug gerealiseerd, tenzij hierover met het waterschap aanvullende afspraken worden gemaakt.
- a.
Subparagraaf 4.7.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.119 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een primaire watergang of secundaire watergang, als de watergang versmald wordt.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een watergang met een groot afvoerdebiet, als de brug palen heeft die in het water staan.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een primaire watergang of secundaire watergang, als:
- a.
de brug palen heeft die in het water staan; en
- b.
er meer dan twee sets palen in de stromingsrichting van de watergang worden geplaatst.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een primaire watergang of secundaire watergang, als de vrije hoogte onder de brug minder is dan 0,30 m.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als de vrije hoogte onder de brug minder is dan 0,10 m.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- i.
de nieuwe watergang een primaire watergang of secundaire watergang wordt; en
- j.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang.
- 1°.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte of geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- h.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- i.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- j.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang; en
- 1°.
- k.
de compensatie plaatsvindt in:
- 1°.
beheergebied west waarbij:
- i.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder 0,60 m is; of
- ii.
de breedte van de watergang gemeten op de waterlijn bij laagste peil minder dan 2,30 m is; of
- i.
- 2°.
beheergebied oost waarbij:
- i.
de compensatie plaatsvindt in het gebied Utrechtse Heuvelrug;
- ii.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder dan 0,50 m is; of
- iii.
de breedte van de watergang gemeten op de waterlijn bij laagste peil minder dan 2 m is.
- i.
- 1°.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
het gaat om het verbreden van een primaire watergang of secundaire watergang niet zijnde een droge sloot; en
- i.
er:
- 1°.
gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang waarbij:
- 1°.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
het gaat om het verbreden van een tertiaire watergang niet zijnde een droge sloot; en
- i.
er:
- 1°.
gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang waarbij:
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
als er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt; en
- h.
de compensatie plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies; en
- g.
de nieuwe watergang een droge sloot wordt.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies; en
- g.
de natuurvriendelijke oever een verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 13.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- d.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- e.
de compensatie plaatsvindt in:
- f.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- g.
de natuurvriendelijke oever geen verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- h.
de compensatie plaatsvindt:
- 1°.
in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
niet in beschermingszone A van een watergang, waarbij de natuurvriendelijke oever:
- i.
een plasberm heeft; en
- ii.
de plasberm een diepte heeft van minder dan 0,30 m ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- i.
- 1°.
- a.
- 14.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
als er water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de watergang geen droge sloot is; en
- d.
de compensatie van het gedempte oppervlaktewater en eventueel geïsoleerd oppervlaktewater:
- 1°.
niet in hetzelfde peilgebied en niet in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied plaatsvindt;
- 2°.
in hetzelfde peilgebied plaatsvindt en kleiner is dan het verlies aan oppervlaktewater; of
- 3°.
in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied plaatsvindt en kleiner is dan het verlies aan oppervlaktewater.
- 1°.
- a.
- 15.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in onderhoudsvaarwater, als:
- 16.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in onderhoudsvaarwater, als:
- 17.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in onderhoudsvaarwater, als:
- a.
de doorvaarthoogte minimaal 0,80 m is; en
- b.
de doorvaartbreedte minder dan 2,50 m is.
- a.
- 18.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in onderhoudsvaarwater, als de doorvaarthoogte minder dan 0,80 m is.
- 19.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een primaire watergang of secundaire watergang, als de brug wordt aangelegd in beschermingszone K van een peilregelend kunstwerk.
- 20.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen, als:
- a.
de brug wordt aangelegd bij een watergang met beschermingszone A; en
- b.
de afstand tussen de brug en een ander kunstwerk in dezelfde watergang minder dan 7 m is.
- a.
Artikel 4.120 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
de brug gefundeerd is op palen; of
- b.
de brug binnen het dijklichaam wordt aangelegd.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de brug gefundeerd is op palen; of
- b.
de brug binnen het dijklichaam wordt aangelegd.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
de brug over de waterkering heen wordt aangelegd; of
- b.
de brug op de kruin of het talud van de waterkering wordt aangelegd.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
de brug over de waterkering heen wordt aangelegd; of
- b.
de brug op de kruin of het talud van de waterkering wordt aangelegd.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is; en
- c.
de ontgraving:
- 1°.
binnen de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de primaire waterkering, heeft; of
- 3°.
niet voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- 1°.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen, als:
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen, als:
- a.
er door de aanleg van de brug water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een primaire waterkering; en
- d.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is.
- a.
- 13.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen, als:
- a.
er door de aanleg van de brug water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een zomerkade;
- d.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- e.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade minder dan 10 m is.
- a.
- 14.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen, als:
- a.
er door de aanleg van de brug water gedempt wordt;
- b.
er meer dan 25 m2 gedempt wordt;
- c.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering;
- d.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- e.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de niet verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van de niet verheelde overige waterkering minder dan 10 m is.
- a.
- 15.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering, als:
- a.
de brug wordt gefundeerd op palen; en
- b.
de palen een diepte hebben die reikt:
- 1°.
tot in de eerste vaste zandlaag; of
- 2°.
onder de eerste vaste zandlaag.
- 1°.
- a.
Artikel 4.121 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het aanleggen van de brug een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn, als de impact op de vaarweg permanent is.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug aan te leggen in een vaarweg, als deze door de aanleg permanent:
Paragraaf 4.7.2 Brug verwijderen
Subparagraaf 4.7.2.1 Algemeen
Artikel 4.122 Toepassingsbereik
Artikel 4.123 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- c.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- g.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- h.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- i.
ook eventueel aanwezige landhoofden worden verwijderd en het profiel wordt daarbij zodanig hersteld dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms; en
- j.
De taluds worden ingezaaid met een gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond. Bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
Artikel 4.124 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.7.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.125 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het verwijderen van een brug binnen het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.127 eerste lid en 4.128, als:
- a.
de brug is gefundeerd op palen; en
- b.
de palen een diepte hebben die reikt tot:
- 1°.
in de eerste vaste zandlaag; of
- 2°.
onder de eerste vaste zandlaag.
- 1°.
- a.
- 2.
Bij het verwijderen van een brug in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.127 tweede lid en 4.128, als:
- a.
de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen brug geen fundering onder maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 3.
Bij het verwijderen van een brug in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.127 derde lid en 4.128, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden;
- b.
de te verwijderen brug een fundering onder maaiveld of op palen heeft; en
- c.
de werkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden.
- a.
- 4.
Bij het verwijderen van een brug in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.127 vierde lid en 4.128, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen brug geen fundering onder maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 5.
Bij het verwijderen van een brug in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.127 tweede lid, als:
- a.
de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen brug geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 6.
Bij het verwijderen van een brug in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.127 vijfde lid, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden;
- b.
de te verwijderen brug een fundering onder het maaiveld of op palen heeft; en
- c.
de werkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden.
- a.
- 7.
Bij het verwijderen van een brug in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.127 vierde lid, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen brug geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 8.
Bij het verwijderen van een brug in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.127 zesde lid en 4.128, als de brug geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- 9.
Bij het verwijderen van een brug in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.127 zesde lid, als de brug geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- 10.
Bij het verwijderen van een brug in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.127 achtste lid en 4.128, als:
- 11.
Bij het verwijderen van een brug in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.127 achtste lid en 4.129, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is;
- c.
de graafwerkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden;
- d.
de lengte van de graafwerkzaamheden, gemeten parallel aan de primaire waterkering, maximaal 20 m is; en
- e.
de ontgraving voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- a.
- 12.
Bij het verwijderen van een brug in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.127 achtste lid en 4.128, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 13.
Bij het verwijderen van een brug in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.127 achtste lid en 4.129, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m;
- d.
de ontgraving binnen 6 maanden ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; en
- e.
de ontgraving een lengte van maximaal 20 m, gemeten parallel aan de zomerkade, heeft.
- a.
- 14.
Bij het verwijderen van een brug in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.127 achtste lid en 4.128, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden; en
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade meer dan 10 m is.
- a.
Artikel 4.126 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het verwijderen van een brug in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.127 zevende lid en 4.129, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.7.2.3 Algemene regels
Artikel 4.127 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de brug wordt in zijn geheel verwijderd inclusief de bovengrondse fundering, met uitzondering van de funderingspalen;
- b.
de funderingspalen worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd; en
- c.
het maaiveld ter plaatse van de te verwijderen brug wordt zodanig afgewerkt dat het aansluit op het bestaande maaiveld aan weerszijden van de te verwijderen brug.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de brug wordt in zijn geheel verwijderd inclusief bovengrondse fundering;
- b.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen brug wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen brug;
- c.
direct na het verwijderen van de brug wordt de erosiebestendige bekleding binnen het dijklichaam hersteld, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
in geval van een grasmat wordt de grond ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel;
- e.
als het vanwege het seizoen niet mogelijk is de erosiebestendige grasmat te herstellen, worden tijdelijke maatregelen getroffen om de erosiebestendigheid van de waterkering te waarborgen; en
- f.
zodra het groeiseizoen is aangebroken wordt dan alsnog een erosiebestendige grasmat aangelegd.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de brug wordt in zijn geheel verwijderd inclusief de fundering, met uitzondering van de funderingspalen;
- b.
de funderingspalen worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd;
- c.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen brug wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen brug;
- d.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- e.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
- f.
bij grondtekorten wordt buitendijks, binnen de zone waterstaatswerk, klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de brug wordt in zijn geheel verwijderd inclusief bovengrondse fundering; en
- b.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen brug wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen brug.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de brug wordt in zijn geheel verwijderd inclusief de fundering, met uitzondering van de funderingspalen;
- b.
de funderingspalen worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd;
- c.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen brug wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen brug;
- d.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- e.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de brug wordt in zijn geheel verwijderd inclusief bovengrondse fundering;
- b.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen brug wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen brug;
- c.
direct na het verwijderen van de brug wordt de erosiebestendige bekleding hersteld, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
in geval van een grasmat wordt de grond ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel;
- e.
als het vanwege het seizoen niet mogelijk is de erosiebestendige grasmat te herstellen, worden tijdelijke maatregelen getroffen om de erosiebestendigheid van de waterkering te waarborgen; en
- f.
zodra het groeiseizoen is aangebroken wordt dan alsnog een erosiebestendige grasmat aangelegd.
- a.
- 7.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
- 8.
Het volgende voorschrift geldt: de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen.
Subparagraaf 4.7.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.130 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen brug een fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden;
- b.
de te verwijderen brug een fundering onder het maaiveld of op palen heeft; en
- c.
de werkzaamheden binnen de gesloten dijkperiode plaatsvinden.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen binnen de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen brug een fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen binnen de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden;
- b.
de te verwijderen brug een fundering onder het maaiveld of op palen heeft; en
- c.
de werkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als de brug een fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als de brug een fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is; en
- c.
de ontgraving:
- 1°.
binnen de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de primaire waterkering, heeft; of
- 3°.
niet voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- 1°.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
Artikel 4.131 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brug te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het verwijderen van de brug een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Paragraaf 4.7.3 Brugdek vervangen
Subparagraaf 4.7.3.1 Algemeen
Artikel 4.133 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- b.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- c.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- d.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- f.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- g.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- h.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- i.
watergangen die belangrijk zijn voor de water aan- en afvoer niet zonder meer mogen worden gestremd;
- j.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd;
- k.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling;
- l.
er rekening mee wordt gehouden dat er geen drijfvuil achter de brug blijft hangen; en
- m.
wordt voorkomen dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden.
Artikel 4.134 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.7.3.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.135 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het vervangen van een brugdek in onderhoudsvaarwater wordt voldaan aan artikel 4.138 eerste lid, als:
- a.
de vrije hoogte onder de brug wordt verkleind; en
- b.
er een vrije hoogte onder de brug overblijft van minimaal 0,80 m.
- a.
- 2.
Bij het vervangen van een brugdek in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.138 eerste lid, als:
- 3.
Bij het vervangen van een brugdek in een tertiaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.138 eerste lid, als:
Artikel 4.136 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het vervangen van een brugdek in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.138 tweede lid en 4.139, als er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van maximaal 1 m.
- 2.
Bij het vervangen van een brugdek in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.138 tweede lid en 4.140, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is;
- c.
de graafwerkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden;
- d.
de lengte van de graafwerkzaamheden, gemeten parallel aan de primaire waterkering, maximaal 20 m is; en
- e.
de ontgraving voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- a.
- 3.
Bij het vervangen van een brugdek in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.138 tweede lid en 4.139, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 4.
Bij het vervangen van een brugdek in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.138 tweede lid en 4.139, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van een zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m;
- d.
de ontgraving binnen 6 maanden ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; en
- e.
de ontgraving een lengte van maximaal 20 m, gemeten parallel aan de zomerkade, heeft.
- a.
- 5.
Bij het vervangen van een brugdek in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.138 tweede lid en 4.139, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden; en
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade meer dan 10 m is;
- a.
