Financiële verordening gemeente Maasgouw 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening gemeente Maasgouw 2023

De raad van de gemeente Maasgouw, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 juli 2023, gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening "Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Maasgouw 2023".

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • -

    team: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves.

  • -

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenverplichtingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • -

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • -

    onvoorzien: een onverwachte gebeurtenis of een niet vooruit te berekenen/bepalen voorstel bij het samenstellen van de programmabegroting.

  • -

    onontkoombaar:

    • -

      een wettelijke verplichting, contract of overeenkomst;

    • -

      een uitgave waarbij uitstel leidt tot aansprakelijkheid;

    • -

      de ontwikkeling/gebeurtenis kan niet vermeden worden / er is geen alternatief;

    • -

      of er is sprake van een zwaarwegende politieke toezegging / politiek belang.

  • -

    onuitstelbaar: niet verschuifbaar in de tijd (tot het volgende begrotingsjaar), dat wil zeggen tot de volgende ronde van integrale afweging.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode, bij de vaststelling van het coalitieprogramma, een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode, bij de vaststelling van de eerstvolgende begroting, op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen, naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken, kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitaties.

  • 2. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3. Bij het niet volledig besteden van budgetten uit de (gewijzigde) begroting van het betreffende boekjaar, mag een bestemmingsreserve worden gevormd, waaruit in een volgend jaar deze specifieke lasten kunnen worden gedekt. Het budget dat voor overheveling in aanmerking komt mag alleen in het aansluitende boekjaar (jaar t+1) besteed worden. Een eventueel restant aan het einde van dat jaar (jaar t+1) valt in beginsel vrij in het jaarrekeningresultaat, tenzij de raad bij de 2e programmarapportage (Prorap) instemt met (gemotiveerde) budgetoverheveling.

  • 4. Aan de raad wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór 15 juli volgend op het boekjaar, een separate begrotingswijziging voorgelegd waarin zijn opgenomen de budgetten zoals bedoeld in artikel 3.3.

  • 5. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en laten per programma worden posten vanaf € 25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 15 juni aan de raad een "Kadernota" aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze "Kadernota" vóór 15 juli vast. Bij de start van de nieuwe raadsperiode wordt het coalitieakkoord als kaderstellend document gebruikt.

  • 2. De ramingen van onderhoudsbudgetten worden gebaseerd op actuele meerjarige onderhoudsplannen.

  • 3. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 25.000 opgenomen. In de programmarapportages wordt gerapporteerd over de aanwending van de post onvoorzien.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per taakveld.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Bij de behandeling van de Programmarapportage (Prorap) in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Kredietvoorstellen dienen zo nodig op hoofdonderdelen gespecificeerd te worden verstrekt.

  • 5. Het college informeert de raad tussentijds via een raadsinformatiebrief als ze verwacht dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden of de baten van een taakveld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden bij bedragen groter dan € 100.000 (zie ook bijlage 1: beslisboom begrotingsafwijkingen).

  • 6. Bij een (dreigende) onvoorziene overschrijding van een investeringskrediet met meer dan 10%, met een minimum van € 100.000, dient een separaat voorstel aan de raad voorgelegd te worden voor extra middelen (zie ook bijlage 1: beslisboom begrotingsafwijkingen).

  • 7. Nieuwe beleidsonderwerpen waarvoor budget/krediet nodig is worden in de eerstvolgende begroting opgenomen of via een apart raadsvoorstel ter besluitvorming voorgelegd aan de raad.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van twee programmarapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 3 maanden en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De programmarapportages bevatten een uiteenzetting over de afwijking in uitvoering, beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de programmarapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden in de begroting groter of gelijk dan € 25.000 toegelicht. Bedragen beneden € 25.000 worden enkel in de begrotingswijziging verwerkt zonder verdere toelichting.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting in de eerstvolgende programmarapportage.

Hoofdstuk 3 Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 8. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf rechtmatigheid in de jaarstukken wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen. De verantwoordingsgrens is een percentage van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves. Het percentage wordt vastgelegd in het controleprotocol.

  • 3. In de paragraaf rechtmatigheid worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan het bedrag, zoals vastgelegd in het controleprotocol, nader toegelicht.

Artikel 9. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 10 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf rechtmatigheid.

Artikel 11 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen. Deze regels zijn vastgelegd in verordeningen en/of beleidsregels.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 12. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage 2 Afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Een saldo voor agio of disagio wordt lineair in 5 jaar afgeschreven.

