Erfgoedverordening gemeente Best 2024

Geldend van 31-12-2023 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Best 2024

De raad van de gemeente Best;

gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 9 november 2023;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Erfgoedverordening gemeente Best 2024

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • -

    adviescommissie: een commissie zoals bedoeld in de ‘Verordening Adviescommissie ruimtelijke kwaliteit Gemeente Best 2023’. Zolang een dergelijke commissie ontbreekt wordt hiermee bedoeld de op basis van artikel 15 van de Monumentenwet ingestelde monumentencommissie;

  • -

    archeologisch erfgoed: archeologische monumenten en gebieden waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.;

  • -

    archeologische waarden: de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of menselijke activiteit in het verleden;

  • -

    omgevingsplan; door de raad vastgesteld plan waarin ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven, als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening of na inwerkingtreding van de Omgevingswet het omgevingsplan met de regels voor de fysieke leefomgeving.

  • -

    boerderij; een agrarisch ensemble van hoofdgebouw met bijgebouwen, erfinrichting in een landschappelijke structuur.

  • -

    bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek met waardenstelling naar de architectuur- & bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit, overeenkomstig de geldende richtlijnen zoals gesteld door de RCE en eventueel door burgemeester en wethouders te stellen eisen;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    cultuurhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek met waardenstelling, dat zich richt op de aanwezigheid, aard, betekenis en waarde van: archeologie, aardkundige waarden, architectuurgeschiedenis, historische bouwkunde, bouw- en tuinhistorie, historisch landschap, ensembles, stedenbouwkunde en historische geografie; overeenkomstig de geldende richtlijnen zoals gesteld door de RCE en eventueel door burgemeester en wethouders te stellen eisen;

  • -

    cultureel erfgoed; uit het verleden geërfde materiele en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan tussen mens en omgeving, die mensen voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden; het omvat o.a. alle historische waarden, zoals aardekunde, archeologie, landschap, stedenbouw, bouwkunst en verhalende aspecten zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet. De aanwezige en het te verwachten culturele erfgoed is vastgelegd in een gemeentelijke ruimtelijke presentatie (erfgoedkaart);

  • -

    erfgoedvereniging: een vereniging gevestigd binnen de gemeente Best, bestaande uit meerdere leden, welke zich volgens de statuten inzet voor het bevorderen of het behoud van erfgoed;

  • -

    cultuurhistorisch waardevolle landschappen en landschapselementen: het door menselijk denken en handelen bepaalde en gevormde deel van het cultuurlandschap, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet en dat als zodanig staat ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • -

    gemeentelijk monument: een al dan niet gebouwde zaak en/of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat staat ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • -

    gemeentelijke monumentale zaken: een zelfstandige zaak of die in samenhang met de omgeving door de uiterlijke verschijningsvorm wezenlijk is voor de herkenbaarheid en de belevingswaarde van de historisch stedenbouwkundige of landschappelijke structuur, waarvan zij deel uitmaakt of op zichzelf representatief is voor, of verwijst naar een belangrijk aspect in de (cultuur)historische ontwikkeling van Best. Een monumentale aangewezen zaak zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, dat in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening is aangewezen en staat ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • -

    gemeentelijk stads- of dorpsgezicht: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarden en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden, in artikel 1.1 van de Erfgoedwet en dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18 van de Omgevingswet;

  • -

    gemeentelijk erfgoedregister: een register zoals bedoeld in artikel 3.16 lid 3 van de Erfgoedwet;

  • -

    gemeentelijk beperkingenregister: een register zoals bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Kadasterwet;

  • -

    historisch waardevol kunstwerk: een onroerend kunstwerk in of aan een gebouw, dan wel in de openbare ruimte, dat in samenhang met het betreffende gebouw of op zichzelf representatief is voor of verwijst naar een belangrijk aspect in de historische ontwikkeling van Best;

  • -

    gemeentelijk cultuurgoed: erfgoed dat ‘verplaatsbaar’ en 'tastbaar' is en dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit; dat als zodanig staat ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

  • -

    kerkelijk monument: monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat tevens uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • -

    monument; een al dan niet gebouwde zaak als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.