Artikel 4.137 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het vervangen van een brugdek in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.138 derde lid en 4.140, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.7.3.3 Algemene regels
Artikel 4.138 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- b.
binnen het natte talud onder de brug mogen geen constructiedelen aangebracht worden, met uitzondering van de toegestane palen of pijlers;
- c.
eventuele beschoeiingen in beheer en onderhoud bij het waterschap komen over een afstand van 5 m voor de brug tot 5 m na de brug in beheer en onderhoud bij de initiatiefnemer;
- d.
delen van een eventueel aanwezige vervangen brug, voor zover deze geen deel uitmaken van de nieuwe brug of in strijd zijn met de voorschriften, worden verwijderd;
- e.
bruggen onder snelwegen en provinciale wegen/N-wegen dienen ook geschikt te worden gemaakt voor het migreren van fauna; en
- f.
wanneer de brug niet meer wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is aangelegd, dan dient initiatiefnemer deze in zijn geheel, inclusief eventuele landhoofden, te verwijderen en het profiel zodanig te herstellen dat het vloeiend aansluit op het bestaande profiel boven- en benedenstrooms;
- g.
de taluds worden ingezaaid met een gras- of bermenmengsel op de daartoe geprepareerde ondergrond; en
- h.
bij zandgronden wordt eerst een laag teelaarde aangebracht.
- a.
- 2.
Het volgende voorschrift geldt: de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
alle onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.7.3.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.141 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in onderhoudsvaarwater, als:
- a.
de vrije hoogte onder de brug wordt verkleind; en
- b.
er een vrije hoogte onder de brug overblijft van minder dan 0,80 m.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een primaire watergang of secundaire watergang, als:
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een tertiaire watergang, als:
Artikel 4.142 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de zone waterstaatswerk van een verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van een verheelde overige waterkering, als:
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is; en
- c.
de graafwerkzaamheden:
- 1°.
binnen de gesloten dijkperiode plaatsvinden;
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de primaire waterkering, hebben; of
- 3°.
niet voor 1 oktober ongedaan zijn gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- 1°.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de graafwerkzaamheden:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de zomerkade, hebben.
- 1°.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van een waterkering 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het vervangen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van een waterkering 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
Artikel 4.143 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het vervangen van het brugdek een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn, als de impact op de vaarweg permanent is.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een brugdek te vervangen in een vaarweg, als deze door de vervanging permanent:
Afdeling 4.8 Steiger
Paragraaf 4.8.1 Steiger aanleggen
Subparagraaf 4.8.1.1 Algemeen
Artikel 4.145 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
het profiel van de watergang wordt hersteld;
- c.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van het werk, niet worden aangetast;
- d.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de werkzaamheden zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de werkzaamheden is ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- h.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de werkzaamheden het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- i.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- j.
wordt voorkomen dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden;
- k.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd; en
- l.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling.
Artikel 4.146 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.8.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.147 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het aanleggen van een steiger in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.150 eerste lid, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand tussen het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit en het laagste punt van de steiger boven het water kleiner is dan 30 cm;
- c.
het een kanosteiger in de openbare ruimte voor publiek gebruik betreft;
- d.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- e.
de steiger niet wordt aangelegd:
- 1°.
in beschermingszone A van de watergang; of
- 2°.
aan de zijde van beschermingszone A van de watergang;
- 1°.
- f.
de steiger een overstek heeft van maximaal 1 m;
- g.
de watergang waarbij de steiger wordt aangelegd een onderhoudsvaarwater is;
- h.
de watergang een breedte heeft van meer dan 3 m; en
- i.
de lengte van de overstek van de steiger kleiner is dan of gelijk is aan de breedte van de watergang verminderd met 3 m gedeeld door 2.
- a.
- 2.
Bij het aanleggen van een steiger in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.150 eerste lid, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand tussen het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit en het laagste punt van de steiger boven het water kleiner is dan 30 cm;
- c.
het een kanosteiger in de openbare ruimte voor publiek gebruik betreft;
- d.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- e.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang;
- f.
de steiger een overstek heeft van maximaal 1 m; en
- g.
de watergang waarbij de steiger wordt aangelegd geen onderhoudsvaarwater is.
- a.
- 3.
Bij het aanleggen van een steiger in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.150 eerste lid, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand van het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit tot aan het laagste punt van de steiger boven het water groter is dan of gelijk is aan 30 cm;
- c.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- d.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang;
- e.
de steiger een overstek heeft van maximaal 1 m;
- f.
het onderhoudsvaarwater betreft;
- g.
de watergang een breedte heeft van meer dan 3 m; en
- h.
de lengte van de overstek van de steiger kleiner is dan of gelijk is aan de breedte van de watergang verminderd met 3 m gedeeld door 2.
- a.
- 4.
Bij het aanleggen van een steiger in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.150 eerste lid, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand van het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit tot aan het laagste punt van de steiger boven het water groter is dan of gelijk is aan 30 cm;
- c.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- d.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang;
- e.
de steiger een overstek heeft van maximaal 1 m; en
- f.
het geen onderhoudsvaarwater betreft.
- a.
- 5.
Bij het aanleggen van een steiger in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.150 eerste lid, als:
- a.
er geen onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang; en
- c.
de steiger wordt aangelegd in:
- 1°.
beschermingszone B van een beschoeiing; of
- 2°.
- 1°.
- a.
Artikel 4.148 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanleggen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.150 derde lid en 4.151, als de steiger niet wordt aangelegd op de kruin of het talud van de waterkering.
- 2.
Bij het aanleggen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.150 derde lid, als de steiger niet wordt aangelegd op de kruin of het talud van de waterkering.
- 3.
Bij het aanleggen van een steiger in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.150 tweede lid en 4.151, als:
- 4.
Bij het aanleggen van een steiger in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.150 tweede lid en 4.152, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is;
- c.
de graafwerkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden;
- d.
de lengte van de graafwerkzaamheden, gemeten parallel aan de primaire waterkering, maximaal 20 m is; en
- e.
de ontgraving voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- a.
- 5.
Bij het aanleggen van een steiger in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.150 tweede lid en 4.151, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 6.
Bij het aanleggen van een steiger in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.150 tweede lid en 4.151, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m;
- d.
de ontgraving binnen 6 maanden ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; en
- e.
de ontgraving een lengte van maximaal 20 m, gemeten parallel aan de zomerkade, heeft.
- a.
- 7.
Bij het aanleggen van een steiger in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.150 tweede lid en 4.151, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden; en
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade meer dan 10 m is.
- a.
Artikel 4.149 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanleggen van een steiger in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.150 vierde lid en 4.152, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.8.1.3 Algemene regels
Artikel 4.150 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de steiger wordt niet bevestigd aan en rust niet op een aanwezige beschoeiing van het waterschap in beschermingszone B van een beschoeiing of aan een peilregelend kunstwerk in beschermingszone K van een peilregelend kunstwerk;
- b.
delen van een aanwezige te vervangen steiger, voor zover deze geen functie meer hebben en geen deel uitmaken van de nieuwe steiger of in strijd zijn met deze voorschriften, worden verwijderd;
- c.
de steiger moet in overleg met het waterschap op eigen kosten worden weggehaald als het waterschap de beschoeiing of het peilregelende kunstwerk of delen hiervan, moet vervangen en de steiger daarvoor in de weg ligt. De steiger mag daarna op eigen kosten worden teruggeplaatst; en
- d.
wanneer de steiger niet meer wordt gebruikt voor het doel waarvoor deze is aangelegd, dan dient initiatiefnemer deze in zijn geheel te verwijderen en het profiel te herstellen.
- a.
- 2.
Het volgende voorschrift geldt: de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen. Dit zou in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij extreem hoog water, kunnen betekenen dat de werkzaamheden tijdelijk moeten worden gestaakt.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het aanbrengen van palen mogen geen holle ruimten rondom de palen ontstaan. Dit is bijvoorbeeld te realiseren met de toepassing van grondverdringende palen;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- c.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- e.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
wanneer de steiger geen functie meer heeft, wordt deze geheel uit de waterkering verwijderd, overeenkomstig paragraaf 4.8.2 Steiger verwijderen; en
- g.
bij onderhoudswerkzaamheden aan de waterkering wordt, in overleg met het waterschap, de steiger tijdelijk verwijderd door en op kosten van de initiatiefnemer.
- a.
- 4.
Het volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.8.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.153 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand tussen het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit en het laagste punt van de steiger boven het water kleiner is dan 30 cm;
- c.
het een kanosteiger in de openbare ruimte voor publiek gebruik betreft; en
- d.
de steiger palen heeft die in het water staan.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand tussen het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit en het laagste punt van de steiger boven het water kleiner is dan 30 cm;
- c.
het een kanosteiger in de openbare ruimte voor publiek gebruik betreft;
- d.
de steiger geen palen heeft die in het water staan; en
- e.
de steiger wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand tussen het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit en het laagste punt van de steiger boven het water kleiner is dan 30 cm;
- c.
het een kanosteiger in de openbare ruimte voor publiek gebruik betreft;
- d.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- e.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang;
- f.
de steiger een overstek heeft van maximaal 1 m;
- g.
de watergang waarbij de steiger wordt aangelegd een onderhoudsvaarwater is; en
- h.
de watergang een breedte heeft van maximaal 3 m.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand tussen het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit en het laagste punt van de steiger boven het water kleiner is dan 30 cm;
- c.
het een kanosteiger in de openbare ruimte voor publiek gebruik betreft;
- d.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- e.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang;
- f.
de steiger een overstek heeft van maximaal 1 m;
- g.
de watergang waarbij de steiger wordt aangelegd een onderhoudsvaarwater is;
- h.
de watergang een breedte heeft van meer dan 3 m; en
- i.
de lengte van de overstek van de steiger groter is dan de breedte van de watergang verminderd met 3 m gedeeld door 2.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand tussen het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit en het laagste punt van de steiger boven het water kleiner is dan 30 cm;
- c.
het een kanosteiger in de openbare ruimte voor publiek gebruik betreft;
- d.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- e.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang; en
- f.
de steiger een overstek heeft van meer dan 1 m.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand tussen het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit en het laagste punt van de steiger boven het water kleiner is dan 30 cm; en
- c.
het niet een kanosteiger in de openbare ruimte voor publiek gebruik betreft.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand van het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit tot aan het laagste punt van de steiger boven het water groter is dan of gelijk is aan 30 cm; en
- c.
de steiger palen heeft die in het water staan.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand van het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit tot aan het laagste punt van de steiger boven het water groter dan of gelijk is aan 30 cm;
- c.
de steiger geen palen heeft die in het water staan; en
- d.
de steiger wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden.
- b.
de afstand van het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit tot aan het laagste punt van de steiger boven het water groter is dan of gelijk is aan 30 cm;
- c.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- d.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang;
- e.
de steiger een overstek heeft van maximaal 1 m;
- f.
het onderhoudsvaarwater betreft; en
- g.
de watergang een breedte heeft van maximaal 3 m.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand van het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit tot aan het laagste punt van de steiger boven het water groter is dan of gelijk is aan 30 cm;
- c.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- d.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang;
- e.
de steiger een overstek heeft van maximaal 1 m;
- f.
het onderhoudsvaarwater betreft;
- g.
de watergang een breedte heeft van meer dan 3 m; en
- h.
de lengte van de overstek van de steiger groter is dan de breedte van de watergang verminderd met 3 m gedeeld door 2.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden;
- b.
de afstand van het hoogst vastgestelde waterpeil in het peilbesluit tot aan het laagste punt van de steiger boven het water groter is dan of gelijk is aan 30 cm;
- c.
de steiger geen palen heeft die in het water staan;
- d.
de steiger niet wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang; en
- e.
de steiger een overstek heeft van meer dan 1 m.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een primaire watergang of in een secundaire watergang, als:
- a.
er geen onderdelen van de steiger zich boven het water bevinden; en
- b.
de steiger wordt aangelegd in of aan de zijde van beschermingszone A van de watergang.
- a.
Artikel 4.154 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering of in de zone waterstaatswerk van een zomerkade.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering, als:
- a.
de steiger is gefundeerd op palen; en
- b.
de palen een diepte hebben die reikt tot:
- 1°.
in de eerste vaste zandlaag; of
- 2°.
onder de eerste vaste zandlaag.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als de steiger wordt aangelegd op de kruin of het talud van de waterkering.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als de steiger wordt aangelegd op de kruin of het talud van de waterkering.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is; en
- c.
de ontgraving:
- 1°.
binnen de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de primaire waterkering, heeft; of
- 3°.
niet voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- 1°.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het aanleggen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
Artikel 4.155 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het aanleggen van de steiger een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger aan te leggen in een vaarweg, niet zijnde de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn, als deze door de aanleg permanent:
Paragraaf 4.8.2 Steiger verwijderen
Subparagraaf 4.8.2.1 Algemeen
Artikel 4.157 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
het profiel van de watergang wordt hersteld;
- c.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van het werk, niet worden aangetast;
- d.
de opslag van materiaal, materieel of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de werkzaamheden zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
eventuele beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de werkzaamheden is ontstaan, direct worden hersteld;
- g.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- h.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de werkzaamheden het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- i.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering; en
- j.
wordt voorkomen dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden.
Artikel 4.158 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.8.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.159 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het verwijderen van een steiger binnen het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.161 eerste lid en 4.162, als:
- a.
de steiger is gefundeerd op palen; en
- b.
de palen een diepte hebben die reikt tot:
- 1°.
in de eerste vaste zandlaag; of
- 2°.
onder de eerste vaste zandlaag.
