Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR706930
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR706930/1
Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond
Geldend van 01-01-2024 t/m heden
Intitulé
Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de DCMR Milieudienst RijnmondBesluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 12 december 2023, kenmerk 383566, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging, ten behoeve van de uitvoering van VTH-taken voor milieubelastende activiteiten betreffende Seveso-inrichtingen en inrichtingen met betrekking tot het exploiteren van een ippc-installatie/industriële activiteiten, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies, aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond 202 4 ( Mandaatbesluit DCMR Milieudienst Rijnmond 2024 provincie Zeeland).
Gedeputeerde staten van Zeeland;
Overwegende dat:
- •
voor de Zeeuwse Seveso-inrichtingen en inrichtingen met betrekking tot het exploiteren van een ippc-installatie/industriële activiteiten, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies, de DCMR Milieudienst Rijnmond wettelijk is aangewezen als gespecialiseerde uitvoeringsdienst voor het uitvoeren van VTH-taken;
- •
het wenselijk is een aantal bevoegdheden voor de uitvoering van genoemde VTH-taken te mandateren aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond;
Gelet op:
- •
afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en de Provinciewet;
Besluiten: vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit DCMR Milieudienst Rijnmond 2024 provincie Zeeland
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- 1.
college: het college van gedeputeerde staten;
- 2.
dienstverleningsovereenkomst: de Dienstverleningsovereenkomst uitvoering Brzo- en RIE-4 taken ( nu geheten: Seveso-inrichtingen en inrichtingen met betrekking tot het exploiteren van een ippc-installatie/industriële activiteiten, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies) tussen de provincie Zeeland en de DCMR Milieudienst Rijnmond;
- 3.
directeur DCMR: de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond, bedoeld in artikel 24, eerste lid van de Gemeenschappelijke regeling tot instandhouding en beheer van de DCMR Milieudienst Rijnmond;
- 4.
provincie: de provincie Zeeland;
- 5.
mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van gedeputeerde staten besluiten, in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht, te nemen;
- 6.
machtiging: de bevoegdheid om in naam van het college van gedeputeerde staten handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;
- 7.
schriftelijk: ten behoeve van dit besluit wordt daaronder mede verstaan per e-mail en per fax,;
- 8.
volmacht: de bevoegdheid om in naam van het college van gedeputeerde staten privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.
Artikel 2 Mandaat en ondermandaat
- 1.
Aan de directeur DCMR wordt mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst.
- 2.
Het mandaat heeft uitsluitend betrekking op taken, genoemd in de mandaatlijst, ten aanzien van milieubelastende activiteiten betreffende Seveso-inrichtingen en inrichtingen met betrekking tot het exploiteren van een ippc-installatie/industriële activiteiten, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies, binnen het geografische gebied van de provincie Zeeland.
- 3.
De directeur DCMR kan de bevoegdheden genoemd in lid 1, in ondermandaat opdragen aan personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst uitdrukkelijk is uitgesloten.
- 4.
In geval van afwezigheid of ontstentenis van de directeur DCMR worden zijn bevoegdheden door zijn plaatsvervanger uitgeoefend.
- 5.
De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
- 6.
De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te besluiten tot de intrekking van een vergunning overeenkomstig artikel 18.10 van de Omgevingswet.
- 7.
De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheden die bij de bij dit besluit behorende mandaatlijst uitdrukkelijk zijn uitgezonderd.
Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden
- 1.
Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend houdt bij de uitoefening van de aan hen opgedragen bevoegdheden rekening met de relevante door de provinciale staten vastgestelde kaders alsmede het door het college vastgestelde beleid.
- 2.
Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend past de algemene dan wel specifieke instructies als bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht van het college betreffende de gemandateerde bevoegdheden toe.
- 3.
Het college zorgt ervoor dat de directeur DCMR over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde kan beschikken. De directeur DCMR zorgt ervoor dat de door hem/haar gemandateerden tevens kunnen beschikken over deze informatie.
- 4.
Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de DCMR milieudienst Rijnmond uitvoert.
- 5.