  • -

    omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid aanhef en onder a, van de Omgevingswet (een activiteit met betrekking tot een monument, beeldbepalende zaak en/of een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht;

  • -

    redengevende omschrijving: een waardestellende beschrijving waarmee een zaak is aangewezen als beschermd erfgoed;

  • -

    restauratieladder; uitgangspunt en monumentenzorgprincipe ‘behoud gaat voor vernieuwing’, zoals opgesteld door stichting ERM & Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE).

  • -

    uitvoeringsrichtlijnen; richtlijnen zoals die door de stichting ERM en RCE zijn opgesteld, ten behoeve van kwaliteitsborging bij onderhoudswerkzaamheden en restauraties.

  • -

    waarderingscriteria: criteria voor het waarderen van zaken of terreinen die in aanmerking komen voor een aanwijzing als monument of zaak, zoals door de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed ontwikkelde standaard voor waarderen van erfgoed;

  • -

    zakelijk gerechtigden: als bedoeld in de openbare registers van de Kadasterwet, artikel 8, eerste lid.

Artikel 1:2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1. Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie erfgoed is toebedeeld.

  • 2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;

    • c.

      gegevens over de door het college van gedeputeerde staten ontvangen afschriften van inschrijving van een monument, die zijn aangewezen op grond van een provinciale verordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.

Artikel 1:3. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister

  • 1. Het college kan wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Indien de wijziging ziet op het schrappen uit het gemeentelijk erfgoedregister zijn de artikelen van overeenkomstige toepassing, tenzij dat de onroerende of roerende zaak is tenietgegaan.

HOOFDSTUK 2: GEMEENTELIJKE MONUMENTEN EN MONUMENTALE ZAKEN

PARAGRAAF 2.1 AANWIJZING GEMEENTELIJKE (ARCHEOLOGISCHE) MONUMENTEN EN MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 2:1. Aanwijzing als gemeentelijke monumenten en monumentale zaken

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, besluiten een onroerende zaak of terrein, dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk (archeologisch) monument of als monumentale zaak.

  • 2. De aanwijzing wordt gebaseerd op een redengevende omschrijving die opgebouwd is aan de hand van waarderingscriteria.

  • 3. Het college kan bepalen dat ten behoeve van de aanwijzing van een onroerende zaak of terrein als gemeentelijk monument of als monumentale zaak, een bouwhistorisch, cultuurhistorisch en/of archeologisch onderzoek dient te worden verricht.

  • 4. Het college stelt alle zakelijk gerechtigden tot de onroerende zaak schriftelijk in kennis van:

    • a.

      de aanvraag tot aanwijzing als gemeentelijk monument als monumentale zaak, of;

    • b.

      het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument als monumentale zaak .

  • 5. Het college stelt alle zakelijk gerechtigden tot de onroerende zaak in de gelegenheid te worden gehoord.

  • 6. Voordat het college een kerkelijk monument, dat uitsluitend of waarvan een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument of als monumentale zaak aanwijst, voert het college overleg met de eigenaar.

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en;

    • b.

      monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 2:2. Voorbescherming

  • 1. De bescherming van paragraaf 2.2 is van overeenkomstige toepassing op een onroerende zaak ten aanzien waarvan een aanvraag of voornemen als bedoeld in artikel 2:1, vierde lid, is bekendgemaakt.

  • 2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of wanneer het verzoek of voornemen niet heeft geleid tot een aanwijzing.

Artikel 2:3. Advies adviescommissie

  • 1. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de adviescommissie, zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie brengt binnen vier weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk een advies uit.

  • 3. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 2:4. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de gemeentelijke adviescommissie, maar in ieder geval binnen 26 weken na de dag waarop het voornemen als bedoeld in artikel 2, eerste lid is bekend gemaakt.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

Artikel 2:5. Inhoud aanwijzingsbesluit

De aanwijzing bevat in ieder geval:

  • a.

    gegevens over de inschrijving ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk monument of de monumentale zaak;

  • b.

    redengevende omschrijving.