- 1°.
- a.
- 2.
Bij het verwijderen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.161 derde lid en 4.162, als:
- a.
de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen steiger geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 3.
Bij het verwijderen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.161 tweede lid en 4.162, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden;
- b.
de te verwijderen steiger een fundering onder het maaiveld of op palen heeft; en
- c.
de werkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden.
- a.
- 4.
Bij het verwijderen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.161 zesde lid en 4.162, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen steiger geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 5.
Bij het verwijderen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.161 derde lid, als:
- a.
de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de steiger geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 6.
Bij het verwijderen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.161 vierde lid, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden;
- b.
de steiger een fundering onder het maaiveld of op palen heeft; en
- c.
de werkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden.
- a.
- 7.
Bij het verwijderen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.161 zesde lid, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen steiger geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 8.
Bij het verwijderen van een steiger in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan artikel 4.161 achtste lid, als de steiger geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- 9.
Bij het verwijderen van een steiger in de zone waterstaatwerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.161 achtste lid en 4.162, als de steiger geen fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- 10.
Bij het verwijderen van een steiger in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.161 zevende lid en 4.162, als:
- 11.
Bij het verwijderen van een steiger in de beschermingszone van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.161 zevende lid en 4.163, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is;
- c.
de graafwerkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden;
- d.
de lengte van de graafwerkzaamheden, gemeten parallel aan de primaire waterkering, maximaal 20 m is; en
- e.
de ontgraving voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- a.
- 12.
Bij het verwijderen van een steiger in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.161 zevende lid en 4.162, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 13.
Bij het verwijderen van een steiger in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.161 zevende lid en 4.162, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m;
- d.
de ontgraving binnen 6 maanden ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; en
- e.
de ontgraving een lengte van maximaal 20 m, gemeten parallel aan de zomerkade, heeft.
- a.
- 14.
Bij het verwijderen van een steiger in de beschermingszone van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.161 zevende lid en 4.162, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden; en
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade meer dan 10 m is.
- a.
Artikel 4.160 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het verwijderen van een steiger uit een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.161 vijfde lid en 4.163, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.8.2.3 Algemene regels
Artikel 4.161 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de steiger wordt in zijn geheel verwijderd inclusief de fundering, met uitzondering van de funderingspalen;
- b.
de funderingspalen worden tot 1 meter onder maaiveld verwijderd; en
- c.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen steiger wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen steiger.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de steiger wordt in zijn geheel verwijderd inclusief de fundering, met uitzondering van de funderingspalen;
- b.
de funderingspalen worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd;
- c.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen steiger wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen steiger;
- d.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
- e.
bij grondtekorten wordt buitendijks, binnen de zone waterstaatswerk, klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de steiger wordt in zijn geheel verwijderd inclusief bovengrondse fundering;
- b.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen steiger wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen steiger;
- c.
direct na het verwijderen van de steiger wordt de erosiebestendige bekleding binnen het dijklichaam hersteld, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
als het vanwege het seizoen niet mogelijk is de erosiebestendige grasmat te herstellen, worden tijdelijke maatregelen getroffen om de erosiebestendigheid van de waterkering te waarborgen; en
- e.
zodra het groeiseizoen is aangebroken wordt dan alsnog een erosiebestendige grasmat aangelegd.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de steiger wordt in zijn geheel verwijderd inclusief de fundering, met uitzondering van de funderingspalen;
- b.
de funderingspalen worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd;
- c.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen steiger wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen steiger;
- d.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt; en
- e.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de steiger wordt in zijn geheel verwijderd inclusief bovengrondse fundering; en
- b.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen steiger wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen steiger.
- a.
- 7.
Het volgende voorschrift geldt: De initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen. Dit zou in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld bij extreem hoog water) kunnen betekenen dat de werkzaamheden tijdelijk moeten worden gestaakt.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de steiger wordt in zijn geheel verwijderd inclusief bovengrondse fundering;
- b.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen steiger wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen steiger;
- c.
direct na het verwijderen van de steiger wordt de erosiebestendige bekleding hersteld, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
als het vanwege het seizoen niet mogelijk is de erosiebestendige grasmat te herstellen, worden tijdelijke maatregelen getroffen om de erosiebestendigheid van de waterkering te waarborgen; en
- e.
zodra het groeiseizoen is aangebroken wordt dan alsnog een erosiebestendige grasmat aangelegd.
- a.
Subparagraaf 4.8.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.164 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de te verwijderen steiger een fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden;
- b.
de te verwijderen steiger een fundering onder het maaiveld of op palen heeft; en
- c.
de werkzaamheden binnen de gesloten dijkperiode plaatsvinden.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden; en
- b.
de steiger een fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de werkzaamheden buiten het dijklichaam plaatsvinden;
- b.
de steiger een fundering onder het maaiveld of op palen heeft; en
- c.
de werkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als de steiger een fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als de steiger een fundering onder het maaiveld of op palen heeft.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m en maximaal 3 m is; en
- c.
de ontgraving:
- 1°.
binnen de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de primaire waterkering, heeft; of
- 3°.
niet voor 1 oktober ongedaan is gemaakt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie.
- 1°.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de beschermingszone van een primaire waterkering, als:
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de beschermingszone van een zomerkade, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering 10 m of minder is;
- c.
er graafwerkzaamheden worden uitgevoerd met een diepte van meer dan 1 m en maximaal 3 m; en
- d.
de ontgraving:
- 1°.
niet binnen zes maanden ongedaan gemaakt wordt door het terugbrengen van de uitkomende grond of het aanbrengen van een constructie; of
- 2°.
een lengte van meer dan 20 m, gemeten parallel aan de waterkering, heeft.
- 1°.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
er bij het verwijderen graafwerkzaamheden plaatsvinden;
- b.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de waterkering 10 m of minder is; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 3 m is.
- a.
Artikel 4.165 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een steiger te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het verwijderen van de steiger een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Afdeling 4.9 Beschoeiing of damwand
Paragraaf 4.9.1 Beschoeiing of damwand aanleggen
Subparagraaf 4.9.1.1 Algemeen
Artikel 4.166 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen van een beschoeiing of damwand.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan het:
- a.
verplaatsen van een beschoeiing of damwand;
- b.
verlengen van een beschoeiing of damwand;
- c.
dempen van water;
- d.
compenseren van de demping; en
- e.
uitvoeren van graafwerkzaamheden voor het aanleggen van de beschoeiing of damwand.
- a.
Artikel 4.167 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- b.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- c.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- d.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- f.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- g.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- h.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- i.
er rekening mee wordt gehouden dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden;
- j.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd;
- k.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling;
- l.
er rekening mee wordt gehouden dat de maatschappelijke functies van het watersysteem niet worden belemmerd;
- m.
er rekening wordt gehouden met de flora en fauna in de te dempen watergang. Dit houdt onder andere in dat vissen en andere levende organismen de gelegenheid krijgen of hierbij geholpen worden te ontsnappen, voordat de demping plaats vindt. In het geval van een demping waarbij de watergang wordt afgedamd en leeggepompt, moet de watergang eerst leeggevist worden, alvorens de demping plaats vindt;
- n.
in het geval van een versmalling van een watergang met dempingsmateriaal anders dan grond, moet er rekening gehouden worden met de mate van afbreekbaarheid van het gebruikte materiaal. Snel afbreekbaar materiaal is ongewenst, aangezien dit bij afbraak het oppervlaktewater kan verrijken met voedingsstoffen. Dit is negatief voor de waterkwaliteit; en
- o.
er wordt nagedacht over mogelijke fauna-uitstapplaatsen bij het realiseren van beschoeiingen.
Artikel 4.168 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.9.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.169 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 eerste lid en 4.173, als de watergang niet wordt versmald.
- 2.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in de tertiaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.171 tweede lid, als de watergang niet wordt versmald.
- 3.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in de kernzone van een watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 tweede lid en 4.172, als het aanleggen in een tertiaire droge sloot plaatsvindt.
- 4.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 tweede lid, 4.171 vierde lid, 4.171 zevende lid en 4.172, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- i.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang;
- 1°.
- j.
de compensatie plaatsvindt in beheergebied west;
- k.
de nieuwe watergang minimaal 0,60 m diep wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- l.
de nieuwe watergang minimaal 2,30 m breed wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 5.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 tweede lid, 4.171 vierde lid, 4.171 zevende lid en 4.172, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- i.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang;
- 1°.
- j.
de compensatie plaatsvindt in beheergebied oost;
- k.
de compensatie niet plaatsvindt in de Utrechtse Heuvelrug;
- l.
de nieuwe watergang minimaal 0,50 m diep wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- m.
de nieuwe watergang minimaal 2 m breed wordt ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 6.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 tweede lid, 4.171 vierde lid, 4.171 vijfde lid en 4.173, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- g.
het gaat om het verbreden van een primaire watergang of secundaire watergang niet zijnde een primaire droge sloot of secundaire droge sloot;
- h.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang;
- i.
de watergang gemeten op de waterlijn minimaal 0,50 m verbreed wordt; en
- j.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 7.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 tweede lid, 4.171 vierde lid, 4.171 vijfde lid en 4.173, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- g.
het gaat om het verbreden van een tertiaire watergang niet zijnde een droge sloot;
- h.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang;
- i.
de watergang gemeten op de waterlijn minimaal 0,50 m verbreed wordt; en
- j.
de diepte van de verbreding:
- a.
- 8.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 tweede lid, 4.171 vierde lid, 4.171 achtste lid en 4.172, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de natuurvriendelijke oever geen verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone A van een watergang; en
- h.
- 1°.
geen plasberm heeft; of
- 2°.
wel een plasberm heeft met een diepte van minimaal 0,30 m ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- 1°.
- a.
- 9.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 derde lid en 4.173, als:
- a.
het aanleggen niet in een tertiaire droge sloot plaatsvindt;
- b.
het aanleggen in klei op veen- of veengronden plaatsvindt;
- c.
de watergang wordt versmald; en
- d.
de beschoeiing of damwand wordt aangelegd:
- 1°.
in bebouwd of toekomstig bebouwd gebied;
- 2°.
waardoor een perceel dat ontstaat als gevolg van de demping en dit smaller is dan 60 m; of
- 3°.
waarbij de perceelbreedte ongewijzigd blijft.
- 1°.
- a.
- 10.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.171 derde lid en 4.173, als:
- a.
het aanleggen niet in een tertiaire droge sloot plaatsvindt; en
- b.
het aanleggen niet in klei op veen- of veengronden plaatsvindt.
- a.
Artikel 4.169a Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand wordt voldaan aan de artikelen 4.171 derde lid en 4.172, als:
- a.
er door de aanleg van de beschoeiing of de damwand water gedempt wordt;
- b.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een primaire waterkering; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 2.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand wordt voldaan aan de artikelen 4.171 derde lid en 4.172, als:
- a.
er door de aanleg van de beschoeiing of de damwand water gedempt wordt;
- b.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een zomerkade; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden maximaal 1 m is.
- a.
- 3.
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand wordt voldaan aan de artikelen 4.171 derde lid en 4.172, als:
- a.
er door de aanleg van de beschoeiing of de damwand water gedempt wordt;
- b.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een zomerkade;
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- d.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade minimaal 10 m is.
- a.
Artikel 4.170 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanleggen van een beschoeiing of damwand in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.171 zesde lid en 4.173, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.9.1.3 Algemene regels
Artikel 4.171 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
duikers en andere uitstroomvoorzieningen die op het te beschoeien gedeelte zijn aangesloten, worden tot buiten de beschoeiing verlengd met een buis die een inwendige diameter heeft die groter of gelijk is aan de bestaande buis;
- b.
voorkomen moet worden dat grond van achter de beschoeiing uitspoelt in de watergang;
- c.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden, de initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap;
- d.
de beschoeiing wordt zodanig op de bestaande oever(bescherming) aangesloten, dat uitspoeling of afkalving van de oever wordt voorkomen; en
- e.
de beschoeiing wordt voldoende diep in de bodem van de watergang aangelegd, zodat deze bij het uitvoeren van onderhouds- en baggerwerkzaamheden tot de vaste bodem, zijn grondkerende functie behoudt en niet bezwijkt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
duikers en andere uitstroomvoorzieningen die op het te beschoeien gedeelte zijn aangesloten, worden tot buiten de beschoeiing verlengd met een buis die een inwendige diameter heeft die groter of gelijk is aan de bestaande buis;
- b.
voorkomen moet worden dat grond van achter de beschoeiing uitspoelt in de watergang;
- c.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap; en
- d.
de beschoeiing wordt zodanig op de bestaande oever(bescherming) aangesloten, dat uitspoeling of afkalving van de oever wordt voorkomen.
- a.
- 3.