De directeur DCMR treedt in overleg met het college indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.
Artikel 4 Informatieplicht
- 1.
De directeur DCMR, dan wel de door hem ondergemandateerden informeert het college over alle ingekomen aanvragen en verzoekschriften en alle door de DCMR milieudienst Rijnmond geconstateerde overtredingen die betrekking hebben op de overeenkomstig artikel 2 gemandateerde bevoegdheden.
- 2.
Onverminderd het eerste lid informeert een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend het college schriftelijk bij de toepassing van de procedures bedoeld in afdeling 3.4, artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
- 3.
Onverminderd het eerste en tweede lid heeft een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend een voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college gelet op de inhoud van het besluit, de geadresseerde of de politieke gevoelens in de provinciale staten of de samenleving naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat provincie aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins in rechte zal worden aangesproken. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur DCMR, dan wel de door hem ondergemandateerden alle benodigde informatie en voert overleg met het college alvorens de bevoegdheden als bedoeld in artikel 2 uit te oefenen.
- 4.
De directeur DCMR en het college overleggen regelmatig over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de bij of krachtens dit besluit in mandaat te nemen en reeds genomen besluiten.
Artikel 5 Volmacht en machtiging
Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover van toepassing en in verband met de activiteiten waarvoor mandaat wordt verleend, met mandaat gelijkgesteld:
- a.
de verlening van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, en
- b.
de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 6 Ondertekening
- 1.
Een besluit in mandaat dan wel ondermandaat overeenkomstig artikel 2, wordt als volgt ondertekend:
gedeputeerde staten van Zeeland,
namens dezen,
gevolgd door:
- –
de handtekening;
- –
de naam van de (onder)gemandateerde, en
- –
de functieaanduiding.
- 2.
Indien er gebruik wordt gemaakt van volmacht en machtiging overeenkomstig artikel 5, luidt de ondertekening:
de provincie Zeeland,
namens dezen,
gevolgd door:
- –
de handtekening;
- –
de naam van de (onder)gemandateerde, en
- –
de functieaanduiding.
Artikel 7 Slotbepalingen
- 1.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.
- 2.
Met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum van inwerkingtreding wordt het Mandaatbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2014 van 17 december 2013, Provinciaal Blad 2013 nummer 31, respectievelijk gewijzigd op 22 maart 2016, Provinciaal Blad 2016, nummer 1795, en op 20 juni 2017, Provinciaal Blad 2017, nummer 2835, ingetrokken.
- 3.
Het Mandaatbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2014 blijft van toepassing voor zover het mandaat c.q. machtiging en/of volmacht verleent tot het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen, voor zover daartoe krachtens enig overgangsrecht een verplichting of bevoegdheid bestaat op grond van een wettelijke bepaling, die als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de daarmee verband houdende wet- en regelgeving is ingetrokken.
- 4.
Dit besluit wordt aangehaald als ‘Mandaatbesluit DCMR Milieudienst Rijnmond 2024 provincie Zeeland’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 12 december 2023.
