Beleidsregels jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Dijk en Waard 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Dijk en Waard 2024

Zaaknummer: 0000636775

Het college besluit:

  • 1.

    de beleidsregels jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Dijk en Waard 2024 vast te stellen (bijlage 1);

  • 2.

    de nadere regels persoonsgebonden budget jeugdhulp gemeente Langedijk 2019 in te trekken (bijlage 2);

  • 3.

    de nadere regels toegang jeugdhulp gemeente Langedijk 2015 in te trekken (bijlage 3);

  • 4.

    de beleidsregels Wmo en Jeugdhulp Heerhugowaard 2016 in te trekken (bijlage 4);

Het college van gemeente Dijk en Waard;

gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde

in de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Dijk en Waard 2024;

gezien het advies van de Cliëntenadviesraad Dijk en Waard;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Dijk en Waard 2024.

Inhoud

Artikel 1: Eigen mogelijkheden, probleemoplossend vermogen, gebruikelijke hulp

Artikel 2: Het persoonsgebonden budget

Artikel 3: Financiële tegemoetkoming Wmo 2015

Artikel 4: Kwaliteit

Artikel 5: Maximaal bedrag eigen bijdrage Wmo 2015

Artikel 6: Inwerkingtreding en citeertitel

Bijlage 1: 10-punten pgb-vaardigheid

Artikel 1. Eigen mogelijkheden, probleemoplossend vermogen, gebruikelijke hulp

1.1 Om te beoordelen of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders of de cliënt toereikend zijn worden in zowel de Jeugdwet als de Wmo 2015 in ieder geval de volgende factoren onderzocht en beoordeeld:

  • a.

    De behoefte en de mogelijkheden van de jeugdige, zijn ouders of de cliënt;

  • b.

    De voor de jeugdige of de cliënt benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan;

  • c.

    De mogelijkheden, draagkracht en de belastbaarheid van de ouders of de huisgenoten van de cliënt;

  • d.

    De samenstelling van het gezin en de woonsituatie van de jeugdige of de cliënt;

1.2 Onderdeel van het beoordelen van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van ouders in de Jeugdwet of de cliënt in de Wmo 2015 is ook dat er wordt onderzocht in hoeverre er sprake is van gebruikelijke hulp. In geval en voor zover sprake is van gebruikelijke hulp kan een individuele voorziening worden geweigerd. Ter invulling van het begrip gebruikelijke hulp in het kader van de Jeugdwet wordt aangesloten bij de jurisprudentie hiervoor in het kader van de Wmo 2015. Daarbij gaat het erom dat de hulp kan worden geboden, omdat:

  • a.

    Degene die het moet bieden beschikbaar is;

  • b.

    Degene die het moet doen het kan doen aangezien het niet om specialistische hulp gaat;

  • c.

    Degene die de hulp moet bieden daartoe ook in staat is;

  • d.

    Degene die de hulp moet bieden niet overbelast is of niet overbelast dreigt te raken;

  • e.

    Degene die de hulp moet bieden heeft geen medische contra-indicaties.

1.3 In gevallen van (dreigende) overbelasting bij ouders, de huisgenoot, gebruikelijke helper of mantelzorger van de cliënt, kan gebruikelijke hulp (deels) geïndiceerd worden als tijdelijke respijtzorg met het doel een eind te maken aan de situatie van overbelasting. Naar het oordeel van het college moet er sprake zijn van duidelijke klachten, welke eventueel onderbouwd kunnen worden door een medische verklaring als er sprake is van (dreigende) overbelasting.

Artikel 2. Het persoonsgebonden budget

2.1 Algemeen

Het uitgangspunt is dat de jeugdige, zijn ouders of de cliënt een voorziening ‘in natura’ krijgen. De mogelijkheid van het toekennen van een budget bestaat echter wel indien de jeugdige, zijn ouder of de cliënt dit wensen en voldoen aan de voorwaarden die aan een persoonsgebonden budget worden gesteld. Een pgb kan een geschikt instrument zijn voor de jeugdige en zijn ouders of de cliënt, om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. De gemeente streeft ernaar dat een pgb niet noodzakelijk is, omdat alle gewenste voorzieningen op lokaal niveau aanwezig zijn, maar beseft hierbij dat dit niet in alle gevallen mogelijk is. Belangrijk is wel dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben.

