Vaststelling Aangewezen buitenplanse omgevingsplanactiviteiten

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Vaststelling Aangewezen buitenplanse omgevingsplanactiviteiten

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

gelet op artikel 16.15a van de Omgevingswet;

overwegende dat het wenselijk is te borgen dat de provincie in een vroeg stadium wordt betrokken bij de verlening van omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit indien er een provinciaal belang aan de orde is;

BESLUITEN:

gevallen waarvoor advies of advies met instemming nodig is voor buitenplanse omgevingsplanactiviteit onder de Omgevingswet vast te stellen.

Gevallen waarvoor advies of advies met instemming nodig is voor buitenplanse omgevingsplanactiviteit onder de Omgevingswet

Artikel 1 Begrippen

Buitenplanse omgevingsplanactiviteit, inhoudende:

  • a.

    een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan, of

  • b.

    een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan;

Omgevingsverordening: de Omgevingsverordening Drenthe 2023

Artikel 2 Aanwijzing van gevallen

Als geval als bedoeld in artikel 16.15a, sub d, van de Omgevingswet wordt aangewezen de buitenplanse omgevingsplanactiviteit, voor zover deze voorziet in een activiteit waarvoor instructieregels zijn gesteld in hoofdstuk 3 van de Omgevingsverordening.

Artikel 3 Uitzondering bij vooroverleg

In afwijking van artikel 2 kan een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit zonder advies en instemming als bedoeld in artikel 16.15a, sub d, van de Omgevingswet worden verleend, indien:

  • a.

    er aantoonbaar vooroverleg over is geweest tussen de diensten van de provincie en de diensten van de gemeente;

  • b.

    er naar aanleiding van dit vooroverleg een positieve vooroverlegreactie is gegeven door of namens Gedeputeerde Staten, waarbij ook is aangegeven dat het niet nodig is de omgevingsvergunning ter advisering voor te leggen aan Gedeputeerde Staten, en

  • c.

    de omgevingsvergunning die in procedure wordt gebracht in overeenstemming is met de uitkomsten van het vooroverleg.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 5 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Aangewezen buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

Toelichting

Algemeen

In de Omgevingswet is bepaald dat bevoegde gezagen verplicht gesteld kunnen worden om advies te vragen over een aanvraag om besluit. Gedeputeerde Staten zijn één van de adviseurs die als verplichte adviseur kunnen worden aangewezen. Provinciale Staten hebben in de Omgevingsvisie Drenthe aangegeven welke waarden zij van provinciaal belang achten en welke sturingsfilosofie ze voor ogen hebben. Voor de bescherming van de benoemde waarden, inzake kernkwaliteiten en thematisch beleid, zijn vervolgens in de Omgevingsverordening bepalingen opgenomen. De sturingsfilosofie heeft zich geuit in een, veelal, vroege betrokkenheid van de provincie in geval van een provinciaal belang bij ruimtelijke plannen door uitnodiging voor het vooroverleg door gemeenten.

Tijdens de planadvisering onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) had de provincie de mogelijkheid tot het geven van een overlegreactie over een besluit op aanvraag. Tevens bestond de mogelijkheid tot het geven van een zienswijze, indien het ontwerp in strijd met de overlegreactie onvoldoende aangepast was. Indien deze zienswijze niet werd overgenomen, konden Gedeputeerde Staten een reactieve aanwijzing geven die ertoe strekte dat de omgevingsvergunning voor dat deel niet in stand bleef.