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
drs. M.C.J. Franken, secretaris-algemeen directeur
Mandaatlijst Provincie Zeeland voor DCMR Milieudienst Rijnmond 2024
ALGEMEEN
BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN |
VOORWAARDEN EN REIKWIJDTE (INSTRUCTIES) |
OPMERKING |
|
A01 |
Besluiten inzake bestuursrechtelijke procedures. |
Omvat: Advisering / Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het opstellen van verweerschriften en het voeren van verweer in opdracht van het college |
|
Algemene wet bestuursrecht/Omgevingswet |
|||
A02 |
Besluiten op grond van:
|
||
A03 |
De voorbereiding van besluiten met gebruikmaking van Afdeling 3.4 Awb, Afdeling 3.6 Awb en Titel 4.1 Awb. |
Dit omvat ook het besluit tot het van toepassing verklaren van afdeling 3.4 Awb en het besluit tot het buiten toepassing verklaren van afdeling 3.4 bij kennelijke verschrijving |
|
A04 |
Behandelen van correspondentie van uitsluitend uitvoerende en/of informatieve aard betrekking hebbende op de gemandateerde bevoegdheden. |
||
A05 |
Machtiging om Gedeputeerde Staten door medewerkers of externe adviseurs te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures in bezwaar, (hoger) beroep en wanneer er een verzoek om voorlopige voorziening(en) wordt behandeld. |
||
A06 |
Kennisnemen van de inhoud van adviezen van het Bureau (LBB) zoals genoemd in art. 9 Wet Bibob en het maken van werkafspraken met de Provincie Zeeland naar aanleiding van het uitgebrachte advies |
||
Wet open overheid |
|||
A07 |
Aanwijzen van één of meerdere contactpersoon/ -personen ( o.g.v. artikel 4.7 Woo) |
||
A08 |
Actieve openbaarmaking van informatie als inspanningsverplichting (o.g.v. artikel 3.1 Woo) |
||
A09 |
Besluiten en/of handelingen op of naar aanleiding van een verzoek om (milieu)informatie ingevolge de Woo |
o.g.v. en met in acht neming van hoofdstuk 4 (Openbaarmaking op verzoek) en hoofdstuk 5 (Uitzonderingen) van de Woo; artikel 191c Wet milieubeheer; De bevoegdheid m.b.t. (gehele of gedeeltelijke) toewijzing verzoek impliceert ook de bevoegdheid tot (gehele of gedeeltelijke) afwijzing daarvan |
De directeur kan hiermee dus ook Woo-besluiten gericht aan het college afhandelen |
A10 |
Verstrekken informatie op eenvoudige verzoeken en behulpzaam zijn bij het preciseren verzoek (o.g.v. artikel 2.4, zesde lid, 2.5, 4.5 en 4.7 Woo; artikel 19.1c Wet Milieubeheer) |
Tevens kan ondermandaat worden verleend door de directeur DCMR aan de Woo-contactpersonen Indien er geen uitzonderingsgronden van toepassing zijn of derde-belanghebbenden een rol spelen; |
hiermee dus ook WOO besluiten gericht aan het college afhandelen |
A011 |
Opleggen van last onder dwangsom ter handhaving van het vorderen van informatie (o.g.v. artikel 8.5 en 4.2 Woo) |
Een last onder dwangsom mag niet worden opgelegd als degene aan wie de last onder dwangsom is opgelegd, niet in staat is het document te verstrekken |
|
A12 |
Aanbesteden werken, leveringen en diensten. |
VERGUNNINGEN
(bij of krachtens) Omgevingswet |
|||
V01 |
Besluiten en/of handelingen inzake vergunningverlening bij of krachtens de Omgevingswet |
Betreft onder meer:
Voor besluiten inzake weigering, intrekking en/of het verbinden van voorschriften aan de vergunning o.g.v. art. 3 Wet Bibob geldt het mandaat niet; Alle handelingen en/of besluiten van praktische, uitvoerende en /of routinematige aard die voorafgaan aan of die voortvloeien uit het GS-besluit tot het verbinden van voorschriften aan of weigeren of intrekking van de vergunning, zijn wel gemandateerd. |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst. Onder ‘besluiten’ o.g.v. art. 3 Wet Bibob wordt begrepen: -principe-besluit inzake voornemen tot weigering /intrekking vergunning dan wel aanvulling, wijziging voorschriften vergunning; -Ontwerp-besluit tot weigering/intrekking vergunning dan wel aanvulling, wijziging voorschriften vergunning; - besluit tot weigering/intrekken vergunning dan wel aanvulling, wijziging voorschriften vergunning |
V02 |
Besluiten en/of handelingen op grond van de Omgevingswet tot of in verband met het verzoeken om advies (al dan niet met instemming) dan wel het afgeven of weigeren van een wettelijk advies en/of instemming op grond van afdeling 4.2 Omgevingsbesluit aan het bevoegd gezag voor een onderdeel van de omgevingsvergunning. |
T.a.v. het afgeven of weigeren betreft dit onder meer:
Daaronder vallen zowel de instemming voor één onderdeel van de omgevingsvergunning als de instemming voor het totaal van de onderdelen van de omgevingsvergunning. |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