Artikel 2:6. Mededeling en registratie aanwijzingsbesluit

  • 1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan de aanvrager en alle zakelijk gerechtigden tot de onroerende zaak, die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Het college verwerkt de aanwijzing direct in het:

    • a.

      gemeentelijk erfgoedregister;

    • b.

      gemeentelijk beperkingenregister.

Artikel 2:7. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument of monumentale zaak

  • 1. In een spoedeisend geval kan het college een roerende zaak aanwijzen als voorlopig monument of als monumentale zaak. In afwijking op artikel 2:3 wordt in dat geval aan de adviescommissie adviesgevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument of als voorlopige monumentale zaak.

  • 2. Een voorlopige aanwijzing vervalt na 1 jaar of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 2:1, eerste lid.

  • 3. Artikel 2:2 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 2:8. Wijziging of intrekking aanwijzing gemeentelijk monument of monumentale zaak

  • 1. Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en monumentale zaken en voorlopige gemeentelijke monumenten of voorlopige monumentale zaken, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende wijzigen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Bij toepassing van lid 1 zijn artikel 2:3 tot en met artikel 2:6 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor aanwijzing wordt gelezen wijzigingsbesluit of intrekking van de aanwijzing.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in lid 2 achterwege.

  • 4. Het college kan voorwaarden verbinden aan de wijziging of intrekking van de aanwijzing.

  • 5. De wijziging of intrekking wordt schriftelijk medegedeeld aan alle zakelijk gerechtigden.

  • 6. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag dat het monument of monumentale zaak of terrein waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

PARAGRAAF 2.2 BESCHERMING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN EN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 2:9. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument en monumentale zaken

Het is verboden een gemeentelijk monument en/of een monumentale zaak te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 2:10. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument en monumentale zaak

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument of monumentale zaak:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of;

    • b.

      te herstellen, te restaureren, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van normaal onderhoud, als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of;

    • b.

      inpandige veranderingen van het gemeentelijk monument voor zover op voorhand middels een bouwhistorisch onderzoek is aangetoond en het door de adviescommissie goedgekeurde schriftelijke rapportage, het een onderdeel betreft dat vanuit het oogpunt van monumentenzorg een indifferente of storende waarde heeft;

  • 4. Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument of aan een monumentale zaak. Deze regels kunnen mede inhouden wanneer en onder welke voorwaarden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, kan worden verleend of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid, kan worden opgelegd.

  • 5. Het college kan nadere gegevens eisen ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning.

  • 6. De aanvraag om omgevingsvergunning gaat vergezeld met de gegevens en aanvraagvereisten als bedoeld in hoofdstuk 5 van de Regeling omgevingsrecht. De aanvraagvereisten van de artikelen 7.2 en 7.3 van hoofdstuk 7.2.1 van de Omgevingsregeling en artikelen 7.198 tot en met 7.205 van hoofdstuk 7.2.9 van de Omgevingsregeling zijn overeenkomstig van toepassing voorzover een aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op gemeentelijke monumenten en gemeentelijke monumentale zaken (artikel 2.10 van deze verordening) of gebouwen in een beschermd dorpsgezicht (artikel 4.8 van deze verordening), waarbij dan dus voor ‘rijksmonument’ moet worden gelezen ‘gemeentelijke monument’ en ‘gemeentelijke monumentale zaak’.

Artikel 2:11. Advies adviescommissie

  • 1. Het college vraagt over de omgevingsvergunning advies aan de adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie brengt in ieder geval binnen vier weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk een advies uit.

  • 3. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 2:12. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag omgevingsvergunning.

  • 2. Het college kan het in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

Artikel 2:13. Weigeringsgronden

  • 1. De omgevingsvergunning kan door het college slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet of worden ingetrokken: als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zouden hebben geleid; voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.

  • 2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

HOOFDSTUK 3: BESCHERMDE GEMEENTELIJKE DORPSGEZICHTEN

PARAGRAAF 3.1 AANWIJZING GEMEENTELIJKE DORPSGEZICHTEN

Artikel 3:1. Aanwijzing beschermde gemeentelijke dorpsgezichten

  • 1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college een gemeentelijk dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht;

  • 2. De aanwijzing wordt gebaseerd op een redengevende omschrijving die opgebouwd is aan de hand van waarderingscriteria.