Het volgende voorschrift geldt: de initiatiefnemer treft op aanwijzing van het waterschap al die maatregelen die nodig zijn om het waterkerend vermogen te waarborgen. Dit zou in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld bij extreem hoog water, kunnen betekenen dat de werkzaamheden tijdelijk moeten worden gestaakt.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de watercompensatie wordt uiterlijk 4 maanden na de demping gerealiseerd, tenzij hierover met het waterschap aanvullende afspraken worden gemaakt. Het waterschap kan deze aanvullende afspraken vastleggen middels maatwerkvoorschriften;
- b.
bij het dempen van een watergang voorkomt initiatiefnemer dat baggerspecie uit de te dempen watergang in het resterende deel van de watergang terecht komt;
- c.
de water aan- en de waterafvoer van achterliggende percelen of achterliggend gebied wordt niet belemmerd als gevolg van de demping;
- d.
indien er als het gevolg van een demping een stuk geïsoleerd water overblijft, wordt ook het oppervlak van dat overgebleven gedeelte geïsoleerd water gecompenseerd volgens de daarvoor geldende regelgeving; en
- e.
indien een demping plaats vindt met materiaal anders dan grond moet de te dempen watergang eerst afgedamd en leeggepompt worden, alvorens het materiaal wordt aangebracht.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het verbreden van een watergang mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
indien ter plaatse van het te verbreden oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- c.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- d.
indien het gaat om het compenseren van een demping moet de verbreding vooraf door de initiatiefnemer worden uitgezet. Voordat wordt begonnen met graven moet de uitgezette verbreding zijn goedgekeurd door het waterschap;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
- 7.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
door het graven van nieuw oppervlaktewater mag geen directe verbinding tussen verschillende peilgebieden ontstaan;
- b.
indien de nieuw te graven watergang aansluit op een primaire watergang en daarbij een doorgaande onderhoudsroute van het waterschap doorkruist, moet in de nieuw te graven watergang ter plaatse van deze onderhoudsroute een dam met duiker worden aangelegd met een bovenbreedte van minimaal 4 m. De aan te leggen dam met duiker voldoet aan de regelgeving in paragraaf 4.5.1 Dam met duiker aanleggen;
- c.
indien ter plaatse van het te graven oppervlaktewater kabels en leidingen aanwezig zijn, dient de eindsituatie in overeenstemming te zijn met de voorwaarden conform de regelgeving in afdeling 4.11 Kabel of leiding;
- d.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden;
- e.
bij het graven en in stand houden van het oppervlaktewater mag geen opbarsten van de waterbodem plaatsvinden;
- f.
bij het graven van oppervlaktewater moeten er, zodra er een zandlaag wordt aangesneden, altijd maatregelen worden getroffen om kwel of wegzijging te voorkomen; en
- g.
het gegraven oppervlaktewater wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd.
- a.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd;
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap; en
- f.
de watercompensatie wordt uiterlijk 4 maanden na het aanleggen van de beschoeiing of damwand gerealiseerd, tenzij hierover met het waterschap aanvullende afspraken worden gemaakt. Het waterschap kan deze aanvullende afspraken vastleggen middels maatwerkvoorschriften.
- a.
Artikel 4.172 Informatieplicht
Voor het begin van de activiteit worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 4.2.
Artikel 4.173 Meldplicht
Het is verboden om een beschoeiing of damwand aan te leggen zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 4.2.
Subparagraaf 4.9.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.174 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een primaire watergang of secundaire watergang, als de watergang wordt versmald.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang met geborgde afmetingen aan te leggen, als:
- a.
het aanleggen niet in een tertiaire droge sloot plaatsvindt; en
- b.
de watergang wordt versmald.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang aan te leggen, als:
- a.
het aanleggen niet in een tertiaire droge sloot plaatsvindt;
- b.
het aanleggen in beheergebied west plaatsvindt;
- c.
de watergang wordt versmald; en
- d.
de breedte van de watergang op de waterlijn minder dan 2,3 m is na de demping.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang aan te leggen, als:
- a.
het aanleggen niet in een tertiaire droge sloot plaatsvindt;
- b.
het aanleggen in beheergebied oost plaatsvindt;
- c.
de watergang wordt versmald; en
- d.
de breedte van de watergang op de waterlijn minder dan 2 m is na de demping.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand in een tertiaire watergang aan te leggen, als:
- a.
het aanleggen niet in een droge sloot plaatsvindt;
- b.
de watergang wordt versmald; en
- c.
de compensatie:
- 1°.
niet in hetzelfde peilgebied en niet in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied plaatsvindt; of
- 2°.
in hetzelfde peilgebied of in een aangrenzend benedenstrooms peilgebied plaatsvindt maar minder is dan het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater.
- 1°.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt; en
- g.
de compensatie plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies; en
- f.
de nieuwe watergang een droge sloot wordt.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
de nieuwe watergang een primaire watergang of secundaire watergang wordt; en
- i.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang.
- 1°.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van een nieuwe watergang;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de nieuwe watergang geen droge sloot wordt;
- g.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- h.
de nieuwe watergang een tertiaire watergang wordt;
- i.
de nieuwe watergang:
- 1°.
wordt aangelegd; of
- 2°.
een verlenging is van een bestaande watergang; en
- 1°.
- j.
de compensatie plaatsvindt in:
- 1°.
beheergebied west waarbij:
- i.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder 0,60 m is; of
- ii.
de breedte van de watergang gemeten op de waterlijn bij laagste peil minder dan 2,30 m is; of
- i.
- 2°.
beheergebied oost waarbij:
- i.
de compensatie plaatsvindt in het gebied Utrechtse Heuvelrug;
- ii.
de diepte van de nieuwe watergang ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit minder dan 0,50 m is; of
- iii.
de breedte van de watergang gemeten op de waterlijn bij laagste peil minder dan 2 m is.
- i.
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- g.
het gaat om het verbreden van een primaire watergang of secundaire watergang niet zijnde een droge sloot; en
- h.
er:
- 1°.
gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang waarbij:
- 1°.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het graven van nieuw water;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de compensatie niet plaatsvindt in beschermingszone K van een kunstwerk;
- g.
het gaat om het verbreden van een tertiaire watergang niet zijnde een droge sloot; en
- h.
er:
- 1°.
gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
er niet gegraven wordt in beschermingszone A van een watergang waarbij:
- 1°.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies; en
- f.
de natuurvriendelijke oever een verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- a.
- 13.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
er water gedempt wordt;
- b.
de watergang geen tertiaire droge sloot is;
- c.
de demping gecompenseerd wordt door middel van het aanleggen van een natuurvriendelijke oever;
- d.
de compensatie plaatsvindt in:
- e.
de compensatie van het gedempte en eventueel geïsoleerde oppervlaktewater groter of gelijk is aan het verlies;
- f.
de natuurvriendelijke oever geen verflauwing is van het talud boven de waterlijn bij het hoogst vastgestelde peil in het peilbesluit; en
- g.
de compensatie plaatsvindt:
- 1°.
in beschermingszone A van een watergang; of
- 2°.
niet in beschermingszone A van een watergang, waarbij de natuurvriendelijke oever:
- i.
een plasberm heeft; en
- ii.
de plasberm een diepte heeft van minder dan 0,30 m ten opzichte van het laagst vastgestelde peil in het peilbesluit.
- i.
- 1°.
- a.
- 14.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een tertiaire watergang, als:
- a.
het aanleggen niet in een tertiaire droge sloot plaatsvindt;
- b.
het aanleggen in klei op veen- of veengronden plaatsvindt;
- c.
de watergang wordt versmald;
- d.
het niet gaat om bebouwd of toekomstig bebouwd gebied;
- e.
de perceelbreedte wijzigt; en
- f.
de perceelbreedte na de demping 60 m of meer is.
- a.
Artikel 4.175 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering, als:
- a.
de beschoeiing of damwand parallel aan de waterkering wordt aangelegd; en
- b.
de beschoeiing of damwand een diepte heeft die reikt tot:
- 1°.
in de eerste vaste zandlaag; of
- 2°.
onder de eerste vaste zandlaag.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering, als de beschoeiing of damwand niet parallel aan de waterkering wordt aangelegd.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen, als:
- a.
er door de aanleg van de beschoeiing of damwand water gedempt wordt; en
- b.
de demping gecompenseerd wordt in:
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen, als:
- a.
er door de aanleg van de beschoeiing of de damwand water gedempt wordt;
- b.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een primaire waterkering; en
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen, als:
- a.
er door de aanleg van de beschoeiing of de damwand water gedempt wordt;
- b.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een zomerkade;
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- d.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de zomerkade minder dan 10 m is.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen, als:
- a.
er door de aanleg van de beschoeiing of de damwand water gedempt wordt;
- b.
de demping gecompenseerd wordt in de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering of in beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering plaatsvindt;
- c.
de diepte van de graafwerkzaamheden meer dan 1 m is; en
- d.
de afstand tussen de graafwerkzaamheden en de zone waterstaatswerk van de niet verheelde regionale waterkering of de zone waterstaatswerk van de niet verheelde overige waterkering minder dan 10 m is.
- a.
Artikel 4.176 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het aanleggen van een beschoeiing of een damwand een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand aan te leggen in een vaarweg, niet zijnde de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn, als deze door de aanleg permanent:
Paragraaf 4.9.2 Beschoeiing of damwand verwijderen
Subparagraaf 4.9.2.1 Algemeen
Artikel 4.177 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het verwijderen van een beschoeiing of damwand.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan het:
- a.
verplaatsen van een beschoeiing of damwand;
- b.
inkorten van een beschoeiing of damwand; en
- c.
uitvoeren van graafwerkzaamheden voor het verwijderen van de beschoeiing of damwand.
- a.
Artikel 4.178 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- c.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- g.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- h.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.179 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.9.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.180 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het verwijderen van een beschoeiing of damwand in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.182 derde lid en 4.183, als:
- a.
de te verwijderen beschoeiing of damwand geen kwelscherm is; en
- b.
geen constructieve functie voor de waterkering heeft.
- a.
- 2.
Bij het verwijderen van een beschoeiing of damwand in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.182 vierde lid en 4.183, als:
- a.
de te verwijderen beschoeiing of damwand geen kwelscherm is; en
- b.
geen constructieve functie voor de waterkering heeft.
- a.
- 3.
Bij het verwijderen van een beschoeiing of damwand in de zone waterstaatwerk van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.182 vijfde lid en 4.183, als:
- a.
de te verwijderen beschoeiing of damwand geen kwelscherm is; en
- b.
geen constructieve functie voor de waterkering heeft.
- a.
- 4.
Bij het verwijderen van een beschoeiing of damwand in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.182 vierde lid en 4.183, als:
- a.
de te verwijderen beschoeiing of damwand geen kwelscherm is; en
- b.
geen constructieve functie voor de waterkering heeft.
- a.
- 5.
Bij het verwijderen van een beschoeiing of damwand in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.182 eerste lid en 4.183, als de beschoeiing of damwand een diepte heeft die reikt tot:
- a.
in de eerste vaste zandlaag; of
- b.
onder de eerste vaste zandlaag.
- a.
Artikel 4.181 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het verwijderen van een beschoeiing of een damwand in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.182 tweede lid en 4.184, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.9.2.3 Algemene regels
Artikel 4.182 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de beschoeiing of damwand wordt tot 1 m onder het maaiveld verwijderd, onderdelen van de damwand of beschoeiing die niet tot in de eerste vaste zandlaag zitten mogen geheel worden verwijderd; en
- b.
het maaiveld ter plaatse van de te verwijderen beschoeiing of damwand wordt zodanig afgewerkt dat het aansluit op het bestaande maaiveld aan weerszijden van de te verwijderen beschoeiing of damwand.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
(onderdelen van) beschoeiingen en damwanden die tot in de eerste vaste zandlaag zitten, worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd. Beschoeiingen en damwanden die niet tot in de eerste vaste zandlaag zitten moeten minimaal tot 1 m onder maaiveld worden verwijderd, maar mogen ook helemaal worden verwijderd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt buitendijks, binnen de zone waterstaatswerk, klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
- d.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen beschoeiing of damwand wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen beschoeiing of damwand.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
(onderdelen van) beschoeiingen en damwanden die tot in de eerste vaste zandlaag zitten, worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd. Beschoeiingen en damwanden die niet tot in de eerste vaste zandlaag zitten moeten minimaal tot 1 m onder maaiveld worden verwijderd, maar mogen ook helemaal worden verwijderd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen beschoeiing of damwand wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen beschoeiing of damwand; en
- e.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante m of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
(onderdelen van) beschoeiingen en damwanden die tot in de eerste vaste zandlaag zitten, worden tot 1 m onder maaiveld verwijderd. Beschoeiingen en damwanden die niet tot in de eerste vaste zandlaag zitten moeten minimaal tot 1 m onder maaiveld worden verwijderd, maar mogen ook helemaal worden verwijderd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
- c.
het profiel van de waterkering ter plaatse van de te verwijderen beschoeiing of damwand wordt zodanig afgewerkt dat het profiel aansluit op het bestaande profiel van de waterkering aan weerszijden van de te verwijderen beschoeiing of damwand.
- a.
Artikel 4.183 Informatieplicht
Voor het begin van de activiteit worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 4.2.
Artikel 4.184 Meldplicht
Het is verboden om beschoeiing of een damwand te verwijderen zonder dit tenminste twee weken voor het begin ervan te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 4.2.
Subparagraaf 4.9.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.185 Vergunningplicht watergang
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te verwijderen in een beschermingszone B van een beschoeiing.