V03 |
Het nemen van besluiten over, op grond van vergunningvoorschriften, te overleggen meldingen, rapportages e.d. |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
|
V04 |
Besluiten en/of handelingen in het kader van de Milieu-effectrapportage (bij of krachtens de Omgevingswet) |
Betreft onder meer:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
V05 |
Besluiten en/of handelingen inzake maatwerkvoorschriften bij of krachtens de Omgevingswet |
Betreft onder meer:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst; Heeft dus ook betrekking op maatwerkvoorschriften op grond van de Omgevingsverordening Zeeland |
V06 |
Besluiten en/of handelingen inzake het toestaan of weigeren van een gelijkwaardige maatregel bij of krachtens de Omgevingswet |
Betreft onder meer:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
V07 |
Besluiten en/of handelingen inzake gedoogplichten bij of krachtens de Omgevingswet |
Betreft onder meer:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
V08 |
Verzenden kennisgeving aan de bevoegde gezagen op grond van artikel 4.3 eerste lid Ow en artikel 4.5, eerste lid Bal |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
|
V09 |
aanwijzing dominobedrijven op grond van de artikelen 18, eerste lid, 5.26 en 5.34, tweede lid Ow en 8.13, tweede lid en 8.38 Bkl |
Betreft onder meer:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
V10 |
besluiten en handelingen met betrekking tot een veiligheidsrapport zoals bedoeld in en op grond van de artikelen 4.3 Ow, 13.18 en 13.19 Ob en 4.14, eerste en tweede lid, 4.19, 4.20, 4.23 en 4.27 Bal |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
|
Wet milieubeheer |
|||
V11 |
Besluiten en/of handelingen bij of krachtens hoofdstuk 8 (uitgezonderd paragraaf 8.2), 10, 13, 17 en 19 Wet milieubeheer |
Betreft onder meer:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
Omgevingsverordening Zeeland |
|||
V12 |
Besluiten en/of handelingen op grond van paragraaf 2.3.1.19 en 2.5 van de Omgevingsverordening Zeeland |
Betreft:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
Overgangsrecht |
|||
V13 |
Besluiten en/of handelingen op grond van het overgangsrecht bij of krachtens de Invoeringswet Omgevingswet |
Betreft onder meer:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
HANDHAVING
H01 |
Het op grond van artikel 18.6 Ow aanwijzen van ambtenaren belast met het houden van toezicht |
Betreft toezicht op naleving bij of krachtens de:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
H02 |
Het voeren van correspondentie in het kader van toezicht en handhaving, waaronder in ieder geval begrepen:
|
Betreft de onder H01 genoemde wetten en regelgeving |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
H03 |
Besluiten inzake gedogen |
Betreft de onder H01 genoemde wetten. |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
H04 |
Het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuurlijk optreden |
Betreft de onder H01 genoemde wetten en regelgeving |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
H05 |
Besluiten en/of handelingen op grond van artikel 5:20 derde lid Awb, Titel 5.3 en Titel 5.4 Awb, (herstelsancties en bestuurlijke boete) alsmede afdeling 18.1 Ow: bestuursrechtelijke handhaving met inbegrip van handelingen en besluitvorming inzake bestuurlijke boete bij Seveso-inrichtingen, en inrichtingen met betrekking tot het exploiteren van een ippc-installatie/industriële activiteiten, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies,
met uitzondering van: de financiele handelingen bij het invorderen van dwangsommen en bij het verhaal van de kosten bestuursdwang;; |
Betreft de onder H01 genoemde wetten. Het opleggen van bestuurlijke boete gebeurt ingevolge de Beleidsregel bestuurlijke boete Seveso-inrichtingen Provincie Zeeland 2024; Omvat tevens besluiten en (feitelijke) handelingen ter voorbereiding en uitvoering van deze besluiten inclusief:
De uitzonderingsgrond (invorderen van dwangsommen en verhaal van kosten bestuursdwang) heeft enkel betrekking op de financiële handelingen bij het invorderen van dwangsommen en verhaal kosten bestuursdwang, te weten.;
Het voornemen van de invorderingsbeschikking en de invorderingsbeschikking dwangsom en vaststellen hoogte kosten bestuursdwang behoren niet tot de financiële handelingen en vallen dus wel onder het mandaat; |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
H06 |
Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk/handhavend op te treden |