  • 3. Ten behoeve van de aanwijzing van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht kan worden bepaald dat er een bouwhistorisch, cultuurhistorisch en/of archeologisch onderzoek dient te worden verricht.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988.

Artikel 3:2. Advies adviescommissie

  • 1. Voordat de raad over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de gemeentelijke adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie brengen in ieder geval binnen vier weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk een advies uit.

  • 3. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 3:3. Beslistermijn

De gemeenteraad beslist voor de aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht binnen 26 weken na ontvangst van een aanvraag.

Artikel 3:4. Inhoud aanwijzingsbesluit

De aanwijzing bevat in ieder geval:

  • a.

    gegevens over de inschrijving ter identificatie van het aangewezen beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd monumentale zaak;

  • b.

    een kaart met begrenzingen van het beschermd gemeentelijk dorpsgezicht;

  • c.

    redengevende omschrijving.

Artikel 3:5. Mededeling en registratie aanwijzingsbesluit

  • 1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan de aanvrager en alle zakelijk gerechtigden tot de onroerende zaak.

  • 2. Een aangewezen beschermd gemeentelijk dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 3. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijke stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan vast als bedoeld in artikel 2.34, lid 4 en 4.35 lid 1 van de Omgevingswet. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd monumentale zaak kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 4. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd monumentale zaak wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen of tijdelijke omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

Artikel 3:6. Wijziging of intrekking aanwijzing beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

  • 1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, wijzigen of intrekken.

  • 2. Bij toepassing van lid 1 zijn artikel 3:2 en 3:3 hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het beschermd gemeentelijk dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgedaan.

  • 3. De raad kan voorwaarden verbinden aan de wijziging of intrekking van de aanwijzing.

  • 4. Een aanwijzing beschermd gemeentelijk dorpsgezicht vervalt met ingang van de dag waarop het beschermd gemeentelijk dorpsgezicht, waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van de artikel 35 van de Monumentenwet of op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid van de Omgevingswet.

PARAGRAAF 3.2 BESCHERMING BESCHERMDE GEMEENTELIJKE DORPSGEZICHTEN

Artikel 3:7. Instandhoudingsplicht beschermd dorpsgezicht

Het is verboden om een beschermd dorpsgezicht te ontsieren, te beschadigen, te vernielen of onderhoud te onthouden aan zowel bouwwerken als gebieden en dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 3:8. Omgevingsvergunning beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

  • 1. Het is in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk en/of groenopstand te slopen of op te richten.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolgde een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Artikel 3:9. Advies adviescommissie

  • 1. Het college vraagt over de omgevingsvergunning advies aan de adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie brengt in ieder geval binnen vier weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk een advies uit.

  • 3. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 3:10. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag omgevingsvergunning.

  • 2. Het college kan het in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

Artikel 3:11. Weigeringsgronden

  • 1. De omgevingsvergunning in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht kan in ieder geval worden geweigerd, als naar het oordeel van het college het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk, een ander bouwwerk op een redelijke termijn kan of zal worden gebouwd.

  • 2. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

HOOFDSTUK 4: VANGNET ARCHEOLOGIE

Artikel 4:1 Vangnet Archeologie

  • 1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 5.2 van het Besluit Omgevingsrecht, over toezicht en het verrichten van archeologisch (voor)onderzoek.

HOOFDSTUK 5: BESCHERMDE GEMEENTELIJKE CULTUURGOEDEREN

PARAGRAAF 5.1 AANWIJZING GEMEENTELIJK BESCHERMD CULTUURGOED EN GEMEENTELIJK BESCHERMDE VERZAMELING

Artikel 5:1. Aanwijzing van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed en een beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1. Het college kan besluiten om, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een:

    • a.

      gemeentelijk cultuurgoed aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed;

    • b.

      verzameling van gemeentelijke cultuurgoederen aan te wijzen als beschermde gemeentelijke verzameling.

  • 2. Een aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling kan enkel van toepassing zijn op zaken die in eigendom zijn van, of waarvan de zorg is toevertrouwd aan:

    • a.

      de gemeente Best

    • b.

      een museum

    • c.

      erfgoedverenigingen

  • 3. De aanwijzing wordt gebaseerd op een redengevende omschrijving die opgebouwd is aan de hand van de waarderingscriteria conform bijlage 1, lid F cultuurgoederen.