Artikel 4.186 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te verwijderen in de zone waterstaatwerk van een primaire waterkering of de zone waterstaatwerk van een zomerkade, als de werkzaamheden binnen het dijklichaam plaatsvinden.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te verwijderen in de zone waterstaatwerk van een primaire waterkering, als de te verwijderen beschoeiing of damwand:
- a.
een kwelscherm is; of
- b.
een constructieve functie voor de waterkering heeft.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te verwijderen in de zone waterstaatwerk van een niet verheelde regionale waterkering, als de te verwijderen beschoeiing of damwand:
- a.
een kwelscherm is; of
- b.
een constructieve functie voor de waterkering heeft.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing te verwijderen in de zone waterstaatwerk van een zomerkade waterkering, als de te verwijderen beschoeiing of damwand:
- a.
een kwelscherm is; of
- b.
een constructieve functie voor de waterkering heeft.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te verwijderen in de zone waterstaatwerk van een niet verheelde overige waterkering, als de te verwijderen beschoeiing of damwand:
- a.
een kwelscherm is; of
- b.
een constructieve functie voor de waterkering heeft.
- a.
Artikel 4.187 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het verwijderen van de beschoeiing of de damwand een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Paragraaf 4.9.3 Beschoeiing of damwand vervangen
Subparagraaf 4.9.3.1 Algemeen
Artikel 4.188 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het vervangen van een beschoeiing of damwand.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan het uitvoeren van graafwerkzaamheden voor het vervangen van de beschoeiing of damwand.
Artikel 4.189 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- b.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- c.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- d.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- f.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- g.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- h.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- i.
wordt voorkomen dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden; en
- j.
er wordt nagedacht over mogelijke fauna-uitstapplaatsen bij het realiseren van beschoeiingen.
Artikel 4.190 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.9.3.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.191 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het vervangen van een beschoeiing of damwand in een primaire watergang of een secundaire watergang wordt voldaan aan de artikelen 4.194 eerste lid en 4.195, als de nieuwe beschoeiing of damwand op dezelfde locatie als de te vervangen beschoeiing of damwand wordt geplaatst.
- 2.
Bij het vervangen van een bechoeiing of damwand in een tertiaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.194 tweede lid, als de nieuwe beschoeiing of damwand op dezelfde locatie als de te vervangen beschoeiing of damwand wordt geplaatst.
Artikel 4.192 Aanwijzing algemene regels waterkering
Bij het vervangen van een beschoeiing of damwand in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan de artikelen 4.194 derde lid en 4.195, als:
- a.
er geen ophoging van het maaiveld plaatsvindt;
- b.
er geen nieuwe verankering wordt aangelegd;
- c.
de beschoeiing of damwand geen constructieve functie heeft voor de waterkering;
- d.
de beschoeiing of damwand geen kwelscherm is; en
- e.
de constructie niet waterdicht is.
Artikel 4.193 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het vervangen van een beschoeiing of damwand in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.194 vierde lid en 4.195, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.9.3.3 Algemene regels
Artikel 4.194 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
duikers en andere uitstroomvoorzieningen die op het te beschoeien gedeelte zijn aangesloten, worden tot buiten de beschoeiing of damwand verlengd met een buis die een inwendige diameter heeft die groter of gelijk is aan de bestaande buis;
- b.
voorkomen moet worden dat grond van achter de beschoeiing of damwand uitspoelt in de watergang;
- c.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap;
- d.
de beschoeiing of damwand wordt zodanig op de bestaande oever(bescherming) aangesloten, dat uitspoeling of afkalving van de oever wordt voorkomen; en
- e.
de beschoeiing of damwand wordt voldoende diep in de bodem van de watergang aangelegd, zodat deze bij het uitvoeren van onderhouds- en baggerwerkzaamheden tot de vaste bodem, zijn grondkerende functie behoudt en niet bezwijkt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
duikers en andere uitstroomvoorzieningen die op het te beschoeien gedeelte zijn aangesloten, worden tot buiten de beschoeiing of damwand verlengd met een buis die een inwendige diameter heeft die groter of gelijk is aan de bestaande buis;
- b.
voorkomen moet worden dat grond van achter de beschoeiing of damwand uitspoelt in de watergang;
- c.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden, (de initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap); en
- d.
de beschoeiing of damwand wordt zodanig op de bestaande oever(bescherming) aangesloten, dat uitspoeling of afkalving van de oever wordt voorkomen.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de nieuwe beschoeiingen of damwanden die in het talud van een waterkering worden geplaatst zijn gronddicht, hetgeen betekent dat er geen grond achter de beschoeiing of damwand kan uitspoelen;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt conform Bijlage IV grond aangevuld; en
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante m of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de profielenlegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap, de initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
Artikel 4.195 Meldplicht
Het is verboden om beschoeiing of een damwand te vervangen zonder dit tenminste twee weken voor het begin van de werkzaamheden te melden, bij de melding worden de gegevens en bescheiden verstrekt uit de artikelen 1.11 en 4.2.
Subparagraaf 4.9.3.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.196 Vergunningplicht watergang
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te vervangen in beschermingszone B van een beschoeiing.
Artikel 4.197 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te vervangen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als het maaiveld wordt opgehoogd.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te vervangen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als er een nieuwe verankering wordt aangelegd.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te vervangen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
als de beschoeiing of damwand een constructieve functie heeft voor de waterkering; of
- b.
de beschoeiing of damwand een kwelscherm is.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of damwand te vervangen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering of de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de constructie waterdicht is.
Artikel 4.198 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een beschoeiing of een damwand te vervangen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het vervangen van de beschoeiing of de damwand een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Afdeling 4.10 Uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening
Paragraaf 4.10.1 Uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aanleggen
Subparagraaf 4.10.1.1 Algemeen
Artikel 4.199 Toepassingsbereik
Artikel 4.200 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- b.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- c.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- d.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- f.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken;
- g.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- h.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- i.
er rekening mee wordt gehouden dat bij toepassing van bepaalde materialen in het oppervlaktewater er uitloging van schadelijke stoffen kan plaatsvinden;
- j.
wordt voorkomen dat als gevolg van onderhoudswerkzaamheden door derden de uitstroomvoorziening of onderhoudsmaterieel beschadigd raakt als gevolg van de activiteit;
- k.
het uitvoeren van de activiteit geen structurele of significante peilwijzigingen mag veroorzaken;
- l.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd; en
- m.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling.
Artikel 4.201 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.10.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.201a Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het aanleggen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in beschermingszone A van een watergang of primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.204 eerste lid, als:
- a.
het niet gaat om het aanleggen van een tijdelijke voorziening;
- b.
er een onderhoudspad binnen beschermingszone A van een watergang overblijft met een breedte van minimaal 3,75 m; en
- c.
de voorziening niet binnen het doorstroomprofiel wordt aangelegd.
- a.
- 2.
Bij het aanleggen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.204 eerste lid, als:
- a.
het niet gaat om het aanleggen van een tijdelijke voorziening; en
- b.
de voorziening niet binnen het doorstroomprofiel wordt aangelegd.
- a.
Artikel 4.202 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanleggen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.204 tweede lid en 4.205, als de voorziening wordt aangelegd buiten het dijklichaam.
- 2.
Bij het aanleggen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.204 vierde lid, als de voorziening wordt aangelegd buiten het dijklichaam.
- 3.
Bij het aanleggen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.204 derde lid en 4.205, als er geen onderdelen van de voorziening worden aangelegd op de kruin of het talud van de waterkering.
- 4.
Bij het aanleggen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.204 derde lid, als er geen onderdelen van de voorziening worden aangelegd op de kruin of het talud van de waterkering.
Artikel 4.203 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanleggen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.204 vijfde lid en 4.206, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.10.1.3 Algemene regels
Artikel 4.204 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de uitstroomvoorziening en/of het onttrekkingsvoorziening worden in goede staat onderhouden;
- b.
een plaatselijke verbreding van de watergang ten behoeve van de aan te leggen uitstroomvoorziening of onttrekkingspunt wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- c.
wanneer de uitstroomvoorziening of het onttrekkingspunt niet meer wordt gebruikt, dan dient initiatiefnemer deze in zijn geheel te verwijderen en het profiel van de watergang in oorspronkelijke toestand te herstellen.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt buitendijks, binnen de zone waterstaatswerk, klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
wanneer de uitstroomvoorziening of de onttrekkingsvoorziening geen functie meer heeft, wordt deze geheel uit de waterkering verwijderd, overeenkomstig paragraaf 4.10.2 Uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening verwijderen; en
- e.
bij onderhoudswerkzaamheden aan de waterkering wordt, in overleg met het waterschap, de uitstroomvoorziening of de onttrekkingsvoorziening tijdelijk verwijderd door en op kosten van de initiatiefnemer.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel, goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
wanneer de uitstroomvoorziening of de onttrekkingsvoorziening geen functie meer heeft, wordt deze geheel uit de waterkering verwijderd, overeenkomstig overeenkomstig paragraaf 4.10.2 Uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening verwijderen; en
- f.
bij onderhoudswerkzaamheden aan de waterkering wordt, in overleg met het waterschap, de uitstroomvoorziening of de onttrekkingsvoorziening tijdelijk verwijderd door en op kosten van de initiatiefnemer.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt;
- b.
direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
wanneer de uitstroomvoorziening of de onttrekkingsvoorziening geen functie meer heeft, wordt deze geheel uit de waterkering verwijderd, overeenkomstig paragraaf 4.10.2 Uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening verwijderen; en
- d.
bij onderhoudswerkzaamheden aan de waterkering wordt, in overleg met het waterschap, de uitstroomvoorziening of de onttrekkingsvoorziening tijdelijk verwijderd door en op kosten van de initiatiefnemer.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.10.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.207 Vergunningplicht watergang
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in een watergang, als de afstand tussen de voorziening en een vispassage in dezelfde watergang minder is dan 50 m.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in beschermingszone A van een watergang, als:
- a.
het niet gaat om het aanleggen van een tijdelijke voorziening; en
- b.
er een onderhoudspad binnen beschermingszone A van een watergang overblijft met een breedte van minder dan 3,75 m.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in beschermingszone A van een watergang of een primaire watergang of secundaire watergang, als:
- a.
het niet gaat om het aanleggen van een tijdelijke voorziening;
- b.
er een onderhoudspad binnen beschermingszone A van een watergang overblijft met een breedte van minimaal 3,75 m; en
- c.
de voorziening binnen het doorstroomprofiel wordt aangelegd.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in beschermingszone B van een beschoeiing, als het niet gaat om het aanleggen van een tijdelijke voorziening.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in beschermingszone K van een peilregelend kunstwerk, als het niet gaat om het aanleggen van een tijdelijke voorziening.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in een primaire watergang of secundaire watergang, als:
- a.
het niet gaat om het aanleggen van een tijdelijke voorziening; en
- b.
de voorziening binnen het doorstroomprofiel wordt aangelegd.
- a.
Artikel 4.208 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als de voorziening wordt aangelegd binnen het dijklichaam.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de voorziening wordt aangelegd binnen het dijklichaam.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als onderdelen van de voorziening worden aangelegd op de kruin of het talud van de waterkering.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als onderdelen van de voorziening worden aangelegd op de kruin of het talud van de waterkering.
Artikel 4.209 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of een onttrekkingsvoorziening aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of een onttrekkingsvoorziening aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of een onttrekkingsvoorziening aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of een onttrekkingsvoorziening aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of een onttrekkingsvoorziening aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of een onttrekkingsvoorziening in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met aanleggen van de uitstroomvoorziening of de onttrekkingsvoorziening een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening aan te leggen in een vaarweg, niet zijnde de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn, als deze door de aanleg permanent:
Paragraaf 4.10.2 Uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening verwijderen
Subparagraaf 4.10.2.1 Algemeen
Artikel 4.210 Toepassingsbereik
Artikel 4.211 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- c.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- g.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- h.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.212 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.10.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.213 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het verwijderen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.215 eerste lid en 4.216, als de werkzaamheden plaatsvinden buiten het dijklichaam van de waterkering.
- 2.
Bij het verwijderen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingspunt in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.215 derde lid, als de werkzaamheden plaatsvinden buiten het dijklichaam van de waterkering.
- 3.
Bij het verwijderen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.215 tweede lid en 4.216, als er geen onderdelen van de uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening worden verwijderd in de kruin of taluds van de waterkering.
- 4.
Bij het verwijderen van een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.215 tweede lid, als er geen onderdelen van de uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening worden verwijderd in de kruin of taluds van de waterkering.
Artikel 4.214 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het verwijderen van een uitstroomvoorziening of een onttrekkingsvoorziening uit een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.215 vierde lid en 4.217, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.10.2.3 Algemene regels
Artikel 4.215 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
- b.
bij grondtekorten wordt buitendijks, binnen de zone waterstaatswerk, klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- b.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
- c.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante m of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 3.
Het volgende voorschrift geldt: alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.10.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.218 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als de werkzaamheden plaatsvinden binnen het dijklichaam van de waterkering.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de werkzaamheden plaatsvinden binnen het dijklichaam van de waterkering.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als er onderdelen van de uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening worden verwijderd in de kruin of taluds van de waterkering.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als er onderdelen van de uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening worden verwijderd in de kruin of taluds van de waterkering.