Betreft de onder H01 genoemde wetten. |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
H07 |
het beoordelen van de kwaliteit van PRTR-verslagen overeenkomstig de bij of krachtens afdeling 20.1 en 20.2 van de Omgevingswet gestelde regels, inclusief het verklaren dat de kwaliteit niet voldoet (m.n. artikel 11.57 Besluit kwaliteit leefomgeving) |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
|
H08 |
Het nemen van besluiten/besluiten tot bestuursrechtelijke handhaving op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 13, 17 en 19 Wet milieubeheer en afdeling 19.1 van de Omgevingswet (maatregelen bij een ongewoon voorval) |
Betreft:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
H09 |
Het indienen van een aanvraag op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar |
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
|
H10 |
Besluiten en/of handelingen op grond van het overgangsrecht bij of krachtens de Invoeringswet Omgevingswet . |
Betreft onder meer:
|
De mandaatverlening betreft de taken en bevoegdheden die binnen het doel/belang vallen van de dienstverlenings-overeenkomst |
Bijlage A Lijst van afkortingen
- •
Awb: Algemene wet bestuursrecht
- •
Bal: Besluit activiteiten leefomgeving
- •
Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving
- •
Bibob: Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
- •
MER: Milieu Effect Rapportage
- •
Ob: Omgevingsbesluit
- •
Ow: Omgevingswet
- •
Wm: Wet milieubeheer
- •
Woo : Wet ope n overheid
Toelichting behorende bij het mandaatbesluit DCMR
ALGEMEEN
Inleiding
Bijna dagelijks moeten er allerlei beslissingen door het college van Gedeputeerde Staten (hierna te noemen: het college) worden genomen. Het zou niet werkbaar zijn als die beslissingen steeds in de vergadering van het college moeten worden genomen. Daarom bestaat al sinds jaar en dag de mogelijkheid dat het college aan een ander de bevoegdheid toekennen om dit namens hem te doen; dit heet "mandaat". Het onderhavige besluit voorziet hierin en heeft betrekking op de verlening van mandaat, machtiging en volmacht met betrekking tot bevoegdheden van GS aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna te noemen: DCMR).Daarnaast ziet dit besluit op de verlening van ondermandaat, machtiging en ondervolmacht door de directeur aan functionarissen binnen zijn dienst.
Mandaat
Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend (mandaatgever). Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Er worden evenwel geen publiekrechtelijke bevoegdheden van het college overgedragen aan het bestuur of aan de directeur van DCMR. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten (zie ondertekening). Mandaat wordt in dit besluit niet verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarnaast blijft de mandaatgever ook altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.
Volmacht en machtiging
Aan de directeur wordt ook volmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, zoals bijvoorbeeld procesvertegenwoordiging, het vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het feitelijk toepassen van bestuursdwang. De bepalingen in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondervolmacht en machtiging van ondergeschikten. Dit is in lijn met de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht.
Uitgangspunten
- I.
Wettelijke beperkingen
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft als hoofdregel dat mandaat geoorloofd is, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaatverlening verzet. Deze hoofdregel is derhalve ook van toepassing op het onderhavige mandaatbesluit en geeft als zodanig, blijkens artikel 10:3 Awb, de uiterste grenzen aan waarbinnen dit besluit kan worden toegepast. Nu de wet zelf beperkingen stelt ten aanzien van de bevoegdheid om van mandaat gebruik te maken, zijn deze beperkingen niet in het mandaatbesluit opgenomen.
- II.
Vertrouwen
In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met het vertrouwen van de mandaatgever in de gemandateerde, dat deze laatste zal handelen in de geest van dat orgaan en bij twijfel de zaak zal voorleggen aan het orgaan zelf. Slechts het bestaan van deze vertrouwensbasis, die ook impliceert dat het bestuursorgaan de gemandateerde bevoegdheid slechts in uitzonderingsgevallen aan zich trekt, maakt een wezenlijke mandatering van bevoegdheden mogelijk. Bij de toepassing van dit besluit wordt het bestaan van de vorenbedoelde vertrouwensbasis dan ook uitdrukkelijk verondersteld.