Onder de Omgevingswet is de omgevingsvergunning ex artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 30, vervallen. Hiervoor is een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit in de plaats gekomen. Ook wordt in het omgevingsplan de mogelijkheid geboden om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit op te nemen. De bovenstaande praktijk, waarbij Gedeputeerde Staten vooroverleg kunnen plegen, een zienswijze indienen en een reactieve aanwijzing kunnen geven, wordt onder de Omgevingswet anders vormgegeven. Voornaamste reden hiervoor is dat de reguliere procedure van toepassing is bij vrijwel alle omgevingsvergunningen. Wel heeft de wetgever ervoor willen zorgen dat de interventiemogelijkheden van Gedeputeerde Staten onder de Omgevingswet in stand blijven (zie Kamerstukken 2017/2018 34 986, nr. 3, p. 257 en p. 590). Om die reden wordt er een systeem ingevoerd, waarbij Gedeputeerde Staten gevallen van buitenplanse omgevingsplanactiviteiten kunnen aanwijzen waarbij advies door Gedeputeerde Staten is vereist. Indien advies is vereist, is doorgaans ook instemming nodig. Het onthouden van instemming komt in wezen neer op het geven van een reactieve aanwijzing, omdat de omgevingsvergunning dan niet verleend kan worden. Instemming kan ook gedeeltelijk worden onthouden. In dat geval kan de omgevingsvergunning alleen voor het deel waarvoor de instemming is onthouden niet worden verleend.

Gedeputeerde Staten hechten grote waarde aan de in de Omgevingsvisie bepaalde provinciale belangen en het vooroverleg. Om die reden is ervoor gekozen om ook onder de Omgevingswet de planadvisering over een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit op vergelijkbare wijze als die onder de Wabo voort te zetten. Daarom maken Gedeputeerde Staten gebruik van de mogelijkheid die de Omgevingswet biedt om dit te borgen in de procedure.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Concreet wijzen Gedeputeerde Staten met dit artikel de gevallen aan waarbij advies met instemming is vereist. Hierbij wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de Omgevingsverordening. Dit hoofdstuk bevat instructieregels (artikel 2.22, lid 2, Omgevingswet) die het college van Burgemeester en Wethouders in acht moet nemen bij het verlenen van omgevingsvergunningen. Alhoewel de aanwijzing van gevallen breder of smaller kan zijn dan de Omgevingsverordening, wordt de transitie naar de Omgevingswet hoofdzakelijk beleidsneutraal vormgegeven. Daarom is aangesloten bij de Omgevingsverordening.

Indien het college van Burgemeester en Wethouders besluit om af te wijken van het door Gedeputeerde Staten afgegeven advies, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten om geen instemming aan het verleende besluit te verlenen. Over het adviseren en de instemming dienen nog procesafspraken met de colleges van Burgemeester en Wethouders gemaakt te worden. Dit geldt ook voor het overleg voorafgaande aan de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

Artikel 3

Alhoewel de aanwijzing van gevallen waarbij advies met instemming is vereist een voortzetting is van de proceduremogelijkheden onder het oude recht, kennen wij in Drenthe een praktijk waarbij een goed vooroverleg veel problemen voorkomt. Mede daardoor wordt vrijwel nooit gebruik gemaakt van het formeel instrumentarium. Dit artikel is een codificering van dit uitgangspunt, doordat goed vooroverleg ervoor kan zorgen dat geen advies met instemming meer nodig is.

Wanneer Gedeputeerde Staten in het vooroverleg, bijvoorbeeld via de omgevingstafels, de provinciale belangen voldoende voor het voetlicht hebben kunnen brengen en er vertrouwen is dat dit in de plannen wordt meegenomen, zien Gedeputeerde Staten geen noodzaak om nog formeel advies en instemming te verlenen. Met de komst van de Omgevingswet zijn de termijnen waarin het bevoegd gezag de (ruimtelijke) procedure moet hebben afgerond, verkort. Het goed betrekken van de provincie bij het vooroverleg, in geval van een in het geding zijnd provinciaal belang, maakt dat de formele procedure wat Gedeputeerde Staten betreft soepel kan verlopen.

Artikel 4

Dit artikel zorgt ervoor dat de aanwijzing van gevallen niet eerder in werking treedt dan de Omgevingswet zelf.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

Assen, 14 november 2023

Kenmerk 4.4/2023001528

Uitgegeven: 29 december 2023

Ondertekening