Artikel 4.219 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een uitstroomvoorziening of onttrekkingsvoorziening te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het verwijderen van de uitstroomvoorziening of de onttrekkingsvoorziening een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Afdeling 4.11 Kabel of leiding
Paragraaf 4.11.1 Kabel of leiding aanleggen
Subparagraaf 4.11.1.1 Algemeen
Artikel 4.220 Toepassingsbereik
- 1.
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen van een kabel of leiding.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan het:
- a.
vervangen of verplaatsen van een kabel of leiding;
- b.
verlengen van een kabel of leiding;
- c.
uitvoeren van graafwerkzaamheden voor het aanleggen van de kabel of leiding; en
- d.
het tijdelijk afdammen van een watergang voor het aanleggen van de kabel of leiding.
- a.
Artikel 4.221 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd;
- c.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling;
- d.
een initiatiefnemer er rekening mee moet houden dat oevers van watergangen kunnen afkalven;
- e.
voorkomen moet worden dat kabels en leidingen hierdoor in de watergang terecht komen;
- f.
kabels en leidingen zodanig worden aangelegd dat het (toekomstig) onderhoud door derden (waaronder het waterschap) mogelijk blijft zonder dat de kabels en leidingen moeten worden verlegd, het waterschap adviseert daarom om kabels en leidingen zoveel mogelijk buiten de beschermingszone B van een beschoeiing en de beschermingszone K van een kunstwerk te leggen;
- g.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- h.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- i.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- j.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- k.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering;
- l.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- m.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.222 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.11.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.223 Aanwijzing algemene regels watergang
- 1.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in een tertiaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.226 vijftiende lid, als de watergang tijdelijk wordt afgedamd.
- 2.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in een primaire watergang of secundaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.226 tweede lid.
- 3.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de beschermingszone A van een watergang wordt voldaan aan artikel 4.226 tweede lid.
Artikel 4.224 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 derde lid en 4.227, als:
- a.
de werkzaamheden buiten de gesloten dijkperiode plaatsvinden; en
- b.
het gaat om een lasgat of het inblazen van kabels in een bestaande mantelbuis.
- a.
- 2.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 twintigste lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel;
- c.
er een mantelbuis wordt toegepast met een diameter van maximaal 110 mm;
- d.
er geen waterkerende constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd in een open ontgraving.
- a.
- 3.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 eenentwintigste lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel;
- c.
er een mantelbuis wordt toegepast met een diameter van maximaal 110 mm;
- d.
er geen waterkerende constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 4.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 tweeëntwintigste lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel;
- c.
er geen mantelbuis wordt toegepast;
- d.
er geen waterkerende constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd in een open ontgraving.
- a.
- 5.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 drieëntwintigste lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel;
- c.
er geen mantelbuis wordt toegepast;
- d.
er geen waterkerende constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 6.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 vierentwintigste lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een leiding of mantelbuis;
- c.
de huisaansluiting een diameter heeft van maximaal 110 mm;
- d.
er geen waterkering constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd in een open ontgraving.
- a.
- 7.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 vijfentwintigste lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een leiding of mantelbuis;
- c.
de huisaansluiting een diameter heeft van maximaal 110 mm;
- d.
er geen waterkering constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 8.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 zesentwintigste lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- c.
er een nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast wordt aangelegd in een open ontgraving.
- a.
- 9.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 zevenentwintigste lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- c.
er een nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast wordt aangelegd met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 10.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 achttiende lid en 4.227, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- c.
er geen nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt; en
- d.
de HAS-kast of verdeelkast niet aangelegd wordt op een waterkerende constructie.
- a.
- 11.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 zesde lid, als het gaat om een lasgat of het inblazen van kabels in een bestaande mantelbuis.
- 12.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 zevende lid en 4.227, als de kabel of leiding wordt aangelegd met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt.
- 13.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 achtste lid en 4.227, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is;
- d.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de leiding of mantelbuis aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 14.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 negende lid en 4.227, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is;
- d.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de leiding of mantelbuis aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 15.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 achtentwintigste lid en 4.227, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel zonder mantelbuis;
- b.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- c.
de kabel zonder mantelbuis aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 16.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 zeventiende lid en 4.227, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel zonder mantelbuis;
- b.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- c.
de kabel zonder mantelbuis aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 17.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 vierde lid en 4.227, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- c.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 18.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 vijfde lid en 4.227, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- c.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 19.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.226 negentiende lid en 4.227, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt; en
- c.
er geen nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast wordt aangelegd.
- a.
- 20.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 zesde lid, als het gaat om een lasgat of het inblazen van kabels in een bestaande mantelbuis.
- 21.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 negenentwintigste lid, als de kabel of leiding wordt aangelegd met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt.
- 22.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 achtste lid, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is;
- d.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de leiding of mantelbuis aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 23.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 negende lid, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is;
- d.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de leiding of mantelbuis aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 24.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 zestiende lid, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel zonder mantelbuis;
- b.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- c.
de kabel zonder mantelbuis aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 25.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 viertiende lid, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel zonder mantelbuis;
- b.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- c.
de kabel zonder mantelbuis aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 26.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 tiende lid, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- c.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 27.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 elfde lid, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- c.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 28.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aan artikel 4.226 negentiende lid, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt; en
- c.
er geen nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast wordt aangelegd.
- a.
- 29.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.226 derde lid, als:
- a.
het gaat om:
- b.
de werkzaamheden plaatsvinden buiten de gesloten dijkperiode.
- a.
- 30.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.226 twaalfde lid, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- d.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is;
- e.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- f.
de leiding of mantelbuis aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 31.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.226 dertiende lid, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- d.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is;
- e.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- f.
de leiding of mantelbuis aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 32.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.226 tweeëntwintigste lid, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een kabel zonder mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- d.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de kabel zonder mantelbuis aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 33.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.226 drieëntwintigste lid, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een kabel zonder mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- d.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de kabel zonder mantelbuis aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 34.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.226 zesentwintigste lid, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- c.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- d.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- f.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt in een open ontgraving.
- a.
- 35.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.226 zevenentwintigste lid, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- c.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- d.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- f.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt met een boogboring met bentoniet.
- a.
- 36.
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.226 achttiende lid, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- c.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt; en
- d.
er geen nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast wordt aangelegd.
- a.
Artikel 4.225 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanleggen van een kabel of leiding in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.226 eerste lid en 4.228, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.11.1.3 Algemene regels
Artikel 4.226 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden, zodanig dat verlanden wordt tegengegaan, door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd. Het onderhouden tegen verlanden houdt onder andere in: maaien, het verwijderen van houtgewassen en periodiek op de oorspronkelijke diepte terugbrengen van de natuurvriendelijke oever; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de bovenkant (van enig constructiedeel) van kabels en leidingen ligt minimaal 1 m onder de in de legger aangegeven waterdiepte plus onderhoudsdiepte van de watergang, voor vaarwegen geldt dat kabels en leidingen minimaal 2 m onder de in de profielenlegger aangegeven waterdiepte plus onderhoudsdiepte moeten liggen;
- b.
als het werkelijke bodemniveau van de watergang lager ligt dan hierboven aangegeven, dan geldt dat de kabels en leidingen minimaal 1 m respectievelijk 2 m onder het werkelijke bodemniveau aangelegd moeten worden;
- c.
daar waar kabels en leidingen een watergang kruisen moet de gronddekking op de kabels en leidingen ter plaatste van de taluds loodrecht gemeten op de taluds minimaal 1 m bedragen;
- d.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud zal plaatsvinden; en
- e.
wanneer kabels en leidingen niet meer worden gebruikt, dan dient initiatiefnemer deze in zijn geheel te verwijderen en het profiel te herstellen.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- b.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
na het aanbrengen van de kabel(s) door de mantelbuis, wordt de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering; en
- e.
kabels en lege mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd als ze niet meer gebruikt gaan worden, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
de initiatiefnemer zorgt ervoor, door gebruik te maken van het juiste materiaal en door het toepassen van de meest geschikte methode, dat de kans op een leidingbreuk zo gering mogelijk is;
- f.
in geval van een leidingbreuk of een ernstige lekkage wordt direct het waterschap gewaarschuwd en worden direct zodanige maatregelen getroffen dat verdergaande schade wordt voorkomen en dat schade aan het waterstaatswerk wordt hersteld;
- g.
aansluitingen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- h.
indien er een mantelbuis wordt toegepast, wordt na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- i.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- j.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- k.
kabels, leidingen of mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- l.
de HAS-kast of verdeelkast wordt zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.14.2 Bouwwerk geen gebouw zijnde verwijderen, als deze niet meer gebruikt wordt;
- m.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- n.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie, voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 5.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond, er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
indien er een mantelbuis wordt toegepast, wordt na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- f.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- g.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- h.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- i.
kabels, leidingen of mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- j.
de HAS-kast of verdeelkast wordt zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.14.2 Bouwwerk geen gebouw zijnde verwijderen, als deze niet meer gebruikt wordt;
- k.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- l.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie, voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 6.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- b.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
na het aanbrengen van de kabel(s) door de mantelbuis, wordt de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering; en
- e.
kabels en lege mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd als ze niet meer gebruikt gaan worden, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen.
- a.
- 7.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
de initiatiefnemer zorgt ervoor, door gebruik te maken van het juiste materiaal en door het toepassen van de meest geschikte methode, dat de kans op een leidingbreuk zo gering mogelijk is;
- c.
in geval van een leidingbreuk of een ernstige lekkage wordt direct het waterschap gewaarschuwd en worden direct zodanige maatregelen getroffen dat verdergaande schade wordt voorkomen en dat schade aan het waterstaatswerk zo spoedig mogelijk wordt hersteld;
- d.
indien er een mantelbuis wordt toegepast wordt, na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- f.
het spoelwater van de boring wordt beheerst c.q. gedoseerd afgevoerd, op zo'n manier dat de ondergrond ter plaatse van het waterstaatswerk niet met vocht wordt verzadigd of uitspoelt;
- g.
als de boring, om welke reden dan ook, niet het gewenste resultaat oplevert, wordt het in onbruik geraakte boorgat geheel gevuld met "dämmer", eventueel al aangebrachte (delen van) leidingen worden niet eerst verwijderd;
- h.
kabels en leidingen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- i.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- j.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie, voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 8.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
de initiatiefnemer zorgt ervoor, door gebruik te maken van het juiste materiaal en door het toepassen van de meest geschikte methode, dat de kans op een leidingbreuk zo gering mogelijk is;
- f.
in geval van een leidingbreuk of een ernstige lekkage wordt direct het waterschap gewaarschuwd en worden direct zodanige maatregelen getroffen dat verdergaande schade wordt voorkomen en dat schade aan het waterstaatswerk wordt hersteld;
- g.
aansluitingen op bouwwerken of andere leidingen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- h.
na het aanbrengen van de kabel(s) door de mantelbuis, wordt de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- i.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- j.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- k.
kabels, leidingen en mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden; en
- l.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren.
- a.
- 9.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond, er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
na het aanbrengen van de kabel(s) door de mantelbuis, wordt de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- f.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- g.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- h.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- i.
kabels, leidingen en mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden; en
- j.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren.
- a.
- 10.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
de initiatiefnemer zorgt ervoor, door gebruik te maken van het juiste materiaal en door het toepassen van de meest geschikte methode, dat de kans op een leidingbreuk zo gering mogelijk is;
- f.
in geval van een leidingbreuk of een ernstige lekkage wordt direct het waterschap gewaarschuwd en worden direct zodanige maatregelen getroffen dat verdergaande schade wordt voorkomen en dat schade aan het waterstaatswerk wordt hersteld;
- g.
aansluitingen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- h.
indien er een mantelbuis wordt toegepast, wordt na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- i.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- j.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- k.
kabels, leidingen of mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- l.
de HAS-kast of verdeelkast wordt zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.14.2 Bouwwerk geen gebouw zijnde verwijderen, als deze niet meer gebruikt wordt; en
- m.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren.
- a.
- 11.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond, er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
indien er een mantelbuis wordt toegepast, wordt na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- f.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- g.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- h.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- i.
kabels, leidingen of mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- j.
de HAS-kast of verdeelkast wordt zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.14.2 Bouwwerk geen gebouw zijnde verwijderen, als deze niet meer gebruikt wordt; en
- k.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren.
- a.
- 12.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
de initiatiefnemer zorgt ervoor, door gebruik te maken van het juiste materiaal en door het toepassen van de meest geschikte methode, dat de kans op een leidingbreuk zo gering mogelijk is;
- f.
in geval van een leidingbreuk of een ernstige lekkage wordt direct het waterschap gewaarschuwd en worden direct zodanige maatregelen getroffen dat verdergaande schade wordt voorkomen en dat schade aan het waterstaatswerk wordt hersteld;
- g.
aansluitingen op bouwwerken of bestaande kabels, leidingen of mantelbuizen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- h.
na het aanbrengen van de kabel(s) door de mantelbuis, wordt de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- i.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- j.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- k.
kabels, leidingen of mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- l.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- m.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie, voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan de algemene regel.