In dit besluit is daarom gekozen voor een algemeen breed mandaat aan de directeur van DCMR. Dit betekent bijvoorbeeld dat in beginsel alle vergunningen en ontheffingen of handhavingsbesluiten door hem mogen worden vastgesteld en ondertekend namens het college. Hierbij wordt aangesloten op het landelijk beleid waarin beoogd is omgevingsdiensten in het leven te roepen als professionele uitvoeringsorganisaties die met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen werken.
- III.
Verantwoordelijkheid
Ondanks dat de feitelijke bevoegdheidsuitoefening komt te liggen bij degene die het mandaat heeft, blijft de mandaatgever daarvoor naar buiten toe ten volle verantwoordelijk. Deze kan uit dien hoofde dan ook te allen tijde algemene en specifieke instructies geven of het mandaat doorbreken en de bevoegdheid zelf uitoefenen; het onderhavige besluit behoeft in dat laatste geval geen voorafgaande intrekking. Naar buiten toe zal altijd duidelijk moeten zijn dat de gemandateerde de bevoegdheid uitoefent onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever en de burger moet kunnen nagaan of de gemandateerde wel bevoegd namens het bestuursorgaan optreedt. Derhalve wordt gebruik gemaakt van een mandaatregister.
- IV.
Informatie en overleg
Omdat het college, ook al hebben zij mandaat verleend, verantwoordelijk blijven voor de 'in mandaat' genomen beslissing is het van belang dat zij tijdig op de hoogte worden gesteld van die beslissingen of handelingen waarvan kennisneming door hen van belang is. In het mandaatbesluit is daarom voorzien in een regeling waarbij alvorens bepaalde bevoegdheden worden uitgeoefend, overleg moet worden gevoerd met, of informatie moet worden verstrekt aan het bestuursorgaan dat het mandaat heeft gegeven. In het specifieke geval kan dan worden beslist of de bevoegdheid in mandaat kan worden uitgeoefend, dan wel kunnen door het bestuursorgaan instructies worden gegeven.
- V.
Mandaat en ondertekeningsmandaat
Het onderhavige mandaatbesluit hanteert als uitgangspunt dat de gemandateerde die het besluit neemt dit ook ondertekent. Dit geldt ook voor het ontwerp van het besluit of het voornemen tot het nemen van het besluit in die gevallen dat het ontwerp of het voornemen formeel aan een burger of een bedrijf kenbaar wordt gemaakt.
- VI.
Aansluiting bij model Mandaatbesluit RUD Zeeland
Er is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van het Model mandaatbesluit RUD Zeeland. De Provincie Zeeland is deelnemer in de GR RUD Zeeland, het modelbesluit geldt voor alle deelnemers: de Zeeuwse gemeenten en de Provincie Zeeland.
Reikwijdte
Het mandaatbesluit heeft betrekking op alle taken en bevoegdheden van het college die binnen het doel/belang vallen van de dienstverleningsovereenkomst tussen de provincie Zeeland en DCMR, waarin de opdrachtverlening nader is uitgewerkt. Daarmee bepalen de grenzen van de aldus opgedragen taken, naast de wettelijke grenzen, de grenzen van het mandaat aan de directeur.
Dit besluit is een regeling van algemene aard. Als mandaatgever blijft het college echter bevoegd om voor bijzondere gevallen een specifieke regeling te treffen. Daarvoor zal dan steeds een apart collegebesluit nodig zijn. Uitgangspunt blijft echter een zo groot mogelijke uniformiteit op grond van deze regeling en een beperking van het aantal bijzondere regelingen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2Mandaat en ondermandaat
Het eerste en derde lid regelen het mandaat aan de directeur van DCMR en de mogelijkheid om zijn bevoegdheden in ondermandaat op te dragen aan binnen de dienst werkzame functionarissen.