Deze voorlichting zal tijdens het onderzoek worden gegeven. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de lijst met 10-punten voor pgb-vaardigheid (bijlage 1). Wie een pgb heeft gekregen, kan voor voorlichting en ondersteuning (ook) terecht bij het servicecentrum pgb van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Voor de Jeugdwet en de Wmo 2015 geldt de verplichting dat gemeenten pgb's uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het pgb niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum pgb van de SVB. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

2.2 Plan van aanpak pgb/pgb plan

Als een jeugdige of ouder of een cliënt in aanmerking komt voor een individuele voorziening of maatwerkvoorziening, maar de hulp of ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een pgb plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het pgb plan dient te zijn opgenomen:

  • a.

    De motivatie waarom het natura aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is. Uit de argumentatie moet duidelijk worden dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op het aanbod in natura.

  • b.

    Welke jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning de jeugdige, zijn ouders of de cliënt gezien de hulpvraag wil inkopen met het pgb en wat het beoogde resultaat is;

  • c.

    Indien de aanvrager een persoon uit het sociaal netwerk wil betrekken, een onderbouwing waarom dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.

  • d.

    Op welke wijze het beoogde resultaat bijdraagt aan de doelen gesteld in het persoonlijk plan.

  • e.

    De voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp of de maatwerkvoorziening georganiseerd wordt;

  • f.

    Op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp of de maatwerkvoorziening is gewaarborgd;

  • g.

    De kosten van de uitvoering, uitgedrukt in het aantal eenheden en tarief.

2.3 Toetsing (wettelijke) voorwaarden pgb

2.3.1 Op grond van artikel 8.1.1 lid 2a van de Jeugdwet en artikel 2.3.6, lid 2 onder a van de Wmo 2015 toetst het college in het gesprek de pgb-bekwaamheid van de jeugdige en zijn ouders of de cliënt of zijn gewaarborgde hulp aan de hand van de 10 punten pgb-vaardigheid van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (opgenomen in bijlage 1).

2.3.2 Op grond van artikel 8 lid 1.1 lid 2c van de Jeugdwet of artikel 2.3.6, lid 2 onder c juncto artikel 2.3.6, lid 3 onder a van de Wmo 2015 beoordeelt het college of de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken oftewel de maatwerkvoorziening die met het pgb betrokken zal worden van goede kwaliteit is. Hierbij gaat het voor de gemeente c.q. het college om het beoordelen van de doelmatigheid van de inzet van de gewenste jeugdhulp of maatwerkvoorziening door (zelfstandige) professionele hulpverleners en het sociaal netwerk. Het college beoordeelt of deze hulp passend en toereikend is gelet op de problematiek en de ontwikkeldoelen van de jeugdige of de cliënt.

In artikel 13 van de verordening zijn de kwaliteitseisen opgenomen. Uit lid 3 volgt dat voor professionele (zelfstandige) aanbieders van jeugdhulp die worden ingekocht met een pgb de kwaliteitseisen gelden zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet. Het gaat hierbij om de volgende kwaliteitseisen:

  • -

    Bieden verantwoorde hulp, die veilig, doeltreffend, doelmatig, en cliëntgericht is en afgestemd op de behoefte van het kind of de ouder.

  • -

    Hebben van kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel zodat ze verantwoorde hulp kunnen bieden (norm van verantwoordelijkheidstoedeling).

  • -

    Werken met een familiegroepsplan, hulpverleningsplan of plan van aanpak.

  • -

    Hebben van een kwaliteitssysteem.

  • -

    Werken met medewerkers die een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben.

  • -

    Hebben van een verplichte meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • -

    Hebben een meldplicht bij calamiteiten en geweld.

  • -

    Hebben een vertrouwenspersoon.