- a.
- 13.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond, er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
na het aanbrengen van de kabel(s) door de mantelbuis, wordt de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- f.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- g.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- h.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- i.
kabels, leidingen of mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden; en
- j.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren.
- a.
- 14.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond. Er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- e.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering; en
- f.
kabels worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden.
- a.
- 15.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de tijdelijke afdamming wordt niet langer ingesteld dan strikt noodzakelijk voor de uit te voeren werkzaamheden;
- b.
de aan- en afvoer van water naar achterliggende percelen wordt niet gestremd. Zo nodig worden aanvullende maatregelen getroffen om de water aan- en afvoer te waarborgen. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een duiker van voldoende afmetingen of met behulp van een pomp met voldoende debiet; en
- c.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de afdamming ongedaan gemaakt.
- a.
- 16.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
aansluitingen op bouwwerken of bestaande kabels of mantelbuizen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen; en
- f.
kabels worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden.
- a.
- 17.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond, er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- e.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
kabels worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden; en
- g.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie, voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 18.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
aansluitingen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen; en
- f.
de HAS-kast of verdeelkast wordt zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.14.2 Bouwwerk geen gebouw zijnde verwijderen, als deze niet meer gebruikt wordt.
- a.
- 19.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
aansluitingen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen; en
- f.
de HAS-kast of verdeelkast wordt zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.14.2 Bouwwerk geen gebouw zijnde verwijderen, als deze niet meer gebruikt wordt.
- a.
- 20.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
aansluitingen op bouwwerken of bestaande kabels of mantelbuizen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- f.
na het aanbrengen van de kabel(s) door de mantelbuis, wordt de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- g.
waar de mantelbuis de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- h.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de mantelbuis kan stromen;
- i.
kabels en mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- j.
als mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de mantelbuizen die achterblijven in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- k.
binnen twee maanden na realisatie van de werken een revisietekening wordt aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 21.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond. Er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
na het aanbrengen van de kabel(s) door de mantelbuis, wordt de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
waar de mantelbuis de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de mantelbuis kan stromen;
- f.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- g.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- h.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- i.
kabels en mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- j.
als mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de mantelbuizen die achterblijven in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- k.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 22.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
aansluitingen op bouwwerken of bestaande kabels of mantelbuizen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- f.
kabels worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden; en
- g.
binnen twee maanden na realisatie van de werken een revisietekening wordt aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 23.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond. Er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- e.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- f.
kabels worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden; en
- g.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 24.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
de initiatiefnemer zorgt ervoor, door gebruik te maken van het juiste materiaal en door het toepassen van de meest geschikte methode, dat de kans op een leidingbreuk zo gering mogelijk is;
- f.
in geval van een leidingbreuk of een ernstige lekkage wordt direct het waterschap gewaarschuwd en worden direct zodanige maatregelen getroffen dat verdergaande schade wordt voorkomen en dat schade aan het waterstaatswerk wordt hersteld;
- g.
aansluitingen op bouwwerken of andere leidingen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- h.
indien er een mantelbuis wordt toegepast, wordt na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- i.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- j.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- k.
leidingen en mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- l.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- m.
binnen twee maanden na realisatie van de werken een revisietekening wordt aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 25.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond. Er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
indien er een mantelbuis wordt toegepast, wordt na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- f.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- g.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- h.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- i.
leidingen en mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- j.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- k.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 26.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
de initiatiefnemer zorgt ervoor, door gebruik te maken van het juiste materiaal en door het toepassen van de meest geschikte methode, dat de kans op een leidingbreuk zo gering mogelijk is;
- f.
in geval van een leidingbreuk of een ernstige lekkage wordt direct het waterschap gewaarschuwd en worden direct zodanige maatregelen getroffen dat verdergaande schade wordt voorkomen en dat schade aan het waterstaatswerk wordt hersteld;
- g.
aansluitingen op bouwwerken of andere leidingen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- h.
indien er een mantelbuis wordt toegepast, wordt na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- i.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- j.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- k.
kabels, leidingen of mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- l.
de HAS-kast of verdeelkast wordt zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.14.2 Bouwwerk geen gebouw zijnde verwijderen, als deze niet meer gebruikt wordt;
- m.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- n.
binnen twee maanden na realisatie van de werken een revisietekening wordt aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 27.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd, met uitzondering van de eisen uit NEN 3651 om:
- b.
de boorstang wordt de grond ingedrukt, waarbij een snijkop zorgt voor het weggraven van de grond. Er wordt geen water gebruikt om de grond voor de boorstang onder (hoge) druk weg te spuiten;
- c.
indien er een mantelbuis wordt toegepast, wordt na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- d.
waar de buisleiding de waterkering kruist bestaat deze uit één stuk;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- f.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- g.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- h.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- i.
kabels, leidingen of mantelbuizen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden;
- j.
de HAS-kast of verdeelkast wordt zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.14.2 Bouwwerk geen gebouw zijnde verwijderen, als deze niet meer gebruikt wordt;
- k.
als leidingen of mantelbuizen, die niet meer gebruikt worden, niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten. De exploitant behoudt de plicht de leiding of de mantelbuis die achterblijft in de waterkering op te ruimen. Indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren; en
- l.
binnen twee maanden na realisatie van de werken wordt een revisietekening aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 28.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt, direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante meter of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- e.
aansluitingen op bouwwerken of bestaande kabels of mantelbuizen zijn flexibel, teneinde eventuele zettingen van de waterkering te kunnen opvangen;
- f.
kabels worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden; en
- g.
binnen twee maanden na realisatie van de werken een revisietekening wordt aangeleverd indien de gerealiseerde situatie afwijkt van de beoordeelde situatie. Voor deze gewijzigde situatie geldt dat deze voldoet aan deze algemene regel.
- a.
- 29.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
de initiatiefnemer zorgt ervoor, door gebruik te maken van het juiste materiaal en door het toepassen van de meest geschikte methode, dat de kans op een leidingbreuk zo gering mogelijk is;
- c.
in geval van een leidingbreuk of een ernstige lekkage wordt direct het waterschap gewaarschuwd en worden direct zodanige maatregelen getroffen dat verdergaande schade wordt voorkomen en dat schade aan het waterstaatswerk zo spoedig mogelijk wordt hersteld;
- d.
indien er een mantelbuis wordt toegepast wordt, na het aanbrengen van de leiding(en)/kabel(s) door de mantelbuis, de mantelbuis aan beide zijden waterdicht afgesloten met een daarvoor geschikte afdichtingpasta of waterstop;
- e.
de gehele constructie wordt op een zodanige wijze uitgevoerd dat er geen water langs de leiding of een eventueel aangebrachte mantelbuis kan stromen;
- f.
het spoelwater van de boring wordt beheerst c.q. gedoseerd afgevoerd, op zo'n manier dat de ondergrond ter plaatse van het waterstaatswerk niet met vocht wordt verzadigd of uitspoelt;
- g.
als de boring, om welke reden dan ook, niet het gewenste resultaat oplevert, wordt het in onbruik geraakte boorgat geheel gevuld met "dämmer", eventueel al aangebrachte (delen van) leidingen worden niet eerst verwijderd;
- h.
kabels en leidingen worden zo mogelijk verwijderd, overeenkomstig de regelgeving in paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen, als ze niet meer gebruikt worden; en
- i.
als leidingen die niet meer gebruikt worden niet verwijderd kunnen worden, worden ze volledig gevuld met een daartoe geschikt materiaal, zodat lekkage van water wordt uitgesloten, de exploitant behoudt de plicht de leidingen die achterblijven in de waterkering op te ruimen, indien in de toekomst blijkt dat deze alsnog verwijderd kan worden dan moet dit binnen een door het waterschap vast te stellen termijn alsnog gebeuren.
- a.
Subparagraaf 4.11.1.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.229 Vergunningplicht watergang
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in een primaire watergang of secundaire watergang, als de watergang tijdelijk wordt afgedamd.
Artikel 4.230 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, de zone waterstaatswerk van een zomerkade, de beschermingszone van een primaire waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde regionale waterkering, de beschermingszone van een niet verheelde overige waterkering of de beschermingszone van een zomerkade, als de leiding een overdruk heeft van 10 bar of meer.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in het profiel van vrije ruimte van een primaire waterkering, als het gaat om een leiding niet zijnde een huisaansluiting.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als de werkzaamheden plaatsvinden binnen de gesloten dijkperiode.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt; en
- b.
het gaat om een kabel niet zijnde een huisaansluiting.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel; en
- c.
er een mantelbuis wordt toegepast met een diameter van meer dan 110 mm.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel;
- c.
er een mantelbuis wordt toegepast met een diameter van maximaal 110 mm; en
- d.
er een waterkerende constructie wordt gekruist.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel;
- c.
er een mantelbuis wordt toegepast met een diameter van maximaal 110 mm;
- d.
er geen waterkerende constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd:
- 1°.
met een gestuurde boring;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel;
- c.
er geen mantelbuis wordt toegepast; en
- d.
er een waterkerende constructie wordt gekruist.
- a.
- 9.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel;
- c.
er geen mantelbuis wordt toegepast;
- d.
er geen waterkerende constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd:
- 1°.
met een gestuurde boring;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 10.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een leiding of mantelbuis; en
- c.
de huisaansluiting een diameter heeft van meer dan 110 mm.
- a.
- 11.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een leiding of mantelbuis;
- c.
de huisaansluiting een diameter heeft van maximaal 110 mm; en
- d.
er een waterkering constructie wordt gekruist.
- a.
- 12.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een huisaansluiting van een leiding of mantelbuis;
- c.
de huisaansluiting een diameter heeft van maximaal 110 mm;
- d.
er geen waterkerende constructie wordt gekruist; en
- e.
de huisaansluiting wordt aangelegd:
- 1°.
met een gestuurde boring;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 13.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- c.
er een nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt; en
- d.
de nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 14.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- c.
er een nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast wordt aangelegd:
- 1°.
met een gestuurde boring;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 15.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering, als:
- a.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- b.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- c.
er geen nieuwe kabel, leiding of mantelbuis naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt; en
- d.
de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt op een waterkerende constructie.
- a.
- 16.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is;
- d.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de leiding of mantelbuis aangelegd wordt:
- 1°.
niet met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 17.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is; en
- d.
de leiding of mantelbuis een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 18.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- 19.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel zonder mantelbuis;
- b.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- c.
de kabel zonder mantelbuis aangelegd wordt:
- 1°.
niet met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 20.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel zonder mantelbuis; en
- b.
de kabel zonder mantelbuis een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 21.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast; en
- b.
het aanleggen op een waterkerende constructie plaatsvindt.
- a.
- 22.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- c.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt:
- 1°.
niet met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 23.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- c.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt; en
- d.
de kabel of leiding een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 24.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
het gaat om een kabel of leiding niet zijnde een huisaansluiting;
- b.
de kabel of leiding niet wordt aangelegd met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk ligt;
- c.
het niet gaat om een lasgat of het inblazen van kabels in een bestaande mantelbuis; en
- d.
het niet gaat om een HAS-kast of verdeelkast.
- a.
- 25.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is;
- d.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de leiding of mantelbuis aangelegd wordt:
- 1°.
niet met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 26.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is; en
- d.
de leiding of mantelbuis een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 27.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- 28.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel zonder mantelbuis;
- b.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- c.
de kabel zonder mantelbuis aangelegd wordt:
- 1°.
niet met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 29.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting van een kabel zonder mantelbuis; en
- b.
de kabel zonder mantelbuis een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 30.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast; en
- b.
het aanleggen op een waterkerende constructie plaatsvindt.
- a.
- 31.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- c.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- d.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt:
- 1°.
niet met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 32.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- c.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt; en
- d.
de kabel of leiding een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 33.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
het gaat om een kabel of leiding, niet zijnde een huisaansluiting;
- b.
de kabel of leiding niet wordt aangelegd met een gestuurde boring waarvan het in- en uittredepunt buiten de zone waterstaatswerk van de waterkering ligt;
- c.
het niet gaat om een lasgat of het inblazen van kabels in een bestaande mantelbuis; en
- d.
het niet gaat om een HAS-kast of verdeelkast.
- a.
- 34.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- d.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal dan 110 mm is;
- e.
de leiding of mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- f.
de leiding of mantelbuis wordt aangelegd:
- 1°.
met een gestuurde boring;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 35.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- d.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis maximaal 110 mm is; en
- e.
de leiding of mantelbuis een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 36.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een leiding of mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt; en
- d.
de diameter van de aan te leggen leiding of mantelbuis groter is dan 110 mm.
- a.
- 37.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een kabel zonder mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- d.
de kabel zonder mantelbuis geen waterkerende constructie kruist; en
- e.
de kabel zonder mantelbuis wordt aangelegd:
- 1°.
met een gestuurde boring;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 38.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een huisaansluiting;
- b.
het gaat om een kabel zonder mantelbuis;
- c.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt; en
- d.
de kabel zonder mantelbuis een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 39.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt; en
- c.
het aanleggen op een waterkerende constructie plaatsvindt.
- a.