Het invullen van ondermandaat is een aangelegenheid voor de directeur. Het ligt voor de hand dat de directeur in ieder geval ondermandaat geeft aan zijn leidinggevenden en daarbij gelet op het wettelijke vereiste van functiescheiding een duidelijke scheiding tussen handhaving en vergunningverlening hanteert.
Vanzelfsprekend zijn de uitgangspunten en regels van dit mandaatbesluit ook volledig van toepassing op het gebruik van ondermandaat, inclusief de ondertekening. De directeur behoudt bij ondermandaat volledig zijn verantwoordelijkheid tegenover het college en zal dit moeten kunnen waarmaken. Hij kan dit bereiken via toepasselijke (hiërarchische) verantwoordelijkheidsstructuren. Daartoe kan hij voorwaarden en beperkingen stellen aan het ondermandaat, dan wel een eenmaal verleend ondermandaat intrekken. Verder kan hij ook in de plaats treden van de functionaris aan wie ondermandaat is verleend.
Het vierde lid regelt de vervanging. In geval van afwezigheid van de directeur, kan de bevoegdheid worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger.
Ten aanzien van het algemene mandaat zijn uitzonderingen geformuleerd, de zogenaamde negatieve lijst (in het vijfde, zesde en zevende lid). Zo geldt het mandaat niet voor de bevoegdheid tot het beslissen op bezwaarschriften. Wel mag de directeur namens het college een verweerschrift uitbrengen. De Algemene wet bestuursrecht laat niet toe dat mandaat wordt verleend tot het beslissen op een bezwaarschrift ingeval de gemandateerde zelf het besluit waartegen het bezwaar zich richt krachtens mandaat heeft genomen. Verder zijn niet gemandateerd de intrekking van een vergunning bij wege van sanctie en de in de mandaatlijst opgenomen uitzonderingen.
Artikel 3Kaders uitoefening bevoegdheden
Het vaststellen van beleidskaders en beleidsregels blijft voorbehouden aan de gemeentelijke en provinciale bestuursorganen. Uit het eerste lid van dit artikel volgt dat rekening moet worden gehouden met deze kaders en het beleid dat van toepassing is op de bevoegdheden die zijn gemandateerd. Aan de andere kant dienen de bestuursorganen er voor te zorgen dat DCMR beschikking krijgt over die informatie (derde lid). Tevens geldt er een overlegplicht bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen als dat betrekking heeft op de taken en bevoegdheden die DCMR uitvoert (vierde lid).
In een bijzonder geval kan het noodzakelijk zijn om van het provinciaal beleid af te wijken. Indien de directeur meent dat zich een zodanig geval voordoet, treedt hij hierover in overleg met het college, alvorens hij gebruik maakt van zijn mandaat (vijfde lid).
Overigens volstaat hierbij dat het overleg tussen ambtenaren werkzaam bij DCMR en ambtenaren werkzaam bij de provincie Zeeland heeft plaatsgevonden. Die ambtenaren behoren zelf in staat te zijn om te beoordelen wanneer iets aan het bestuur dient te worden voorgelegd.
Artikel 4Informatieplicht
Teneinde het college tijdig te informeren over gestarte procedures, is in het eerste lid voorzien in een standaard actieve informatieplicht. Van alle ingekomen aanvragen, verzoekschriften en geconstateerde overtredingen door DCMR zal het college op de hoogte worden gesteld. Deze uitwisseling van informatie gaat bij voorkeur via digitale weg, bijvoorbeeld middels e-mail of het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het is vervolgens aan de deelnemer om te bepalen of hij over een bepaalde procedure nader overleg wenst. In beginsel vindt de informatie-uitwisseling op ambtelijk niveau plaats.
Het tweede lid regelt dat de directeur het college een afschrift stuurt van het ontwerpbesluit bij toepassing van de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Afdeling 3.4 Awb) en bij het horen van de aanvrager of belanghebbende (artikel 4:7 en 4:8 Awb). Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld bij een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Het voornemen zal dan tevens aan het college kenbaar moeten worden gemaakt. Indien het college dat nodig acht kan het voor de uitoefening van de bevoegdheid specifieke instructies meegeven, dan wel zelf de bevoegdheid terugnemen.