Artikel 13. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de begroting en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad eens per raadsperiode een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen (bij waardering tegen contante waarde);

    • d.

      de vorming van reserves met betrekking tot budgetten die vóór 31 december van een begrotingsjaar niet of niet volledig zijn besteed.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Als een bestemmingsreserve binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een uitgave, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 15. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht wordt daarbij ook de kosten van straatreiniging en de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorie 1.1 Salarissen en sociale lasten die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorie 1.1 Salarissen en sociale lasten.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond. Uitzondering hierop is de omslagrente die wordt toegerekend aan het taakveld riolering; hierbij wordt aansluiting gezocht bij het rentepercentage zoals is opgenomen in het Gemeentelijk rioleringsplan (GRP).

Artikel 16. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      en bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen en rechten. Verzorging gemeentelijke diensten van aanleg inritten en rioleringswerkzaamheden vinden plaats op offertebasis. Voor diensten en werkzaamheden ten behoeve van derden in het kader van het algemeen belang worden geen vergoedingen gevraagd.

Artikel 18. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college waar mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 19. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 20. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisiconorm;

  • c.

    de berekening van het EMU-saldo;

  • d.

    actueel inzicht in de obligatieportefeuille

Artikel 21. Weerstandsvermogen &risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de inkomsten.

  • 2. Het beleid inzake het risicomanagement van de gemeente wordt vastgelegd in een "Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen". De raad stelt deze nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      risico's;

    • b.

      de wijze waarop de incidentele en structurele weerstandscapaciteit wordt bepaald;

    • c.

      het onderscheiden van een incidentele en structurele weerstandratio.

  • 3. De Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen wordt tenminste éénmaal per raadsperiode beoordeeld en indien nodig geactualiseerd.

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op een overzicht van alsmede een stand van zaken met betrekking tot de geldende beheerplannen.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 24. Rechtmatigheid

In de paragraaf rechtmatigheid bij de jaarstukken neemt het college een toelichting op van alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals vermeld in het controleprotocol, overschrijden (zie artikel 8, lid 3). Ook wordt vermeld welke maatregelen eventueel worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

Artikel 25. Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval van elke verbonden partij op:

  • a.

    naam en vestigingsplaats;

  • b.

    het publiek belang dat wordt gediend met de deelname;

  • c.

    participanten;

  • d.

    de bestuursstructuur;

  • e.

    het financieel belang van de gemeente en risico’s.

Artikel 26. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast

  • a. de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de verwerving van (strategische) gronden in het kader van de bouwgrondexploitatie;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 2. Tenminste eenmaal per raadsperiode wordt beoordeeld of actualisatie van de nota grondbeleid nodig is. Indien actualisatie aan de orde is, wordt de nota grondbeleid ter vaststelling aangeboden aan de raad. In de nota wordt onder meer aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden; en

    • c.

      het beheer en de uitgifte van gemeentelijke eigendommen.

Artikel 27. Openbaarheid

In de openbaarheidsparagraaf bij de begroting neemt het college, op grond van artikel 3.5 van de Wet open overheid, de beleidsvoornemens op inzake de uitvoering van de Wet open overheid en doet in de jaarlijkse verantwoording verslag van de uitvoering ervan, mede in relatie tot de beleidsvoornemens. De beleidsvoornemens (c.q. behaalde resultaten) hebben betrekking op de actieve en passieve openbaarmaking en de verbetering van de informatiehuishouding.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen binnen de door de raad gestelde kaders; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 30. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 24. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening 1 juni 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: "Financiële verordening gemeente Maasgouw 2023".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 10 oktober 2023.

Bijlage 1: Beslisboom begrotingsafwijkingen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2: Afschrijvingsbeleid bij artikel 12

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 40 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden;

  • b.

    5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

  • c.

    5 jaar: computerapplicaties;

  • d.

    5 jaar: kosten geldleningen en disagio.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 70 jaar: rioleringen;

  • b.

    40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

  • c.

    40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • d.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en schoolgebouwen;

  • e.

    25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen;

  • f.

    25 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

  • g.

    15 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

  • h.

    maximaal 5 jaar: automatiseringsapparatuur (hardware);

  • i.

    5 jaar: software;

  • j.

    10 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

  • k.

    10 jaar: aanhangwagens, personenauto's en lichte motorvoertuigen.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

Activa met maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd.

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

  • a.

    maximaal 30 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

  • b.

    maximaal 30 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

  • c.

    maximaal 30 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

  • d.

    maximaal 40 jaar: openbare verlichting;

  • e.

    maximaal 10 jaar: straatmeubilair.

In uitzonderingsgevallen is het college bevoegd om afwijkende afschrijvingstermijnen vast te stellen. Dit zal met name aan de orde zijn als de economische levensduur van het betreffende actief afwijkt van de bovengenoemde afschrijvingstermijnen.

Toelichting op de artikelen

Hierna wordt artikelsgewijs ingegaan op de bepalingen van de nieuwe financiële verordening 2023. Daarbij wordt een toelichting gegeven als wordt afgeweken van de VNG-modelverordening en waar beleidskeuzes mogelijk zijn. De actuele wettekst BBV is raadpleegbaar via de website: www.commissiebbv.nl.

Artikel 1: Begripsbepaling

Volgens modelverordening met extra aanvulling van de volgende begrippen:

  • -

    team;

  • -

    inkomsten;

  • -

    netto schuld per inwoner;

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting;

  • -

    onvoorzien;

  • -

    onontkoombaar;

  • -

    onuitstelbaar.

Artikel 2: Vaststelling programma-indeling en paragrafen

Volgens modelverordening. De raad kan een wijziging van de programma-indeling vaststellen bij aanvang raadsperiode. Een wijziging kan plaatsvinden in relatie tot de missie en visie of op basis van het coalitieprogramma.

Artikel 3: Inrichting begroting en jaarstukken

In onze huidige methodiek worden niet of gedeeltelijk bestede budgetten in het raadsvoorstel jaarrekening bij saldobestemming in een bestemmingsreserve opgenomen. Dit om in het volgende jaar de uitvoering alsnog te kunnen realiseren. Deze mogelijkheid wordt in deze verordening in lid 3 geformaliseerd. Het budget dat voor overheveling in aanmerking komt mag in beginsel alleen in het aansluitende boekjaar besteed worden. Een eventueel restant aan het einde van dat jaar valt vrij in het jaarrekeningresultaat, tenzij de raad bij de 2e programmarapportage instemt met (gemotiveerde) budgetoverheveling.

Op grond van de modelverordening is in lid 5 een drempelbedrag opgenomen voor de toelichting van de geraamde incidentele baten en lasten per programma.

Artikel: 4 Kaders begroting

In het BBV is vermeld dat het bedrag voor onvoorzien opgenomen dient te worden in het programmaplan. Het bedrag voor onvoorzien wordt geraamd voor de begroting in zijn geheel.

Artikel 5: Autorisatie begroting en investeringskredieten

De modelverordening wordt gevolgd door autorisatie van budgetten per taakveld. Autorisatie op programma-niveau zou als alternatief ook kunnen maar dan dienen volgens de BBV de uitgaven en inkomsten per taakveld wel afzonderlijk in de begroting te worden opgenomen. Daarmee wordt ons inziens de begroting en de indeling daarvan onoverzichtelijk.

In bijlage 1 zijn de spelregels over hoe te handelen bij (dreigende) begrotingsafwijkingen toegelicht in de vorm van een beslisboom.

Artikel 6: Tussentijdse rapportages

Bepalingen volgens de modelverordening zijn overgenomen. Alleen benamingen zijn aangepast. In de huidige Prorap's wordt reeds gerapporteerd over afwijkingen in de exploitatie groter dan € 25.000 (evenals bij de jaarrekening).

Artikel 7: EMU-saldo

Conform modelverordening om eventuele financiële gevolgen overschrijding EMU-saldo aan de raad te berichten.

Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

In de modelverordening is het volgende opgenomen:

“In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan [bedrag];

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan [bedrag];

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

Dit artikel is niet overgenomen in de voorliggende verordening omdat reeds voldoende waarborgen daartoe in artikel 169 van de Gemeentewet zijn opgenomen.

Artikel 8: Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

Betreft een nieuw artikel in verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording per 1 januari 2023. De teksten uit de modelverordening zijn grotendeels overgenomen. Er is voor gekozen om niet in de financiële verordening maar in het controleprotocol de verantwoordings- en rapportagegrens vast te leggen. Hiermee wordt voorkomen dat de financiële verordening telkens aangepast moet worden zodra er nieuwe inzichten zijn voor wat betreft de verantwoordings- en rapportagegrens.

Artikel 9: Voorwaardencriterium

Betreft een nieuw artikel in verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording per 1 januari 2023. De teksten uit de modelverordening zijn overgenomen.

Artikel 10: Begrotingscriterium

Betreft een nieuw artikel in verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording per 1 januari 2023. De teksten uit de modelverordening zijn overgenomen.

Artikel 11: Misbruik en oneigenlijk gebruik criterium

Betreft een nieuw artikel in verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording per 1 januari 2023. De teksten uit de modelverordening zijn overgenomen.

De gemeente beschikt niet over een overkoepeld M&O beleid. De regels om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen zijn vastgelegd in de relevante verordeningen en beleidsregels.

Artikel 12: Waardering en afschrijving vaste activa

Conform modelverordening.

Afschrijvingstermijnen in bijlage 2 overeenkomstig huidige systematiek van de gemeente Maasgouw.

Artikel 13: Voorziening voor oninbare vorderingen

Jaarlijks bij de jaarrekening wordt de courantheid van de openstaande vorderingen beoordeeld. Eventuele oninbare vorderingen worden afgeboekt danwel voorzien op basis van een gemotiveerd collegevoorstel. Omdat in dit collegevoorstel de grondslagen voor de beoordeling van de oninbaarheid is toegelicht, is er geen directe noodzaak om deze uitgangspunten nogmaals vast te leggen in de financiële verordening.

Artikel 14: Reserves en voorzieningen

Volgens de modelverordening wordt geen rente toegerekend van reserves en voorzieningen aan taakvelden. Deze bepaling is overgenomen.

Verder is overgenomen dat de Nota van Reserves en Voorzieningen eens per raadsperiode geactualiseerd wordt. Daarbij wordt met name ingegaan op de vorming van reserves met betrekking tot budgetten die vóór 31 december van een begrotingsjaar niet of onvolledig zijn besteed (dit in directe relatie met het bepaalde hieromtrent in artikel 3).

Artikel 15: Kostprijsberekening

De modelverordening geeft aan dat voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten, heffingen, werken en diensten een afzonderlijk stelsel van kostentoerekening wordt gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rentekosten activa betrokken. Bij rechten en heffingen wordt daarbij ook de compensabele BTW doorberekend.

Met name voor de afvalstoffen- en rioolheffingen worden in dit artikel de kostengrondslagen bepaald. Voorgesteld wordt de volgende kostensoorten tot de kostprijs van rechten, heffingen etc. te rekenen:

  • directe kosten zoals salarissen, onderhoud, energie en overige structurele exploitatielasten;

  • kapitaallasten;

  • compensabele BTW;

  • kosten van straatreiniging

  • overhead (bedrijfsvoering zoals ICT, huisvesting etc.).

Het is aan de raad te bepalen of bovenstaande kostensoorten tot de grondslagen behoren van de kostprijsberekening van rechten, heffingen etc. Alle genoemde kosten volgens de modelverordening worden door de gemeente Maasgouw tot en met 2022 in de berekeningen meegenomen.

Met uitzondering van de gederfde inkomsten kwijtscheldingsbeleid waarover in het verleden vaker discussie in de raad van Maasgouw gevoerd is en waarbij uiteindelijk besloten is deze doorberekening achterwege te laten. Gelet op eerdere discussie in de raad en politieke besluitvorming is afgezien van overname van deze modelbepaling.

Bij de directe kosten van salarissen is de inhuur personeel bij vervanging eigen personeel niet meegenomen in de grondslag omdat de verdeling daarvan administratief lastig is.

De verdeelsleutel van de overheadkosten vindt plaats volgens het evenredig aandeel van de salariskosten voor betreffende dienstverlening in de totale salariskosten van de gemeente (artikel 15, lid 5). Een alternatieve verdeelsleutel van de overheadkosten is waarbij de totale uitgaven van de begroting de basis daartoe vormen. Dit zou echter een onevenredige hoge doorbelasting aan de rioolheffingen betekenen omdat de kapitaallasten van rioleringen relatief een hoge kostenpost vormen.

In lid 7 is de grondslag uitgewerkt voor de berekening van het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa. Vanwege de zeer lage rente (en af en toe zelfs negatieve rente) bedroeg de omslagrente de afgelopen jaren 0%. Omdat de investeringen in riolering een zeer lange levensduur hebben, is besloten om de omslagrente die wordt toegerekend aan het taakveld riolering aan te laten sluiten bij het rentepercentage zoals vastgelegd in het Gemeentelijk rioleringsplan. Op grond van het Gemeentelijk rioleringsplan 2022-2026 bedraagt het rentepercentage 3%.