  • -

    Hebben een klachtenregeling en –commissie.

  • -

    Hebben een cliëntenraad.

Deze kwaliteitseisen gelden niet voor hulp die wordt geboden door het sociaal netwerk. Daarvoor gelden de voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 7.3 van de verordening.

2.4 Welke kosten mogen worden betaald uit het pgb

In de Jeugdwet 2015 en de Wmo 2015 wordt gesteld dat een jeugdige of de cliënt met zijn pgb een gelijkwaardige voorziening of ondersteuning moet kunnen treffen dan in natura verkrijgbaar is. Eventuele ondersteuning wordt door het pgb servicecentrum van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor belanghebbende gratis geboden; dus hier zijn geen kosten voor opgenomen in het pgb. Uitgangspunt is dat het pgb bedoeld is om hulp en ondersteuning in te kopen. De hoogte van een pgb voor ondersteuning is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie en verzekeringen. De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

  • -

    Bemiddelingskosten;

  • -

    Administratiekosten (waaronder aanvragen en beheren van het pgb);

  • -

    Feestdagenuitkering en eenmalige uitkering;

  • -

    Reis- en verblijfskosten van de zorgverlener(s);

  • -

    Kosten die gerelateerd zijn aan tussenpersonen of belangenbehartigers.

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming Wmo 2015

3.1. Tegemoetkoming voor een sportvoorziening

3.1.1 Een sportvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het gaat om een maximaal bedrag van € 3.000,- welk bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening, zoals een sportrolstoel, voor een periode van drie jaar.

3.1.2 De voorziening moet bijdragen aan participatie in de samenleving.

3.1.3 Er moet sprake zijn van meerkosten ten opzichte van ‘normale’ sportdeelname

3.2 Tegemoetkoming in de onkosten gebruik individuele taxi, rolstoeltaxi of bruikleenauto

3.2.1 Het college kan een tegemoetkoming in de onkosten voor het gebruik van een individuele taxi, rolstoeltaxi of bruikleenauto verstrekken.

3.2.2 Het vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming wordt op grond van de individuele vervoersbehoefte bepaald. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele combinatie van verschillende vervoersvoorzieningen. Bij combinatie van vervoersvoorzieningen (een financiële tegemoetkoming naast een vervoersvoorziening op basis van maatwerk) wordt max. 1500 km per jaar vergoed. Als enkelvoudige vervoersvoorziening (middels alleen een financiele tegemoetkoming) wordt max. 2000 km per jaar vergoed.

3.2.3 Voor zover de vervoersbehoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

3.2.4 Een voorziening in natura is voorliggend op de genoemde tegemoetkoming. Een tegemoetkoming kan alleen dan worden verstrekt als een andere vervoersvoorziening niet voldoet.

3.2.5 De maximale tegemoetkoming voor het gebruik van een individuele taxi bedraagt jaarlijks € 898,-.

3.2.6 De maximale tegemoetkoming voor het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt jaarlijks € 1.351,-.

3.2.7 De maximale tegemoetkoming voor het gebruik van een bruikleenauto bedraagt jaarlijks € 559,-.

3.3 Tegemoetkoming in de verhuiskosten / bezoekbaar maken woning

3.3.1 Het college kan een maximaal bedrag als tegemoetkoming in de verhuiskosten verstrekken aan een cliënt die de huidige woning moet verlaten.

3.3.2 Voorwaarden voor de tegemoetkoming:

  • a.

    er is sprake van een plotselinge noodzaak voor de verhuizing.

  • b.

    er wordt verhuisd naar een adequate woning.

3.3.3 Het vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming voor verhuiskosten wordt op grond van de individuele behoefte bepaald. De maximale tegemoetkoming bedraagt: € 2.086,-;

3.3.4 Het college kan een maximaal bedrag verstrekken om een woning die in de gemeente Dijk en Waard staat bezoekbaar te maken voor een cliënt die in een intramurale instelling verblijft.

3.3.5 Het vaststellen van de hoogte van de tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van de woning wordt op grond van de individuele behoefte bepaald. De maximale tegemoetkoming is € 2.086,-.