Daarnaast moet het college altijd tijdig op de hoogte worden gebracht van voorgenomen besluiten of reeds genomen besluiten die naar verwachting maatschappelijke, politieke, juridische of financiële gevolgen hebben (derde lid). Het college kan zich jegens Provinciale Staten voor de rechter en naar buiten toe nimmer verschuilen achter mandaat. Dit gegeven vereist niet alleen een hoge mate van bestuurlijke sensitiviteit van de directeur, maar ook van de medewerkers binnen zijn dienst die over ondermandaat beschikken. Het vorenstaande impliceert onder meer een zeer korte communicatielijn tussen directeur en college, al dan niet vertegenwoordigd door de betrokken portefeuillehouder.
Het college kan, bijvoorbeeld op grond van de informatie van de directeur van de omgevingsdienst in een concreet geval, de besluitvorming naar zich toe trekken. Dit betekent dat dan de directeur geen gebruik maakt van het gegeven mandaat ofwel dat de aangewezen functionarissen geen gebruik maken van het gegeven ondermandaat. Wel blijft de directeur dan een belangrijk adviseur. Uiteraard kan ook in alle andere gevallen – om tegemoet te komen aan de vaak wisselende inzichten die het gewicht van een bepaald besluit op enig moment bepalen – door de directeur zelf worden besloten van zijn bevoegdheid geen gebruik te willen maken en derhalve aan te sturen op een besluit van het college zelf.
In het veirde lid is voorzien in een overlegstructuur met betrekking tot de planning, de aantallen en de kwaliteit van de gemandateerde besluiten. Het initiatief hiervoor ligt gelet op de mandaatverhouding en het eerder genoemde, veronderstelde vertrouwen van het college in de gemandateerde, bij de directeur van DCMR.
Artikel 5Volmacht en machtiging
Bestuursorganen verrichten naast publiekrechtelijke rechtshandelingen ook privaatrechtelijke rechtshandeling en feitelijke handelingen. In die gevallen wordt bij vertegenwoordiging niet van mandaat gesproken, maar van volmacht respectievelijk machtiging. Om te voorkomen dat voor de verschillende vormen van vertegenwoordiging verschillende regimes zouden gelden, verklaart art. 10:12 Awb dat alle bepalingen die betrekking hebben op mandaat van overeenkomstige toepassing zijn indien een bestuursorgaan volmacht of machtiging verleent aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid. Van deze benadering is ook bij dit mandaatbesluit uitgegaan: het gaat over mandaat, maar is ook van toepassing op volmacht en machtiging.
Artikel 6Ondertekening
Voor wat betreft de ondertekening van een besluit dat krachtens mandaat is genomen, is in de Awb slechts vastgelegd dat het besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het is genomen. Het is van belang dat stukken die namens het college uitgaan op een uniforme wijze worden ondertekend. Om deze reden is de standaardformulering in dit artikel vastgelegd.
Artikel 7Slotbepalingen
Het mandaat mag worden uitgeoefend met ingang van 1 januari 2024. Om te voorkomen dat bevoegdheden dubbel zijn gemandateerd, worden per dezelfde datum de door GS bestaande mandaten ingetrokken welke betrekking hebben op de bevoegdheden die bij DCMR worden ondergebracht.
Als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal bepaalde wet- en regelgeving worden ingetrokken. Op basis van het overgangsrecht zal het bevoegd gezag echter nog besluiten moeten nemen c.q. handelingen moeten verrichten op basis van deze oude wet- en regelgeving. Om ervoor te zorgen dat DCMR hiervoor gemandateerd blijft, is een lid aan dit artikel toegevoegd waarmee dit wordt bewerkstelligd.
Ingevolge artikel 3:40 Awb treedt een besluit pas in werking als het bekendgemaakt is. De bekendmaking van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze (artikel 3:42 Awb). Daarnaast worden deze besluiten bekendgemaakt in het Provinciaal Blad.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl