Delegatiebesluit Omgevingswet gemeente Valkenswaard

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Delegatiebesluit Omgevingswet gemeente Valkenswaard

De raad van de gemeente Valkenswaard;

Gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Valkenswaard d.d. 08-11-2022, nummer: 2022-271797

Gelet op:

Artikelen 10:13 t/m 10:19 Algemene wet bestuursrecht;

Artikel 2.8 Omgevingswet;

Artikel 4.14, lid 5 Omgevingswet;

Artikel 156, lid 1 Gemeentewet

Gelet op de behandeling in de vergadering van de raadscommissie d.d. 1 december 2022;

BESLUIT

  • 1.

    De volgende bevoegdheden te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders:

    • 1.1

      Het vaststellen van delen van het omgevingsplan, op grond van artikel 2.8 Omgevingswet, voor zover het betreft:

      • a.

        wijzigingen van technische aard, waaronder:

        • 1.

          het toevoegen en of wijzigen van begripsbepalingen voor zover deze geen wezenlijke wijzigingen voor de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben;

        • 2.

          het aanpassen van informatieproducten van het omgevingsplan.

      • b.

        naar aanleiding van omissies, verschrijvingen en/of verkeerde verwijzingen het omgevingsplan te repareren en te wijzigen;

      • c.

        wijzigingen in de toelichting van het omgevingsplan;

      • d.

        het in het omgevingsplan verwerken van door de Rijksoverheid of provincie vastgestelde instructieregels;

      • e.

        het actualiseren/aanpassen van het omgevingsplan aan veranderende wet- en regelgeving en beleidsnormen voor zover hier geen beleidsvrijheid meer is toegekend;

      • f.

        het opnemen van verleende vergunningen in het omgevingsplan;

      • g.

        gevallen waarvoor in het tijdelijk deel van het omgevingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening;

      • h.

        het in het omgevingsplan opnemen van door de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders vastgesteld beleid;

      • i.

        het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten;

      • j.

        omgevingsplanactiviteiten (projecten) die geen onderdeel uitmaken van de categorieën waarvoor adviesrecht geldt;

      • k.

        het toevoegen van die onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen die beleidsneutraal overgeheveld gaan worden naar het omgevingsplan.

    • 1.2

      De bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit, op grond van artikel 4.14, lid 5 Omgevingswet, met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan te stellen regels;

    • 1.3

      De bevoegdheid tot het benoemen van de leden van de A2 adviescommissie omgevingskwaliteit, op grond van artikel 156, lid 1 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Te bepalen dat dit besluit in werking treedt met ingang van de dag waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Valkenswaard

In de openbare vergadering d.d. 15 december 2022

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 15 december 2022

Kenmerk: 2022-271797

de griffier,

Drs. C. Miedema

de voorzitter,

Drs. A.B.A.M Ederveen

Bijlage 1: Toelichting op delegatiebesluit Omgevingswet gemeente Valkenswaard

De volgende bevoegdheden te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders:

  • 1.1

    Het vaststellen van delen van het omgevingsplan, op grond van artikel 2.8 Omgevingswet, voor zover het betreft:

  • a.

    wijzigingen van technische aard;

  • b.

    naar aanleiding van omissies, verschrijvingen en/of verkeerde verwijzingen het omgevingsplan te repareren en te wijzigen;

    Het toevoegen en of wijzigen van begripsbepalingen, het corrigeren van verschrijvingen, verkeerde verwijzingen en inventarisatiefoutjes voor zover deze geen wezenlijke wijzigingen voor de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben kunnen bijvoorbeeld ook voortkomen uit naamswijzigingen van begrippen en documenten van andere overheden. Het hoeven niet altijd omissies te zijn. Dergelijke aanpassingen zijn beleidsvrij en heeft een administratief karakter en leent zich derhalve voor delegatie.

  • c.

    wijzigingen in de toelichting van het omgevingsplan;

    De toelichting van een omgevingsplan is juridisch niet bindend, het kan echter voorkomen dat een aanpassing benodigd is. Delegatie van deze wijziging ligt hiermee voor de hand.

  • d.

    het in het omgevingsplan verwerken van door de Rijksoverheid of provincie vastgestelde instructieregels;

    Een instructieregel is een algemene regel waarmee een bestuursorgaan aan een ander bestuursorgaan aangeeft hoe dat orgaan een taak of bevoegdheid moet uitoefenen. Vanuit het Rijk en de Provincie zijn nu ook al instructieregels onder de huidige wetgeving opgenomen. Bijvoorbeeld het opnemen van de beschermingszones van de primaire waterkeringen in het bestemmingsplan. Indien binnen deze regels geen afwegingsruimte aanwezig is, kan de bevoegdheid tot het wijzigen van het omgevingsplan naar aanleiding van een instructieregel gedelegeerd worden aan het college.

  • e.

    het actualiseren/aanpassen van het omgevingsplan aan veranderende wet- en regelgeving en beleidsnormen voor zover hier geen beleidsvrijheid meer is toegekend;

    Wet– en regelgeving wijzigt regelmatig, net als normen uit beleidsstukken/-visies. Dit door andere inzichten, wijzigingen in normstellingen, meetmethoden, naamgeving, vervallen van wetgeving, etc. Dit kan er toe leiden dat normen, meetmethoden, referenties en verwijzingen (naar wetgeving) die in het omgevingsplan zijn opgenomen aangepast moet worden. Het betreft hier onder andere gewijzigde wet- en regelgeving van hogerhand, waar we feitelijk niets over te zeggen hebben en waar geen beleidsvrijheid meer is toegekend. Om de procedure voor het aanpassen van het omgevingsplan in deze situaties sneller te laten verlopen ligt het delegeren van de vaststelling van het omgevingsplan op dit punt voor de hand.

  • f.

    het opnemen van verleende vergunningen in het omgevingsplan;

    De Omgevingswet bepaalt dat de gemeenteraad vergunningen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (bopa’s) binnen vijf jaar moet verwerken in het omgevingsplan. De raad stuurt op hoofdlijnen en het overnemen van verleende omgevingsvergunningen is een administratieve handeling. Daarom leent dit zich goed voor delegatie.

  • g.

    gevallen waarvoor in het tijdelijk deel van het omgevingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening;

    In de huidige bestemmingsplannen zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarin wordt bepaald dat voor deze specifieke gevallen of locaties het college bevoegd gezag is voor het wijzigen van het bestemmingsplan. Onder de Ow bestaan deze instrumenten tot het wijzigen van het omgevingsplan niet meer. De aangewezen locaties zijn echter wel onderdeel van het tijdelijke omgevingsplan (het oude bestemmingsplan). De kaders (wijzigingsvoorwaarden) zijn reeds vastgesteld door de raad, voor deze gevallen kan het college bevoegd blijven voor het wijzigen van het omgevingsplan.

  • h.

    het in het omgevingsplan opnemen van door de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders vastgesteld beleid;

    Bij kader stellend beleid kan gedacht worden aan door de raad vastgestelde ruimtelijke visies en plannen, beleidsnota’s/-visies en kaders met inbegrip van daarmee naar aard en strekking te vergelijken documenten. Deze voorbeelden zijn overigens niet uitputtend bedoeld. Het omgevingsplan bevat niet alleen regels die de ruimtelijke ordening betreffen, maar ziet op de gehele fysieke leefomgeving. Het is dan ook mogelijk om onderwerpen die in het kader stellend beleid opgenomen zijn en de fysieke leefomgeving betreffen, te vertalen naar regels in het omgevingsplan. Wanneer de raad of het college beleidsregels hebben vastgesteld die door vertaald dienen te worden in het omgevingsplan, kan dit door het college gebeuren. Het gaat immers om het vertalen van beleid waar al sprake is geweest van een inhoudelijke afweging en kaderstelling door de gemeenteraad. Een dergelijke aanpassing van delen van het omgevingsplan is aan te merken als uitvoering en daarmee ligt delegatie aan het college voor de hand.

  • i.

    het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten;

    Gemeentelijke monumenten moeten in het omgevingsplan vermeld staan. Het aanwijzen, wijzigen, en schrappen kan gedurende de overgangsperiode nog gebeuren op grond van de Erfgoedverordening, maar bij het aflopen van de overgangsperiode kan het aanwijzen, wijzigen en schrappen van gemeentelijke monumenten alleen nog op basis van het omgevingsplan plaatsvinden. Aangezien de bevoegdheid tot het aanwijzen van monumenten reeds bij het college ligt, ligt het voor de hand dat het college ook verantwoordelijk is voor het wijzigingen van het omgevingsplan door het opnemen van aangewezen monumenten.