Artikel 16: Prijzen economische activiteiten

Conform modelverordening. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden, waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

Verder gaat dit artikel in op bepalingen van het verstrekken van leningen en garanties en motivering van wat onder publiek belang wordt verstaan.

Artikel 17: Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet daartoe jaarlijks een voorstel in de december-vergadering.

Afgezien is van de overname van de modelbepaling om periodiek een Nota met kaders voor de bepalingen van de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan de raad ter vaststelling aan te bieden.

De aanleg van inritten en rioleringswerkzaamheden kunnen op offertebasis door de gemeente worden gedaan. Voor andere diensten en werkzaamheden ten behoeve van derden worden geen vergoedingen gevraagd, omdat deze dienstverlening wordt gezien als activiteiten die plaatsvinden in het algemeen belang als bedoeld in artikel 25h lid 5 Mededingingswet.

Artikel 18: Financieringsfunctie

Het model wordt aangevuld met bepalingen omtrent het verstrekken van garanties e.d. uit hoofde van de publieke taak.

Artikel 19: Lokale heffingen

In de paragraaf lokale heffingen wordt minimaal opgenomen hetgeen is verplicht op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Het staat de gemeente vrij om aanvullend extra informatie op te nemen.

Artikel 20: Financiering

In aanvulling op verplichte toelichtingen op grond artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten wordt inzicht gegeven in:

  • a)

    de kasgeldlimiet;

  • b)

    de renterisiconorm;

  • c)

    de berekening van het EMU-saldo (bij de begroting) en

  • d)

    actueel inzicht in de obligatieportefeuille.

De informatie, zoals vermeld onder a t/m c. wordt ook beoordeeld door de toezichthouder (Provincie Limburg).

Artikel 21: Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In de paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing wordt minimaal opgenomen hetgeen is verplicht op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Aanvullend hierop wordt de onbenutte belastingcapaciteit toegelicht. Het staat de gemeente vrij om aanvullend extra informatie op te nemen.

De risico’s en de weerstandscapaciteit worden toegelicht in een Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen. De actualiteit van deze nota wordt tenminste eenmaal per raadsperiode beoordeeld en indien nodig wordt deze geactualiseerd.

Artikel 22: Onderhoud kapitaalgoederen

In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen wordt minimaal opgenomen hetgeen is verplicht op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de stand van zaken met betrekking tot de geldende beheerplannen. Het staat de gemeente vrij om aanvullend extra informatie op te nemen.

Artikel 23: Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering wordt minimaal opgenomen hetgeen is verplicht op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Het staat de gemeente vrij om aanvullend extra informatie op te nemen.

Artikel 24: Rechtmatigheid

De rechtmatigheidsverantwoording maakt per 1 januari 2023 deel uit van de jaarrekening. De bevindingen in het kader van rechtmatigheid worden in een separate paragraaf weergegeven. In deze paragraaf wordt een toelichting opgenomen op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens zoals vermeld in het controleprotocol overschrijden (zie artikel 8, lid 3). Ook wordt toegelicht welke maatregelen eventueel zijn genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

Artikel 25: Verbonden partijen

Het opstellen van een Nota verbonden partijen is niet opgenomen omdat er geen behoefte is aan aanvullende kaderstelling. In de paragraaf Verbonden partijen van de P&C-cyclus is dit per verbonden partij voldoende geborgd.

Artikel 26: Grondbeleid

In aanvulling op artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten wordt inzicht gegeven in de verwerving van (strategische) gronden en de projecten. Verder is vastgelegd om ééns in de vier jaren de Nota Grondbeleid te beoordelen op actualiteit en indien nodig deze te actualiseren.

Artikel 27: Openbaarheid

Betreft een nieuw artikel op basis van de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet open overheid.

Artikel 28: Administratie

Conform modelverordening.

Artikel 29: Financiële organisatie

Conform modelverordening. Alleen punt h inzake steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen is aangevuld met "binnen de door de raad gestelde kaders".

Artikel 30: Interne controle

Conform modelverordening.

Artikel 31 en 32: Intrekking oude verordening, overgangsrecht en inwerkingtreding

Conform modelverordening.