- 40.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- c.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- d.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt;
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast geen waterkerende constructie kruist; en
- f.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt:
- 1°.
met een gestuurde boring;
- 2°.
niet in een open ontgraving; of
- 3°.
niet met een boogboring met bentoniet.
- 1°.
- a.
- 41.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een HAS-kast of verdeelkast;
- b.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- c.
het aanleggen niet op een waterkerende constructie plaatsvindt;
- d.
er een nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast aangelegd wordt; en
- e.
de nieuwe kabel of leiding naar de HAS-kast of verdeelkast een waterkerende constructie kruist.
- a.
- 42.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
het gaat om een kabel of leiding, niet zijnde een huisaansluiting;
- b.
het aanleggen buiten de gesloten dijkperiode plaatsvindt;
- c.
het niet gaat om een lasgat of het inblazen van kabels in een bestaande mantelbuis; en
- d.
het niet gaat om een HAS-kast of verdeelkast.
- a.
- 43.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de werkzaamheden plaatsvinden binnen de gesloten dijkperiode.
Artikel 4.231 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever en vaarweg
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met het aanleggen van een kabel of leiding een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding aan te leggen in een vaarweg, niet zijnde de vaarwegen Enkele Wiericke en de bovenloop van de Kromme Rijn, als deze door de aanleg permanent:
Paragraaf 4.11.2 Kabel of leiding verwijderen
Subparagraaf 4.11.2.1 Algemeen
Artikel 4.232 Toepassingsbereik
- 1.
Deze afdeling is van toepassing op het verwijderen van een kabel of leiding.
- 2.
Onder het eerste lid wordt mede verstaan het:
- a.
vervangen of verplaatsen van een kabel of leiding;
- b.
verkleinen van een kabel of leiding;
- c.
uitvoeren van graafwerkzaamheden voor het verwijderen van de kabel of leiding; en
- d.
het tijdelijk afdammen van een watergang voor het verwijderen van de kabel of leiding.
- a.
Artikel 4.233 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- c.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- d.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- e.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- f.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- g.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- h.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering.
Artikel 4.234 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.11.2.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.235 Aanwijzing algemene regels watergang
Bij het verwijderen van een kabel of leiding in de tertiaire watergang wordt voldaan aan artikel 4.238, eerste lid, als de watergang tijdelijk wordt afgedamd.
Artikel 4.236 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het verwijderen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.238 tweede lid en 4.239, als:
- a.
de kabel of leiding wordt verwijderd in een open ontgraving; en
- b.
de te graven sleuf maximaal 0,80 m diep is en maximaal 0,50 m breed is.
- a.
- 2.
Bij het verwijderen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering wordt voldaan aanartikel 4.238 tweede lid, als:
- a.
de kabel of leiding wordt verwijderd in een open ontgraving; en
- b.
de te graven sleuf maximaal 0,80 m diep is en maximaal 0,50 m breed is.
- a.
- 3.
Bij het verwijderen van een kabel of leiding in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.238 derde lid, als:
- a.
de kabel of leiding wordt verwijderd in een open ontgraving; en
- b.
de te graven sleuf maximaal 0,80 m diep is en maximaal 0,50 m breed is.
- a.
Artikel 4.237 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het verwijderen van een kabel of leiding in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.238 vierde lid en 4.240, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.11.2.3 Algemene regels
Artikel 4.238 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de tijdelijke afdamming wordt niet langer ingesteld dan strikt noodzakelijk voor de uit te voeren werkzaamheden;
- b.
de aan- en afvoer van water naar achterliggende percelen wordt niet gestremd. Zo nodig worden aanvullende maatregelen getroffen om de water aan- en afvoer te waarborgen. Dit kan bijvoorbeeld met behulp van een duiker van voldoende afmetingen of met behulp van een pomp met voldoende debiet; en
- c.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de afdamming ongedaan gemaakt.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante m of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 3.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
met betrekking tot de constructie en de uitvoering van de werken voldoet de initiatiefnemer aan de eisen en richtlijnen voorgeschreven en omschreven in NEN 3650, NEN 3651 en NPR 3659, zoals die gelden op het moment dat de handeling wordt uitgevoerd;
- b.
alle ontgravingen blijven tot een minimum beperkt. Direct na het gereedkomen van de werken of onderdelen daarvan, waarvoor de ontgraving nodig was, wordt de ontgraving aangevuld met de uitkomende grond, in omgekeerde volgorde van ontgraving, in lagen van maximaal 0,30 m dik, waarbij elke laag afzonderlijk wordt verdicht;
- c.
bij grondtekorten wordt klei toegepast conform Bijlage IV, waarbij wordt aangevuld in lagen van maximaal 0,30 m dik en elke laag afzonderlijk wordt verdicht; en
- d.
direct na afloop van de werkzaamheden wordt de geroerde grond binnen het dijklichaam voorzien van een erosiebestendige bekleding of ingezaaid met een geschikt graszaadmengsel (bijvoorbeeld BG3; 40 gram zaad per vierkante m of een bloemrijk graszaadmengsel geschikt voor toepassing op dijken), goed aansluitend op de bestaande erosiebestendige bekleding van de waterkering.
- a.
- 4.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de onderhoudslegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.
Subparagraaf 4.11.2.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Artikel 4.241 Vergunningplicht watergang
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in een primaire watergang of secundaire watergang, als de watergang tijdelijk wordt afgedamd.
Artikel 4.242 Vergunningplicht waterkering
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als:
- a.
de kabel of leiding wordt verwijderd in een open ontgraving; en
- b.
de te graven sleuf dieper is dan 0,80 m of breder is dan 0,50 m.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde regionale waterkering, als de kabel of leiding op een andere manier dan in een open ontgraving wordt verwijderd.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als:
- a.
de kabel of leiding wordt verwijderd in een open ontgraving; en
- b.
de te graven sleuf dieper is dan 0,80 m of breder is dan 0,50 m.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een niet verheelde overige waterkering, als de kabel of leiding op een andere manier dan in een open ontgraving wordt verwijderd.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de kabel of leiding wordt verwijderd in een open ontgraving;
- b.
de te graven sleuf dieper is dan 0,80 m of breder is dan 0,50 m; en
- c.
de ontgraving plaatsvindt binnen de gesloten dijkperiode.
- a.
- 7.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als:
- a.
de kabel of leiding wordt verwijderd in een open ontgraving; en
- b.
de te graven sleuf dieper is dan 0,80 m of breder is dan 0,50 m.
- a.
- 8.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in de zone waterstaatswerk van een zomerkade, als de kabel of leiding op een andere manier dan in een open ontgraving wordt verwijderd.
Artikel 4.243 Vergunningplicht natuurvriendelijke oever
- 1.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
er geen compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt.
- a.
- 2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat; en
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang.
- 1°.
- a.
- 3.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang; en
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever in een ander peilgebied plaatsvindt dan waar het verlies optreedt.
- a.
- 4.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt; en
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die kleiner is dan het verlies.
- a.
- 5.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de compensatie na de activiteit plaatsvindt.
- a.
- 6.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een kabel of leiding te verwijderen in een natuurvriendelijke oever, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied als waar het verlies optreedt;
- d.
er voorafgaand of gelijktijdig met de verwijdering van de kabel of leiding een compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd ter compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, een ander profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
- a.
Afdeling 4.12 Beplanting
Paragraaf 4.12.1 Beplanting aanbrengen
Subparagraaf 4.12.1.1 Algemeen
Artikel 4.244 Toepassingsbereik
Artikel 4.245 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.9, is altijd van toepassing op handelingen binnen het beheergebied van het waterschap en houdt in ieder geval in dat:
- a.
na afloop van de activiteit het werk en de omgeving in nette staat wordt achtergelaten;
- b.
bomen en planten zodanig worden geplant dat oeververdedigingen en taluds van watergangen niet beschadigen als gevolg van wortelgroei;
- c.
de watergang niet mag worden versmald als gevolg van uitgroeiende wortels of stammen van bomen;
- d.
varend onderhoud moet kunnen plaatsvinden zonder dat dit wordt bemoeilijkt door overhangende takken;
- e.
de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering, zowel tijdens de uitvoering als na gereedkomen van de activiteit, niet worden aangetast;
- f.
de opslag van materiaal, materieel en/of grond niet leidt tot nazakkingen, zettingen of tot beschadiging van de erosiebestendige bekleding van de waterkering;
- g.
eventuele nazakkingen of zettingen van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- h.
eventuele beschadigingen van de erosiebestendige bekleding van de waterkering, die als gevolg van de activiteit zijn ontstaan, direct worden hersteld;
- i.
de afvoer van kwelwater en regenwater, zowel tijdens als na de uitvoering van de werkzaamheden, niet leidt tot verweking of uitdroging van de waterkering ;
- j.
indien er een weg op de waterkering ligt, wordt voorkomen dat door de activiteit het verkeer zodanig gehinderd wordt dat de bermen en taluds van de waterkering beschadigd raken; en
- k.
voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en voor de bereikbaarheid van de activiteit gebruik wordt gemaakt van bestaande (half)verhardingen van, naar en op de waterkering;
- l.
de doorstroming van de watergang en het onderhoud door het waterschap aan de watergang niet mag worden belemmerd; en
- m.
de maatschappelijke functies van de vaarweg niet mogen worden belemmerd door het uitvoeren van de handeling.
Artikel 4.246 Voorrangsbepaling
- 1.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een informatieplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een meldplicht is aangewezen.
- 2.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht of een meldplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een vergunningplicht is aangewezen.
- 3.
Als er voor de activiteit in deze paragraaf een algemene regel, een informatieplicht, een meldplicht of vergunningplicht is aangewezen dan is deze niet van toepassing voor zover er voor de activiteit een algeheel verbod is aangewezen.
Subparagraaf 4.12.1.2 Aanwijzing algemene regels
Artikel 4.247 Aanwijzing algemene regels waterkering
- 1.
Bij het aanbrengen van beplanting in de zone waterstaatswerk van een primaire waterkering wordt voldaan aan de artikelen 4.249 eerste lid en 4.250 als:
- a.
de beplanting buiten het dijklichaam wordt aangebracht; en
- b.
de hoogte van de beplanting lager is en blijft dan 5 m.
- a.
- 2.
Bij het aanbrengen van beplanting in de zone waterstaatswerk van een zomerkade wordt voldaan aan artikel 4.249 eerste lid als:
- a.
de beplanting buiten het dijklichaam wordt aangebracht; en
- b.
de hoogte van de beplanting lager is en blijft dan 5 m.
- a.
Artikel 4.248 Aanwijzing algemene regels natuurvriendelijke oever
Bij het aanbrengen van beplanting in een natuurvriendelijke oever wordt voldaan aan de artikelen 4.249 tweede lid en 4.251, als:
- a.
er 2 m² of meer natuurvriendelijke oever verloren gaat;
- b.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever niet plaatsvindt in:
- 1°.
een watergang met beschermingszone A; of
- 2°.
het doorstroomprofiel van de watergang;
- 1°.
- c.
compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt in hetzelfde peilgebied;
- d.
voorafgaand aan of gelijktijdig met het uitvoeren van de activiteit er compensatie van de verloren hoeveelheid natuurvriendelijke oever plaatsvindt die groter of gelijk is aan het verlies; en
- e.
de natuurvriendelijke oever die wordt aangelegd als compensatie van de verloren natuurvriendelijke oever, hetzelfde profiel heeft als het profiel van de verloren natuurvriendelijke oever.
Subparagraaf 4.12.1.3 Algemene regels
Artikel 4.249 Algemene regel
- 1.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
er wordt niet meer grond vergraven of losgemaakt dan voor het aanbrengen van de beplanting strikt noodzakelijk is;
- b.
de ontstane plantgaten worden met de uitkomende grond aangevuld, in omgekeerde volgorde van ontgraving;
- c.
wanneer de beplanting dood is gegaan, wordt deze geheel uit de waterkering verwijderd, overeenkomstig paragraaf 4.12.2 Beplanting verwijderen; en
- d.
bij onderhoudswerkzaamheden aan de waterkering wordt, in overleg met het waterschap, de beplanting verwijderd door en op kosten van de initiatiefnemer.
- a.
- 2.
De volgende voorschriften gelden:
- a.
de natuurvriendelijke oever is voldoende stabiel, zodat uitspoeling in het doorstroomprofiel van de watergang wordt voorkomen;
- b.
aanwezige oude beschoeiingresten of andere oeververdedigingen worden geheel uit de watergang verwijderd, tenzij deze een functie hebben voor het in stand houden van het talud;
- c.
beschoeiingen die onder water zijn aangelegd in een primaire watergang of secundaire watergang worden om de 50 m verklikt middels markeringspalen, op een zodanige wijze dat deze duidelijk zichtbaar zijn en blijven vanaf het water;
- d.
de natuurvriendelijke oever wordt onderhouden door de initiatiefnemer totdat de onderhoudsplicht in de profielenlegger anders is vastgelegd; en
- e.
de onderhoudsroutes moeten te allen tijde in stand worden gehouden tijdens het aanleggen van de natuurvriendelijke oever, tenzij er gedurende de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden geen onderhoud aan de watergang zal plaatsvinden door het waterschap. De initiatiefnemer kan zich hierover laten informeren bij het waterschap.
- a.