  • 4. Het college stelt alle zakelijke gerechtigden tot de roerende zaak schriftelijk in kennis van:

    • a.

      de aanvraag tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk cultuurgoed, of;

    • b.

      het voornemen tot aanwijzing als beschermde gemeentelijke verzameling.

  • 5. Voor de aanwijzing van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 6. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen van cultuurgoederen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en;

    • b.

      cultuurgoederen aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 5:2 Advies adviescommissie

  • 1. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie brengt in ieder geval binnen vier weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk een advies uit.

Artikel 5:3 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

Artikel 5:4 Mededeling en registratie aanwijzingsbesluit

  • 1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan de aanvrager en de eigenaar van het aangewezen beschermd gemeentelijk cultuurgoed of de beschermde gemeentelijke verzameling.

  • 2. Het college verwerkt de aanwijzing direct in het:

    • a.

      gemeentelijk erfgoedregister;

    • b.

      gemeentelijk beperkingenregister.

Artikel 5:5. Wijziging of intrekking aanwijzing beschermd gemeentelijk cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1. Het college kan ten aanzien van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, wijzigen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Bij toepassing van lid 1 zijn artikel 5:2 tot en met artikel 5:4 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor aanwijzing wordt gelezen wijzigingsbesluit of intrekking van de aanwijzing.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in lid 2 achterwege.

  • 4. Het college kan voorwaarden verbinden aan de wijziging of intrekking van de aanwijzing.

  • 5. De wijziging of intrekking wordt schriftelijk medegedeeld aan de eigenaar.

  • 6. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag dat het beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 3.11 van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

PARAGRAAF 5.2 BESCHERMING BESCHERMD GEMEENTELIJK BESCHERMD CULTUURGOED EN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE VERZAMELING

Artikel 5:6 Instandhoudingsplicht beschermd gemeentelijk cultuurgoed en beschermde gemeentelijke verzameling

  • 1. Het is verboden om een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling te beschadigen of te vernielen of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

  • 2. Indien een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling op een locatie bewaard wordt anders dan gespecificeerd in het erfgoedregister dient het college hier onverwijld van op de hoogte te worden gesteld.

HOOFDSTUK 6: TOEZICHT EN HANDHAVING

Artikel 6:1. Strafbepaling

  • 1. Degene die handelt in strijd met hoofdstukken 2, 3, 4 en 5; artikelen 2:10, 3:8, 4:1, 5:6 met het bepaalde wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van bepalingen uit deze verordening die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dan wel de Omgevingswet.

  • 3. In geval van overtreding van de bij of krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 6:2. Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaald bij of krachtens deze verordening zijn belaste bij besluit van het college aangewezen personen.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast:

    • a.

      opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering;

    • b.

      ambtenaren van de gemeentelijke afdeling Toezicht & Handhaving, Ruimte, de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant en de afdeling Preventie van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost, voor zover het taakvelden betreft die aan hen zijn toevertrouwd;

    • c.

      de door het college aangewezen buitengewoon opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld; en

    • d.

      de overige bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

HOOFDSTUK 7: SLOTBEPALINGEN

Artikel 7:1. Intrekken oude verordeningen:

De volgende verordeningen worden ingetrokken:

  • a.

    Monumentenverordening Best 2004;

  • b.

    Erfgoedverordening Gemeente Best 2010;

Artikel 7:2. Overgangsrecht

  • 1. Een krachtens Monumentenverordening Best 2004 en Erfgoedverordening Gemeente Best 2010, aangewezen en geregistreerd monument; gemeentelijk archeologisch monument, gemeentelijk monument, monumentale zaken of gemeentelijk dorpsgezicht, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van zowel de Monumentenverordening Best 2004 als de Erfgoedverordening Gemeente Best 2010.

Artikel 7:3. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de laatste dag voordat de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 7:4. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Erfgoedverordening gemeente Best 2024’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Best op 11 DECEMBER 2023.

De voorzitter,

De griffier,