Artikel 4 Kwaliteit

4.1 Kwaliteit van de ondersteuning

De zorgverlener draagt er zorg voor dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. Een voorziening wordt in elk geval:

  • 1.

    Veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt. Dat wil zeggen:

    • veilig: de relatie tussen de jeugdige, zijn ouders of de cliënt en zorgverlener is voor de hen vertrouwd en

    • stabiel, de privacy wordt in acht genomen en de zorgverlener onderneemt actie bij gesignaleerde onveiligheid in de situatie van de jeugdige, zijn ouders of de cliënt;

    • doeltreffend (effectief): de zorgverlener heeft de vereiste kennis, houding en vaardigheden om passende ondersteuning in te zetten bij de betreffende doelgroep, is aantoonbaar gericht op behalen van resultaten, werkt waar nodig samen met andere hulpverleners en onderhoudt contact met de sociale omgeving van de jeugdige, zijn ouders of de cliënt;

    • doelmatig (efficiënt) en cliëntgericht: de intensiteit en hoeveelheid ondersteuning is afgestemd op de persoonlijke situatie van de jeugdige, zijn ouders of de cliënt. Het bereiken van het doel wordt behaald met zo weinig mogelijk middelen. Er vindt afstemming plaats met andere vormen van zorg om ondoelmatigheden te voorkomen. De ondersteuning is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige, zijn ouders of de cliënt en op andere vormen van ondersteuning of hulp die de jeugdige, zijn ouders of de cliënt ontvangt.

  • 2.

    Verstrekt aan een (professionele) aanbieder die voldoet aan de eisen voortvloeiende uit de professionele standaard.

4.2 Screening

(Professionele) aanbieders kunnen door het college worden gescreend. Deze screening kan bestaan uit:

  • Het door (professionele) aanbieders laten overleggen van schriftelijke bewijsstukken die aantonen dat hij aan de geschiktheidseisen en/of kwaliteitseisen voldoet waaronder Verklaringen omtrent Gedrag, diploma’s en kwaliteitscertificaten;

  • Het doen van onderzoek in open dan wel gesloten bronnen;

  • Het vragen van een Bibob-advies bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 5. Maximaal bedrag eigen bijdrage Wmo 2015

Het maximaal te betalen bedrag als eigen bijdrage in de Wmo 2015 is gelijk aan het door het Rijk vastgestelde maandelijkse bedrag voor het tariefsysteem.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

5.1 Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2024.

5.2 Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Dijk en Waard 2024

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare collegevergadering van 5 december 2023.

De gemeentesecretaris,

A. (Annet) Doesburg

De burgemeester,

M. (Maarten) Poorter

Bijlage 1: 10-punten pgb-vaardigheid

Het is van groot belang dat de cliënt een goed beeld heeft van wat er allemaal komt kijken bij een pgb en het college zich een beeld vormt van de bekwaamheid van de aanvrager. Het ministerie van VWS heeft een vragenlijst ontwikkeld met vragen die een lid van het sociale team met een cliënt kan bespreken.

Hiermee wordt enerzijds voor de cliënt duidelijk wat er allemaal bij het beheren van een pgb komt kijken en krijgt het lid van het sociale team een beeld van de bekwaamheid van de cliënt.

Het gaat om de volgende punten:

  • 1.

    U overziet uw eigen situatie, dan wel die van de zorgvrager, en u heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag.

  • 2.

    U bent op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of u weet die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden.

  • 3.

    U bent in staat om een overzichtelijke pgbadministratie bij te houden, waardoor u inzicht heef in de bestedingen van het pgb.

  • 4.

    U bent voldoende vaardig om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de SVB en zorgverleners.

  • 5.

    U bent in staat om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen.

  • 6.

    U bent in staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het pgb.

  • 7.

    U kunt beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is.

  • 8.

    U kunt de inzet van zorgverleners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte.

  • 9.

    U bent in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren.

  • 10.

    U heeft voldoende (juridische) kennis over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.