  • j.

    projecten die geen onderdeel uitmaken van de categorieën waarvoor adviesrecht geldt op te nemen in het omgevingsplan;

    Ontwikkelingen die niet passen binnen een omgevingsplan kunnen mogelijk gemaakt worden met een omgevingsvergunning in afwijking van het omgevingsplan (zgn. Bopa) of via het wijzigen van het omgevingsplan. Indien een aanvraag omgevingsvergunning niet past binnen het omgevingsplan, maar wel een gewenste ontwikkeling betreft, kan derhalve gekeken worden welke van deze twee methodes toegepast wordt. Het verlenen van een Bopa is een bevoegdheid van het college. In de lijst met activiteiten (zie separaat raadsvoorstel en besluit), waarvoor advies van de gemeenteraad nodig is voor een buitenplanse omgevingsactiviteit zijn categorieën van gevallen aangewezen waarbij een bindend advies wordt uitgebracht aan het college. Indien een situatie niet op deze lijst staat, beslist het college. Het is dan logisch dat voor die gevallen het college het omgevingsplan ook kan wijzigen. Het gaat hierbij om de koppeling tussen adviesrecht en delegatiebesluit om een verschil in bevoegd gezag te voorkomen.

  • k.

    het toevoegen van die onderdelen uit de gemeentelijke verordeningen die beleidsneutraal overgeheveld gaan worden naar het omgevingsplan.

    De Omgevingswet bevat voor de gemeenteraad de verplichting om voor het gehele gemeentelijk grondgebied één omgevingsplan vast te stellen waarin regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. Deze verplichting geldt ook voor bepaalde regels over de fysieke leefomgeving die in gemeentelijke verordeningen zijn gesteld. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven deze verordeningen gelden naast het omgevingsplan. Gemeenten moeten in de overgangsperiode tot 2029 deze verordeningen opnemen in het omgevingsplan. Aangezien deze verordeningen destijds al door de raad zijn vastgesteld, heeft inhoudelijke afweging al plaatsgevonden. De beleid neutrale doorvertaling van de regels uit de verordeningen naar het omgevingsplan betreft puur de uitvoering en kan door het college gebeuren. Indien sprake is van een inhoudelijke beleidswijziging, blijft de raad bevoegd.

  • 1.2

    het nemen van een voorbereidingsbesluit met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan te stellen regels;

Bij het nemen van een voorbereidingsbesluit is vaak snelle actie nodig. Een voorbereidingsbesluit is een verklaring dat een wijziging van het omgevingsplan wordt voorbereid, waarmee een aanhoudingsplicht geldt voor bouw- en aanlegactiviteiten. Hierdoor wordt voor het gebied waarvoor het besluit wordt genomen de bestaande situatie als het ware tijdelijk bevroren totdat het omgevingsplan is gewijzigd. Met het nemen van een voorbereidingsbesluit wordt voorkomen dat een initiatiefnemer kort voor aanpassing van het omgevingsplan bewust een vergunningaanvraag indient die in strijd is met de voorgenomen aanpassing. De noodzaak tot het nemen van een voorbereidingsbesluit komt nauwelijks voor, maar wanneer dit nodig is, is het belangrijk dat er snel gehandeld kan worden. Gelet op de vergaderfrequentie van de raad in relatie tot die van het college en de daarbij horende aanlevertermijnen, kan het college hierin sneller acteren. Om die reden is in de Omgevingswet een delegatiemogelijkheid opgenomen voor de bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit (artikel 4.14, vijfde lid Ow). De achterliggende gedachte van de wetgever is hierbij geweest dat het college een omgevingsplan voorbereidt en daarmee dan ook goed in staat is om op een effectieve wijze een voorbereidingsbesluit te nemen.

  • 1.3

    Het benoemen van de leden van de A2 adviescommissie omgevingskwaliteit.

De Omgevingswet regelt dat de gemeenteraad de leden van de gemeentelijke adviescommissie moet benoemen. In het kader van het duale stelsel adviseert de adviescommissie echter aan het college. Voor voldoende flexibiliteit in het proces voor de benoeming van leden is het wenslijk dit ook bij het college neer te leggen.